• No results found

I N H O U D Illegale uitoefening economische beroepen zwaarder gestraft !

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "I N H O U D Illegale uitoefening economische beroepen zwaarder gestraft !"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 Afgiftekantoor 2800 Mechelen 1 Tweewekelijks Verschijnt niet in juli

Illegale uitoefening economische beroepen zwaarder gestraft !

Administratieve vereenvoudiging : vereenvoudiging neerlegging oprichtingsakte vennootschap Door de Programmawet van 27 december 2004 kunnen oprichtingsakten elektronische neergelegd worden. De Wet van 15 december 2005 (B.S. 28 december 2005) voorziet nu ook in de mogelijkheid dat bankattesten en volmachten die bij een notariële oprichtings- of wijzigingsakte moeten worden gevoegd, elektronisch worden doorgestuurd.

BIBF-info

– De BIBF-leden die hun boekhoudvennootschap nog niet lieten erkennen conform het KB van 15 februari 2005, doen dit best zo snel mogelijk. De overgangsperiode eindigt immers op 26 september 2006 (meer info via homepage van www.bibf.be of in Pacioli nr. 184).

– De leden en stagiairs die zich nog wensen in te schrijven voor de seminaries BIBF 2006, kunnen dit nog steeds. Het programma en de inschrijvingsmodaliteiten vindt u terug als bijlage bij Pacioli nr. 199 of via de homepage van onze website.

– De informatiesessie naar aanleiding van de intentieverklaring betreffende de evolutie van de economische beroepen gaat door op 7 februari 2006 op de Heizel. Meer informatie vindt u op www.bibf.be.

FLASH

In het Belgisch Staatsblad van 30 december 2005 verscheen de Wet van 23 december 2005 houdende diverse bepa- lingen. Zoals gebruikelijk voorzien dergelijke wetten in een veelheid van correcties en aanvullingen op bestaande wetgeving. Hieronder bespreken wij een bepaling die de economische beroepsbeoefenaars en hun beroepsinstituten (IBR, IAB en BIBF) in het bijzonder zal interesseren.

Via de artikelen 61 en 63 van deze Wet worden nieuwe en identieke strafsancties voorzien voor personen en/of rechtspersonen die hetzij beroepsactiviteiten uitoefenen die behoren tot de voorbehouden opdrachten van de erkende boekhouders, (externe) accountants of bedrijfsrevisoren hetzij voor diegenen die onrechtmatig de beroepstitel (of een titel die hiermee kan worden verward) voeren van er- kende boekhouders, erkend boekhouder-fiscalist, accoun- tant, belastingconsulent of bedrijfsrevisor. De wetgever komt hiermee tegemoet aan de gedeeltelijke vernietiging

I N H O U D

Flash 1

Illegale uitoefening economische beroepen zwaarder gestraft 1 BIBF-nieuws : ledenbijdrage,

verzekering BA, permanente vorming en publicaties 2006 3 Wijziging van boetesysteem

voor laattijdige neerlegging

van jaarrekening 5

BTW – Recente wijzigingen 6 Nieuwe tarieven voor neer-

legging jaarrekening voor ondernemingen en pensioen-

fondsen sinds 1 januari 2006 8

(2)

door het Arbitragehof(1) van de vroegere strafsancties die voorzien waren voor deze misdrijven. Het Arbitragehof veroordeelde immers (en dit in de nasleep van haar arrest betreffende de al dan niet verenigbaarheid van het dubbel lidmaatschap BIBF – IAB) het bestaan van een verschil in strafsancties naargelang de aard van de reglementering waarop een inbreuk werd gepleegd (boekhouders ener- zijds en accountants/belastingconsulenten anderzijds).

Door deze wetsaanpassing worden al deze misdrijven nu op uniforme en gelijke wijze bestraft.

Vroegere strafsancties en het arrest van het Arbitragehof

Voor de accountants en belastingconsulenten bevatte de vroegere wetgeving(2) volgende strafbepaling : «Wie zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid toeëigent van accountant of belastingconsulent, of wie de artikelen 16, 17, 18 en 37 overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van 200 frank tot 1 000 frank (sic)». De artikelen waarnaar verwezen wordt bevatten de bepalingen – zowel voor na- tuurlijke personen als vennootschappen – inzake het voe- ren van de beroepstitels van accountant en belastingcon- sulent en de titels die hiermee kunnen worden verward alsook het uitoefenen van de aan de externe accountants voorbehouden beroepsactiviteiten.

De op de bedrijfsrevisoren toepasselijke wetgeving voorzag in een gelijkaardige bepaling met identieke strafsanctie(3) voor het onrechtmatig voeren van de titel van bedrijfs- revisor. Merkwaardig hierbij was het ontbreken van een specifieke strafsanctie voor het gebruik van een verwar- ringstichtende titel en evenmin voor het uitoefenen van de voorbehouden beroepsactiviteiten van bedrijfsrevisoren.

