• No results found

Op 26 januari ontving het college de reactie van KPN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Op 26 januari ontving het college de reactie van KPN"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Klacht van Devricon International over PTT Telecom B.V.

28 juli 1999, kenmerk: OPTA/IBT/99/6646

Op 28 oktober 1998 heeft Devricon International (hierna: “Devricon”) bij het college een klacht ingediend over PTT Telecom B.V. (hierna: “KPN”), over de toepassing van art. 6.9 Telecommunicatiewet (hierna: Tw).

A. Het verloop van de procedure

Op 3 november 1998 ontving het college de klacht van Devricon.

Op 11 december vroeg het college KPN om een reactie.

Op 22 januari 1999 ontving het college een gespreksverslag van Devricon, betreffende de bijeenkomst van Devricon met KPN van 18 januari 1999, te Den Haag.

Op 26 januari ontving het college de reactie van KPN.

Op 12 en 19 maart werden Devricon door OPTA opgestelde aanvullende vragen toegezonden.

Op 10, 12, 18 en 19 maart werden KPN door OPTA opgestelde aanvullende vragen toegezonden.

Op 29 maart en 7 april ontving het college de antwoorden op de aanvullende vragen van Devricon.

Op 26 en 30 maart ontving het college de reactie van KPN.

Op 8 april verzocht het college KPN enkele nog niet beantwoorde vragen alsnog te beantwoorden.

Op 15 april beantwoordde KPN alsnog de door het college gestelde vragen.

Op 19 april hoorde het college beide partijen.

Op 27 april, respectievelijk 6 mei ontving het college aanvullende gegevens van Devricon en KPN naar aanleiding van de hoorzitting.

B. De feitelijke grondslag van de klacht

Aan de klacht liggen de volgende feiten ten grondslag:

− Devricon staat geregistreerd als een aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst en als een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk in Nederland in de zin van art. 6.1 Tw;

− KPN is een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk, een openbare

telecommunicatiedienst en huurlijnen in Nederland in de zin van art. 6.1 Tw en is op grond van art.

20.1, eerste lid, Tw aangewezen als een aanbieder van een vast openbaar telecommunicatienetwerk, openbare telecommunicatiedienst en huurlijnen in geheel Nederland die beschikt over aanmerkelijke macht als bedoeld in art. 6.4, eerste lid, en 7.2, eerste lid, Tw;

− er is geen interconnectie-, of bijzondere toegangsovereenkomst tussen partijen afgesloten;

− In mei 1998 heeft Devricon KPN benaderd met het verzoek om ontbundelde toegang tot het aansluitnet (MDF-access) en collocatie te leveren;

− KPN heeft aan dit verzoek niet voldaan.

C. Het standpunt van Devricon Het verzoek van Devricon

Devricon legt op 3 november 1998 een klacht neer bij het college. Devricon stelt het volgende:

1. Devricon heeft zich tot doel gesteld om de concurrentie op de Nederlandse telefonie markt zijn uitwerking te laten hebben in de brede zin van het woord, niet alleen voor gesprekstarieven, maar ook voor abonnementen;

2. Devricon maakt gebruik van het ITU-T “overlay” principe dat is gebaseerd op de parallelschakeling van een “hybride” telefooncentrale met gebruikmaking van bestaande infrastructuren. Tijdens de hoorzitting bleek, dat in deze centrale de transmissie- en schakelapparatuur verenigd zijn, waarbij de nadruk op de transmissie ligt;

(2)

3. Devricon wil zijn concept centrale testen bij KPN en heeft hiertoe contact gezocht met de afdeling Carrier Services van KPN;

4. Devricon verzoekt KPN om de bijzondere toegangsdienst toegang tot de aansluitlijn (MDF-access) en in het kader van deze bijzondere toegangsdienst collocatie;

5. Uit bijlagen bij de klacht blijkt dat Devricon KPN tevens verzoekt om een 2048 Kbit/s network

interconnectiondienst gebaseerd op C7 (associated) signalering, als ook nummerportabiliteit op basis van *21 call-forwarding;

6. Devricon constateert dat met het verstrijken van de tijd KPN van een positief ingenomen standpunt inzake Devricons verzoek tijdens het eerste contact, een steeds negatiever standpunt inneemt;

7. eind september constateert Devricon dat KPN niet ingaat op zijn herhaald verzoek om bijzondere toegang en legt daarom een klacht aan het college voor.

Naar aanleiding van vragen op de hoorzitting voegt Devricon het volgende punt toe:

8. bij de transmissiemiddelen die Devricon wil inzetten, wordt gebruik gemaakt van 2B1Q modulatie om ISDN Basic Rate Access signalen te transporteren.

De klachtpunten van Devricon

1. Devricon wil duidelijkheid omtrent de status van de MDF-access dienst.

2. Devricon wenst duidelijkheid omtrent de prijs van de MDF-access dienst. Hij vindt de prijs, zoals deze in KPNs referentie aanbod is gesteld, te hoog.

3. Devricon wil collocatie voor zijn centrale bij voorkeur in de KPN centrale te Soest.

Tussentijds overleg

Op 18 januari 1999 vindt een gesprek plaats tussen partijen. Devricon stelt dat hij hierin nogmaals zijn verzoek tot bijzondere toegang bij KPN heeft neergelegd. KPN weigerde opnieuw de gevraagde MDF- access en collocatie te leveren aan Devricon.

