Aan: KPN Mobile The Netherlands B.V. Betreft: continuering van AMM-aanwijzing
1. Inleiding
Bij besluit van 20 oktober 1999 (met het kenmerk OPTA/S&C/99/7870) heeft het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover zij aanbieder zijn van een mobiel openbaar telefoonnetwerk en een mobiele openbare telefoondienst, aangewezen als partij met aanmerkelijk macht op de nationale markt voor mobiele openbare telefonie. De wettelijke basis van deze aanwijzing werd gevormd door artikel 6.4, eerste lid van de
Telecommunicatiewet (hierna: Tw). In het bovengenoemde besluit van 20 oktober 1999 heeft het college aangegeven dat de aanwijzing geldt voor onbepaalde duur. Wel zal het college de aanwijzing een jaar na de inwerkingtreding ervan, en voorts ieder jaar daarna, op de noodzaak tot continuering ervan
onderzoeken. Dit is in overeenstemming met de Richtsnoeren aanwijzing aanmerkelijke macht op de markt (hierna: de Richtsnoeren), die het college op 6 maart 2000 heeft gepubliceerd1.
In deze brief informeert het college KPN Mobile The Netherlands B.V. over de uitkomsten van het onderzoek naar de noodzaak tot continuering van de aanwijzing van Koninklijke KPN N.V. als partij met aanmerkelijke macht op de nationale markt voor mobiele openbare telefonie. Op basis van dit onderzoek is het college van oordeel dat er geen aanleiding is om af te zien van continuering van de aanwijzing van Koninklijke KPN N.V.. Ook beleidsmatig gezien is continuering gewenst vanwege de te verwachten positieve effecten die de aanwijzing heeft op de verdere concurrentieontwikkeling op de mobiele
telefonie-markt. Het college zal in het navolgende dieper ingaan op het onderzoek naar de noodzaak tot continuering van de aanwijzing.
2. Overdracht vergunningen voor GSM en DCS 1800
Allereerst merkt het college op dat bij besluit van de Staatssecretaris van Verkeer & Waterstaat d.d. 28 juni 2000 de aan Koninklijke KPN N.V. verleende vergunningen voor het gebruik van, onder meer, GSM-en DCS 1800-frequGSM-enties op 21 juli 2000 zijn overgegaan van Koninklijke KPN N.V. op KPN Mobile The Netherlands B.V.. Als gevolg van deze overdracht rusten de uit de Telecommunicatiewet voortvloeiende rechten en plichten voortaan op KPN Mobile The Netherlands B.V. in haar hoedanigheid van aanbieder van een mobiel openbaar telefoonnetwerk en een mobiele openbare telefoondienst. Een ander gevolg van de overdracht is dat ook de aanwijzing van Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen als partij met aanmerkelijke macht op de nationale markt voor mobiele openbare telefonie naar het oordeel van het college moet worden geacht te zijn overgegaan naar KPN Mobile The Netherlands B.V.. Dit oordeel is in overeenstemming met het standpunt van KPN Mobile The Netherlands B.V. terzake, dat bij brief van 7 september 2000 aan het college kenbaar is gemaakt. Omwille van de leesbaarheid wordt in het vervolg van deze brief KPN Mobile The Netherlands B.V. aangeduid als KPN.
3. Onderzoek naar noodzaak tot continuering van de aanwijzing
Op grond van de Richtsnoeren zal het college jaarlijks ambtshalve bezien of de aanwijzing van een aanbieder tot partij met aanmerkelijke marktmacht moet blijven gelden. In dat kader heeft het EIM, in opdracht van het college, het marktaandeel van KPN onderzocht en een analyse uitgevoerd van de
aanvullende criteria van artikel 6.4, vierde lid, Tw2. Het rapport van het EIM is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Ten eerste merkt het college op dat uit het onderzoek van het EIM blijkt dat het marktaandeel van KPN, gemeten in omzet, zich bevindt tussen de 35% en de 45%. Dit marktaandeel daalt zeer licht in de loop van de tijd, maar lijkt zich te stabiliseren.
Ten tweede geeft de analyse door het EIM van de criteria van artikel 6.4, vierde lid, Tw geen aanleiding om af te zien van continuering van de aanwijzing van KPN. Zo geeft een aantal indicatoren aan dat KPN een gelijkwaardige positie heeft met de andere aanbieders van mobiele openbare
telecommunicatiediensten, althans geen slechtere positie. Andere indicatoren, zoals het vermogen om de marktvoorwaarden te beïnvloeden, geven aan dat KPN een betere positie heeft ten opzichte van met name de drie nieuwe aanbieders van mobiele openbare telecommunicatiediensten, te weten Ben, Dutchtone en Telfort. Hierbij is onder andere gekeken naar de kwaliteit van het mobiele netwerk, de beschikking over het vaste netwerk en het opgebouwde klantenbestand. Tevens kan KPN meer profiteren van schaalvoordelen door het grotere aantal eindgebruikers dat gebruik maakt van het netwerk van KPN. Voorts merkt het college op dat de in het bovengenoemde besluit van 20 oktober 1999 beschreven beleidsoverwegingen ten aanzien van de toepassing van het instrument van aanmerkelijke marktmacht alsmede de beoogde effecten van aanwijzing nog steeds gelden. In die zin is het college van oordeel dat continuering van de aanwijzing nog steeds noodzakelijk is om deze effecten te bereiken.
Resumerend stelt het college vast dat het marktaandeel van KPN en de analyse van de criteria van artikel 6.4, vierde lid, Tw geen aanleiding geeft om af te zien van continuering van de aanwijzing van KPN als partij met aanmerkelijke macht op de nationale markt voor mobiele openbare telefonie.
Hoogachtend,
HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT namens het college,
drs. H.C. Bakker, secretaris
2 EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid, Marktonderzoek continuering KPN Mobile als marktpartij met aanmerkelijke