Voor de erkende boekhouders en boekhouders-fiscalis- ten(4) werd voorzien in volgende strafbepaling (en dit zowel voor het onrechtmatig dragen van de titels, van verwarrende titels en voor het uitoefenen van de voor- behouden beroepsactiviteiten) : «Onverminderd de toepas- sing van de in het strafwetboek gestelde straffen wordt met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 200 tot 2 000 frank of met één van die straffen … De rechtbank kan bovendien de definitieve of tijdelijke sluiting bevelen van een deel van de lokalen die worden gebruikt door degene die zich schuldig maakt aan

(1) Arbitragehof nr 5/2001 van 25 januari 2001 (B.S. 16 februari 2001).

(2) Artikel 58, eerste lid, van de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoud- kundige en fiscale beroepen (B.S. 11 mei 1999, editie 2).

(3) Artikel 27 van de Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een instituut der bedrijfsrevisoren (B.S. 2 september 1953).

(4) Artikel 58 ,tweede lid, van de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoud- kundige en fiscale beroepen (B.S. 11 mei 1999, editie 2) waarin verwezen wordt naar de strafbepalingen voorzien door de artikelen 10, 12 en 13 van de kaderwet van 1 maart 1976.

één of meer van de hierboven bedoelde overtredingen (nvdr : in casu wanbedrijven)».

Via een eenvoudige vergelijking blijkt overduidelijk dat de straffen voorzien voor een schending van de beroeps- titel of de uitoefening van het beroep van een erkend boekhouder(-fiscalist) strenger waren dan voor hetzelfde misdrijf ten aanzien van de accountants, belastingconsu- lenten en bedrijfsrevisoren.

De verklaring hiervoor is wellicht dat de reglementering van het beroep van erkend boekhouder en boekhou- der -fiscalist van latere datum dateert (initieel KB van 19 mei 1992 in uitvoering van de kaderwet Verhaegen van 1 maart 1976). Tegelijk werden de boekhoudkundige activiteiten voor derden voorbehouden aan de BIBF-le- den samen met de IAB- en IBR-leden. Omwille van deze voorbehouden activiteiten voorziet de kaderwet wellicht in strengere sancties dan diegene die oorspronkelijk voor- zien waren voor het IAB (aanvankelijk enkel titelbescher- ming en specifiek voorbehouden expertiseopdrachten én sinds 1991 ook voorbehouden bijzondere opdrachten in het kader van het vennootschapsrecht voor de externe accountants). De strafsancties voor het IAB werden ech- ter nooit aangepast aan deze bijkomende opdrachten en werden in de Wet van 22 april 1999 eenvoudigweg over- genomen uit de Wet van 21 februari 1985 (die destijds enkel de titel beschermde alsook de privé en gerechte- lijke expertise aan de externe accountants – samen met de revisoren – toekende). Ook de oorspronkelijke, in de kaderwet, voorziene sancties voor het BIBF werden in de Wet van 22 april 1999 gewoon overgenomen.

Het Arbitragehof oordeelde dat dit verschil in behande- ling een schending vormde op het grondwettelijk gelijk- heidsbeginsel en vernietigde, via bovenvermeld arrest, dan ook de strafbepalingen «in zoverre de strafbepalingen voorzien voor de erkende boekhouders en erkende boekhou- ders-fiscalisten het mogelijk maken om de aanmatiging van deze titels strenger te bestraffen dan een geldboete, die enkel kan worden opgelegd bij het onrechtmatig gebruik van de titel van accountant of belastingconsulent, …»

Verder vroeg het Arbitragehof dat de wetgever zou tus- senkomen om deze ongelijkheid recht te trekken.

Gevolg was dat de initieel strengere straffen voorzien in de BIBF-reglementering in de rechtspraak moesten be- perkt worden tot wat voorzien was voor de accountants en belastingconsulenten.

Nieuwe strafsancties

Gezien het steeds de bedoeling van de wetgever was om de consumenten te beschermen tegen personen die niet

(3)

over de nodige bekwaamheid en deskundigheid beschik- ken en die onvoldoende garanties voor een kwaliteitsvolle dienstverlening kunnen garanderen, oordeelde de wetge- ver dan ook dat het aangewezen is dat de correctionele rechtbanken en hoven strengere straffen kunnen uitspre- ken.

