• No results found

R08 Gerechtelijk Recht : Rutten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "R08 Gerechtelijk Recht : Rutten"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

www.quickprinter.be

R

Q

R08

11,30 €

Samenvatting

uickprinter

Koningstraat 13

2000 Antwerpen

Gerechtelijk Recht

(2)

Online samenvattingen kopen via

(3)

1ste bachelor Rechten Universiteit Antwerpen

Samenvatting

Gerechtelijk recht

Prof. dr. Rutten

Sophie Timmermans

2016 - 2017

(4)

1

Deel I. Algemene beginselen ... 14

Titel I : Wezen en functie van het gerechtelijk recht ... 14

Hoofdstuk 1: Begripsomschrijving ... 14

Hoofdstuk 2: Bronnen ... 18

§1 Grondwet ... 18

§2 Verdragsrecht en recht van de Europese Unie ... 18

§3 Gerechtelijk wetboek ... 20

§4 Bijzondere wetten en decreten ... 24

§5 Rechtsbeginselen ... 24 §6 Rechtspraak ... 25 §7 Rechtsleer ... 26 Hoofdstuk 3: Kenmerken ... 26 §1 Nationaal recht ... 26 §2 Gemengd karakter ... 28 §3 Dynamisch karakter ... 28 §4 Dienend karakter ... 28 §5 Autonoom karakter ... 30 §6 Vormelijk karakter ... 32 §7 Dwingend karakter ... 33 Hoofdstuk 4: Basisbeginselen ... 33 Hoofdstuk 5: toepassingsgebied ... 34 §1 Ratione temporis ... 34 §2 Ratione materiae ... 38 §3 Ratione loci ... 40 §4 Ratione personae ... 41 Titel II Basisbegrippen ... 41 Hoofdstuk 1: Rechtsvordering ... 41 §1 Begripsomschrijving ... 41 §2 Kenmerken ... 42 §3 Aanverwante begrippen ... 44 §4 Toelaatbaarheidsvereisten ... 46 §5 Algemene toelaatbaarheidsvereisten ... 48 I. Partijbekwaamheid / rechtspersoonlijkheid ... 48 II. Procesbekwaamheid ... 52 III. Belang ... 53 A. Actueel ... 54

(5)

2 B. Rechtstreeks en persoonlijk ... 55 C. Rechtmatig ... 57 D. Beschermwaardig ... 57 IV. Hoedanigheid ... 57 V. Belgische nationaliteit ... 60 §6 Eis en verweer ... 61 I. Eis... 61 A. Begrip... 61 B. Soorten ... 62 C. Bestanddelen ... 64 D. Gevolgen ... 64 II. Verweer ... 65 A. Begrip... 65

B. Verweer ten gronde ... 66

C. Verweer bij wijze van exceptie ... 66

D. Verweer bij wijze van tegeneis ... 67

Hoofdstuk 2: het geschil ... 68

§1 Begrip ... 68

§2 Aard ... 68

§3 Soorten ... 69

§4 Beëindiging van het geschil ... 69

I. Buitengerechtelijke geschiloplossing zonder geding ... 70

II. Buitengerechtelijke geschiloplossing met geding ... 71

III. Gerechtelijke geschiloplossing zonder geding ... 73

IV. Gerechtelijke geschilbeslechting met geding ... 75

Hoofdstuk 3: het geding ... 76

§1 Definitie ... 76 §2 Begrippen ... 76 I. Procespartij ... 76 II. Procesverhouding ... 76 III. Proceshandeling ... 76 §3 Basisbeginselen ... 77 §4 Basiskenmerken ... 77 §5 Soorten gedingen ... 78 §6 Processuele sancties ... 79

(6)

3

II. Voorbeelden ... 79

III. Werking ... 79

IV. Nietigheden ... 80

A. Geen nietigheid zonder tekst ... 81

B. Nietigheid met wettekst enkel na belangenschade ... 82

C. Geen nietigheid na dekking ... 83

§7 Termijnen ... 83 I. Soorten termijnen ... 83 II. Procestermijnen ... 83 III. Berekening ... 84 Oefeningen ... 86 IV. Sancties ... 87

A. Op straffe van nietigheid ... 87

B. Op straffe van verval ... 87

C. Zonder specifieke sanctie ... 88

Hoofdstuk 4: Rechtsprekende handeling ... 90

§1 Begrip ... 90

§2 Kenmerken ... 90

§3 Terminologie ... 90

§4 Taak van de rechter ... 91

§5 Gevolgen van het vonnis ... 92

I. Uitputting van rechtsmacht ... 92

II. Gezag van gewijsde ... 92

III. Uitvoerbaarheid ... 94

IV. Bewijskracht en bewijswaarde ... 95

V. Tegenwerpelijkheid ... 95

Titel III Rechterlijke organisatie ... 96

Hoofdstuk 1: Staatsmacht ... 96

Hoofdstuk 2: Hoge Raad voor de Justitie e.a. ... 96

§1 Hoge raad voor de Justitie ... 96

§2 Adviesraad van de magistratuur ... 97

§3 Colleges ... 97

§4 Instituut voor gerechtelijke opleiding ... 99

Hoofdstuk 3: Leden van de rechterlijke macht ... 100

§1 Onderscheid tussen zittende en staande magistratuur ... 100

(7)

4

II. Openbaar ministerie ... 101

§2 Benoeming van de magistraten... 101

I. Situering... 101

II. Drie toegangswegen tot de magistratuur ... 102

III. Benoemingsprocedure ... 103

§3 Benoeming voor het leven ... 103

§4 Onafzetbaarheid ... 103

§5 Bezoldiging en cumulatie van ambten ... 103

Hoofdstuk 4: Gerechtelijke organisatie ... 104

§1 Nieuwe geografie van het gerechtelijk landschap ... 104

I. Schaalvergroting ... 104

A. Nieuwe gebiedsindeling ... 105

B. Verder onderverdeeld in afdelingen ... 106

C. Leiding ... 106

§2 Interne mobiliteit... 107

§3 Specialisatie ... 108

Hoofdstuk 5: Medewerkers van het gerecht... 110

§1 Griffier ... 110

§2 Gerechtsdeurwaarders ... 110

§3 Advocaten ... 111

Advocaten bij het Hof van Cassatie ... 111

Deel II. Bevoegdheid ... 113

Titel I: Begripsomschrijving ... 113

Hoofdstuk 1: Rechtsmacht ... 113

Hoofdstuk 2: Bevoegdheid ... 113

Titel II: Rechtskarakter... 113

Hoofdstuk 1: Rechtsmacht ... 113

Hoofdstuk 2: Bevoegdheid ... 114

§1 Materiële bevoegdheid ... 115

§2 Territoriale bevoegdheid ... 115

Titel III: Algemene beginselen ... 116

Hoofdstuk 1: Materiële bevoegdheid ... 116

§1 Begrip en soorten ... 116

§2 Rechtskarakter ... 117

§3 Componenten ... 117

(8)

