• No results found

De onderzoeksbevoegdheden van de btw-administratie in het kader van de controle op de belastingtoestand van een belastingplichtige

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De onderzoeksbevoegdheden van de btw-administratie in het kader van de controle op de belastingtoestand van een belastingplichtige"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-33

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ De onderzoeksbevoegdheden van de btw-administratie in het kader van de controle op de belastingtoestand van een belastingplichtige

p. 7/ De principes van behoorlijk bestuur p. 7/ Relatiegeschenken van geringe waarde p. 8/ Lichting van de optie van een leasing

en voordeel in natura

De onderzoeksbevoegdheden van de btw-administratie in het kader van de controle op de belastingtoestand van een belastingplichtige

I. Inleiding

1. Een aankondiging van een bezoek, een vraag om inlichtingen zijn onmiskenbare voorboden van een belastingcontrole in het domein van de directe belastingen of van de btw.

Om gepast te reageren op de vragen van de amb- tenaren van de administratie is het belangrijk dat u weet welke onderzoeksbevoegdheden de btw- administratie heeft. Mag zij naar mijn woonplaats of arbeidsplaats komen op eender welk uur van de dag of nacht ? Mag zij mijn documenten zomaar meenemen ? Welke documenten moet ik haar voor- leggen ? Mag zij mijn bank, mijn buren, mijn leve- ranciers, … ondervragen ?

In dit artikel proberen we u een beknopt antwoord te geven op al die vragen die een controle van de btw-administratie doen rijzen.

II. Bewaringsplicht

2. Artikel 60, § 1, 1e lid van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (afgekort Btw-Wetboek) stelt dat de boeken, facturen en an-

dere stukken waarvan het Btw-Wetboek of zijn uit- voeringsbesluiten het houden, het opmaken of het uitreiken voorschrijven, dienen te worden bewaard door de personen die ze hebben gehouden, opge- maakt, uitgereikt of ontvangen.

Deze bewaringsplicht geldt voor elke persoon, al dan niet onderworpen aan de btw. Het gaat dus niet alleen om de belastingplichtige en zijn leve- ranciers, maar ook om zijn klanten (al dan niet btw-plichtig).

De lijst van de documenten die krachtens het Btw- Wetboek moeten worden bijgehouden, opgemaakt of uitgereikt is lang. Zo betreft deze bewarings- plicht1 inzonderheid de facturen en als zodanig geldende documenten, de handelsboeken en boe- kingsstukken, de contracten, de stukken met be- trekking tot de bestellingen, de verzendingen, afgiften en leveringen van goederen, de rekening- uittreksels2 en de betalingsstukken, alsook de andere boeken en stukken met betrekking tot de

1 Cf. M. CEULEMANS, Apprendre la TVA, Guide Pratique, Edipro, Luik, 2010, p. 189.

2 Cf. rb. Luik, 28 oktober 2004, kohier nr. 00-2924-A, Fiscalnet.

(2)

werkzaamheid, de documenten betreffende de ana- lyses, de programma’s en de uitbating van geïnfor- matiseerde systemen.

De bewaringstermijn van de boeken, facturen en andere stukken die krachtens het Btw-wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten moeten worden bijgehou- den, opgemaakt of uitgereikt bedraagt, in princi- pe, zeven jaar.

Het vertrekpunt van de termijn verschilt naar- gelang het handelsboeken of facturen en andere stukken betreft.

Voor de boeken vangt de termijn aan op 1 januari van het jaar volgend op hun afsluiting. Voor de facturen en overige stukken vangt hij aan op 1 januari van het jaar volgend op hun datum.

Een grondiger onderzoek van de bewaringsplicht van een belastingplichtige valt niet binnen het be- stek van deze bijdrage.

III. Onderzoeksbevoegdheden

1. Voorlegging van stukken

A. Toelichting

3. Artikel 61, § 1 van het Btw-Wetboek legt ieder- een op om de boeken, facturen en andere stukken die hij dient te bewaren, zonder verplaatsing, ter inzage voor te leggen aan de btw-administratie.

