• No results found

Vraag nr. 131 van 30 april 2004 van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 131 van 30 april 2004 van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 131 van 30 april 2004

van mevrouw SONJA BECQ

Ouderenzorg – Budget

De minister verklaart geregeld dat het totale bud-get voor welzijn de voorbije jaren met 37 % steeg, van 1,6 miljard euro naar 2,2 miljard euro. Graag kreeg ik meer inzicht in de concrete realisa-ties wat het domein van de ouderenzorg betreft. Immers, de indruk ontstaat dat wel veel middelen werden besteed, maar tegelijk blijkt de vraag nog nooit zo groot te zijn geweest.

Daarom volgende vragen.

1. Met hoeveel procent (evenals in absolute cijfers) steeg het budget voor de ouderenzorg in zijn to-taliteit sinds het aantreden van deze regering ? 2. Hoeveel procent hiervan correspondeerde met

gewone indexverhogingen ?

3. Hoeveel procent (evenals in absolute cijfers) hiervan werd besteed aan bijkomende tewerk-stelling en om hoeveel fulltime equivalenten gaat het ?

Hoeveel procent (én in absolute cijfers) ging naar de uitvoering van de VIA-akkoorden (om-zetting DAC, loonsverhoging, uitstapregeling) ? 4. Welk aandeel van het budget ging sinds het aantreden van deze regering naar een verster-king van de administratie ?

5. Wat is het aandeel van het budget en hoe was de groei voor de verschillende vormen van dienstverlening (gezinszorg, rusthuizen – VIPA

enerzijds en ondersteuning anderzijds – thuis-zorg, experimenten en projecten) in de voorbije legislatuur ?

6. Hoeveel plaatsen/uren dienstverlening werden in de voorbije legislatuur gecreëerd (en worden effectief gebruikt) ?

Antwoord

Door middel van bovenvermelde vraag wenst de Vlaamse volksvertegenwoordiger een inzicht te verkrijgen in het budget voor het domein van de ouderenzorg teneinde na te gaan of de geciteerde globale stijging van het totale budget voor welzijn zich ook vertaald heeft in een gelijkaardige stijging binnen het budget voor de ouderenzorg.

Alvorens over te gaan tot het beantwoorden van de vragen wil ik erop wijzen dat de specifieke kre-dieten voor ouderenzorg gelet op de geldende op-deling van de Vlaamse begroting, terug te vinden zijn op het programma 41.3 Bejaardenzorg. Tenzij anders gevraagd, zal ik mij in mijn antwoord dan ook beperken tot het budget op dit programma. Daarnaast zijn er binnen de goedgekeurde Vlaamse begroting ook nog kredieten terug te vin-den die betrekking hebben op de ouderenzorg bin-nen de bedragen opgenomen op de programma's Gezinsaangelegenheden, VIPA en Zorgverzeke-ring. De middelen voor de werking van de admini-stratie bevinden zich eveneens op een specifiek programma binnen de Vlaamse begroting.

1. Met betrekking tot de vergelijking van het bud-get 1999 met het budbud-get 2004 op het pro-gramma 41.3 Bejaardenzorg kan volgend over-zicht geboden worden :

Budget Aangroei budget 1999-2004

(2)

Hieruit blijkt dat het krediet op dit programma in zijn globaliteit met 25.512.726,04 euro of 911,74 % gestegen is over de periode 1999-2004. Indien enkel gekeken wordt naar de niet-gesplitste kredieten is de toename nog meer uit-gesproken : een stijging met 25.874.352,58 euro of 4.077,22 %.