5

II. Waarde van de eis ... 118

A. Eis in geld uitgedrukt ... 118

B. Eis in geld waardeerbaar ... 119

C. Eis niet in geld waardeerbaar ... 120

III. Urgentie ... 120

IV. Hoedanigheid van partijen ... 121

§4 Toetsingsogenblik ... 121

Hoofdstuk 2: Territoriale bevoegdheid ... 122

§1 Rechtskarakter ... 122

§2 Bevoegdheidsovereenkomst ... 123

§3 Verstek van de verweerder ... 123

Titel IV: Bevoegdheidsverdeling ... 124

Hoofdstuk 1: Materiële bevoegdheid ... 124

§1 Hoofdvordering ... 124 I. Vrederechter ... 124 A. Algemene bevoegdheid ... 124 B. Bijzondere bevoegdheid ... 124 C. Exclusieve bevoegdheid ... 125 D. Bestuur ... 125 II. Politierechter ... 125 A. Exclusieve bevoegdheid ... 125

B. Sv: overtredingen en verkeersdelicten (wanbedrijven) ... 126

III. Rechtbank van eerste aanleg ... 126

A. Rechtbank van eerste aanleg ... 126

Voorwaardelijke volheid van bevoegdheid ... 126

Uitsluitende / exclusieve bevoegdheid (art 569 – 571 Ger.W.) ... 127

Bevoegdheid in hoger beroep ... 127

Gerechtelijk bestuur ... 127

B. Familierechtbank ... 127

C. Beslagrechter ... 128

D. Voorzitter ... 128

IV. Arbeidsrechtbank ... 130

Bijzondere bevoegdheid – ongeacht het bedrag ... 130

V. Rechtbank van Koophandel ... 131

Algemene bevoegdheid ... 131

(9)

6

Exclusieve bevoegdheid ... 132

Voorzitter van de rechtbank van koophandel ... 132

VI. Arrondissementsrechtbank ... 133

VII. Hof van Beroep ... 133

VIII. Arbeidshof ... 133

IX. Hof van Cassatie ... 133

§2 Tussenvordering ... 134

I. Tussengeschillen m.b.t. de hoofdeis ... 134

A. Nieuwe eis ... 135

B. Uitbreiding/wijzigen ... 135

C. Bijkomende en subsidiaire eis ... 135

II. Tussengeschillen m.b.t. het verweer ... 136

A. Verweer ten gronde ... 136

B. Verweer bij wijze van exceptie ... 136

C. Verweer bij wijze van tegeneis ... 136

III. Eis tot tussenkomst ... 137

IV. Aanhangigheid ... 137

V. Samenhang ... 138

Hoofdstuk 2: Territoriale bevoegdheid ... 138

§1 Algemene regelen ... 138

§2 Bijzondere regelen ... 139

I. Prorogatie van territoriale bevoegdheid ... 139

II. Bepalingen van dwingend recht ... 139

III. Bepalingen van openbare orde ... 140

Hoofdstuk 3: Bevoegdheidsincidenten ... 141

§1 In eerste aanleg ... 141

I. Verweerder werpt exceptie van onbevoegdheid ... 141

II. Rechter werpt middel van onbevoegdheid op ... 142

III. Beslechting bevoegdheidsincident ... 142

§2 In hoger beroep ... 142

§3 Binnen hetzelfde rechtscollege ... 143

§4 Samenhang en aanhangigheid ... 143

Oefening 1 ... 145

Oefening 2 ... 146

Deel III. Rechtspleging ... 149

(10)

7

Hoofdstuk 1: Rechtshulp en rechtsbijstand ... 149

§1 Kosteloosheid van de rechtspleging ... 149

§2 Rechtshulp/ Juridische bijstand ... 150

§3 Rechtsbijstand ... 151

Hoofdstuk 2: Rechtsingang ... 152

§1 rechtsingang door dagvaarding ... 152

Uitzondering Arbeidsrechtbank ... 153

§2 Dagvaardingsexploot ... 153

I. Begrip... 153

II. Inhoud en vormvereisten ... 154

III. Betekening ... 155 IV. Tijdstip ... 157 V. Dagvaardingstermijn ... 158 §3 Vrijwillige verschijning ... 158 §4 Verzoekschrift ... 160 I. Verzoekschrift op tegenspraak ... 160 Exploot vs verzoekschrift ... 161 Hoofdstuk 3: Rolstelling ... 162

Hoofdstuk 4: Inleidende zitting ... 163

§1 Verschijning ... 163

Hoe verschijnen? ... 164

Gevolg verschijning door advocaat ... 165

Gevolgen ... 165

§2 Behandeling ter inleidende zitting – korte debatten ... 166

Hoofdstuk 5: Instaatstelling ... 167

§1 Wijze van instaatstelling ... 167

§2 Bepaling rechtsdag ... 168

Hoofdstuk 6: Behandeling van de zaak op tegenspraak ... 168

§1 Mededeling van stukken ... 169

§2 Conclusie... 170

1. Begrippen ... 170

2. Gestructureerde conclusies of modelconclusies (2e vereiste sinds 2015) ... 171

Inhoud ... 171

Sanctie niet-gestructureerde conclusies ... 173

3. Syntheseconclusie (1e vereiste sinds 2007) ... 174

(11)

8

Hoofdstuk 7: Rechtsdag en pleitzitting ... 175

Hoofdstuk 8: Sluiten van de debatten ... 177

Hoofstuk 9: Mededeling aan het Openbaar Ministerie ... 177

§1 uitoefening adviesbevoegdheid OM ... 178

1. Wettelijke of verplichte mededeling ... 178

2. Mededeling op vraag OM ... 179

3. Ambtshalve mededeling door de rechter ... 179

§2 Enkele knelpunten ... 180

§3 Sanctie niet-mededeling ... 181

Hoofdstuk 10: Beraadslaging ... 181

Hoofdstuk 11: Heropenen van de debatten ... 182

Hoofdstuk 12: Uitspraak ... 183

Hoofdstuk 13: Gedingkosten ... 185

§1 Wat? ... 185

§2 Verwijzing tot de kosten ... 186

§3 Honoraria advocaat ... 187

Hoofdstuk 14: Behandeling bij verstek ... 191

§1 Begrip ... 191

§2 Toepassingsgevallen ... 192

§3 Verstekvonnis ... 192

§4 Taak van de rechter bij verstek ... 192

Hoofdstuk 15: Eenzijdig verzoekschrift ... 194

Hoofdstuk 16: Summiere rechtspleging om betaling te bevelen / Invordering van onbetwiste geldschulden... 195