Redelijkheid van het verzoek om bijzondere toegang

Op de hoorzitting van 19 april stelt Devricon dat zijn verzoek aan KPN ten einde collocatie en MDF-access te verkrijgen voor een systeemtest redelijk is. Devricon verwijst daarvoor naar het EnerTel-besluit op bezwaar1, het referentie aanbod van KPN2 en de richtsnoeren MDF-access3.

Devricon stelt MDF-access nodig te hebben om Devricons systeem snel en economisch haalbaar in te kunnen voeren. Naar aanleiding van Devricons antwoorden op gestelde vragen op de hoorzitting concludeert het college dat aan het verzoek een punt moet worden toegevoegd. Dit betreft de techniek.

Devricon wil gebruik maken van een 2B1Q modulatie, om ISDN Basic Rate Access signalen te transporteren. Een alternatief als een analoge huurlijn, zoals door KPN is voorgesteld, is voor deze transmissie niet geschikt.

Collocatie, zo stelt Devricon, is nodig vanuit twee oogpunten. Vanuit economisch oogpunt omdat het bouwen van eigen centrales of het huren van ruimtes een aanzienlijk negatief effect zal hebben op de abonnementsprijzen van Devricon. Het milieu-technisch belang ligt in het feit dat Devricon, indien geen collocatie aangeboden wordt, nieuwe behuizingen voor zijn centrales moet bouwen in de nabijheid van KPN centrales.

Devricon is tevens van mening dat zijn verzoek redelijk is, omdat er voor zijn concept geen aanpassingen van processen, systemen en architectuur van KPN nodig zijn. Devricon voldoet in zijn optiek aan de aansluitvoorwaarden. Er komt, aldus Devricon, niet meer bij kijken dan de handeling die KPN voor zichzelf verricht indien iemand van nummer wenst te veranderen, maar op hetzelfde adres blijft.

Bedrijfsplan Devricon

1 Besluit op bezwaar van EnerTel en KPN n.a.v. besluit 17 december 1997, d.d. 15 juli 1998 (OPTA/J/99/1487)

2 Referentie-aanbod MDF-access, PTT Telecom Carrier Services, d.d. 30 januari 1998

3 (Richtsnoeren met betrekking tot ontbundelde toegang tot de aansluitlijn (‘MDF-access’), 16 maart 1999/OPTA/I/99/1443, Uit: Staatscourant 1999, nr. 54/pag. 10)

(3)

Devricon geeft tijdens de procedure aan dat hij, nadat de conceptuele field-try heeft aangetoond dat zijn concept succesvol is, zijn diensten ofwel zelf, dan wel met één of meerdere, derde partij(en) zal

uitrollen. Devricon stelt, dat het in dit stadium niet mogelijk is een definitief bedrijfsplan op te stellen, zolang KPN geen toegang tot de verzochte bijzondere toegangsdiensten biedt.

D. Het standpunt van KPN

De reactie van KPN kan als volgt worden samengevat.

MDF-access

Op 17 juni 1998 geeft KPN Devricon aan dat nog niet is vastgesteld of KPN MDF-access gaat leveren, noch in welke vorm dit zal gebeuren. Dit is, volgens KPN, afhankelijk van de consultatie die OPTA heeft georganiseerd en de aanwijzingen die hieruit zullen volgen. Zodra de dienst daadwerkelijk geleverd wordt, is KPN bereid verder te praten over implementatie- en testtrajecten voor een MDF-access dienstverlening.

Op 21 september 1998 geeft KPN aan niet over de middelen te beschikken om aan Devricons verzoek tegemoet te kunnen komen. KPN suggereert dat de door Devricon gewenste veldproef in combinatie met MDF-access wellicht uitgevoerd zou kunnen worden in samenwerking met KPN Research, waarnaar zij Devricon verder verwijst.

In haar reactie op de klacht van Devricon stelt KPN, dat door of namens alle marktpartijen gezamenlijk één MDF-dienst ontwikkeld dient te worden. De eerste gesprekken zijn hiertoe gestart in het Forum voor Interconnectie en Speciale Toegang (hierna: “FIST”). Hier worden problemen van technische, spectrale, procesmatige en administratieve aard behandeld. Tevens stelt KPN, dat bovendien in rechte vast moet komen te staan dat KPN deze dienst moet leveren. Pas nadat deze twee zaken zijn vastgesteld, zal KPN de dienst MDF-access in de markt zetten.

Op 25 maart 1999 stelt KPN zich op het standpunt dat Devricon in het FIST dient plaats te nemen, opdat zijn zienswijze meegenomen kan worden in het standaardisatieproces. In voornoemd schrijven verzoekt KPN het college de klacht van Devricon en eventuele nog volgende derden, af te doen door deze naar het FIST te verwijzen. KPN constateert dat Devricon hier geen gehoor aan geeft en voegt hier de opmerking aan toe, dat de omvang van Devricon hier wellicht debet aan zou kunnen zijn. Op 15 april voegt KPN hier aan toe, dat het verzoek van Devricon niet als redelijk kan worden aangemerkt, daar Devricon

herhaaldelijk geweigerd heeft in het FIST deel te nemen.