Er dient bovendien opgemerkt te worden dat de gesplitste vastleggings- en ordonnanceringskre-dieten op dit programma enkel aangewend wor-den voor de subsidiëring van de serviceflatgebou-wen die via het Bevak-programma

(beleggings-vennootschap met vast kapitaal – red.)

gereali-seerd worden. Het benodigde budget inzake vast-leggingskredieten neemt over de periode af gezien het dalend aantal gerealiseerde bijkomende

pro-jecten. Het ordonnanceringskrediet daarentegen neemt toe aangezien dit aangewend wordt voor de jaarlijkse subsidiëring van de reeds gereali-seerde projecten. Gezien de specifieke aanwen-ding van deze gesplitste kredieten zal bij de ver-dere duiding van de toename van het budget steeds uitgegaan worden van de niet-gesplitste vastleggingskredieten.

2. Enkel de middelen op de basisallocatie 34.08 binnen dit programma (subsidiëring animatie-functie in de erkende rusthuizen aansluitend op de DAC-regularisatie) worden jaarlijks geïn-dexeerd (DAC: Derde Arbeidscircuit – red.). Een herberekening van de aangroei van het budget zonder indexering geeft volgend beeld :

Budget Aangroei budget 1999-2004 Verschil ten opzicht van (exclusief indexering) (exclusief indexering) tabel onder vraag 1

1999 2004 bedrag % bedrag %

NGK 634.607,42 25.063.040,91 24.428.433,49 3.849,38 -1.445.919,09 -227,84

Hieruit blijkt dat het krediet op dit programma in zijn globaliteit met nog steeds 24.428.433,49 euro of 3.849,38 % gestegen is over de periode 1999-2004. Proportioneel bedraagt het aandeel van de indexering in de toename van het kre-diet over de geviseerde periode 1.445.919,09 euro of 5,59 %.

3. De bijkomende tewerkstelling die binnen dit programma gerealiseerd werd, heeft betrekking op de invoering en de subsidiëring van een ver-hoogde personeelsnorm inzake de functie van deskundige in animatie en activatie in de er-kende rusthuizen, aansluitend op de regularise-ring van de DAC-statuten.

Van de groei van het budget over de periode 1999-2004 werd 8.049.837,70 euro (geïn-dexeerd) of 7.436.805,74 euro (niet-geïn-dexeerd) besteed aan deze bijkomende tewerk-stelling.

Proportioneel bedraagt het aandeel van de bij-komende tewerkstelling in de toename van het krediet 31,11 % (geïndexeerd) of 28,74 % (niet-geïndexeerd).

In voltijdse equivalenten uitgedrukt, stemt dit overeen met een bijkomende tewerkstelling van 269,63 voltijdse betrekkingen.

Hoeveel procent (én in absolute cijfers) ging naar de uitvoering van de VIA-akkoorden (omzetting DAC, loonsverhoging, uitstapregeling) ?

Binnen het programma 41.3. zijn het enkel de middelen op de basisallocatie 34.08 binnen dit programma (subsidiëring animatiefunctie in de erkende rusthuizen aansluitend op de DAC-regularisatie) die betrekking hebben op de VIA-akkoorden. Het betreft hier in hoofd-zaak de regularisatie van de vroegere DAC-statuten.

Van de groei van het budget over de periode 1999-2004 werd 14.772.109,81 euro (geïn-dexeerd) of 13.920.089,00 euro (niet-geïn-dexeerd) aangewend voor de uitvoering van de VIA-akkoorden.

(3)

entiteiten. Het betreft hier het overeenstem-mend gedeelte van de personeelskosten van de afdeling Welzijnszorg (team Ouderenzorg en team Thuiszorg), de afdeling Inspectie en Toe-zicht (inspectie van de residentiële ouderen-voorzieningen en de thuiszorgouderen-voorzieningen) en het projectteam Zorgverzekering.

Bedoeld budget is over de geviseerde periode toegenomen met 808.414,67 euro.

5. In 1999 bedroeg het beschikbare budget voor de diensten voor gezinszorg 194.653 duizend euro of 12 % van het totale budget voor wel-zijn. In 2004 bedraagt het budget voor gezins-zorg 300.475 duizend euro, wat een stijging is van 54,4 % ten opzichte van 1999. Het budget

voor gezinszorg in 2004 bedraagt 13,7 % van het totale welzijnsbudget.