Via de Wet houdende diverse bepalingen worden de strafbepalingen van artikel 58 van de Wet van 22 april 1999 alsook deze voorzien bij artikel 27 van de Wet van 22 juli 1953 in volgende zin aangepast :

Artikel 61 : «In artikel 58 van de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, worden de twee eerste leden vervangen als volgt :

Met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 200 tot 2 000 euro (te vermenigvuldigen met 5) of met één van die straffen alleen wordt gestraft : 1° Hij die zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanig-

heid toeëigent van accountant of belastingconsulent, of die de artikelen 16, 17, 18 en 37 overtreedt (artikelen betreffende voorbehouden opdrachten alsook het voe- ren van de titels);

2° hij die zich publiekelijk en onrechtmatig de hoedanigheid van erkend boekhouder of erkend boekhouder-fiscalist toeëigent of die de artikelen 46, 47 en 48 overtreedt (ar- tikelen betreffende voorbehouden opdrachten alsook het voeren van de titels);

3° hij die de beroepswerkzaamheid van accountant, belas- tingconsulent, erkend boekhouder of erkend boekhou- der-fiscalist uitoefent of deze titels voert terwijl hij het voorwerp is van een uitvoerbare schorsingsmaatregel.

(schorsing door de tuchtorganen van de Instituten)

De rechtbank kan bovendien bevelen :

1° de definitieve of tijdelijke sluiting van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt door degene die zich schuldig heeft gemaakt aan één of meer van de hierboven bedoelde overtredingen;

2° de bekendmaking van het vonnis of van een samenvat- ting ervan in één of meer dagbladen, of op enige an- dere wijze; dit alles op kosten van de veroordeelde. Het betreft hier, voor de bescherming van het beroep, nieuwe en ongetwijfeld erg efficiënte straf !

De artikelen 12 en 13 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn van toepassing op de erkende boekhouders en op de erkende boekhouders-fiscalisten.»

Deze laatste paragraaf betreft een aantal specifieke opspo- ringsbevoegdheden en procedures dienaangaande.

Via artikel 63 wordt tevens artikel 27 van de Wet van 22 juli 1953 aangepast en worden identieke sancties voorzien bij inbreuken op de titel en de voorbehouden werkzaamheden van bedrijfsrevisoren.

Er kan dan ook gesproken worden van eenvormige en stren- gere strafsancties bij alle economische beroepsbeoefenaars, en dit zowel voor het onrechtmatig dragen van de beroeps- titel als voor het onrechtmatig uitoefenen van de beroeps- activiteiten. Wij kunnen dit regeringsinitiatief, dat leidt tot grotere uniformiteit in het zo al ingewikkelde landschap van de economische beroepen, enkel maar toejuichen.

Geert LENAERTS Algemeen Directeur BIBF

BIBF-nieuws : ledenbijdrage, verzekering BA, permanente vorming en publicaties 2006

1) Ledenbijdrage 2006 en burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering

Zoals vorig jaar, zal ook in 2006 de bijdrage geïnd worden samen met de verzekeringspremie van de nieuwe collectieve polis burgerlijke beroepsaansprakelijkheid (deze laatste be- draagt 160,00 EUR – meer uitgebreide info hierover vindt u in Pacioli nr. 175 van 15-28 november 2004). Teneinde elke verwarring uit te sluiten zal opnieuw de verzekerings- premie voor alle leden en stagiairs, die toetraden tot de collectieve polis BA van Marsh, ingevorderd worden via een apart schrijven. Dit zal op hetzelfde ogenblik gebeuren

als de invordering van de ledenbijdrage. Voor de leden die zich via een andere maatschappij hebben verzekerd, blijft alles bij het oude. Zij betalen hun premie aan de verzeke- raar van hun keuze en de ledenbijdrage wordt betaald aan het BIBF.

Ledenbijdrage 2006

Erkende boekhouders en boekhouders-fiscalisten

De Nationale Raad heeft op haar vergadering van 25 no- vember 2005 de ledenbijdrage (zowel voor de leden in hoofd- als bijberoep) voor het jaar 2006 vastgesteld op

(4)

325,00 EUR. Deze is dus onveranderd gebleven ten op- zichte van vorig jaar.

Daarnaast zal het BIBF, samen met de ledenbijdrage, de verplichte bijdrage invorderen die aan de Cel voor Fi- nanciële Informatieverwerking moet worden doorgestort.

Het exacte geïndexeerde bedrag (in 2005 : 13,29 EUR) is momenteel nog niet gekend.

Het Instituut heeft op basis van bovenvermelde bijdrage van 325,00 EUR een begroting in evenwicht overgemaakt aan onze voogdijminister, Mevrouw Sabine Laruelle, die hieraan haar goedkeuring heeft verleend.

Deze begroting werd opgesteld met het oog op een ver- zekering van dezelfde dienstverlening aan onze leden en stagiairs en dit ondanks de stijgende kosten. Desondanks heeft de Nationale Raad beslist de ledenbijdrage (die de werkingsmiddelen van het BIBF uitmaken) niet te ver- hogen. Een efficiënt en goed beheer van de middelen moeten ons toelaten om onze wettelijke opdrachten te blijven vervullen en tegelijk eenzelfde dienstverlening aan onze leden te garanderen.