Tevens deelt KPN op 15 april mede, dat de verbinding die Devricon van KPN gevraagd heeft, een 2048 Kbit/s network interconnectiondienst, niet geschikt is voor toegang tot de hoofdverdelers van KPN.

KPN stelt tijdens de hoorzitting het volgende: KPN herkent niet om welke standaarddienstverlening Devricon verzoekt. Tevens is KPN van mening, dat een verzoek om MDF-access voor een systeemtest geen redelijk verzoek kan zijn, omdat Devricon, aldus KPN, zijn testopstelling zou kunnen realiseren middels een analoge huurlijn, hetgeen wel een standaarddienst is. Het is daarom niet noodzakelijk gebruik te maken van ontbundelde toegang of collocatie.

Voorts stelt KPN zich tijdens de hoorzitting op het standpunt dat bij de standaardisering van de dienst MDF-access geen overhaaste beslissingen genomen moeten worden. Door nu snel te beslissen, kan een volgend jaar te introduceren nieuwe modemtechniek wellicht niet worden aangesloten, of wordt het wellicht noodzakelijk dat KPN verouderde apparatuur volgend jaar reeds moet verwijderen.

MDF-tarieven

KPN stelt zich op het standpunt dat dit onderwerp niet in deze procedure thuishoort, daar hier niet door partijen over is onderhandeld.

(4)

Collocatie

Op 9 juni 1998 geeft KPN aan dat er tot nu toe, in tegenstelling tot een mondelinge mededeling van een accountmanager van KPN op 3 juni 1998, geen precedenten zijn voor het colloceren van een switch.

Op 21 september 1998 stelt KPN geen toestemming te verlenen tot het colloceren van een centrale. Het aanbod tot het colloceren van centrales is abusievelijk in het door KPN gepubliceerde ‘Referentie aanbod MDF-access’4 opgenomen. Op 25 januari 1999, in haar reactie op de klacht, voegt KPN hier aan toe, dat zij door dit abuis, niet gehouden kan worden aan haar eerder vernoemde aanbod.

Voorts stelt KPN op 25 januari, dat geen collocatie aan Devricon wordt geboden, omdat Devricon een centrale/switch wil colloceren. KPN biedt collocatie aan indien dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor interconnectie. Marktpartijen worden zo technisch in staat gesteld hun infrastructuur met die van KPN te koppelen. Hieronder verstaat KPN: “dat er zonder toegang tot KPN Telecom ruimte en het plaatsen van…

bepaalde apparatuur, geen dienstverlening mogelijk zou zijn”. Hiervan is in de ogen van KPN geen sprake voor Devricons dienstverlening.

Dit standpunt wordt mede ingegeven, aldus KPN, door een gebrek aan ruimte in KPN centrales, hetgeen efficië nt gebruik noodzakelijk maakt. Tevens kan KPN, op dit moment, niet op iedere locatie in

Nederland 24 uurs-service niveaus leveren.

KPN streeft een standaardisatie van de wijze waarop (aan alle verzoekende partijen) collocatie wordt aangeboden na. Op 15 april 1999 voegt KPN het volgende hieraan toe. De wijze waarop collocatie ruimte verdeeld dient te worden, maakt onderdeel uit van de te ontwikkelen MDF-access dienstverlening.

Daarom acht KPN het onjuist nu reeds op specifieke locaties te kijken naar de beschikbaarheid van collocatieruimte.

Tijdens de hoorzitting voegt KPN toe, op dit moment, niet over fysieke collocatieruimte te beschikken in de centrale te Soest.

4 Referentie-aanbod MDF-access, PTT Telecom Carrier Services, d.d. 30 januari 1998

(5)

E. Het wettelijk kader Bijzondere toegang

Devricon heeft aan KPN verzocht om bijzondere toegang in de vorm van de diensten MDF-access en collocatie. De klacht werd ingediend onder het regime van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (hierna Wtv), maar zal worden afgehandeld krachtens de Tw, die op 15 december 19985 in werking trad.

Op grond van art. 20.1, eerste lid, Tw is KPN aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke macht als bedoeld in art. 6.4 Tw van, o.a., een vast openbaar telecommunicatienetwerk. Op grond van art 6.9, eerste lid, Tw dient KPN aan een redelijk verzoek om bijzondere toegang te voldoen. Tevens dient KPN deze dienst te verstrekken onder gelijke voorwaarden als die welke onder gelijke omstandigheden gelden voor haarzelf of haar dochterondernemingen, zoals beschreven in art. 6.5, onder b, Tw. De vraag of het onderhavige verzoek redelijk is, dient in eerste instantie in onderling overleg tussen partijen

beantwoord te worden6.

In het EnerTel-besluit7 stelt het college onder andere dat “KPN aan redelijke verzoeken om interconnectie en bijzondere toegang, ongeacht het gevraagde (centrale-)niveau en de gevraagde locatie van toegang, binnen 3 maanden na indiening van het betreffende verzoek, gevolg (dient) te hebben gegeven”. Het college vervolgde, dat indien KPN niet aan dit verzoek kan voldoen, zij een alternatief dient aan te bieden tegen een tarief alsof de dienst op het gevraagde (centrale-) niveau en de gevraagde locatie is geleverd.

