• No results found

Schending privacy bijstandsgerechtigde en het middel van observatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schending privacy bijstandsgerechtigde en het middel van observatie"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg University

Schending privacy bijstandsgerechtigde en het middel van observatie

Lanting, B.B.B.

Publication date:

2013

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Link to publication in Tilburg University Research Portal

Citation for published version (APA):

Lanting, B. B. B., (2013). Schending privacy bijstandsgerechtigde en het middel van observatie, Nr. 11-6860, jul 16, 2013. (Tijdschrift Recht en Arbeid; Vol. 5, Nr. p. 38-40).

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

(2)

TRA 2013/86: Schending privacy bijstandsgerechtigde en het middel van observatie

Klik hier om het document te openen in een browser venster

Instantie: Centrale Raad van Beroep Datum: 16 juli 2013

Magistraten: - Zaaknr: 11/6860 WWB, 11/7061

WWB, 11/7063 WWB, 11/7064 WWB

Conclusie:

-Noot: B.B.B. Lanting Roepnaam:

-Brondocumenten: ECLI:NL:CRVB:2013:785, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep (Meervoudige kamer), 16‑07‑2013

Wetingang:

Brondocument: CRvB, 16-07-2013, nr 11/6860 WWB, nr 11/7061 WWB, nr 11/7063 WWB, nr 11/7064 WWB

Essentie

Schending privacy bijstandsgerechtigde en het middel van observatie

Bewerkte uitspraak

Uitspraak

Feiten

Uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) halen doorgaans niet snel de media. Dit lag anders bij de hier te bespreken uitspraak van de Raad van 16 juli 2013. Zowel de Telegraaf, het Parool en Binnenlands Bestuur maakten melding van deze uitspraak. Hierbij zal hebben meegespeeld dat de uitspraak was opgenomen onder de rubriek Actualiteiten op www.rechtspraak.nl. De zaak betreft een bijstandsgerechtigde die parttime werkzaam was bij een naaiatelier in Amsterdam en die daarnaast (aanvullende) bijstand ontving. In het kader van het ‘Project Extra Rechtmatigheid’ was de gemeente Amsterdam specifiek aandacht gaan besteden aan bijstandsgerechtigden met parttime inkomsten. Naast opsporing van mogelijke fraude was ook een doel van het project betrokkenen te begeleiden naar een voltijdse baan om uitstroom uit de bijstand te bevorderen. Ten behoeve van het

rechtmatigheidsonderzoek waren de 600 meest gevoelige zaken geselecteerd. De bijstandsontvanger uit de onderhavige zaak viel hieronder. Dit betekende dat met hem op 30 september 2010 een gesprek werd gevoerd door een handhavingspecialist van de Dienst Werk en Inkomen Amsterdam (DWI). Tijdens dit gesprek werden aan betrokkene de volgende verplichtingen opgelegd: dagelijks bijhouden en bij zich dragen van het formulier

‘Registratie werkzaamheden’; het aan het einde van de werkweek door zijn werkgever laten ondertekenen van dit formulier ter bevestiging van de gewerkte uren en het opsturen ervan aan het einde van de werkweek. Verder werd van de bijstandsontvanger verlangd dat hij de handhavingspecialist iedere werkdag opbelde na afloop van zijn werkzaamheden. In het gesprek verklaarde de bijstandsgerechtigde dat hij 25 uur per week werkte, verdeeld over vijf dagen, terwijl het naaiatelier zes dagen per week was geopend van 9.00 tot 18.00 uur. Ofschoon er geen twijfel bestond aan de juistheid van de door de bijstandsontvanger verschafte gegevens over zijn gewerkte uren, vond de DWI het blijkbaar nodig om bijna een maand na vermeld gesprek twee handhavingspecialisten het naaiatelier heimelijk te laten observeren vanaf de openbare weg. In de periode van 27 oktober tot en met 15 november 2010 werden in totaal zeventien observaties verricht, telkens gedurende tien tot vijftien minuten, waarbij het soms ging om meerdere waarnemingen op één dag. Bij al deze observaties werd betrokkene op de werkplek waargenomen.

Kluwer Navigator documentselectie

Dit document is gegenereerd op 06-12-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl

(3)

Uit het naar aanleiding hiervan opgestelde onderzoeksrapport van 18 oktober 2010 bleek dat betrokkene op de werkplek niet alleen was aangetroffen op andere uren, maar ook één keer op een andere dag dan volgens zijn eigen opgave. Voor DWI vormde dit aanleiding bij besluit van 22 november 2010 de bijstand per 27 oktober 2010 in te trekken.

Oordeel Centrale Raad van Beroep

In deze uitspraak bevestigt de Raad de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2011

(ECLI:NL:RBAMS:2011:BU6626) waarin zij tot de conclusie kwam dat sprake was van een niet gerechtvaardigde inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer ex art. 8 EVRM.