Stagiair-boekhouders(-fiscalisten)

Rekening houdend met de volgehouden en toegenomen inspanningen van de Raad om de stagiairs nog beter te begeleiden, zullen de stagiairs ook in 2006 een bijdrage betalen ter (gedeeltelijke) dekking van de kosten die ge- paard gaan met de organisatie van de stage (gratis publica- ties, gratis seminaries die een specifieke voorbereiding zijn op het eindexamen, organisatie van de examens, enz.).

– Deze bedraagt, net als vorig jaar, 75,00 EUR per jaar.

– Het dossierrecht bij indiening van een stagedossier wordt behouden op 125,00 EUR.

– Stagiair-boekhouders(-fiscalisten) die een nieuwe sta- geperiode zijn begonnen of die ingeschreven werden op de lijst van de stagiairs nadat zij werden opge- spoord voor het illegaal uitoefenen van het beroep betalen een normale ledenbijdrage (artikel 10 § 3 huishoudelijk reglement).

Modaliteiten

Deze bijdrage dient betaald te worden binnen de zes we- ken na de invordering.

Deze som zal verhoogd worden met 62,00 EUR voor die leden die hun volledige bijdrage niet binnen de zes we- ken na invordering hebben betaald.

Voor de erkende boekhouders die bijkomend de titel van erkend fiscalist hebben verworven, zal er geen bijkomen- de ledenbijdrage worden ingevorderd. Ook voor de reeds

erkende boekhoudvennootschappen zal er in 2006 geen ledenbijdrage worden ingevorderd.

– Voor de nieuwe leden wordt het boekjaar in kwarta- len ingedeeld. (art. 9 § 3 huishoudelijk reglement ) en bedraagt de bijdrage naargelang het geval 3/4, 1/2 of 1/4 van de volledige bijdrage.

– Net zoals vorig jaar heeft de Raad beslist geen uit- voering te geven aan artikel 10 § 1 van het huishou- delijk reglement. Gepensioneerde of invalide leden betalen in 2006 dezelfde éénvormige bijdrage van 325,00 EUR. Bij laattijdige betaling zal deze som eveneens met 62,00 EUR verhoogd worden.

– Het lid dat afstand doet van zijn erkenning of wiens erkenning wordt ingetrokken of opgeschort, en dit ongeacht de reden, blijft voor het lopende jaar zijn volledige bijdrage verschuldigd (art. 9 § 4 huishoude- lijk reglement).

2) Verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid Indien u ons, als erkende boekhouder(-fiscalist) of als sta- giair, geen uitsluitsel heeft gegeven over uw verzekerings- toestand, gaan wij ervan uit dat u toetreedt tot de col- lectieve polis. De premie van 160,00 EUR zal gelijktijdig worden ingevorderd met de ledenbijdrage. We herhalen nogmaals dat die leden en stagiairs die ons reeds een at- test van verzekering toestuurden in het verleden (hetzij een attest toetreding collectieve polis bij Marsh via het BIBF hetzij een attest van gelijkwaardige verzekering bij een verzekeraar naar keuze), dit geen tweede maal moe- ten doen behalve indien hun toestand inzake de burger- lijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering wijzigt.

3) Permanente vorming : verslaggeving 2005 en aantal uren voor 2006

De Nationale Raad heeft op haar vergadering van 25 no- vember 2005, tevens het aantal uren permanente vor- ming vastgelegd die elke boekhouder(-fiscalist) BIBF en elke stagiair-boekhouder(fiscalist) in 2006 moet volgen.

In 2006 zal, net zoals de voorbije jaren, elke boekhou- der(-fiscalist) en stagiair-boekhouder(-fiscalist) minimum 30, door het BIBF erkende, uren besteden aan zijn be- roepsvervolmaking.

De aangifte 2005 kan u vanaf dit jaar ENKEL nog doen via ons EXTRANET (zie www.bibf.be, en dan doorklik- ken linksonder op extranet). U kan daar tevens van dag tot dag nu al uw vorming van 2006 online invullen. Een papieren aangifte is niet langer mogelijk.

Op de portaalsite is een helpfunctie voorzien die u kan oproepen door het aanklikken van «?» en die u dan ver-

(5)

der door deze toepassing zal gidsen. Indien u uw userid en/of pincode zou vergeten zijn, kan u hier ook terecht voor het aanvragen van nieuwe toegangscodes.

Bij de eerste toegang zal men u vragen om een geheime sleutel te creëren, een sleutel die u ook zal nodig hebben voor al uw volgende bezoeken aan deze portaalsite en de diverse toepassingen. NOTEER EN BEWAAR DEZE DUS ZORGVULDIG.