§1 Achtergrond ... 195

§2 Toepassingsgebied ... 196

§3 Verloop ... 197

Titel II. Incidenten ... 198

§1 Wat zijn incidenten? ... 198

§2 Incidenten m.b.t. de eis ... 198

A. Nieuwe eis ... 198

B. Wijziging hoofdeis ... 199

C. Aanvullende eis ... 199

D. Tegeneis ... 200

E. Afstand van eis ... 200

(12)

9 §3 Incidenten m.b.t. de partijen ... 201 A. Tussenkomst ... 201 B. Hervatting ... 203 §4 Incidenten m.b.t. de procesactoren ... 203 A. Wraking ... 203 B. Onttrekking ... 204

C. Ontkentenis van proceshandeling ... 205

§5 Incidenten m.b.t. de loop van het geding ... 205

A. Excepties ... 205

B. Opschorting van het geding ... 206

C. Samenstelling van de zetel ... 206

Hoeveel magistraten? ... 206

Wie? ... 207

D. Onrechtmatig procesrechtsmisbruik ... 207

Deel III. Bewijsrecht ... 208

Titel I. Problematiek van het bewijs ... 208

§1 Zin van het bewijsrecht ... 208

§2 Binding met materieel recht ... 209

§3 Bewijsrechtsysteem ... 209

Titel II. Bewijslast ... 212

§1 Begrip ... 212

§2 Subjectieve bewijslast ... 212

§3 Objectieve bewijslast ... 213

Titel III. Bewijsmiddelen ... 214

§1 Begrip ... 214 §2 bewijssysteem ... 215 A. In burgerlijke zaken ... 215 B. In handelszaken ... 216 §3 catalogus ... 216 A. Schriftelijke akte ... 216 Onderhandse akte ... 218 Authentieke akte ... 218 Handtekening ... 219 B. Getuigenbewijs ... 220 C. Vermoedens ... 220 Wettelijke vermoedens ... 220

(13)

10 Rechterlijke vermoedens ... 221 D. Bekentenis ... 221 Gerechtelijke bekentenis ... 222 Buitengerechtelijke bekentenis ... 222 E. Eed ... 222 Gedingbeslissende eed ... 223 Aanvullende eed ... 223 Ramingseed ... 224

F. Alle andere middelen naar recht ... 224

Hoofdstuk IV. Bewijsprocedure ... 225

§0 Subsidiariteit ... 225

§1 Overlegging van stukken ... 226

§2 Schriftonderzoek ... 226

§3 Valsheidsprocedure ... 227

§4 Deskundigenonderzoek ... 227

§5 Getuigenverhoor ... 228

§6 Verhoor van partijen ... 228

§7 Eedaflegging ... 229

§8 Plaatsopname ... 229

§9 Vaststelling van overspel door de gerechtsdeurwaarder ... 229

Deel IV. Rechtsmiddelen ... 230

Hoofdstuk 1: Algemene beginselen ... 230

§1 Begrip “rechtsmiddel” ... 230

§2 Gewone en buitengewone rechtsmiddelen ... 230

§3 Termijnen ... 231

§4 Rechtspleging ... 232

§5 Tegen welke vonnissen? ... 232

§6 Samenloop van rechtsmiddelen ... 233

§7 Kwalificatie uitspraak ... 234

Hoofdstuk 2: Verzet ... 234

§1 Begrip ... 234

§2 Procedure ... 234

§3 Gevolgen ... 235

Hoofstuk 3: Hoger Beroep ... 236

§1 Begrip ... 236

(14)

11

A. Toelaatbaarheid ... 236

B. Appellabiliteit ... 237

C. Hoofdberoep / incidenteel hoger beroep ... 239

D. Termijn ... 240

E. Akte van hoger beroep ... 241

F. Het procesverloop in hoger beroep ... 242

§3 Gevolgen ... 242 §4 Misbruik ... 243 Hoofdstuk 4: Cassatie ... 243 §1 Begrip ... 243 A. Begrip... 244 §2 Procedure ... 244

A. Tegen welke beslissingen ... 244

B. Wie kan cassatie aantekenen tegen wie? ... 245

C. Termijn van cassatie ... 245

D. Rechtspleging ... 246 §3 Gevolgen ... 246 Hoofdstuk 5: Derdenverzet ... 247 §1 Begrip ... 247 §2 Procedure ... 247 §3 Gevolgen ... 248

Hoofdstuk 6: Herroeping van gewijsde ... 248

§1 Begrip ... 248

§2 Procedure ... 249

§3 Termijn ... 249

§4 Gevolgen ... 249

Hoofdstuk 7: Verhaal op de rechter ... 250

§1 Begrip ... 250 §2 Procedure ... 250 §3 Termijn ... 250 §4 Gevolgen ... 251 Hoofdstuk 8: Intrekking ... 251 §1 Begrip ... 251 §2 Procedure ... 251 §3 Gevolgen ... 252

(15)

12 Hoofdstuk 1: Kernbegrippen ... 252 §1 Wat is uitvoeren ... 252 §2 Beslagbare goederen ... 252 Onbeslagbare goederen ... 253 Overheidsgoederen ... 253 §3 Dwangsom ... 254 §4 Beslagrechter ... 254

Hoofdstuk 2: bewarend beslag ... 255

§1 Begrip ... 255

§2 Gevolgen ... 255

§3 Voorwaarden ... 255

§4 Soorten ... 256

A. beslag op roerende goederen ... 256

B. beslag op onroerende goederen ... 256

Hoofdstuk 3: gedwongen executie ... 256

§1 Begrip, soorten, voorwaarden ... 256

§2 Uitvoerbaarheid... 256

§3 Kantonnement ... 258

College art 6 EVRM (Prof. Vanlerberghe) ... 259

I. Inleiding ... 260

Wat is het gerechtelijk recht? ... 260

Wat is het belang? ... 260

II. Het recht op een eerlijk proces is een fundamenteel recht ... 261

III. Recht op een eerlijk proces ... 262

A. Inleiding ... 262

Art 6 EVRM ... 262

B. Toepassingsgebied ... 263

C. Structurele aspecten ... 265

1. Recht op een rechtbank met volle rechtsmacht en op nakoming van rechterlijke beslissingen ... 265

1.1 Recht op een rechterlijke instantie ... 265

1.2 Recht op een rechter met volle rechtsmacht ... 265

1.3 Het recht op nakoming van rechterlijke beslissingen ... 266

2. Recht op toegang tot een rechter ... 266

3. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid ... 267

(16)