Zo werd gevonnist dat het boek met de reserverin- gen dat een restauranthouder bijhoudt eveneens onder deze voorleggingsplicht valt3.

Deze voorlegging is niet aan een bijzondere voor- waarde onderworpen; ze moet gebeuren door de be- trokken persoon of een daartoe gemachtigde per- soon «op ieder verzoek van de administratie».

4. Gaat het om een btw-eenheid, dan is het de ver- tegenwoordiger die door de overige leden werd aangeduid die de door de btw-administratie opge- vraagde stukken moet voorleggen. De administra- tie kan niettemin eisen dat het lid van de btw-een- heid zelf de voorlegging van de boeken, facturen en andere stukken die hem aanbelangen verricht (artikel 61, § 1, 2e lid van het Btw-Wetboek).

3 Cf. rb. Hasselt, 12 november 2009, kohier nr. 08/184/A, Fiscalnet.

De belastingplichtige die niet in België gevestigd is en geen aansprakelijke vertegenwoordiger heeft laten erkennen dient aan de btw-administratie een adres in België mee te delen waar de boeken en an- dere stukken ter inzage zullen worden voorgelegd (artikel 61, § 1, 5e lid van het Btw-Wetboek).

5. De enige beperking van de bevoegdheid van de btw-administratie is het doel dat zij met de voorleg- gingsplicht wenst te bereiken.

De voorlegging van de stukken aan de ambtenaren van de btw-administratie moet hun in staat stellen om :

– de juiste heffi ng van de btw na te gaan voor de handelingen waarbij de betrokkene partij is ge- weest;

– uit de voorgelegde boeken, facturen en andere stukken de gegevens over te nemen die nuttig worden geacht voor de controle op de heffi ng van de btw met betrekking tot alle handelingen verricht door derden4.

Indien het door de ambtenaar van de administra- tie opgevraagde stuk niet belangrijk is, mag de betrokken persoon weigeren om het voor te leg- gen. We raden in dat geval aan om de weigering schriftelijk te motiveren zodat u een bewijs achter de hand hebt.

B. Voorlegging zonder verplaatsing

6. De voorlegging moet «zonder verplaatsing» ge- beuren, dat wil zeggen op de plaats waar de boe- ken, facturen en andere stukken zich bevinden.

Doorgaans is dit de maatschappelijke zetel, de ex- ploitatiezetel of de woonplaats van de belasting- plichtige. Het valt echter voor dat de stukken tij- delijk bij de boekhouder van de belastingplichtige liggen. In dat geval wordt de controle vaak bij deze laatste verricht.

De ambtenaren van de btw-administratie zijn ech- ter niet verplicht om zich naar die plaats te bege- ven5. De boeken, facturen en andere stukken moe- ten dan naar de maatschappelijke zetel of naar de woonplaats van de belastingplichtige worden over- gebracht zodat ze daar door de ambtenaren kun- nen worden geraadpleegd.

4 Cf. nr. 563 van de Btw-handleiding.

5 Cf. nr. 564 van de Btw-handleiding.

(3)

In afwijking van de voornoemde regel moet het register van de teruggaven op elk verzoek van de administratie op het controlekantoor worden voor- gelegd. Anders moet de belastingplichtige de btw waarvan hij de teruggaaf heeft bekomen, terug- storten (artikel 4, §  2 van het koninklijk besluit nr. 4 met betrekking tot de teruggaven inzake btw).

C. Boeken, facturen en andere stukken gehouden, opgemaakt, uitgereikt,

ontvangen of bewaard door middel van een geïnformatiseerd systeem

7. Wanneer de boeken, facturen en andere stuk- ken door middel van een geïnformatiseerd systeem worden gehouden, opgemaakt, uitgereikt, ontvan- gen of bewaard behelst de voorleggingsplicht de volgende verplichtingen :

a) de verplichting om de op informatiedragers ge- plaatste gegevens in een leesbare en verstaan- bare vorm voor te leggen (overhandiging van een afgedrukt document);

b) de verplichting om een geïnformatiseerde ko- pie van de gegevens voor de btw-administratie te maken;

c) de verplichting om de informaticabewerkingen te verrichten die nodig worden geacht om de juiste heffi ng van de btw na te gaan.