Deze toepassing zal u toelaten verslag te doen over de in 2005 (1 januari - 31 december 2005) gevolgde perma- nente vorming. Nadat u alles heeft ingevuld zal gevraagd worden om met behulp van uw geheime sleutel het for- mulier elektronisch te «ondertekenen». U kan dan ver- volgens het formulier afdrukken en bijhouden als bewijs dat u weldegelijk uw verslag heeft ingediend. U dient dit geprinte formulier gedurende vijf jaar te bewaren.

Na het afsluiten van het verslag over 2005 kan u dan ook beginnen met het aanvullen van het verslag voor de in 2006 gevolgde vorming. U kan dit steeds doen op eender welk door u gekozen tijdstip (b.v. na afloop van elk seminarie waaraan u heeft deelgenomen).

U dient de aangifte van de door u gevolgde vorming in 2005 via het extranet te doen UITERLIJK tegen 1 mei 2006.

Wij benadrukken dat u enkel dit jaarverslag (via inter- net) dient in te vullen. De originele attesten dienen door de boekhouder(-fiscalist) gedurende vijf jaar bewaard te worden. Slechts op vraag van het Instituut moeten deze worden voorgelegd.

Enkel de bijscholingsactiviteiten waarvoor een aanwezig- heidsattest werd uitgereikt, komen in aanmerking. In af- wachting van een nieuwe richtlijn terzake, verwijzen wij voor de criteria inzake de erkenning van een seminarie en/of cursus naar de bestaande richtlijnen (zie Pacioli nr. 180 van 7-20 februari 2005.)

4) BIBF-publicaties 2006

Net zoals de voorbije jaren, zal het BIBF ook in 2006 een gewaardeerde traditie in stand houden, nl. de uitgave van de «BIBF-publicaties» voor alle leden en stagiairs die in orde zijn met hun ledenbijdrage. Volgende publicaties mag u dit jaar verwachten :

– de Belasting- & Beleggingsgids 2006 inclusief «de fis- cus op zak»;

– zes exemplaren van het nieuwe gemeenschappelijke tijdschrift (samen met het IAB en het IBR) «Tax, au- dit & accountancy»;

– twee (nog te bepalen) publicaties : vermoedelijk een praktisch handboek over vennootschapsbelasting en één over BTW.

Wijziging van boetesysteem voor laattijdige neerlegging van jaarrekening

De Programmawet van 27 december 2005 (B.S. 30 de- cember 2005, 2de editie) heeft ondermeer het huidige stelsel van administratieve geldboeten tot bestraffing van de ondernemingen die hun jaarrekening te laat neerleg- gen afgeschaft. In de plaats daarvan zullen de rechtsper- sonen die hun jaarrekening laattijdig indienen, moeten bijdragen in de door de federale overheid gemaakte kos- ten voor de opsporing en controle van ondernemingen in moeilijkheden

Artikel 101 betreffende de modaliteiten voor de neerleg- ging van de jaarrekening wordt als volgt aangevuld :

«Behoudens overmacht dragen de rechtspersonen die hun jaarrekening, en in voorkomend geval hun geconso- lideerde jaarrekening, openbaar maken door neerlegging bij de Nationale Bank van België meer dan één maand na het verstrijken van de in artikel 98, tweede lid, in artikel 107, § 1, tweede lid, in artikel 120, tweede lid, of in artikel 193, tweede lid, bedoelde termijn van zeven maanden na afsluiting van het boekjaar, bij in de door

de federale toezichthoudende overheden gemaakte kosten voor de opsporing en controle van ondernemingen in moeilijkheden.

Deze bijdrage bedraagt :

– 400 EUR, wanneer de jaarrekening of, in voorko- mend geval, de geconsolideerde jaarrekening neerge- legd wordt tijdens de negende maand na de afsluiting van het boekjaar;

– 600 EUR, wanneer deze stukken neergelegd worden vanaf de tiende maand en tot de twaalfde maand na de afsluiting van het boekjaar;

– 1 200 EUR, wanneer deze stukken neergelegd wor- den vanaf de dertiende maand na de afsluiting van het boekjaar.

De in het vorig lid bedoelde bedragen worden echter teruggebracht tot respectievelijk 120, 180 en 360 EUR voor de kleine vennootschappen die gebruik maken van de mogelijkheid bedoeld in artikel 99 om hun jaarreke- ning volgens het verkort schema openbaar te maken.

(6)

Op 30 december 2005 verschenen in het Belgisch Staats- blad een Programmawet van 27 december 2005 en een Wet houdende diverse bepalingen van 27 december 2005 die het BTW-Wetboek wijzigen.