13

1. Recht op openbaarheid van het proces ... 268

1.1 Openbaarheid van de debatten ... 269

1.2 Openbaarheid van de uitspraak ... 269

2. Recht op afdoening van het proces binnen een redelijke termijn ... 270

E. Recht op een eerlijk proces: eerlijke en gelijke behandeling ... 271

1. Recht om gehoord te worden ... 271

2. Debat op tegenspraak ... 272

3. Bewijsregeling ... 272

4. Toegang tot de stukken ... 272

5. Motivering van rechterlijke beslissingen ... 273

Bijlagen ... 274

Arresten ... 274

Cass. 19 november 1982 -Eikendaelarrest ... 274

Notities: ... 274

RvSt. 11 september 1981 – Eikendaelarrest ... 275

Notities: ... 276

Cass. 11 juni 2013, P.12.1389.N – Aarhusdoctrine ... 276

Notities ... 277

Cass 17 oktober 2008 ... 277

Notities ... 278

Cass. 21 januari 2010, C.08.0442.N ... 278

Cass. 9 mei 2008, C.06.0641.F- zwavelzuurketelarrest ... 278

Notities ... 279

Cass. 8 februari 2001 – boterarrest ... 280

Notities ... 281

Cass. 2 december 2004 – boterarrest ... 281

Notities ... 282

Cass. 28 mei 2009 (C.06.0248.F) – glasplatenarrest ... 282

(17)

14

Deel I. Algemene beginselen

Titel I : Wezen en functie van het gerechtelijk recht

Hoofdstuk 1: Begripsomschrijving

 Gerechtelijk recht = “het geheel van rechtsregels die betrekking hebben op de effectuering van de materieelrechtelijke aanspraken van de rechtssubjecten”

Het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen. Het kan perfect zijn dat overeenkomstig één of andere regel in het B.W. u een recht hebt maar als anderen uw recht met de voeten treden dan mag u niet d.m.v. eigenrichting uw recht doen naleven. U moet verplicht een beroep doen op de rechter. Het geheel aan regelen over hoe u een beroep moet doen op de rechter om uw

materieelrechtelijke aanspraak die door iemand anders wordt miskend te doen naleven wordt bestudeerd in het Ger.R..

 > proces; ook rechtsvordering van de rechtssubjecten, de rechtsmacht en de bevoegdheid van de rechtbanken en hoven, het geschil en het geding

Soms wordt Ger.R. ook weleens procesrecht genoemd. Hier is kritiek op want het proces is iets enger. Ger.R. is ruimer.

 de rechtsvordering: wanneer kan ik mij tot de rechter wenden?

 de rechtsmacht en bevoegdheid van de rechtbanken: eigenlijk eenbeetje publiekrecht, en niet zozeer over proces zelf maar over hoe de rechterlijke macht is georganiseerd.  Onze Ger.R. bevat ook nog regelen over andere manieren om een geschil op te lossen Bv.

bemiddeling in burgerlijke/ handelszaken (7e deel Ger.W.), arbitrage (privérechters) etc.  > gerechtelijk privaatrecht; ook strafprocesrecht

 Vaak synoniemen, maar ger recht niet enkel in privaatrechtelijke geschillen  Strafrecht in wetboek v strafvordering : specifieke regels

 Alles wat daar niet geregeld is wordt geregeld door gerechtelijk wetboek (gemeen recht)

 nauwe band met materieel recht

Oefening : burgerlijke partijstelling naar aanleiding van slagen en verwondingen

Twee manieren om schadevergoeding

1) Burgerlijke partijstelling bij strafrechter Uitspraak door rechter

2) Wenden tot burgerlijke rechter

Slachtoffer op feestje, stoot per ongeluk tegen iemand  vechten  in ziekenhuis Hoge ziekenhuiskosten, ….  waarde : 10.000 euro

(18)

15 Twee daders  strafrechtelijk veroordeeld

Mogelijkheden om schadevergoeding te bekomen: • (Art 1382: jouw materieel recht)

• Ingebrekestelling

 Vervolgens dagvaarding door gerechtsdeurwaarder = uitnodiging om voor de rechter te verschijnen

advocaat neemt contact op met gerechtsdeurwaarder; u kan dit ook zelf doen  Welke rechter

Rechtbank van 1e aanleg

 Partijen beide woonachtig in Wilrijk, feiten ook in Wilrijk gepleegd  Welke rb van 1e aanleg is bevoegd : Antwerpen

 Overhandiging dagvaarding – 8 dagen – inleidende zitting  Inleidende zitting

(1 vd partijen niet aanwezig : verstek)

Partijen maken afspraken over hoe de procedure verder zal verlopen (conclusiekalender) In de regel elke partij mag elks 1 keer concluderen

 1e die mag concluderen is verweerder

 Indien onzekerheid over feiten : deskundige aanstellen (arts) Arts zal rechter adviseren

In casu : overdreven  schade slechts 8500 euro

rechter is niet gebonden door advies deskundige MAAR in de regel zal de rechter de deskundige min of meer volgen

 slachtoffer niet tevreden: hoger beroep Waarde van geschil is van belang (>2500 euro) Beroep bij hof van beroep

 Slachtoffer ontevreden : kan ook hoger beroep instellen

 Hof Van Beroep : bevestig vonnis 1e aanleg  opnieuw 8500 euro

 Daders ontevreden: overwegen om in cassatie te gaan (wettelijke bepalingen en vormvereisten)

 Gerechtsdeurwaarder overhandigd bevel tot betaling, indien verzaken : gedwongen tenuitvoerlegging

Gedwongen tenuitvoerlegging =inventariseringen vervolgens deurwaarder goederen ten gelde maken

(19)

16

Oefening: Wat betekent dat dan effectueren materieelrechtelijke aanspraken van rechtssubject.

 Werkstudent morst koffie op de Chaneljurk van een dame die daar ijs komt eten (ijssalon). Ijssalon zegt “U mag op onze kosten naar droogkuis gaan.” Mevr. heeft dat gedaan maar er blijft een vlek achter op jurk. Mevr. zegt “Hier is rekening van droogkuis en rekening van mijn jurk.” Ijssalon zegt “Die rekening van droogkuis ok maar voor de rest forget it.”

 Er is een geschil ontstaan. Het wordt een principeszaak. Bij welke rechter kan zo’n geschil aanhangig worden gemaakt?

1) Vrederechter o.b.v. waarde van het geschil. Maar je zou ook bij de vrederechter vragen of

hij de partijen probeert te verzoenen. Dat kan zonder dagvaarding en enkel met vrijwillige verschijning.

Ijssalon is gevestigd in Sint-Niklaas. Mevr. Jurk woont in Gent. Vrederechters vinden we zowel in Sint-Niklaas als in Gent maar bij welke vrederechter gaan?

Regel inzake territoriale bevoegdheid is dat je kan kiezen (behoudens afwijkende regelen): a) voor de woonplaats van de verweerder want zolang de aanspraken van de eiser door de rechter niet zijn erkend moet een proces zo weinig mogelijk last bezorgen aan de verweerder en dus het is de eiser die zich dan maar moet bewegen naar woonplaats verweerder. b) OF de plaats waar de verbintenis ontstaan (hier is de verbintenis ter vergoeding van de schade ontstaan in Sint-Niklaas). Sint-Niklaas is verdeeld in verschillende kantons en dan moet u echt al het adres weten.

