• No results found

Vraag nr. 264 van 5 juni 1998 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 264 van 5 juni 1998 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 264 van 5 juni 1998

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Kinderopvang – Meldingsplicht

Het decreet betreffende Kind en Gezin werd onlangs gewijzigd. Voortaan is er meldingsplicht voor iedereen die geregeld kinderen opvangt, al dan niet betalend, tot twaalf jaar. De initiatiefne-mers melden dit aan Kind en Gezin, dat op zijn beurt jaarlijks aan de gemeenten de lijst overhan-digt van de kinderopvanginitiatieven op hun grondgebied.

1. Hoeveel initiatieven hebben in 1996 gemeld dat ze geregeld kinderen opvangen ?

2. Hoeveel initiatieven hebben in 1997 reeds gemeld dat ze geregeld kinderen opvangen ? 3. Zijn er opvallende vaststellingen sinds de

nieu-we regeling, zoals bijvoorbeeld : in bepaalde regio's wordt niet of veel gemeld, alleen kinde-ren beneden de zes jaar worden gemeld, alleen scholen melden, ...

4. Wat zijn de concrete meldingsresultaten voor Limburg per gemeente met betrekking tot ont-haalgezinnen, scholen, particulieren ?

Antwoord

Voorafgaand aan het antwoord op de gestelde vra-gen situeer ik nog eerst even de meldingsplicht. De meldingsplicht die vroeger enkel van toepas-sing was voor de opvang op bestendige wijze van kinderen van 0 tot 6 jaar, werd bij wijziging van het oprichtingsdecreet van Kind en Gezin van 24 juni 1997 verruimd voor de opvang van kinderen tot de leeftijd van 12 jaar.

Overeenkomstig artikel 7 § 1 van het gewijzigde decreet moet iedereen melden, behalve wanneer het de ouders of verwanten tot en met de vierde graad betreft.

De door Kind en Gezin erkende en gesubsidieerde kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezin-nen en initiatieven voor buitenschoolse opvang werden vrijgesteld van deze verplichting, alsook de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning en de centra voor integrale gezinszorg.

De scholen zijn wel gehouden hun opvang te mel-den, behalve het kortstondig en schoolgebonden

aanbod voor en na de schooltijd. Ook de particulie-re opvanginstellingen en opvanggezinnen zijn ver-plicht te melden, ook als het niet hun wens is een attest van toezicht te verkrijgen.

1. In 1996 hebben 352 initiatieven gemeld.

Daarvan waren er 83 particuliere opvanginstel-lingen en 245 particuliere opvanggezinnen die een attest van toezicht vroegen en verkregen. Slechts 5 particuliere opvanginstellingen en 19 particuliere opvanggezinnen meldden zonder een attest van toezicht aan te vragen.

2. In 1997 hebben 441 initiatieven gemeld.

Daarvan waren er 114 particuliere opvanginstel-lingen en 298 particuliere opvanggezinnen die een attest van toezicht vroegen. Van deze initia-tieven meldden 10 particuliere opvanginstellin-gen en 19 particuliere opvanggezinnen zonder een attest van toezicht aan te vragen. Sedert de wijziging van het decreet in juni 1997 waren ook de basisscholen gehouden te melden. Er zijn reeds een 950-tal meldingen van opvang in scholen.

In 1997 hebben, als gevolg van de nieuwe regel-geving, 268 bestaande particuliere opvanggezin-nen en 53 bestaande particuliere opvanginstel-lingen een verruiming van hun aanbod naar kin-deren tot 12 jaar gemeld.

3. Naast de meldingen van basisscholen gaan de cijfers over de enkel gemelde initiatieven, dus over de particuliere sector (opvanginstellingen en opvanggezinnen). Deze laatste meldingen zijn zoals verwacht vrij beperkt. Vaak gaat het om initiatieven die enkel buitenschoolse opvang organiseren of occasionele opvang.

De fiscale aftrekbaarheid, verbonden aan het attest van toezicht, die enkel geldt voor de kos-ten van kinderopvang van kinderen van 0 tot 3 jaar, speelt hier wellicht mee.

4. In Limburg zijn er totnogtoe 77 meldingen van basisscholen.

De IBO-werking (initiatieven buitenschoolse opvang) betreft 34 erkende initiatieven.

In 1996 hebben 2 POI's (particuliere opvangin-stellingen) gemeld, waarvan 2 POG's geen attest van toezicht wensten te verkrijgen.

(2)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit decreet bepaalt dat bij bouw of verbouwing die geheel of gedeeltelijk ten laste komt van de begro- ting van de Vlaamse Gemeenschap, een bepaald percentage van de kosten moet

1. Het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1996 houdende maatregelen om de capaciteit van de voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Overheidshulp per telefoon – Gehoorgestoorden Doven en slechthorenden willen óók een beroep doen op de huidige communicatiemiddelen.. via

In de omzendbrief van 26 november 1987 van de toenmalige gemeenschapsminister van Gezin en Welzijnszorg zijn een aantal technisch-func- tionele en organisatorische

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin

De minister bevoegd voor het Gezondheidsbeleid kan richtlijnen geven aan het MST/PMS om hun preventieve taak tegenover de leerlingen en stu- denten in verband met vaccinaties

De meeste van deze overschrijdingen zijn waargenomen in de open kanalen en rivieren, plaatsen waar vooral aan waterrecreatie wordt gedaan en niet of

via tele- foonlijnen promoot, is het belangrijk dat het ge- bruik ervan zo goed mogelijk voor doven en slecht- horenden wordt aangepast1. Vallen er dergelijke telefonische