De belastingplichtige heeft ook een bewarings- plicht voor wat het gebruikte materiaal betreft, maar dat slaat niet op de licenties van de nodige software.

Bovendien moet elke belastingplichtige die de in- en uitgaande facturen elektronisch bewaart en wiens plaats van bewaring zich in een andere lid- staat bevindt een recht van toegang, downloading en gebruikneming langs elektronische weg voor deze facturen verlenen.

D. Factuur opgesteld in een andere taal dan één van de landstalen

8. Wanneer de facturen in een andere taal dan één van de landstalen opgesteld zijn, kan de btw- administratie eisen dat de facturen voor de leverin- gen van goederen of dienstprestaties die in België plaatsvinden alsook die welke de in België geves- tigde belastingplichtigen ontvangen hebben naar één van de landstalen worden vertaald.

E. Retentierecht

9. De voorlegging gebeurt zonder verplaatsing.

Dat betekent dat de ambtenaren van de administra- tie de stukken niet zomaar mogen meenemen om ze te raadplegen. Dat onderzoek moet in principe gebeuren daar waar de voorlegging van de boeken, facturen en andere stukken plaatsvindt.

Artikel 61, § 2 van het Btw-Wetboek wijkt van die regel af door een retentierecht te verlenen aan de ambtenaren van de btw-administratie indien zij dat nodig achten om de verschuldigdheid van de btw of van een boete aan te tonen.

Enkel in die omstandigheden hebben de ambtena- ren van de btw-administratie het recht om de boe- ken, facturen en overige stukken alsook de kopie- en op informatiedragers te behouden.

10. Aangezien de onderzoeksbevoegdheden van de ambtenaren van de btw-administratie de be- lastingplichtige niet mogen verhinderen om zijn activiteit uit te oefenen, strekt hun retentierecht zich niet uit tot de boeken die nog niet afgesloten zijn.

Wanneer die boeken echter op een geïnformati- seerd systeem worden bewaard, hebben de btw- ambtenaren het recht om kopieën van die boeken in de door hun gewenste vorm op te vragen.

11. Bij de uitoefening van het retentierecht moet, tegen ontvangstbewijs, een inventaris worden op- gemaakt alsook een proces-verbaal waarin de stuk- ken die de btw-ambtenaren hebben meegenomen nauwkeurig worden opgelijst.

De termijn van teruggaaf staat nergens vermeld in het Btw-Wetboek.

In de praktijk kan de belastingplichtige met de ambtenaren van de administratie afspreken dat zij sommige stukken gedurende een zekere periode in hun bezit mogen houden om de ongemakken die hun aanwezigheid op zijn maatschappelijke zetel of woonplaats veroorzaakt, te beperken6.

6 Cf. rb. Brussel, 25 januari 1991, F.J.F., 1991, p.435.

(4)

F. Termijn waarbinnen de boeken, facturen en overige stukken moeten worden

voorgelegd

12. Het Btw-Wetboek legt geen termijn op.

In de praktijk zal de termijn vermeld staan in het verzoek van de btw-administratie. We zijn van oor- deel dat zij in een redelijke termijn dient te voor- zien.

Het gebeurt ook vaak dat het verzoek om de boe- ken, facturen en overige stukken voor te leggen ter gelegenheid van het bezoek zelf gebeurt. In dat geval zal het bericht dat doorgaans het bezoek aan- kondigt preciseren welke stukken ter beschikking van de ambtenaren van de administratie moeten worden gehouden.

G. Sanctie

13. De laattijdige voorlegging of weigering tot voorlegging wordt gestraft met een administratie- ve geldboete gaande van 25 tot 2 500,00 euro (arti- kel 70, § 4 van het Btw-Wetboek).

Sinds 1 juli 2012 schommelt deze boete tussen 50 en 5 000,00 euro7.