MDF-access

In het eerder genoemde EnerTel besluit oordeelt het college dat KPN onredelijk handelt indien zij weigert een aanbod te doen voor ontbundelde toegang tot haar aansluitnet. Wel stelt het college dat een redelijk verzoek hiertoe voldoende gespecificeerd dient te zijn naar de gewenste vorm van toegang en de gewenste locatie.

In het EnerTel besluit stelt het college voorts dat KPN een Referentie aanbod MDF-access dient op te stellen, vooralsnog in het kader van een consultatie. Dat wil echter niet zeggen, zo stelt het college, dat deze dienst, indien KPN daarover met derden overeenstemming bereikt, niet tussentijds geleverd moet worden. Deze zin, evenals het woord “vooralsnog” in de voorgaande, geven aan, dat aan het

voornoemde document een meerwaarde wordt toegekend. Het college onderstreept dit nogmaals, door KPN op te dragen haar nadere voorwaarden en tarieven in het referentie aanbod aan te geven en te onderbouwen, opdat KPN in voornoemd aanbod aangeeft welke leveringsvoorwaarden zij zelf redelijk vindt.

Het college heeft het EnerTel-besluit, voor zover hier relevant met betrekking tot ontbundelde toegang, niet aangepast in het besluit op het door EnerTel en KPN gemaakte bezwaar. Wel gaf het college in het voornoemde besluit op bezwaar inzake EnerTel aan, dat KPN niet zonder goede reden kan afwijken van het in het referentie aanbod MDF-access gestelde, indien een marktpartij KPN aan het aanbod wil houden.

Op 12 maart 1999 publiceert het college de Richtsnoeren MDF-access8. Hierin vult het college zijn beleid in ten aanzien van ontbundelde toegang tot het aansluitnet (MDF-access). Het college doet dit onder andere voor het redelijkheidsbegrip. Een verzoek om bijzondere toegang tot het aansluitnet via de hoofdverdeler is redelijk, indien “de toegang … noodzakelijk is voor de verzoekende partij om te concurreren op de telecommunicatiemarkt. Weigering van toegang zou (in dat geval) ertoe … leiden dat

5 Koninklijk Besluit van 26 november 1998 (Staatsblad 664)

6 Memorie van Toelichting Tw (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 533, nr. 3, blz. 101), zie ook Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 331, nr. 3, blz. 8, Wtv)

7 EnerTel-besluit, d.d. 17 december 1997, OPTA/MI/97/1158

8 (Richtsnoeren met betrekking tot ontbundelde toegang tot de aansluitlijn (‘MDF-access’), 16 maart 1999/OPTA/I/99/1443, Uit: Staatscourant 1999, nr. 54/pag. 10)

(6)

de toegang tot de eindgebruiker onmogelijk of in aanzienlijke mate en onvermijdelijk oneconomisch word(t)”. Voorts stelt het college, dat er voldoende toegangscapaciteit beschikbaar moet zijn. Hierbij gaat het college er vanuit dat als één verzoekende partij een van de eerste partijen is die toegang vraagt, er voldoende capaciteit zal zijn.

Wat betreft het aansluiten van apparatuur van derden op een KPN-aansluitlijn, geldt het uitgangspunt dat de kwaliteit van de aansluitlijn niet minder mag zijn dan die KPN aan zichzelf levert. KPN dient zoveel mogelijk internationale standaarden of aanbevelingen te hanteren. Bij gebrek hieraan mogen bestaande gedocumenteerde lijnspecificaties van KPN, voor bijvoorbeeld telefonie, ISDN-2 en ISDN-30 worden aangehouden. Voor gevallen waar internationale standaarden ontbreken staat het college positief tegenover een initiatief in het FIST om tot gezamenlijke afspraken te komen. Tot die tijd dient KPN met een marktpartij die daadwerkelijk om bijzondere toegang verzoekt in onderling overleg tot overeenstemming komen. Hiertoe dient KPN na indiening van het verzoek en voorafgaand aan de onderhandelingen informatie te verschaffen over de aantallen en de kwaliteit van de beschikbare aansluitlijnen.

Collocatie

In de ‘Richtsnoeren interconnectie’9, stelt de Minister van Verkeer en Waterstaat dat KPN een redelijk verzoek tot collocatie (fysiek of virtueel) in beginsel niet kan weigeren. De grenzen van de redelijkheid zouden bijvoorbeeld kunnen worden bereikt, zo stelt de Minister, indien veel vragende partijen

vergelijkbare voorzieningen zouden vragen. In een dergelijk geval is het van belang of het praktisch nog mogelijk zou zijn voor KPN om al deze partijen op dezelfde wijze te bedienen.

In de Richtsnoeren MDF-access stelt het college, dat KPN een standaardaanbod voor collocatie, in het kader van toegang tot haar aansluitlijnen, dient te definië ren, waarvan de tarifering wordt beoordeeld in het kader van de jaarlijkse goedkeuring van de tarieven voor interconnectie- en bijzondere

toegangsdiensten.