De Raad merkt op dat voor hem vast staat dat met de veelvuldige observaties een inbreuk is gemaakt op het recht op privacy van art. 8 EVRM. Dat sprake is van een inbreuk op art. 8 EVRM staat ook vast voor DWI en de

bijstandsontvanger, maar zij verschillen van mening over het antwoord op de vraag of deze inbreuk

gerechtvaardigd is. Onder verwijzing naar zijn vaste rechtspraak oordeelt de Raad dat art. 53a lid 2 WWB, zoals dat van toepassing was tot 1 januari 2012, een wettelijke grondslag biedt in de zin van art. 8 lid 2 EVRM voor een onderzoek door middel van waarnemingen. Vervolgens onderzoekt de Raad of de inbreuk strekt tot een legitieme doelstelling. Het college heeft met de observaties als oogmerk het verrichten van onderzoek naar de

rechtmatigheid van de verleende bijstand. Dit doel kan, aldus de Raad, worden aangemerkt als het behartigen van het economisch welzijn van Nederland, nu daaronder mede moet worden begrepen het tegengaan en bestrijden van misbruik en fraude van sociale uitkeringen. Daarna overweegt de Raad in r.o. 4.8. “Bij toetsing van de

noodzaak dient te worden onderzocht of het noodzakelijk is om veelvuldige waarnemingen als controlemiddel in te zetten en of dat controlemiddel proportioneel is, mede in aanmerking genomen de vraag of voorzien is in

voldoende waarborgen tegen willekeur en misbruik. Daarbij dient tevens te zijn voldaan aan het vereiste van subsidiariteit in die zin dat aan het bestuursorgaan geen andere passende, minder ingrijpende middelen ter beschikking staan om de rechtmatigheid van de bijstand te onderzoeken.”

De Raad oordeelt dat de inbreuk op art. 8 EVRM niet noodzakelijk was, reeds omdat niet is voldaan aan het vereiste van subsidiariteit. Het college had betoogd dat het instrument van veelvuldige observaties in het kader van art. 53a WWB steeds zou mogen worden ingezet en dat in casu geen minder belastend onderzoeksmiddel ter beschikking stond. De Raad kan het college niet volgen in deze redenering, omdat volgens hem een ander minder ingrijpend middel ter beschikking stond om de bijstandsgerechtigde te controleren. De handhavingspecialisten hadden immers de werkplek van betrokkene kunnen bezoeken nadat hij telefonisch had gemeld zijn

werkzaamheden voor die dag te hebben beëindigd. Ook had de werkplek bezocht kunnen worden op een dag in een week waarin betrokkene volgens eigen opgave al vijf dagen had gewerkt. De Raad komt dan ook tot het oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het door de waarnemingen verkregen bewijs onrechtmatig is en dus niet mag worden gehanteerd om de bijstand te beëindigen.

Noot

Auteur: B.B.B. Lanting Commentaar

1. Hoewel de bijstand voor veel uitkeringsgerechtigden de enige inkomensbron is, is er ook een groeiend aantal mensen dat ondanks hun deelname aan het arbeidsproces een zodanig laag inkomen genereert dat daarnaast nog recht bestaat op aanvullende bijstand. Veelal gaat het om mensen die parttime werken tegen een relatief laag uurloon. Voor deze groep ‘werkende armen’ is het natuurlijk belangrijk dat ook zij – evenals degenen die helemaal geen inkomen hebben – kunnen terugvallen op bijstand als laatste vangnet. Tegelijkertijd ligt het voor de hand dat gemeenten de omvang van de inkomsten en werkzaamheden van parttime werkende bijstandscliënten zo adequaat mogelijk willen controleren.

2. Naar mijn idee had de gemeente Amsterdam verplichtingen opgelegd die op zich geschikt waren om parttime

Kluwer Navigator documentselectie

Dit document is gegenereerd op 06-12-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl

(4)

werkende bijstandscliënten adequaat te controleren. Het ging echter mis bij de uitvoering. Zonder dat sprake was van een concreet vermoeden van fraude – waarbij uit r.o. 2.11 van de uitspraak van de rechtbank ook nog blijkt dat de gemeente Amsterdam niet kon uitleggen waarom betrokkene onder het risicoprofiel viel – werd het zware middel van veelvuldige observaties ingezet. Dit terwijl er in casu, zoals de Raad in r.o. 4.11 terecht opmerkt, andere minder ingrijpende middelen waren om betrokkene te controleren.

3. Volgens Gerards gebruikt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in zijn rechtspraak het vereiste van noodzakelijkheid soms als vereiste van subsidiariteit. Zij stelt in dat verband dat als duidelijk is dat minder grondrechtbeperkende maatregelen denkbaar waren geweest om de nagestreefde doelstellingen te realiseren, volgens dit vereiste voor die minder vergaande maatregelen had moeten worden gekozen (J. Gerards, EVRM – Algemene leerstukken, Den Haag: SDU 2011, p. 152). De onderhavige uitspraak vormt een goede illustratie hiervan. Het belang voor de praktijk van deze uitspraak is volgens mij dat deze uitvoeringsorganen nog eens dwingt zorgvuldig na te denken over de zwaarte van de in te zetten controlemaatregelen en dat eerst minder ingrijpende maatregelen moeten worden ingezet.