2. Vraag om inlichtingen

A. Principe

14. Artikel 62, § 1 van het Btw-Wetboek staat de ambtenaren van de administratie toe om bij iede- re persoon inlichtingen op te vragen om de juiste heffi ng van de btw in hoofde van de ondervraagde persoon, al dan niet belastingplichtige, of ten laste van derden8 met wie deze persoon verrichtingen af- sluit, na te gaan.

De vraag om inlichtingen mag geen inlichtingen behelzen met een te algemene draagwijdte of in- lichtingen die voor de ondervraagde buitensporig veel werk meebrengen of die de controleambtenaar zelf in de boekhouding kan terugvinden9.

7 Cf. programmawet van 22 juni 2012, verschenen in het BS van 28 juni 2012.

8 Cf. rb. Brussel, 24 december 2010, F.J.F., nr. 2011/142.

9 Cf. nr. 568/2 van de Btw-handleiding.

Artikel 62, § 2 van het Btw-Wetboek beoogt een bij- zondere hypothese.

Krachtens deze bepaling is elke belastingplichti- ge of lid van een btw-eenheid, eigenaar of houder van een zakelijk recht (opstal, erfpacht, vrucht- gebruik,  …) op een voor hypotheek vatbaar goed, ertoe gehouden zijn hoedanigheid van belasting- plichtige of van lid van een btw-eenheid kenbaar te maken aan de notaris die belast is met het opma- ken van de akte houdende vervreemding of hypo- theekstelling betreffende dat goed.

B. Vorm van het antwoord

15-. Het antwoord op de vraag om inlichtingen mag mondeling of schriftelijk worden verstrekt.

De voorkeur moet worden gegeven aan de schrifte- lijke mededeling opdat men een bewijs zou hebben en elke wijziging in de verklaringen van de onder- vraagde persoon zou worden vermeden.

C. Termijn waarbinnen de btw-administratie een antwoord dient te ontvangen

16. Ook hier voorziet het Btw-Wetboek niet in een antwoordtermijn.

De btw-handleiding preciseert dat het om een re- delijke termijn moet gaan die zal worden getoetst aan de volgende elementen : de aard en de omvang van de gevraagde inlichtingen, de administratieve en boekhoudkundige organisatie van de betrokke- nen en de vrijwaring van de belangen van de Schat- kist10.

D. Grenzen aan de bevoegdheid van de btw- administratie ?

17. In de uitoefening van haar bevoegdheden moet de administratie de privacy en het beroepsgeheim waartoe sommige personen gehouden zijn, in acht nemen. Zo werd inzonderheid gevonnist dat het contract tussen de belastingplichtige en zijn ac- countant gedekt is door het beroepsgeheim11. Op het vlak van btw bestaat er geen bankgeheim.

Krachtens artikel 62bis van het Btw-Wetboek mo- gen de ambtenaren van de administratie, om de juiste toepassing van de btw ten laste van derden

10 Cf. nr. 568/3 van de Btw-handleiding.

11 Cf. Brussel, 30 november 2006, F.J.F., nr. 2007/266.

(5)

na te gaan, de voorlegging eisen van de boeken en andere stukken dan die welke worden bedoeld in artikel 60, §  1, 1e lid alsook de verstrekking van inlichtingen door de Bank van de Post, de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen wanneer zij op grond van een machtiging uitgereikt door de daartoe aangestelde ambtenaar door de minister van Financiën handelen; in de praktijk is dit door- gaans de bevoegde gewestelijke directeur.

E. Sanctie

18. Het niet of het laattijdig antwoorden wordt gestraft met een administratieve geldboete gaande van 25 tot 2  500,00 euro (artikel  70, §  4 van het Btw-Wetboek).

Sinds 1  juli 2012 schommelt het bedrag van die boete tussen 50 en 5 000,00 euro12.

3. Bezoekrecht

A. Beschrijving

19. De btw-administratie heeft het recht om bezoe- ken ter plaatse af te leggen (artikel 63 van het Btw- Wetboek).

Zo moet de belastingplichtige de ambtenaren van de btw-administratie vrije toegang verlenen tot de ruimten waar hij zijn activiteit uitoefent zodat zij zijn belastingtoestand kunnen controleren.