2) Sinds 1 september 2014 is er een regel die zegt dat om naar de Rechtbank van Koophandel

te kunnen gaan het volstaat dat de verweerder handelaar is. Dus als consument (niet-handelaar) hebt u de keuze om naar vrederechter of Rechtbank van Koophandel te gaan die altijd bevoegd is ongeacht het bedrag maar er moet dus een handelaar als verweerder zijn. Als het 2 handelaars waren geweest dan was Vrederechter niet bevoegd geweest.

3) Rechtbank van eerste aanleg is in beginsel altijd bevoegd.

Het systeem: je hebt één rechtbank (REA) waar je altijd terecht kunt en daarnaast zijn er bijzondere rechtscolleges gecreëerd waar je met specifieke problemen naartoe kunt Bv. Rechtbank van Koophandel, politierechter etc. Ook hier kan het geschil in beginsel worden gebracht voor de Rechtbank van eerste aanleg maar die bevoegdheid van Rechtbank van eerste aanleg is wel een voorwaardelijke bevoegdheid wanneer er een ander college bijzonder bevoegd is Bv. hier Rechtbank van Koophandel en vrederechter zijn bevoegd.

Het risico bestaat dat als u als eiser zou kiezen voor Rechtbank van eerste aanleg, het ijssalon de bevoegdheid van Rechtbank van eerste aanleg zou afwijzen en zou vragen of zaak wordt verwezen naar Rechtbank van Koophandel of vrederechter.

(20)

17  Hoe geschil starten? Je hebt een gerechtsdeurwaarder nodig die de dagvaarding betekent en van die betekening hebben we een afschrift waarin tegenpartij (ijssalon) wordt uitgenodigd om voor de vrederechter van het zoveelste kanton van Sint-Niklaas te verschijnen en die wordt overhandigd aan de ijssalon, dat is de dagvaarding. Daar wordt dan een akte van gemaakt, zogehete exploot.

 Stel dat de vrederechter inderdaad oordeelt dat de schade aan de jurk verwaarloosbaar is en dat alle schade vergoed is met betaling van de kosten van de droogkuis en dus de vordering tot betaling van die aankoopprijs van de jurk wordt afgewezen. De vrouw krijgt ongelijk en zij wilt verder procederen. Kan je nu iets ondernemen tegen het vonnis van de vrederechter? Rechtsmiddelen?

 Voorwaarden voor in hoger beroep te gaan/ aanleggrens: 1860 euro. Die mogelijkheid staat niet open want onze jurk is minder dan dat waard. (art. 616-617 Ger.W.)  Tegen elke in laatste aanleg gewezen uitspraak kan je naar het HvC gaan. Belangrijk is

dat Cassatie enkel de volgende zaken onderzoekt:

o procedurefouten (zijn alle vormvereisten zijn nageleefd?) o machtsoverschrijding door de rechter

o correcte toepassing van materieelrechtelijke regels o motiveringsplicht van de rechter

Stel nu de voorziening wordt verworpen en Cassatie ziet geen graten in de uitspraak van de vrederechter. Dan is het verhaal gedaan.

 Stel nu dat onze mevrouw gelijk had gekregen van de vrederecher en de ijssalon wel veroordeeld was tot betaling van 500 schadevergoeding etc.

 Stel dat dat ijssalon niet betaalt. Dan gaat mevrouw terug naar gerechtsdeurwaarder die kan overgaan tot gedwongen tenuitvoerlegging  gerechtsdeuwaarder gaat naar ijssalon en schrijft alle voor beslagvatbare goederen op. Ijssalon krijgt dan nog een laatste waarschuwing “Als je niet binnen de 30 dagen betaalt dan gaan we de zaken die we zijn komen opschrijven ook effectief meenemen en desnoods ook openbaar verkopen!”

Kritische bedenking: Is de vrederechter nog wel bevoegd want uiteindelijk als het de bedoeling is om de werklast van de vrederechter te gaan verminderen, dan is het toch niet logisch dat een deel van dat contentieux bij de vrederechter blijft?

Als je die nieuwe wettekst leest dan zou je moeten zeggen dat alle hypotheses opgesomd in art. 573 zijn uitgesloten van de bevoegdheid van de vrederechter dus het kan niet meer.

Prof: ik zou twijfelen omdat ik er altijd van uit ga dat voor die geschillen tussen onderneming en niet-handelaar de natuurlijk bevoegde rechter de Rechtbank van eerste aanleg en vrederechter is. Het is maar slechts uitzonderlijk dat wanneer die niet-handelaar ervoor kiest dat dan ook de Rechtbank van Koophandel bevoegd is.

(21)

18

Hoofdstuk 2: Bronnen

§1 Grondwet

 Artt. 13, 23, 2°, 40, 144-159 G.W.  13: toegang tot de rechter

Als u overeenkomstig één of ander wettelijke bepaling het geschil kan voorleggen aan een bepaalde rechtscollege, dan kan daar niet van worden afgeweken.

 23: sociale grondrechten (2° recht op rechtsbijstand)

Sociale grondrechten. Er staat er ook eentje in dat ons aanbelangt nl. Recht op kosteloze bijstand van advocaat/ rechtsbijstand door prodeoadvocaten.

 40: onafhankelijke rechterlijke macht  144-159: uitwerking rechterlijke macht

Werken verder bepaalde algemene principes uit in verband met de rechterlijke macht Bv. de onafzetbaarheid van magistraten

§2 Verdragsrecht en recht van de Europese Unie

 Art. 6 Europees Verdrag Rechten van de Mens en art. 14 BUPO

 Naast de regels in Ger.W. is er een toenemend belang van Europees en internationaal recht. Het recht op een eerlijk proces is algemeen fundamenteel beginsel. Dat wordt maar heel beperkt gewaarborgd in onze Grondwet (enkel toegang tot de rechter en recht op kosteloze bijstand) terwijl men in die ene paragraaf van art. 6 EVRM een hele waslijst vindt aan allerlei rechten die worden begrepen onder recht van verdediging.

 Verordening (EU) Nr.1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012

betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de ten uitvoerlegging van

beslissingen in burgerlijke en handelszaken

 VB: stel een Deens bedrijf koopt een lading hout aan bij een Frans bedrijf die het hout vanuit Brazilie importeert. Dat hout komt toe in haven van Antwerpen waar het gelost wordt van de boot door een Belgische goederenafhandelaar en dat wordt dan vervolgens op een camion gezet van een Pools transportbedrijf.

Die Poolse camion raakt betrokken bij een ongeval in Duitsland. Dan hebben we dus een Fransman, Belg, Deen, Pools transportbedrijf en we een ongeval dat zich heeft

voorgedaan in Duitsland. Welke rechter is er nu bevoegd om van dat geschil kennis te nemen?