F. De beoordeling van de standpunten van partijen 1. Beoordeling van het standpunt van Devricon

Devricon staat geregistreerd als aanbieder van een openbaar vast telecommunicatienetwerk en een openbare telecommunicatiedienst. Uit dien hoofde heeft Devricon een verzoek om bijzondere toegang ingediend bij KPN in de vorm van de diensten MDF-access en collocatie. Het college constateert dat KPN gehouden is aan redelijke verzoeken om bijzondere toegang gevolg te geven. Het college heeft hier een termijn van drie maanden voor vastgesteld. Uitzonderingen zijn hierop mogelijk. KPN dient deze te motiveren. Het college stelt vast dat KPN Devricon na drie maanden geen aanbod heeft gedaan.

9 Richtsnoeren Interconnectie, d.d. 29 mei 1997, Staatscourant 1997, nr.104, pag. 9

(7)

MDF-access

Devricon heeft in de ogen van het college onvoldoende duidelijk gemaakt een aanbieder van een vast openbaar telecommunicatienetwerk, of een vaste openbare telecommunicatiedienst te zijn. Vragen van het college werden door Devricon niet anders beantwoord, dan dat hij zijn apparatuur wilde testen. Noch uit de antwoorden op de vragen van het college, noch uit het overgelegde businessplan van Devricon blijkt hoe, of wanneer, hij haar netwerk uit kan rollen en zijn diensten in de markt kan zetten. Devricon heeft voor het college niet aannemelijk gemaakt, dat hij hiertoe, op dit moment, over de noodzakelijke middelen beschikt.

Voorts acht het college MDF-access, voor een conceptuele systeemtest van Devricons hybride apparatuur in een KPN centrale, niet op voorhand noodzakelijk. Het testen van Devricons apparatuur kan ook onder laboratorium omstandigheden plaatsvinden. Hier kan Devricon de voor zijn noodzakelijke testgegevens vergaren. Dit kan bij verschillende instanties in Nederland, zoals TNO, of het Dr. Neher Laboratorium.

Het college constateert hierbij, dat Devricon niet is ingegaan op een suggestie van KPN informatie in te winnen bij KPN Research.

Het college is van oordeel dat Devricons verzoek aan KPN niet voldoende is gespecificeerd, met name ten aanzien van de daadwerkelijke dienstverlening waarvoor bijzondere toegang wordt gevraagd.

Devricon heeft tijdens de hoorzitting en in zijn latere schriftelijke reactie aangegeven, dat hij de inspanningen die KPN moet plegen voor administratieve, systeem- en architectuuraanpassingen rond MDF-access en collocatie onjuist heeft ingeschat. Devricon schrijft dat het zeer zinnig is, ten aanzien van voornoemde onderdelen, deel te nemen aan het FIST overleg. Het college onderschrijft dit.

MDF-tarieven

Daar KPN en Devricon nooit zover zijn gekomen, dat over prijzen van de dienst MDF-access is onderhandeld, is ter hoorzitting besloten, met instemming van Devricon en KPN, dit element uit de klachtprocedure te halen.

Collocatie

Het college heeft kennis genomen van de twee argumenten die Devricon aanvoert ten einde de redelijkheid van zijn verzoek tot collocatie te onderstrepen.

a. economisch

Devricon heeft het college onvoldoende gegevens verschaft om te kunnen oordelen over de economische argumenten van Devricon. Devricon heeft zelf aangegeven deze onderbouwing niet te kunnen geven. Het college heeft goede nota genomen van Devricons argumenten omtrent de ingeschatte, nadelige

gevolgen voor Devricons toekomstige bedrijfsvoering.

b. milieu-technisch

Het college acht zich niet bevoegd een oordeel te geven over de milieu-technische aspecten van het collocatie verzoek van Devricon.

Conclusies

Het bovenstaande neemt echter niet weg dat het verzoek van Devricon om MDF-access en collocatie te Soest door KPN in behandeling moet worden genomen. Als geregistreerde aanbieder van een openbaar vast telecommunicatienetwerk en een openbare telecommunicatiedienst verschilt Devricon hierin niet van andere marktpartijen10. Het college is van oordeel dat onduidelijkheid omtrent de status van het verzoek van Devricon geen reden is voor KPN om het verzoek niet in behandeling te nemen.

Het college is voorts van oordeel dat bij een voldoende gespecificeerd en redelijk verzoek om bijzondere toegang, een verzoek om collocatie in beginsel redelijk is.

10 Overigens merkt het college op dat een registratie geen noodzakelijke voorwaarde is voor het indienen van een verzoek om bijzondere toegang. Artikel 6.9, lid 1, Tw stelt in dit verband dat aanbieders aangewezen door het college krachtens artikel 6.4, eerste lid, voldoen aan alle redelijke verzoeken tot bijzondere toegang.

(8)

Het college merkt op dat om in aanmerking te komen voor toepassing van artikel 6.6, lid één, Tw (transparante en kostengeorië nteerde tarieven) Devricon een aanbieder van een openbare

telecommunicatiedienst dient te zijn. Het college concludeert dat Devricon niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij optreedt als aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst.