Dat bezoek mag op elk ogenblik plaatsvinden zon- der voorafgaande verwittiging door de ambtena- ren van de btw-administratie, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een aanstellingsbewijs13.

In de praktijk sturen ze meestal een bericht waarin ze hun bezoek aankondigen. We raden u, als boek- houder, aan om uw cliënt tijdens dat bezoek bij te staan.

20. Het bezoek ter plaatse moet de ambtenaren van de btw-administratie in staat stellen om :

– alle boeken en stukken die zich aldaar bevinden, te onderzoeken14;

12 Cf. programmawet van 22 juni 2012, verschenen in het BS van 28 juni 2012.

13 Cf. Cass., 12 november 2009, kohiernr. F.07.0076.N/I, Fiscalnet.

14 Cf. Cass., 16 december 2003, kohier nr. P031087N, Fiscalnet.

– door middel van de gebruikte uitrusting en met de bijstand van de betrokken persoon de betrouwbaarheid na te gaan van de geïnforma- tiseerde inlichtingen, gegevens en bewerkin- gen door onder meer de voorlegging te vorde- ren van stukken die speciaal zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm15;

– de aard en de belangrijkheid vast te stellen van de activiteit die er wordt uitgeoefend en van het daarvoor aangestelde personeel, alsook van de aanwezige goederen, met inbegrip van de pro- ductie- en vervoermiddelen.

B. Lokalen waar (vermoedelijk) een activiteit wordt uitgeoefend

21. Artikel 63, §  2 van het Btw-Wetboek bepaalt dat het begrip «ruimten waar een activiteit wordt uitgeoefend», inzonderheid slaat op de kantoren, de fabrieken, de werkplaatsen, de opslagplaatsen, de bergplaatsen, de garages alsook de als fabriek, werkplaats of opslagplaats gebruikte terreinen.

Deze opsomming is niet limitatief zodat de ambte- naren van de btw-administratie alle ruimten mo- gen betreden waar een activiteit wordt of vermoe- delijk wordt uitgeoefend. Zo werd gevonnist dat de woning van de belastingplichtige een beroeps- ruimte vormde omdat de ambtenaren van de ad- ministratie vanaf het voetpad via een openstaande deur hebben kunnen vaststellen dat de zogeheten woning ook als opslagplaats voor voertuigen werd gebruikt16.

In een antwoord op een parlementaire vraag heeft de minister van Financiën verklaard dat een bankkluis die boeken en stukken over de eco- nomische activiteit bevat als een beroepsruimte moet worden aangemerkt en dat de ambtenaren van de administratie dus het recht hadden om ze te openen.

Het bezoekrecht slaat ook op de plaatsen waar tij- delijk een activiteit wordt uitgeoefend, zoals een bouwwerf bijvoorbeeld17.

15 Cf. Vraag nr. 126 van Mevr. Trees Pieters van 23 november 1999 (N.), Vr. & Antw., Kamer, 2000-2001, p. 8047.

16 Cf. rb. Bergen, 22 december 2010, kohier nr. 09/2791/A, Fiscalnet.

17 Cf. nr. 582/3 van de Btw-handleiding.

(6)

C. Bewoonde gebouwen of lokalen

22. Indien het om bewoonde gebouwen of lokalen gaat, mag dit bezoek enkel plaatsvinden tussen vijf uur ’s morgens en negen uur ’s avonds, met de machtiging van de politierechter (artikel 63, 3e lid van het Btw-Wetboek).

Er werd gevonnist dat de loutere aanwezigheid van boekhoudstukken in een lokaal op zich niet volstaat om te besluiten dat er waarschijnlijk be- lastbare handelingen in dat privélokaal werden verricht. Indien de ambtenaren het professionele karakter van het kantoor pas na het betreden van het bewoonde lokaal en hun installatie in dat kan- toor hebben vastgesteld, strookt hun handelwijze niet met artikel 63 van het Btw-Wetboek dat voor- schrijft dat er minstens een vermoeden van belast- bare handeling moet zijn vooraleer men de woning mag betreden18.