Het antwoord op die vraag gaat u terugvinden in die verordening. Die verordening gaat over de rechterlijke bevoegdheid en zegt welke rechter van dat geschil die

aanknopingspunten heeft in al die landen, bevoegd is kennis te nemen. Een van de belangrijkste regelen in die verordening is nog altijd dat in beginsel de keuze van partijen bepalend is. Als partijen kiezen om een bepaald recht van toepassing te verklaren op hun

(22)

19 overeenkomst dan is de rechter van dat land wiens recht van toepassing is ook de

bevoegde rechter dus laten we nu maar aannemen dat partijen in hun overeenkomst hadden overeengekomen dat Frans recht van toepassing was. (art. 25)

Maar stel nu dat uiteindelijk die Franse rechter beslist dat het allemaal de fout is van de Duitse vrachtwagen die het ongeval heeft veroorzaakt dus m.a.w. wie moet uiteindelijk betalen? Er is een Duits transportbedrijf met wie die Poolse vrachtwagenchauffeur die het hout aan het vervoeren was heeft gebotst dus uiteindelijk blijkt dat onze Deen zich op de Fransman kan verhalen en de Fransman kan zich op zijn beurt gaan verhalen op het Duits transportbedrijf van wie die andere camion was.

Dan is de vraag. Je hebt een vonnis van een Franse rechter die zegt dat er een Duitser is die moet betalen aan een Fransman maar dat Frans vonnis kan dat nu in Duitsland zo maar ten uitvoer worden gelegd? Wat als dat Duits bedrijf niet vrijwillig betaalt? Is dat Frans vonnis iets waard in Duitsland? Ook daar geeft die verordening het antwoord op (zie 2e deel van de naam van de verordening “erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken”). Vernieuwend aan die verordening is dat er vroeger een exequatur bekomen moest worden = rechter van het land waar je uw uitspraak wilde uitvoeren die moest dan nog eens zijn stempel erop zetten en die moest dus controleren of die vonnis wel rechtsgeldig was tot stand gekomen en niet in strijd was met de

openbare rode van het land waar je het ten uitvoer wou leggen. Die regel is nu verdwenen.

Die verordening regelt nu gewoon hoe jij als Fransman je tot de gerechtsdeurwaarder in Duitsland kunt wenden om verordening ten uitvoer te leggen. (art.39)

=> Samengevat: Als je een geschil hebt met aanknopingspunten over verschilende landen, dan zegt die verordening in de eerste plaats welke rechter bevoegd is en in welke mate je een vonnis dat je hebt bekomen in een ander Europees land ten uitvoer kan laten leggen. Antwoord daarop is dat je dat op dezelfde manier kunt tenuitvoerleggen als een vonnis van het land zelf.

 Verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en

de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid

 Verordening nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken

 In ons voorbeeld hebben we gezegd dat de Franse rechter bevoegd was. De lading hout of wat ervan over is ligt in een depot in Duitsland dus wilt die Franse rechter zich een beeld kunnen vormen van de mate waarin dat dat hout eventueel nog bruikbaar is. Dan zal die een onderzoeksmaatregel moeten bevelen maar een Franse rechter kan niet zomaar een deskundige aanstellen en die naar Duitsland sturen. Wat die Franse rechter dan nog moet doen is een brief schrijven naar zijn Duitse collega met de vraag: Kan jij een deskundige aanstellen met als opdracht eens te beschrijven wat de staat is van die lading hout en mij een advies te geven over de vraag of dat dat hout al dan niet nog langer bruikbaar is. Dat is iets dat geregeld wordt in die verordening inzake

bewijsverkrijging.

 Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken

(23)

20  We hadden onze Deen die in Frankrijk onze Fransman moest gaan dagvaarden. Dus dan

is de vraag hoe ga je dat als Deense eiser doen? De Deen zal zich dan in Denemarken moeten wenden tot ons equivalent van een gerechtsdeurwaarder en die Deense gerechtsdeurwaarder die zal contact opnemen met zijn Franse tegenhanger die dan zal gaan betekenen. Die tegenhanger zal die Fransman gaan dagvaarden. Bovendien staat er in die verordening ook nog wat over taalvereisten nl. In welke taal dat moet gebeuren?  Verdrag van den Haag 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het

buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken  Naast die 3 verordeningen is er nog één verdrag op wereldniveau. Dat is een haast

wereldwijd verdrag waar veel landen ter wereld partij bij zijn. Dat verdrag bepaalt bijvoorbeeld als u in Turkije moet dagvaarden (geen lid van EU). Turkije is wel partij bij dat verdrag net als België maar ook Bv. China etc.

 Verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure

 Betalingsbevelprocedures : vordering tot betaling van een geldsom

 Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen

 Geringe vorderingen : geldschulden <2500 euro  EXTRA: l’inversion du contentieux = omkering vh geding

= schuldeiser wendt zich tot rechter of rb  kijkt of aan formele vw is voldaan

indien ja : schuldeiser kan onmiddellijk overgaan tot innen schuld  schuldenaar kan naar rechter te stappen indien hij denkt oneerlijk te zijn behandeld

reden : te veel bedrijven in problemen door wanbetaling debiteuren (ze hebben er vaak geen geldige reden toe)

Internationaal recht beïnvloedt nationaal recht  deze verordeningen zijn in België Potpourri I

Niet eerlijk? Naar grondwettelijk hof!

§3 Gerechtelijk wetboek

 Wet 10 oktober 1967, in werking 1 november 1970

 Het Ger.W. is in termen van wetgeving een vrij modern wetboek (vergelijk met B.W. uit 1804 – Napoleon). Als je gaat kijken naar de ons omringende Europese landen dan is het toch al wat ouder. Zeker Nederland en Duitsland hebben een Ger.W. die van veel recentere datum was. Eigenlijk waren wij in België één van de eerste landen in Europa die een eigen Ger.R. hebben gemaakt om af te stappen van Ordonnance Civile en Code de procedure (Napoleontisch Ger.W.).

(24)

21  Ontwerp van Charles van Reepinghen, Koninklijke commissaris voor de gerechtelijke hervorming

(opgevolgd door Ernest Krings)  Betrachtingen:

 modernisering van een drie eeuwen oud procesrecht (Ordonnance Civile 1667; Code de procedure civile 1806; Wet Rechterlijke Organisatie 1869; Wet Bevoegdheid 1876)  eenheid van rechtsmacht cfr. nu eenheidsloket of centrale inleidingskamer

o Wij hebben Arbeidsrechtbanken, Rechtbanken van Koophandel,

vrederechters, Rechtbanken van eerste aanleg, Assisenhoven, Hoven van beroep, Arbeidshoven etc. maar voornamelijk op niveau van eerste aanleg heb je toch veel rechters.

o Één van de grote betrachtigingen van Charles was om te zeggen “Al die kleine rechters, de burger moet zich maar afvragen naar welke rechter moet ik? Maak dat veel gemakkelijker en creëer in eerste aanleg maar één

rechtbank die bevoegd is voor allerlei geschillen. Binnen die rechtbank moeten ze dan maar afspraken maken over welke rechter welke materie behandelt maar hou dat louter intern en val de burger daar niet mee lastig. Je leidt uw zaak in binnen die eenheidsrechtbank en zij zullen dan zelf zeggen welke kamer van uw geschil zal kennis nemen.”

