• No results found

Eindexamen havo wiskunde B 2013-I

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eindexamen havo wiskunde B 2013-I"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eindexamen havo wiskunde B 2013-I

© havovwo.nl

havovwo.nl examen-cd.nl

8 Lichaam

17. De straal van de cilinder is gelijk aan de helft van |AD|, oftewel 12· 6 = 3.

De hoogte van de cilinder is gelijk aan 3. De inhoud van de cilinder is dus gelijk aan π · 32· 3 = 27π cm3. De inhoud van de halve cilinder is dan de helft hiervan, oftewel 272π cm3. De inhoud van de prisma is gelijk aan de oppervlakte van driehoek 4ABC maal de hoogte van de prisma, oftewel

|AD|. De oppervlakte van 4ABC is gelijk aan 12· |AB| · |AC| = 12· 5 · 3 =

15

2 cm2. De inhoud van de prisma is dan gelijk aan 152 · |AD| = 152 · 6 = 45 cm3. De inhoud van het lichaam L is dan gelijk aan 272π + 45 ≈ 87 cm3. 18. Eerst teken je het lijnstuk AC links naast de al getekende stippellijn AD.

In het echt is AC 3 cm lang, dus op schaal 1 : 2 wordt dat 1,5 cm. Als je AC getekend hebt kun je C verbinden met het al getekende punt B.

Dit levert je gelijk de lengte van BC op, dus die hoef je nu niet meer uit te rekenen. Nu ga je het vlak BCEF tekenen. Hiervoor kun je de lengte van BC met je passer overnemen uit de driehoek die je al hebt getekend.

Vervolgens teken je driehoek 4DEF op dezelfde manier als je 4ABC hebt getekend. Nu ga je door met de halve cirkel die aan het lijnstuk CF vast zit. Je vindt met je geodriehoek het midden van CF , en vervolgens teken je met je passer de halve cirkel. Als laatste ga je het vlak ACF D tekenen. Hiervoor moet je de lengte van AD gemeten over de halve cirkel weten. De diameter van de cirkel is 6 cm. Dit betekent dat de omtrek van de cirkel gelijk is aan 6 · π cm, en de omtrek van de halve cirkel is dus gelijk aan 12· 6 · π = 3 · π cm. Op schaal wordt dit 12· 3 · π ≈ 4, 7 cm. Als je alle vlakken getekend hebt, schrijf je alle letters erbij. Het resultaat ziet er dan zo uit:

19. Je kunt BP QN opdelen in een rechthoek P M N Q en een driehoek 4BM N . Voor de oppervlakte van P M N Q gebruik je het feit dat |P M | gelijk is

aan de de straal van de halve cirkel, oftewel 3 cm, en dat |M N | gelijk is aan 3 cm. De oppervlakte van P M N Q is dus gelijk aan 3 · 3 = 9 cm2. Voor de oppervlakte van 4BM N moet je eerst de lengte van |BM | we-

v p

o

ten. Hier or gebruik je de √stelling vanPythagoras. De lengte wordt dan

|AB|2+ |AM |2=

|BM | = 52+ 32= 34 ≈ 5, 83 cm. De oppervlakte van 4BM N wordt hiermee gelijk aan 12 · 5, 83 · 3 ≈ 8, 7 cm2. De totale oppervlakte van BP QN wordt dan gelijk aan 9 + 8, 7 ≈ 18 cm2.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Eerst bereken je de lengte van enkele lijnstukken die je nodig hebt bij het tekenen van de uitslag.. Nu je deze lengtes weet kun je achtereenvolgens GHM N , N M LK en

Je kunt dan concluderen dat de procentuele toename per 10 jaar gelijk is aan

Nu kun je zien dat je deze functie kunt krijgen g door de trans- latie (3, 0), dus translatie 3 eenheden in de richting van de positieve x-as, en vermenigvuldiging ten opzichte van

Je weet dat deze raaklijn door het punt (0, 2)

Vervolgens reken je de oppervlakte van het cirkelvormige stuik

De grafiek van f wordt over een afstand a omhoog geschoven, waarbij de waarde van a zo gekozen wordt dat het verschoven punt P samenvalt met punt Q.. Hierdoor zullen

Voordat hij de potgrond gaat kopen, wil hij onderzoeken of een zak met 10 liter potgrond genoeg is om de bloempot helemaal te vullen.. Om dit te onderzoeken, moet de inhoud van de

De y-coördinaat kun je eenvoudig uitrekenen door ½ in te vullen in f of in