D. Vervoermiddelen

23. Dit bezoekrecht strekt zich ook uit tot alle ver- voermiddelen, met inbegrip van de containers die worden of vermoedelijk worden gebruikt om in het Btw-Wetboek bedoelde handelingen te verrichten, ten einde de vervoerde goederen, boeken en stuk- ken te onderzoeken.

Deze controle slaat dus op alle vervoerde goederen, meer bepaald die welke over de weg worden ver- voerd, ongeacht of ze al dan niet vergezeld zijn van handelsdocumenten of documenten opgelegd door andere reglementeringen19.

E. Is het bezoekrecht een vorm van huiszoeking ?

24. Volgens het hof van beroep te Antwerpen luidt het antwoord op die vraag negatief.20 In casu oor- deelt het hof dat het feit dat de BBI de keukens van een restauranthouder doorzoekt en de laden van een bureau opent om er uiteindelijk een reeks be- zwarende documenten voor de btw-belastingplich- tige te ontdekken een niet-toegestane huiszoeking vormt. Volgens het hof houdt het bezoekrecht aan de plaatsen waar een beroepsactiviteit wordt uitge-

18 Cf. rb. Hasselt, 17 november 2010, kohier nr. 08/108/A, Fiscalnet.

19 Cf. nr. 571 van de Btw-handleiding.

20 Cf. Antwerpen, 22 mei 2000, Fiscoloog nr. 757/1; Antwerpen, 13 mei 2011, Fisc. Koerier, 2001, p.187.

oefend niet in dat men het recht heeft om de docu- menten op te sporen en te doorzoeken.

In een arrest van 16 december 2003 heeft het Hof van Cassatie echter toegegeven dat de ambtenaren van de btw-administratie de bevoegdheid hebben om de boeken en stukken te onderzoeken die zich in de beroepslokalen bevinden zonder de belasting- plichtige vooraf te moeten vragen hun de docu- menten in kwestie voor te leggen21.

F. Sancties

25. Elke schending van deze verplichting wordt gestraft met een administratieve geldboete gaande van 25 tot 2  500,00 euro (artikel 70, §  4 van het Btw-Wetboek).

Sinds 1 juli 2012 schommelt dat bedrag tussen 50 en 5 000,00 euro22.

IV. Verjaringstermijnen

Het Btw-Wetboek voorziet niet in specifi eke onder- zoekstermijnen. Bijgevolg mogen de ambtenaren van de administratie onderzoeksdaden stellen zo- lang de verjaringstermijnen van de eis tot invorde- ring van de belasting, interesten en fi scale boetes niet verstreken zijn.

De verjaringstermijnen van de eis tot invordering schommelen tussen drie en zeven jaar. We verwij- zen u hiervoor naar artikelen 81bis en volgende van het Btw-Wetboek die we hier niet nader bespre- ken.

Tot slot kunnen we stellen dat de administratie over ruime, maar niet over onbeperkte bevoegdhe- den beschikt. De belastingplichtige en zijn boek- houder houden de regels die we hiervoor hebben overlopen dus best nauwlettend in het oog.

Julie VAN THEMSCHE Advocate aan de Balie van Luik Advocatenkantoor HERVE

21 Cf. Cass., 16 december 2003, R.G.C.F., 2005, p.284.

22 Cf. programmawet van 22 juni 2012, verschenen in het BS van 28 juni 2012.

(7)

De principes van behoorlijk bestuur

Sinds een twintigtal jaar, en meer bepaald sinds een heel bekend arrest van 27 maart 1992, veroordelen de rechtbanken die zich dienen uit te spreken over belastinggeschillen soms de belastingadministratie wanneer deze ervoor kiest volledig terug te komen op praktijken (aftrek, niet-belasting) die ze eerder had aanvaard in identieke feitelijke omstandigheden.