Dit is er niet gekomen. Het heeft op tafel gelegen met de octopushervorming maar er zijn bepaalde politiek partijen die zeggen je mag niet raken aan Arbeidsrechtbank en dan zeggen andere partijen dan ook niet aan Rechtbank van Koophandel. = Politiek niet haalbaar (ook niet anno 2013-2014). We zitten nu met grotere rechtbanken die over groter gebied zitten maar nog steeds verdeeld in allerlei soorten rechtscolleges.

 eenheid van rechtspleging

 vereenvoudiging en versnelling van rechtspleging

bijv. afschaffing van verplichte procesvertegenwoordiging; minder formalisme; kennisgeving bij gerechtsbrief; wijziging van eis; beslagprocedure; verdwijnen pleitbezorgers

 Amendering in het parlement (o.m. arr. rb.)  Latere aanvullingen:

 Arbitragewet 4 juli 1972 (Deel VI)

 Nieuwe wet op de bemiddeling 25 februari 2005 (Deel VII)  Verwaarlozing 1970 – 1995

 Wet van 3 augustus 1992 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek  Nadien talrijke wetswijzigingen

 Octupuswetgeving met HRJ – 7 december 1998  Adviesraad magistratuur – 8 maart 1999  Derde weg magistratuur – 7 april 2005  Coll. schuldenregeling – 13 december 2005

(25)

22  Rechtsbijstand – 1 juli 2006

 Commissie modernisering – 20 juli 2006

 Feniks – 2005-2006 nu CHEOPS Justitie maar uitstel tot 2015  Evaluatie korpschefs – 18 december 2006

 Instituut gerechtelijke opleiding – 31 januari 2007  Belangrijke hervorming ( laatste 10 jaar ):

 Wet 21 april 2007 verhaalbaarheid erelonen advocaat + KB 26 oktober 2007

o Sinds 2007 werd het mogelijk voor de partij die in het gelijk werd gesteld om een deel van haar kosten (m.n. haar advocatenkosten) te gaan verhalen op de verliezende partij. Men wou er voor zorgen dat de partij die gelijk krijgt een serieuze forfaitaire vergoeding krijgt voor de onkosten om zich te laten bijstaan door een advocaat. Forfaitair, het gaat dus niet om de werkelijke kosten, wel om een substantiële vergoeding.

Er is dus een bijkomend risico tegenover vroeger bij het procederen: wanneer je verliest is er een bijkomende schadepost nl. advocaat van de tegenpartij.

 Wet 26 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het bestrijden van de gerechtelijke achterstand

 Wet 15 mei 2007 deskundigenonderzoek inmiddels “gerepareerd” door art. 20 – 32 van de Wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende justitie II, BS 15 januari 2010, 1889

o Het deskundigenonderzoek (bewijsprocedure) is grondig vervormd want verschillende onderzoeken hadden uitgewezen dat procedures waarin een deskundige werd aangesteld buitensporig lang aanslepen.

 Knelpunten waren/blijven:

 behoudsgezinde mentaliteit van rechtspractici

 inertie van de rechtspractici bij de receptie van nieuwe wetteksten inzake gerechtelijk recht

 geen moderne infrastructuur : maar e-justice krijgt geen vorm  Recente wijzigingen

 Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank o Vroeger kenden we een jeugdrechter binnen Rechtbank van eerste aanleg.

Familie- en jeugdrechtbank vinden we nu ook terug bij de Rechtbank van eerste aanleg. Idee achter grote hervorming: vroeger zaten heel veel aspecten die betrekking hadden op het gezin verspreid over verschillende rechters. Het was contraproductief aangezien er 4 rechters tegelijkertijd bezig waren met bepaalde familiale moeilijkheden op te lossen. Het zou veel eenvoudiger zijn als we dat centraliseren bij één rechter dus per gezin één dossier.

(26)

23  Wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot

wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde

o De grote nieuwigheid van de hervorming is dat we van 27 arrondissementen zijn gegaan naar 12.

o Het beoogde doel: Komen tot een grotere mobiliteit van de magistraten. Magistraten worden benoemd met een bepaalde standplaats en één van de grondwettelijke waarborgen voor de onafhankelijkheid van de magistraten is dat je een magistraat niet kan verplaatsen. Men wou dus voorkomen dat u als magistraat Bv. woont in Ieper en u bent misschien eenbeetje te

onafhankelijk naar iemands zin en bij wijze van sanctie transfereert men u naar Tongeren en u kan elke dag pendelen tussen Ieper en Tongeren à ideale manier om een rechter weg te pesten dus vandaar dat grondwettelijk is bepaald dat dat niet kan.

o Nieuwe model: die rechter van Ieper kan inderdaad niet in Tongeren gaan werken maar wij vinden wel aanvaardbaar dat die magistraat van Ieper 1x per week gaat bijspringen in Brugge/ Veurne of Kortrijk. Men heeft die grotere gebiedsomschrijving gemaakt om een goed evenwicht te zoeken tussen grondwettelijke waarborg en anderzijds een goede werking van justitie.

Vroeger kon dat dus binnen kleinere arrondissementen maar nu veel groter gebied (niet meer voor deel van provincie maar binnen het gebied van ganse provincie).

 Wet 26 maart 2014 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties met het oog op de toekenning van bevoegdheid aan de natuurlijke rechter in diverse materies, BS 22 mei 2014 (Wet natuurlijke rechter)

 Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie

 Wet 8 mei 2014 houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie  Wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en

(27)

24

§4 Bijzondere wetten en decreten

 Bijv. B.W., WER, talrijke bijzondere wetten (Wet 15 juni 1935 gebruik der talen in gerechtszaken) en decreten (leer van de impliciete bevoegdheden- GWH nauwe band materieel recht)

 Burgerlijk Wetboek Bv. tot welke rechter u zich bij bepaalde vormen van bewind moet richten wanneer u bezwaar hebt tegen het handelen van bewindvoerder.

 Wetboek Economisch Recht is een vrij recent wetboek. Dat bestaat uit verschillende delen en Boek 17 gaat over een aantal procedures Bv. Collectieve rechtsvordering (class action - is in de VS ontstaan). Men heeft lange tijd de vraag gesteld moeten wij naar Belgisch recht een aangepaste procedure ontwikkelen wanneer er een groot aantal slachtoffers is? Ja, wij kennen nu een class action maar die staat niet in ons Ger.W., wel in het Wetboek Ecorecht.