In 1999 was er 3.867 duizend euro (incl. 186 duizend euro voor projecten) ingeschreven voor de subsidiëring van de thuiszorgvoorzie-ningen. In 2004 bedraagt het totale budget voor de thuiszorg 9.629 duizend euro (zonder projecten). Wat de projecten betreft, was er in 2000 in een budget van 372 duizend euro voor-zien. Ook in 2004 bedraagt het budget 372 dui-zend euro.

Inzake de VIPA-vastleggingskredieten voor de ouderenvoorzieningen kan volgend overzicht geboden worden :

Overzicht vastleggingskredieten ouderenvoorzieningen

Initieel krediet Kredieten vanuit FFEU Totaal krediet

1999 39.194.445 39.194.445

2000 66.380.928 66.380.928

2001 44.960.449 44.960.449

2002 44.961.000 6.197.338 51.158.338

2003 44.961.000 37.184.029 82.145.028

6. Tijdens deze legislatuur nam het aantal rusthui-zen af met 22 voorzieningen tot 761 rusthuirusthui-zen, terwijl het aantal opvangplaatsen toenam van 57.785 tot 62.131 woongelegenheden. Dit laatste vertegenwoordigt een aangroei met 4.346 woon-gelegenheden of 7,52 %.

Het aantal serviceflatgebouwen nam tijdens deze periode toe van 266 tot 359 voorzieningen, terwijl het aantal opvangplaatsen toenam van 9.276 tot 11.876 wooneenheden. Dit laatste ver-tegenwoordigt een aangroei met 2.600 woon-eenheden of 28,03 %.

Tijdens deze legislatuur werden er 33 extra dag-verzorgingscentra erkend. Zij vertegenwoordi-gen 472 verblijfseenheden. Dit stemt overeen met een aangroei van 74,68 %. Momenteel zijn er 80 dagverzorgingscentra erkend met in to-taal 1.104 verblijfseenheden.

Wat de centra voor kortverblijf betreft, werden er in deze periode 66 bijkomende centra voor kortverblijf erkend. Samen zijn zij goed voor

309 woongelegenheden. Dit laatste stemt over-een met over-een aangroei van 141,10 %. Momenteel zijn er 117 centra voor kortverblijf met in to-taal 528 woongelegenheden.

Het urencontingent van de gezinszorg werd in de periode 1999-2004 uitgebreid met 1.251.567 uren tot 14.102.156 uren. Dit stemt overeen met een aangroei van 9,73 %.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In een tweede fase (vanaf augustus) wordt de rij- richting naar Brussel aangepakt en gebeurt de ver- keersafwikkeling op 2 x 2 (versmalde) rijstroken. via het vernieuwde wegdek in

Bestaan er verschillen tussen de arrondisse- menten en/of steden en (landelijke) gemeen- ten ? Indien mogelijk graag een overzicht van de jongste vijf jaar... b) Voor

Vlaams minister van Financiën en Begroting, I n n o- vatie, Media en Ruimtelijke Ordening.

Voor de zelfstandige kinderopvang betreft het een globaal overzicht van de evolutie van het aantal zelfstandige kinderopvangplaatsen in de vermelde p e r i o d e, uitgesplitst

Door de verruiming van het begrip "aangesloten opvanggezin" creëerde de raad van bestuur van Kind en Gezin de mogelijkheid om alle opvanggezinnen die binnen het

Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking.

Welke projecten, in voormelde regio, zijn defini- tief vastgelegd voor afwerking in 2001 enerzijds en in 2004 anderzijds?. In welke gemeenten (dorpen) werd gekozen voor de

De gebieden in woonzone die ook de functie van openbaar nut hebben, zijn niet een- duidig weer te geven, enerzijds omdat het ele- menten van lokaal niveau betreft, a n d e r z i j