Volgens het beginsel van de rechtszekerheid moet het gewettigd vertrouwen van het rechtssubject in acht worden genomen wanneer deze op basis van dit vertrouwen heeft gehandeld. Anders gezegd moet de belastingplichtige over een minimum aan zeker- heid beschikken over het bestaan en de inhoud van zijn rechten en verplichtingen, zowel ten aanzien van zijn medeburgers als van de administratie.

Zoals professor en ambtenaar Pascal Vanbalberg- he schrijft (in zijn beroepsopleidingscursus) : «de belastingplichtigen moeten vooraf weten wat hen al dan niet is toegestaan, op welke rechten ze kunnen en zullen kunnen aanspraak maken ten aanzien van hun partners in de maatschappij en welke verplich- tingen ze moeten in acht nemen. Aldus omschre- ven is zekerheid dus een essentiële vereiste in een Rechtsstaat» (vrije vertaling).

De oorsprong van deze principes gaat terug tot een arrest van het Hof van Cassatie van 27 maart 1992 waarvan de overwegingen bindend zijn voor de be-

lastingadministratie, ongeacht de belastingmate- rie. De feiten van dit princiepsarrest kunnen als volgt worden samengevat : een dealer van wagens had de btw op de facturen in mindering gebracht zonder dat hij de vereiste formaliteiten voor deze aftrek in acht had genomen.

De btw-administratie had echter op geen enkel mo- ment bezwaren geopperd tegen deze aftrek. Tien jaar later verwierp een btw-ambtenaar deze aftrek en voerde aan dat de wettelijke vereisten niet waren na- geleefd. Het Hof van Cassatie oordeelde dat de admi- nistratie het rechtszekerheidsbeginsel had miskend.

Het hof was van mening dat «het recht op rechtsze- kerheid onder meer inhoudt dat de burger moet kun- nen vertrouwen op wat door hem niet anders kan wor- den opgevat dan als een vaste gedrags- of beleidsregel van de overheid; dat daaruit volgt dat de door de over- heid opgewekte gerechtvaardigde verwachtingen van de burger in de regel moeten worden gehonoreerd».

Dit is een arrest waarnaar soms nuttig kan wor- den verwezen wanneer we het slachtoffer zijn van plotse en onverantwoorde koerswijzigingen van de belastingadministratie.

Pierre-François COPPENS Belastingconsulent, Jurist

Relatiegeschenken van geringe waarde

Een relatiegeschenk is een geschenk dat in het ka- der van de beroepsactiviteit wordt aangeboden aan één of meer klanten of commerciële tussenpersonen met als doel de omzet te handhaven of te verbete- ren, klanten te binden of nieuwe klanten te maken.

In principe zijn relatiegeschenken maar ten belope van 50 % aftrekbaar (artikel 53, 8° WIB 1992).

Reclameartikelen die opvallend en blijvend de be- naming van de schenkende onderneming dragen, zijn echter volledig aftrekbaar. Er moeten echter drie voorwaarden tegelijk zijn vervuld  : de arti- kelen moeten bestemd zijn voor een heel grote verspreiding, ze moeten van geringe waarde zijn (zoals sleutelhangers, agenda’s, aanstekers, kogel-

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

pennen, ...) en de naam of het logo van de onderne- ming moet erop zijn aangebracht. Ook kosten die worden gemaakt voor de verdeling van gratis sta- len zijn volledig aftrekbaar.

Juwelen of waardevolle vulpennen kunnen dus niet als reclameartikelen worden beschouwd (zelfs als de naam van de onderneming erin gegraveerd is). Hetzelfde geldt voor artikelen waarop de bena- ming van de onderneming niet opvallend is aan- gebracht of waarvan die vermelding gemakkelijk kan worden verwijderd.

De rechtspraak oordeelde onlangs dat een geboor- tegeschenk van 797 euro dat een vennootschap had gegeven aan een zakenrelatie die pas vader was geworden geen geringe waarde heeft. Gevolg : de vennootschap werd onderworpen aan de aanslag geheime commissielonen van 309 % (dus geen ge- wone verwerping van 50 %). Deze principes moeten dus nauwgezet worden nageleefd om fi scale tegen- vallers te vermijden.