 Wet 15 juni 1935: Wanneer u iemand dagvaardt die in Vlaanderen woont dan moet die dagvaarding in het Nederlands zijn opgesteld. Zelfs wanneer een procedure zou worden ingeleid voor een rechtbank in Bergen.

 Decreten Bv. eerstelijnsjuridisch advies (OCMW’s) was vroeger federaal maar nu Vlaams materie.

 Taalgebruik in rechtszaken op straffe van nietigheid  Leer van de impliciete bevoegdheden

 GWH: gem & gew bevoegdheden, kunnen dingen doen om dit te verwezenlijken

 zo kunnen ze dus sleutelen aan procedures (gerechtelijk recht= normaal gezien federaal) om bevoegdheden zinvol uit te oefenen

VB: huurgeschil  Gevolg: geen eenheid van rechtspleging

 Één uniform procedure niet wordt bereikt aangezien de wetgever er vaak voor kiest om van die uniforme rechtspleging af te wijken en dat in andere wetten/ wetboeken te regelen Bv. rechtsvordering tot collectief herstel om dat in het wetboek van economisch recht te regelen.

§5 Rechtsbeginselen

= principes die nergens in enige wettekst heel uitdrukkelijk worden verwoord maar die vaak worden afgeleid uit een samenlezing van wettelijke bepalingen. Belangrijke taak van de rechtspraak om die algemene rechtsbeginselen die er zijn uit te werken.

 Erkennen van algemene rechtsbeginselen  Door andere rechtspraak erkend (liefst cass) (Soms verwerpt rechter het)

 algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk de partijen verplicht zijn mee te werken aan de bewijsvoering (cfr. art. 972bis, §1, Ger.W.)

(28)

25 Als partij kan je wel zeggen de bewijslast rust niet op mij. Ik moet niets bewijzen dus als partij kunt u wel verschuilen achter die bewijslast- vermoeden maar als rechter een bepaalde bewijslastprocedure beveelt, dan moet de tegenpartij toch meewerken aan de bewijsvoering. Wanneer een partij weigert om mee te werken aan deskundig onderzoek, dan kan de rechter daaruit een vermoeden tegen de partij afleiden. Is vaak aan bod gekomen in procedures mbt het vaderschap. Vader kan zeggen de bewijslast rust niet op mij, ik ben verweerder ik hoef niets te bewijzen maar dan komt die medewerkingsplicht i.v.m. bewijslast voor. De rechter zal Deskundigenonderzoek bevelen, je stelt een arts aan om DNA staal af te nemen en dan kan de DNA makkelijk vergeleken worden. Het gebeurde vroeger soms dat de vader zei ik doe niet mee aan dat test waardoor er dus soms proecespartijen waren die zeiden ik doe niet mee en dan was er rechtspraak van Cassatie die zei er is een algemeen rechtsbeginsel. Uit die niet medewerking van die vermeende vader daar kan de rechter een vermoeden uit afleiden. Weigering DNA + niet ontkenning van het hebben relatie van vermeende moeder = met 99% procent zekerheid kunnen we dus vaststellen dat dat de vader van dat kind is.

 autonomie van de procespartijen (beschikkingsbeginsel) (cfr. art. 1138, 2°, Ger.W.) Beginsel dat de taakverdeling tussen de partijen en de rechter afbakent. De partijen bepalen nog altijd de grenzen. En als rechter mag je nooit meer toekennen dan wat de partij vraagt. Dat staat niet in Ger.W.

 verbod van eigenrichting

 onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter (cfr. art. 828 Ger.W. e.v.; art 6 EVRM, art 14 BUPO)

§6 Rechtspraak

 Feitelijk gezag van de cassatierechtspraak; zie nochtans art. 6 Ger. W. (geen precedentenrecht)  oorspronkelijke invulling

Geen precedentenrecht (scheiding der machten)

o Dit wordt historisch gezien door de scheiding der machten benadrukt. Dus: ‘rechter, je bent geen regelgever, je doet uitspraak in concrete geschillen, en geldt het niet als algemene regel’.

Alleen voor specifieke geschillen, niet in het algemeen  thans: motiveringsplicht

 Cass: telkens opnieuw redenen van A-Z uiteen zetten; waarom u dit vindt (niet slechts verwijzen naar eigen of andere rechtspraak)

=> groot feitelijk gezag cass (MAAR kan tegenovergesteld oordelen)

VB: problemen met flitspaal: 200 vonnissen  telkens opnieuw redeneren Indien geen cassatierechtspraak naar Hof van Beroep kijken (om mogelijk beroep te vermijden)

(29)

283 - Weten niet wat oorzaak is

- Uitkomst: zelf een feit dat uit dossier blijkt bij de beoordeling betrekken maar een feit dat de partijen zelf niet hebben ingeroepen

 Zoon is de professioneel van de twee: dagdagelijkse aanraking met zulke platen  oplossing: zoon is sowieso aansprakelijk want hij is de professioneel:

1. Hij wist dat het belangrijk was dat camion op een stabiele ondergrond moest staan tijdens het laden en lossen

2. Hij had de nodige instructies moeten geven aan de vader over hoe hij met de glasplaten had moeten omgaan

3. Ongeacht welke versie van de feiten de juiste is: de aansprakelijkheid ligt bij de zoon

Verzekeraar van zoon gaat in cassatie

 Schending beschikkingsbeginsel?

 Feit betrokken dat niet uitdrukkelijk is aangevoerd Cass: schending beschikkingsbeginsel?  NEEN

- feit dat zo’n professioneel was bleek uit de feiten zoals de partijen die aan de rechter hebben aangediend

- dat geen van partijen het uitdrukkelijk hadden vermeld, beargumenteerd,… doet er niet toe - volstaat dat het een feit is dat der echter ter kennis is gebracht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het EHRM vindt met 15 tegen 2 stemmen, en in afwij- king van de Kamer, geen schending van het recht op leven in zijn materiële aspect, maar doet dat unaniem wel voor wat betreft

het met de handhaving van het gezag niet zo nauw nam, maar zelfs twijfels doen ontstaan aan ons standpunt ten aanzien van ons Koningshuis en de constitutionele monarchie.. De

Afgelopen week kwam ons het bericht ter ore dat de gemeente bij de bekendmaking van het definitieve hondenbeleid vergeten is te vermelden dat er tot 9 juni nog een

Met het vinden van de recente dakkapel op één huis in een rij in de Spicastraat is sprake van een vergelijkbaar geval in een vergelijkbare wijk en een vergelijkbare straat op

• citaat: “Het (democratisch systeem) voorziet nu niet in de behoefte aan direct zeggenschap bij het aanwijzen van mensen die macht uitoefenen” (regels 28-30) / “is het niet meer te

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

• Het aantal wetten neemt sinds 1980 stelselmatig toe, en dat geldt ook voor ministeriële regelingen sinds 2005, het aantal AMvB’s neemt enigszins af sinds 2002. • In de jaren

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van