Wijziging van het begrip lichte vrachtauto (art. 45 § 2 van het BTW-Wetboek)

Een belangrijke wijziging die op 1 januari 2006 in wer- king treedt, betreft het – momenteel zo omstreden – be- grip lichte vrachtauto of bestelwagen, en de al dan niet volledige aftrekbaarheid van de BTW.

Wat is er nieuw ?

De tekst is als volgt gewijzigd (de oude tekst wordt tus- sen haakjes en cursief weergegeven) :

«Ten aanzien van de levering, de invoer en de intra- communautaire verwerving van autovoertuigen bestemd voor het vervoer van personen en/of goederen over de weg (van automobielen voor personenvervoer, daaronder begrepen de voertuigen die zowel voor personenvervoer als voor goederenvervoer kunnen dienen), en ten aanzien van goederen en diensten met betrekking tot die voertuigen, mag de aftrek in geen geval hoger zijn dan 50 pct. van de betaalde belasting.

Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de vol- gende autovoertuigen (volledig nieuwe tekst) :

a) de voertuigen met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3 500 kg;

b) de voertuigen voor personenvervoer met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet inbegrepen;

c) de voertuigen die speciaal zijn ingericht voor het ver- voer van zieken, gewonden en gevangenen en voor lijkenvervoer;

d) de voertuigen die, omwille van hun technische ken- merken, niet kunnen worden ingeschreven in het repertorium van de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen;

e) de voertuigen die speciaal zijn uitgerust voor het kamperen;

f) de voertuigen bedoeld in artikel 4, § 2, van het Wet- boek van de met de inkomstenbelastingen gelijkge- stelde belastingen;

g) de bromfietsen en de motorfietsen;

h) de voertuigen bestemd om te worden verkocht door een belastingplichtige die een economische activiteit uitoe- fent die bestaat in de verkoop van autovoertuigen;

i) de voertuigen bestemd om te worden verhuurd door een belastingplichtige die een economische activiteit uitoefent die bestaat in de verhuur van autovoertui- gen aan om het even wie;

j) de voertuigen bestemd om uitsluitend te worden ge- bruikt voor bezoldigd personenvervoer;

k) de nieuwe voertuigen in de zin van artikel 8bis, § 2, 2°, eerste gedachtestreep, andere dan deze bedoeld onder Deze bijdrage wordt door de Nationale Bank van België

samen met de kosten voor de openbaarmaking van de betrokken jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening geïnd voor rekening van de federale overheid, volgens de modaliteiten die de Koning bepaalt.»

De aanvulling geldt niet alleen voor de neerlegging van de jaarrekening (art. 98), maar ook voor de neerlegging van de rekeningen van de buitenlandse vennootschappen (art. 107), van de geconsolideerde rekening (art. 120) en van de vennootschappen in vereffening (art. 193).

De artikelen 129bis en 196bis van het Wetboek van Ven- nootschappen worden opgeheven.

De verhoogde neerleggingskosten zijn voor het eerst van toepassing op de neerleggingen van de jaarrekeningen en de geconsolideerde jaarrekeningen die vanaf 1 oktober 2005 zijn afgesloten.

Voor de jaarrekeningen die op 31 december 2005 zijn afgesloten zal de Nationale Bank van België, voor alle neerleggingen vanaf 1 september 2006, tenzij bij over- macht, de verhoogde kosten innen.

Een goede raad : organiseer uw werk zodanig dat u de verhoogde kosten vermijdt of waarschuw uw cliënt des- gevallend voor de financiële gevolgen van het laattijdig verstrekken van de informatie die nodig is voor de boek- houdkundige afsluiting.

Het is goed nieuws vast te stellen dat, aangezien in het oude systeem administratieve boetes beschouwd werden als verworpen uitgaven, in het nieuwe systeem de «bij- dragen in de kosten» fiscaal aftrekbaar zijn.

Jean-Pierre VINCKE Bedrijfsrevisor

BTW – Recente wijzigingen

(7)

h), i) en j), die het voorwerp uitmaken van een op grond van artikel 39bis vrijgestelde levering. In dit geval wordt de aftrek slechts uitgeoefend binnen de grenzen of ten belope van het bedrag van de belasting dat op deze levering opeisbaar zou zijn indien ze niet vrijge- steld zou zijn op grond van voornoemd artikel 39bis.»