Pierre-François COPPENS Belastingconsulent, Jurist

Lichting van de optie van een leasing en voordeel in natura

Wanneer een werkgever een voertuig (voertuig voor gemengd gebruik bestemd voor het vervoer van per- sonen) ter beschikking stelt aan zijn werknemer, geeft dat, zoals u weet, aanleiding tot een voordeel van alle aard dat belastbaar is bij die werknemer.

Wanneer een dergelijk voertuig in leasing werd ge- nomen, vormen de verzaking aan het lichten van de optie door de werkgever en de verwerving van de op- tie door de werknemer ook een bezoldiging (VAA) in de zin van artikel 30 WIB 1992, voor zover het voor- deel werd toegekend uit hoofde of naar aanleiding van de beroepswerkzaamheid van de werknemer (Administratieve Commentaar nr. 26/18.1 en 36/13).

In een arrest van 17 maart 2011 oordeelde het Hof van Cassatie, volgens een strikte interpretatie van de belastingwet, dat er geen belastbaar VAA meer is wanneer de echtgenoot van de bedrijfsleider de aankoopoptie licht. Volgens het hof geniet immers de echtgenoot (die noch zaakvoerder noch bestuur- der is) het voordeel. Op te merken valt dat de fi scus echter nog altijd de vennootschap kan belasten (te- gen het tarief van 33,99 %) door ervan uit te gaan

dat de vennootschap een abnormaal of goedgun- stig voordeel heeft toegestaan aan de echtgenoot.

Dat blijft echter nog steeds voordeliger dan de be- lasting van het VAA in de personenbelasting.

Een arrest van het hof van beroep van Brussel van 14 oktober 2010 illustreert de problematiek van de beëindiging van leasing van bedrijfswagens  : het geschil ging om een bijkomende aanslag in de per- sonenbelasting (aanslagjaar 1998) op het voordeel van alle aard dat de belastingplichtige werd geacht te verkrijgen uit het voertuig dat zijn werkgever had geleaset en hem tot dan gratis ter beschikking had gesteld. De belastingplichtige genoot een VAA door het voertuig in zijn eigen naam aan derden te verkopen tegen de prijs van 330  000 BEF terwijl de prijs van de aankoopoptie bij de leasingovereen- komst 30 000 BEF bedroeg.

Pierre-François COPPENS Belastingconsulent, Jurist

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om de aarde leefbaar te houden, moeten we toe naar een nieuw systeem voor onze voedselproductie.. Het huidige heeft zijn grenzen bereikt, zeker waar het gaat over

Als we het voedselproductiesysteem anders gaan inrichten en niet per se voor de hoogste winstmarge gaan maar voor een robuust en duurzaam systeem, dan krijg je ook de hele

Voor honden die allergisch zijn voor bijvoorbeeld voer waar konijn in zit is dit een heel goed alternatief, omdat het voer toch heel eiwitrijk is.. Ook het vet uit de larven

Investeren in aangepast werk dus, inzetten op maat- regelen die het mogelijk maken de eigen loopbaan vorm te geven (het aanmoedigen van tijdskrediet, landingsbanen), het

Vandaag de dag worden ouders met hoge verwachtingen geconfronteerd: de ideale baan vinden, evenwichtig samenwonen, voorbeeldige kinderen hebben die de beste zijn

Het is precies dit soort van spreken, de- ze invulling van wat opvoeden is of kan zijn, die niet meer ter sprake gebracht wordt omdat opvoe- den voor ons vandaag een heel

We zien hierin ook een plus in de bevoegdheden van de gemeente om omwonenden die zelf minder mondig zijn te kunnen beschermen tegen dit soort overlast en andere soorten overlast

Vele vluchtelingen vonden nog geen onderdak, ten- ten blijken niet bestand tegen de stortbuien, kinderen kampen met bronchitis en longontste- king en er dreigt