Het college concludeert voorts dat Devricon geen voldoende gespecificeerd verzoek heeft ingediend, met name ten aanzien van de daadwerkelijke dienstverlening waarvoor bijzondere toegang wordt gevraagd.

Het college stelt voorts vast dat Devricon niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat bijzondere toegang in dit geval noodzakelijk is om te kunnen concurreren op de telecommunicatiemarkt. Zeker gezien het feit dat er voldoende, redelijke alternatieven voor Devricon voorhanden zijn om zijn conceptuele systeemtest elders succesvol plaats te laten vinden.

2. Beoordeling van het verweer van KPN

Het college stelt vast dat KPN is aangewezen als aanbieder met een aanmerkelijke macht op de markt.

Als zodanig is KPN bij wet verplicht te voldoen aan redelijke verzoeken om bijzondere toegang.

MDF-access

Een vorm van bijzondere toegang is MDF-access. KPN dient een redelijk verzoek binnen drie maanden, tenzij zij gemotiveerd aangeeft waarom dat in een specifiek geval niet kan, te honoreren.

Het college constateert, dat KPN zich nimmer heeft vergewist van de vorm waarin Devricon de dienst MDF-access wilde afnemen. KPN stelt dat zij de dienst MDF-access (voorlopig) niet hoeft te leveren. De argumenten hiervoor zijn de volgende: KPN overlegt met marktpartijen in het FIST over standaardisatie van de MDF-access dienst; verder heeft KPN beroep aangetekend tegen het EnerTel besluit op bezwaar.

KPN heeft, zo stelt het college vast, niet aannemelijk kunnen maken dat zij de aanvraag van Devricon op redelijkheid heeft beoordeeld.

Over het standpunt van KPN dat partijen die om MDF-access verzoeken naar het FIST dienen te worden doorverwezen, is het college, ook in zijn “Richtsnoeren MDF-access’, immer duidelijk geweest. Het FIST is een overlegforum waar bedrijven op vrijwillige basis aan deelnemen. Echter, ook tot de tijd dat er overeenstemming is bereikt tussen partijen, bijvoorbeeld in het FIST, dient KPN individueel te onderhandelen indien er een verzoek voorligt.

Meer in het algemeen stelt het college dat KPN een verplichting tot het FIST toe te treden niet mag voorschrijven, noch ontslaat niet-deelname aan het FIST KPN van de verplichting in te gaan op redelijke verzoeken om bijzondere toegang. De door KPN in deze context terloops toegevoegde opmerking over de omvang van Devricon, mag evenmin een aanleiding voor KPN zijn op voorhand een verzoek te weigeren.

Het college stelt vast, dat KPN gedurende de procedure tevens niet is ingegaan op het verzoek van het college het verzoek van Devricon in het licht van de Richtsnoeren MDF-access te beoordelen.

Het college stelt vast dat KPN het verzoek om MDF-access van Devricon niet zorgvuldig heeft behandeld.

Naar aanleiding van door het college gestelde vragen blijkt de door KPN tijdens de procedure

gesuggereerde oplossing voor het afnemen van een analoge huurlijn, als alternatief voor MDF-access, technisch onmogelijk. Bij de transmissiemiddelen die Devricon wil inzetten, wordt gebruik gemaakt van 2B1Q modulatie om ISDN Basic Rate Access signalen te transporteren. Huurlijnen zijn hiervoor niet geschikt.

KPN stelt dat een 2048 Kbit/s network interconnectiondienst niet kan worden gebruikt voor Devricons doeleinden. Het college merkt in dit verband op dat het van KPN kan worden verwacht dat zij

constructief met klanten meedenkt. Hierbij zou KPN dan naar mening van het college ook alternatieven moeten bieden. Het college is echter eveneens van oordeel dat, indien Devricon vasthoudt aan het

(9)

oorspronkelijke verzoek dit geen reden mag zijn voor KPN om het verzoek van Devricon niet in behandeling te nemen. KPN is, in het algemeen, verplicht een 2048 Kbit/s network

interconnectiondienst te leveren wanneer daartoe een verzoek wordt gedaan.

Het college merkt op dat een onherstelbare inbreuk op de kwaliteit van de dienstverlening van alle partijen die reeds hun diensten via die hoofdverdeler aanbieden, een reden kan vormen om een weigering door KPN van Devricons verzoek om bijzondere toegang te accepteren. Devricons verzoek om bijzondere toegang heeft als doel het uitvoeren van een systeemtest. Het college concludeert dat een systeemtest geen aanleiding vormt om een onherstelbare inbreuk op de kwaliteit van de dienstverlening te veronderstellen. Een systeemtest zal problemen van deze aard juist aan het licht brengen.

Overigens heeft college reeds verklaard, dat het verzoek van Devricon niet voldoende is gespecificeerd.

KPN had Devricon anderszins vragen kunnen stellen. Op deze wijze had KPN Devricon in staat gesteld zijn verzoek voldoende te specificeren. KPN brengt haar argument over de 2048 Kbit/s network

interconnectiondienst in op 15 april 1999. Dit is ruim 10 maanden na het eerste verzoek van Devricon.

Het college is van oordeel dat hier sprake is van een late reactie van KPN op Devricons verzoek.