4. Er zijn meer uitspraken waarin een parttime werkende bijstandsontvanger werd geobserveerd. In CRvB 14 december 2012, RSV 2011/136 was er een tip binnengekomen dat de bijstandsgerechtigde meer uren in een zonnestudio werkzaam was dan zij had opgegeven. In een periode van ongeveer tien weken waren op in totaal 25 dagen veelal ’s ochtends, maar ook wel ’s middags vanuit een voertuig in de directe omgeving van de zonnestudio observaties verricht om na te gaan of betrokkene meer uren werkte. De Raad achtte de inbreuk op art. 8 EVRM niet ongeoorloofd en oordeelde dat was voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Een belangrijk verschil met de onderhavige uitspraak is dat in de zaak van de zonnestudio wel een serieuze tip was binnengekomen dat betrokkene meer uren werkte en er dus een vermoeden was van fraude. In r.o. 4.6 verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 14 december 2010 om te vermelden dat het vaste rechtspraak is dat de WWB een grondslag biedt voor observaties van bijstandscliënten, maar niet om aan te geven dat hij op het punt van de toetsing aan art. 8 EVRM nu een andere opvatting heeft. Ik denk dan ook dat de Raad met de onderhavige uitspraak vooral heeft willen aangeven dat het instrument van observatie niet te snel mag worden ingezet in een situatie waarin nog geen concreet vermoeden is van fraude en waarin minder ingrijpende controlemogelijkheden voor de hand liggen en mogelijk zijn.

5. In CRvB 20 oktober 2009, RSV 2009/336 bestond wel een gegrond vermoeden van fraude en was het doel van de observaties uitsluitend erop gericht om vast te stellen of betrokkene meer uren dan opgegeven werkzaam was. De Raad oordeelde in deze zaak dat de observaties niet zodanig intensief waren dat sprake was van strijd met art. 8 EVRM. In r.o. 4.11 van de uitspraak van 16 juli 2013 merkt de Raad op dat als uit een eerder controlebezoek wel was gebleken van tegenstrijdigheden of een vermoeden van fraude dat dan waarnemingen wel nodig kunnen zijn om met zekerheid aard en omvang van de schending van de

inlichtingenverplichting vast te stellen. Met andere woorden: observaties zijn nog steeds toegestaan, maar pas wanneer er een concreet vermoeden van fraude is.

6. In CRvB 20 oktober 2009, RSV 2009/336 bestond wel een gegrond vermoeden van fraude en was het doel van de observaties uitsluitend erop gericht om vast te stellen of betrokkene meer uren dan opgegeven werkzaam was. De Raad oordeelde in deze zaak dat de observaties niet zodanig intensief waren dat sprake was van strijd met art. 8 EVRM. In r.o. 4.11 van de uitspraak van 16 juli 2013 merkt de Raad op dat als uit een eerder controlebezoek wel was gebleken van tegenstrijdigheden of een vermoeden van fraude dat dan waarnemingen wel nodig kunnen zijn om met zekerheid aard en omvang van de schending van de

inlichtingenverplichting vast te stellen. Met andere woorden: observaties zijn nog steeds toegestaan, maar pas wanneer er een concreet vermoeden van fraude is.

Mr. dr. B.B.B. Lanting

Kluwer Navigator documentselectie

Dit document is gegenereerd op 06-12-2013. Alle (auteurs-)rechten op dit document berusten bij Kluwer B.V. of haar licentiegevers en worden uitdrukkelijk voorbehouden. Kijk voor meer informatie over de diensten van Kluwer op www.kluwer.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kernpunt in de gesprekken was dan ook niet het formuleren van algemene leerpunten over alle scholen heen, maar de vraag hoe scholen zelf stil kunnen staan bij ervaringen die in

9.30 uur: Fruit eten in de speelkamer, aangeboden door u, een van de ouders, medisch pedagogisch zorgverlener kijkt mee. Daarna kort nabespreken en spelen in de

2 kan overweg met optel- en aftrekproblemen onder 10 werken met getalsymbolen 1 kan hoeveelheden koppelen aan getalsymbolen t/m 6 2 kan hoeveelheden koppelen aan getalsymbolen t/m

1 Leerdoelenregistratie: geeft inzage in het aanbod aan activiteiten binnen een schooljaar 2 Instroomobservatie: voor het vastleggen van een observatie van de startsituatie van

• Organiseren van zorg gaat vooral over: Het niet door kunnen laten gaan van dagactiviteiten en bezoek van gehandicapten en de impact die dat heeft op ouders en gehandicapten..

Deze stelling is met de overwegingen van het Hof niet toerei- kend gemotiveerd verworpen, aangezien met die overwegingen niet is weerlegd dat zulke observaties hebben

Bij de eerste zending viel gelijk op dat er over een aanzienlijk gedeelte van de route back tracking optrad. Dit is ontstaan doordat er wat deze zending betreft geen I-routing

In deze studie werd onderzocht op welke manier de emotionele expressie van kinderen tijdens het lichamelijk letselonderzoek mogelijk geobserveerd kon worden..