In het nieuwe punt f) verwijst het BTW-Wetboek naar ar- tikel 4 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastin- gen gelijkgestelde belastingen. Dat artikel 4 werd eveneens gewijzigd en op die manier dat de bestaande tekst voort- aan § 1 zal vormen, en een § 2 en 3 worden toegevoegd waarin het begrip lichte vrachtauto wordt gedefinieerd : (§ 2) Onder motorvoertuig bestemd voor het vervoer van goederen waarvan de maximaal toegelaten massa 3 500 kilogram niet overschrijdt, ook «lichte vrachtauto»

genoemd, moet worden verstaan :

a) elke auto opgevat en gebouwd voor het vervoer van zaken waarvan de maximaal toegelaten massa 3 500 kg niet overschrijdt, bestaande uit een volledig van de laadruimte afgesloten enkele cabine die ten hoogste twee plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen, en een open laadbak;

b) elke auto opgevat en gebouwd voor het vervoer van zaken waarvan de maximaal toegelaten massa 3 500 kg niet overschrijdt, bestaande uit een volledig van de laadruimte afgesloten dubbele cabine die ten hoogste zes plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen, en een open laadbak;

c) elke auto opgevat en gebouwd voor het vervoer van zaken waarvan de maximaal toegelaten massa 3 500 kg niet overschrijdt, gelijktijdig bestaande uit een pas- sagiersruimte die ten hoogste twee plaatsen mag be- vatten, die van de bestuurder niet inbegrepen en een daarvan afgesloten laadruimte waarvan de afstand, tussen elk punt van de scheidingswand achter de zit- plaatsen en de binnenkant van de achterzijde van de laadruimte, gemeten in de langsrichting van het voer- tuig, op een hoogte van 20 cm boven de vloer, steeds minstens 50 % dient te bedragen van de lengte van de wielbasis. Deze laadruimte moet bovendien over haar hele oppervlakte bestaan uit een van het koets- werk deel uitmakende, vaste of duurzaam bevestigde, horizontale laadvloer zonder verankeringsplaatsen voor bijkomende banken, zetels of veiligheidsgordels;

d) elke auto opgevat en gebouwd voor het vervoer van zaken waarvan de maximaal toegelaten massa 3 500 kg niet overschrijdt, gelijktijdig bestaande uit een passa- giersruimte die ten hoogste zes plaatsen mag bevatten, die van de bestuurder niet inbegrepen en een daarvan volledig afgesloten laadruimte waarvan de afstand, tus- sen elk punt van de scheidingswand achter de laatste

rij zitplaatsen en de binnenkant van de achterzijde van de laadruimte, gemeten in de langsrichting van het voertuig, op een hoogte van 20 cm boven de vloer, steeds minstens 50 % dient te bedragen van de lengte van de wielbasis. Deze laadruimte moet bovendien over haar hele oppervlakte bestaan uit een van het koets- werk deel uitmakende, vaste of duurzaam bevestigde, horizontale laadvloer zonder verankeringsplaatsen voor bijkomende banken, zetels of veiligheidsgordels.

(§ 3) Indien het als lichte vrachtauto aangeduid voertuig, niet beantwoordt aan één van de opgesomde voertuigty- pes, wordt het beschouwd als een personenauto, een auto voor dubbel gebruik of een minibus.

Ten slotte worden in artikel 12 § 1 van hetzelfde Wetboek de woorden «, met inbegrip van de lichte vrachtauto’s die zijn bedoeld in artikel 4, § 3,» ingevoegd tussen het woord «minibussen» en de woorden «waarvan de motor,»

en worden in artikel 108 de woorden «, met inbegrip van de lichte vrachtauto’s die zijn bedoeld in artikel 4, § 3,»

ingevoegd tussen het woord «minibussen» en de woorden

«met gasoliemotor.».

Het begrip lichte vrachtauto of wordt voor de twee wet- boeken gedefinieerd en gemeenschappelijk.

Ter informatie : het WIB 1992 wordt als volgt gewijzigd (inwerkingtreding : vanaf aanslagjaar 2006 voor de voer- tuigen verkregen vanaf 1 januari 2006) :

1° in de inleidende zin worden de woorden «met inbe- grip van de lichte vrachtauto’s bedoeld in artikel 4,

§ 3, van het Wetboek van de met de inkomstenbe- lastingen gelijkgestelde belastingen,» ingevoegd tussen de woorden «inschrijving van motorvoertuigen,» en de woorden «daaronder niet begrepen :»;

2° de Franse tekst van a) en b) wordt vervangen als volgt : a) de véhicules qui sont affectés exclusivement à un

service de taxis ou à la location avec chauffeur et qui sont exemptés à ce titre de la taxe de circulation sur les véhicules automobiles;

b) de véhicules qui sont affectés exclusivement à l’enseignement pratique dans des écoles de conduite agréées et qui sont spécialement équipés à cet effet.

Anti-misbruikmaatregel (art. 59 van het BTW- Wetboek aangevuld met een § 3)

Sinds 1 november 2005 kan aan de Administratie niet worden tegengeworpen, de juridische kwalificatie door de partijen gegeven aan een akte alsook aan afzonderlijke akten die een zelfde verrichting tot stand brengen, wan-

(8)

neer de Administratie door vermoedens of door andere in

§ 1 vermelde bewijsmiddelen vaststelt dat die kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken, tenzij de belas- tingplichtige bewijst dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt.