Het college constateert dat deze conclusie ook geldt voor KPNs argument dat een systeemtest op zichzelf geen redelijk verzoek kan zijn. KPN bracht dit argument eerst naar voren tijdens de hoorzitting op 19 april 1999. Het college onderschrijft dit argument in dit specifieke geval. Het college wijst KPN erop dat een systeemtest echter niet op voorhand als een onredelijk verzoek kan worden afgedaan. Het college constateert overigens dat KPN op 17 juni 1998 aangeboden heeft, verder met Devricon te zullen praten over de implementatie- en de testtrajecten voor een MDF-access dienstverlening, zodra de bijzondere toegangsdienst MDF-access daadwerkelijk geleverd wordt door KPN. Het college heeft KPN reeds

meermalen gewezen op het feit dat zij aan voldoende gespecificeerde verzoeken onverwijld gevolg moet geven.

Het college plaatst kanttekeningen bij het argument van KPN, dat, omdat rekening moet worden gehouden met toekomstige toepassingen, incidentele verzoeken om MDF-access niet ingewilligd kunnen worden. Het college onderschrijft dat de snelle voortschrijdende techniek als gevolg kan hebben dat bij het maken van afspraken in het heden rekening gehouden moet worden met toekomstige toepassingen.

Het college is echter van mening dat dit niet kan betekenen, dat partijen niet tot overeenstemming kunnen komen.

Tevens merkt het college op dat KPN tijdens de hoorzitting zelf haar argument ontkrachtte, dat verouderde apparatuur van het net gehaald zou moeten worden bij de plaatsing van deze apparatuur.

Zelf is zij dit namelijk niet van plan voor haar eigen (dan verouderde), reeds geplaatste ISDN apparatuur.

Aangaande het standpunt van KPN, dat in het FIST afspraken dienen te worden gemaakt naar aanleiding van de verwachte problemen in het spectraalmanagement, merkt het college het volgende op. Het college erkent dat zich problemen voor kunnen doen waar het het spectraalmanagement van

breedbanddiensten betreft. Een zorgvuldige testperiode wordt door het college op voorhand niet betwist.

Het komt het college voor, dat voor de smalbandige dienst (analoge spraakdiensten) en BRA-ISDN diensten, zoals Devricon deze wil testen over bestaande aansluitlijnen (ontbundelde local loop), het niet noodzakelijk is een aanpassing in het huidige door KPN gevoerde spectraalmanagement door te voeren.

Het college wijst er in dit verband op, dat KPN zelf reeds op grote schaal BRA-ISDN diensten aanbiedt.

Naar aanleiding van op de hoorzitting door het college gestelde vragen, beaamt KPN dat: “het niet nodig (is) om voor de PTL en ITL11 dienstverlening het spectraalmanagement opnieuw te bekijken en opnieuw integraal in te richten indien de bij deze diensten behorende spectraalmanagementspecificatie exact gelijk is aan de specificatie die binnen KPN wordt gehanteerd”. Het college stelt dat KPN de

11 PTL = PSTN Transmissie Lijn ITL = ISDN Transmissie Lijn

(10)

aansluitvoorwaarden en spectraalmanagementspecificatie voor smalbanddiensten die zij op dit moment hanteert, bekend dient te maken. KPN dient deze zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 september 1999 te publiceren.

Het college stelt voorts dat KPN, indien en zodra Devricon een redelijk verzoek indient, deze smalbandige dienst en de BRA-ISDN diensten dient te leveren.

Collocatie

KPN publiceert in januari 1998 haar ‘Referentie aanbod MDF-access’. Het college heeft KPN in het EnerTel besluit opgedragen in voornoemd aanbod haar nadere voorwaarden en tarieven aan te geven en te onderbouwen. Deze formulering geeft aan dat KPN haar beleid ter zake diende aan te geven. Het college heeft dit in het EnerTel bezwaar op besluit in par. 64 nogmaals aangegeven. “Zou een marktpartij KPN hieraan willen houden, dan zal KPN hiervan niet zonder goede redenen kunnen

afwijken”. Het ligt daarom in de lijn der verwachtingen dat partijen hun businessplan in eerste instantie op dit referentie aanbod afstemmen. Op 30 januari 1998 publiceerde KPN het aanbod. Pas op 21

september 1998 deelde KPN Devricon mede (dit is 9 maanden na publikatie en 4 maanden na het eerste contact met Devricon) dat het aanbod tot collocatie van centrales in KPN locaties per abuis in het referentie aanbod terecht gekomen was. Het college is van oordeel dat KPN verplicht is aan redelijke verzoeken tot collocatie te voldoen.

Het college acht tijdens de procedure aannemelijk gemaakt dat technisch gezien collocatie de meest voor de hand liggende oplossing is voor Devricons hybride apparatuur. Dit werd desgevraagd schriftelijk door KPN beaamd. KPN stelt, dat zij gecombineerde apparatuur die niet significant groter is dan transmissie apparatuur zal gedogen en collocatie zal bieden. Het college is van mening dat een verzoek om collocatie van gecombineerde apparatuur, dat wil zeggen apparatuur met zowel transmissie- als schakelfunctionaliteiten, niet op voorhand onredelijk is.

KPN heeft aangegeven dat de dienst collocatie mede in de taskforce MDF-access van het FIST wordt besproken. Het college onderkent, dat de dienst collocatie een aantal procesmatige en bouwkundige aspecten kent. Echter, deze aspecten zijn in de ogen van het college van een geheel andere orde dan de afspraken die gemaakt moeten worden in het kader van MDF-access (van breedbanddiensten). Het college is van mening dat de dienst collocatie vervat dient te worden in een standaard aanbod van KPN, zoals is vastgelegd in paragraaf 43 van de Richtsnoeren MDF-access. Eventueel maatwerk kan worden opgenomen in de overeenkomst over bijzondere toegang.

Het argument van KPN dat er geen ruimte is in de centrale in Soest kan het college niet beoordelen. Het college constateert, dat KPN, ondanks een verzoek daartoe, geen tastbare bewijsvoering heeft

overgelegd ter onderbouwing van haar bewering over het ontbreken van collocatieruimte in de centrale te Soest. Een herhaling van deze opstelling van KPN acht het college ongewenst. Nu het verzoek van Devricon om bijzondere toegang moet worden afgewezen, komt het college aan een nader onderzoek niet meer toe.

G. Conclusies

Het college stelt vast dat:

1. Devricon het recht heeft bij KPN een redelijk verzoek om bijzondere toegang in te dienen;

2. Devricon recht heeft op een zorgvuldige behandeling van zijn verzoek door KPN;

3. Devricon niet aannemelijk heeft gemaakt, dat daadwerkelijk met behulp van bijzondere toegang een openbare telecommunicatiedienst aangeboden zal worden. Zowel de mondeling als schriftelijk verstrekte informatie heeft voor het college niet aannemelijk gemaakt, dat het verzoek van Devricon meer betreft dan een test van apparatuur;

4. Devricon een onvoldoende gespecificeerd verzoek om bijzondere toegang tot KPN heeft gericht;

(11)

5. er voldoende, redelijke alternatieven voor Devricon voorhanden zijn, zijn conceptuele systeemtest elders succesvol plaats te laten vinden.

Het college acht daarom Devricons verzoek om bijzondere toegang op grond van art. 6.9 Tw , in dit stadium, niet redelijk en verklaart daarom de klacht van Devricon ongegrond.

Het college stelt tevens vast dat:

1. KPN bij wet verplicht is een verzoek om bijzondere toegang te toetsen op redelijkheid;

2. KPN een verzoek om (bijzondere toegangs)diensten van Devricon, te weten: MDF-access, collocatie, alsmede een 2048 Kbit/s network interconnectiondienst en nummerportabiliteit, niet op voorhand als onredelijk kan aanmerken;

3. KPN een verzoek om bijzondere toegang zorgvuldig dient te behandelen;

4. KPN redelijke reactietermijnen in acht dient te nemen;

5. KPN deelname aan het FIST niet mag voorschrijven als criterium voor het in behandeling nemen van een verzoek;

6. KPN een standaard-referentie aanbod voor collocatie dient op te stellen conform de Richtsnoeren MDF-access (Richtsnoeren met betrekking tot ontbundelde toegang tot de aansluitlijn (‘MDF-access’), 16 maart 1999/OPTA/I/99/1443, Uit: Staatscourant 1999, nr. 54/pag. 10);

7. KPN de aansluitvoorwaarden en de spectraalmanagementspecificatie voor smalbanddiensten die zij op dit moment hanteert, bekend dient te maken. KPN dient deze zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 september 1999 te publiceren.

8. Het college stelt voorts dat KPN, indien en zodra Devricon een redelijk verzoek indient, deze smalbandige dienst en de BRA-ISDN diensten dient te leveren.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

dr. J. Huigen

Het hoofd van de afdeling Interconnectie en Bijzondere Toegang

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de herontwikkeling van de locatie de Leus met kleine woningen en de koppeling financieel en programmatisch wordt het op de andere locaties mogelijk om daar sociale huurwoningen

Daarnaast besluiten wij dat de velden van voetbalverenigingen Sportlust, Vep, Sport Club Woerden en Sport Club Harmelen op zaterdag en zondag niet meer door de gemeente gekeurd

aanbevelingen van de Universiteit van Wageningen, waarbij chemische bestrijding toegepast kan worden wanneer (een combinatie aan) andere methoden onvoldoende effectief zijn.. 

De voorwaarden opgenomen in het advies van Pidpa Riolering dienen strikt nageleefd te worden en maken integraal deel uit van dit advies. De voorwaarden opgenomen in het advies

Aangezien het hier gaat om gesprekken tussen het college als werkgever en individuele ambtenaren als werknemer, acht het college het niet zorgvuldig om op deze plaats nader in te

Het college van burgemeester en schepenen vraagt de principiële goedkeuring voor de desaffectatie van openbaar domein (deel van buurtweg 29 te Zegelsem) voor een oppervlakte van

13 juni 2014 en de aangestelde vertegenwoordiger te mandateren om te handelen en te beslissen conform het besluit dat door de gemeenteraad van heden is genomen over de

Onderwerp Beslissing op bezwaarschrift Koogerweg 1Z1 te Schoorl Besluit Het college besluit:. - het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, het bestreden besluit in stand te