Vermindering bewaartermijnen (art. 60 § 1, eerste lid, van het BTW-Wetboek)

De handelsboeken en boekingsstukken en de stukken betreffende computersystemen moeten worden bewaard gedurende zeven jaar, te rekenen volgens de in onder- staande tabel vermelde regels :

Aard Begindatum van de termijn Voor de

handelsboeken 1 januari van het jaar volgend op de afsluiting

Voor de

boekingsstukken 1 januari van het jaar volgend op de datum ervan

Voor elektronisch

bewaarde stukken 1 januari van het jaar na dat waarin het systeem voor het laatst werd gebruikt

Elektronische archivering (wijziging van de art. 60, § 3, derde en vierde lid en § 4 van het BTW-Wetboek)

De facturen die elektronisch werden ontvangen worden in hun oorspronkelijke vorm bewaard, met inbegrip van

de gegevens die de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van elke factuur waarborgen.

Onder het elektronisch bewaren van een factuur wordt verstaan de bewaring via elektronische apparatuur voor het bewaren van gegevens met inbegrip van digitale com- pressie.

De facturen die in papieren vorm werden ontvangen worden ofwel in hun oorspronkelijke vorm ofwel digi- taal bewaard. In geval van digitale bewaring moeten de gebruikte technologieën of procesmatige middelen de authenticiteit van de herkomst en de integriteit van de inhoud van de facturen waarborgen.

In de gevallen waarin het bewaren van boeken, facturen of andere stukken aanleiding geeft tot ernstige moeilijk- heden, kan door of vanwege de Minister van Financiën, in afwijking van de §§ 1 en 3, aan door hem aan te duiden personen of groepen van personen, een kortere bewaringstermijn of een afwijking op de verplichting inzake het bewaren van de boeken, facturen of andere stukken worden toegestaan.

Michel CEULEMANS Lid van de Stagecommissie van het BIBF

Nieuwe tarieven voor neerlegging

jaarrekening voor ondernemingen en pensioenfondsen sinds 1 januari 2006

Zoals ieder jaar worden de kosten van bekendmaking van het Bestuur van het Staatsblad aangepast aan de index (B.S. 7 december 2005, bl. 52 884). Dit heeft een stijging van de neerleggingskosten als gevolg voor de neerlegging van enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekeningen van ondernemingen en pensioenfondsen.

De nieuwe tarieven (in EUR en exclusief BTW) vindt u terug in onderstaande tabel :

Neerlegging op papier

– volledig schema of ander schema 417,40

– verkort schema 192,34

– verbeterde neerlegging 62,56

Neerlegging op diskette en via internet

– volledig schema of ander schema 393,20

– verkort schema 168,14

– verbeterde neerlegging 62,56

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de be- trouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F.

– Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail: info@bibf.be, URL: http://www.bibf.be. Redactie: Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Marcel-Jean PAQUET, Joseph PATTYN. Adviesraad: Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven.

U vindt de lijst van seminaries georganiseerd door de beroepsvereniging tussen 16 en 24 februari uitzonderlijk terug op de website van het BIBF (www.bibf.be).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de trimestriële bijzondere aangiften zijn er geen bijzonderheden in het kader van de eenheid, aangezien, in dat geval, btw betaald dient te worden op bepaalde

Wanneer ten gevolge van geleden verlies het netto-actief gedaald is tot minder dan de helft van het maatschap- pelijk kapitaal, moet de algemene vergadering, behou- dens

De vergoeding die de franchisenemer verkrijgt als compen- satie voor het verlies aan cliënteel, wordt daarentegen door- gaans als een gedwongen meerwaarde in de zin van

Onder de «negatieve beslissingen» zijn onder meer deze dossiers opgenomen waarbij om onbeperkt uitstel wordt verzocht voor belastingen waarop deze maatregel niet van

In de mate dat de waardeverminderingen niet meer gerecht- vaardigd zijn zonder dat een gepaste terugneming wordt uitgevoerd of zonder dat de vennootschap het verlies dat

Het betreft goederen die de vereniging verbruikt voor haar administratie of aanwendt in het kader van haar activiteit of dienstverlening. in consignatie) zullen

Na de benoeming, door een Koninklijk Besluit van 4 ok- tober 2004, van de leden van het college van leidingge- venden (mevrouw Véronique TAI en de heren Luc BAT- SELIER

– Occasionele cliënten worden geïdentificeerd wanneer ze een verrichting uitvoeren voor een bedrag van 10 000 EUR of meer of, wanneer het bedrag lager is dan 10 000 EUR