• No results found

TOTAL NR BEVERWIJK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "TOTAL NR BEVERWIJK"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opgesteld in opdracht van:

Gemeente Beverwijk

door Omgevingsdienst IJmond:

Stationsplein 48B Postbus 325 1940 AH Beverwijk T 0251 263863

Omgevingsvergunning voor een project voor het milieuneutraal veranderen van een inrichting

TOTAL Lubricants Beverwijk Noorderkade 30

1948 NR BEVERWIJK

(2)

Inhoud

I. Beschikking 3

a. Onderwerp 3

b. Beoordeling van de aanvraag 3

c. Procedure 5

d. Milieuhygiënisch toetsingskader 6

e. Delegatie 8

f. Beschikking 9

(3)

I.

Beschikking

Onderwerp

Op 6 september 2021 hebben wij een aanvraag ontvangen van Total Lubricants Beverwijk voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting, overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) in samenhang met artikel 3.10, derde lid, van de Wabo. Total Lubricants Beverwijk heeft een inrichting voor het produceren van smeervetten. De inrichting is gelegen aan Noorderkade 30, kadastrale ligging gemeente Beverwijk, sectie A, nummer 8193.

Wij hebben de aanvraag geregistreerd onder zaaknummer ODIJ-Z-21-097337.

De verandering betreft het verplaatsen van productieketel v9 naar de vetfabriek waar deze ketel wordt ingezet voor het produceren van vet, hetgeen een drukloos proces is. De plaats van ketel v9 wordt ingenomen door productieketel v18, waarbij er geen wijzigen zijn aan het proces, en/of productievolume.

In het verleden zijn op dit adres de volgende omgevingsvergunningen voor het onderdeel milieu verleend en meldingen Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend, te weten:

 Omgevingsvergunning van 27 september 2006, revisievergunning welke op het moment dat hij van kracht werd alle eerdere voor dit bedrijf verleende vergunningen vervangt.

 Omgevingsvergunning van 2 juli 2008, veranderingsvergunning welke uitsluitend betrekking heeft op de aangevraagde veranderingen.

 Meerdere milieuneutrale veranderingen (2007, 2009, 2012, en 2018) zonder dat extra voorschriften aan de vergunningen zijn verbonden.

Bestaande rechtsgeldige vergunningen blijven geldig. Ook aan die vergunningen verbonden voorschriften en/of beperkingen blijven van kracht tenzij in deze vergunning anders is aangegeven.

De inrichting beschikt ook over de twee onderstaande vergunningen in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, te weten:

 voor het lozen van koelwater op het oppervlaktewater, afgegeven op 5 september 2006 door Rijkswaterstaat

(4)

Indieningvereisten

Op grond van artikel 4.21 van de ministeriele Regeling omgevingsrecht (Mor) is in de aanvraag vermeld wat de:

a. de vergunning of vergunningen krachtens welke de inrichting is opgericht dan wel in werking is;

b. de beoogde verandering van de inrichting of van de werking daarvan;

c. gegevens waaruit blijkt van welke onderdelen en in welke mate van de onder a bedoelde vergunning of vergunningen en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften wordt afgeweken;

d. het tijdstip waarop beoogd wordt de voorgenomen verandering te verwezenlijken;

e. gegevens waaruit blijkt dat:

1°. de beoogde verandering van de inrichting of van de werking daarvan niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning is toegestaan;

2°. geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wm;

3°. het veranderen niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een vergunning is verleend.

Wij zijn van mening dat de aanvraag voldoet aan de indieningsvereisten.

Inrichting

Inrichting met nadelige gevolgen voor het milieu

De inrichting is een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer (hierna: Wm). De inrichting is genoemd in de volgende categorieën uit bijlage 1, onderdeel C, van het Besluit

omgevingsrecht (hierna: het Bor) en daarmee een inrichting waarop milieuregels van toepassing zijn, te weten:

 Categorie 4.1: inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van de volgende stoffen, preparaten of producten:

a. stoffen en preparaten die zijn ingedeeld krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wm;

b. producten, waarin stoffen of preparaten, als bedoeld onder a, zijn verwerkt.

(5)

Omgevingsvergunning verplicht voor onderdeel milieu

De inrichting is vergunningplichtig op grond van artikel 2.1, onder e, van de Wabo, nader uitgewerkt in categorie 4.4, onder f, uit bijlage 1, onder C, van het Bor:

 Inrichting voor de opslag van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen anders dan gassen, gasolie, afgewerkte olie, polyesterhars of stoffen van ADR klasse 5.1 of klasse 8, verpakkingsgroepen II en III, zonder bijkomend gevaar, in bovengrondse opslagtanks, uitgezonderd te hoogste 15 m3 opslag van PER bij een inrichting voor de reiniging van textiel, ten hoogste 5 m3 opslag van tetrahydrothiofeen bij een inrichting waar

aardgasdruk wordt gereduceerd of aardgashoeveelheid wordt gemeten en ten hoogste 1.5 m3 opslag van halfzware olie bij een inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit landbouw milieubeheer dan wel een glastuinbouwbedrijf als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van het Besluit glastuinbouw zoals deze artikelen luidden onmiddellijk voor het tijdstip waarop deze artikelen vervallen zijn.

Het betekent dat voor het veranderen van de inrichting een omgevingsvergunning nodig is.

Activiteitenbesluit milieubeheer

Aangezien de inrichting voor de Wabo vergunningplichtig is, is de inrichting een type C zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit). Het betekent dat naast deze vergunning en de daarbij behorende voorschriften op een deel van de inrichting het Activiteitenbesluit van rechtswege van toepassing is. In het Activiteitenbesluit is in ieder hoofdstuk aangegeven, welk deel van toepassing is op vergunningplichtige inrichtingen (Type C). Daarnaast heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) het bevoegd gezag destijds geadviseerd om het Activiteitenbesluit als beleidskader bij

vergunningverlening te beschouwen.

Het betekent dat op de onderhavige inrichting de onderstaande vergunning en besluiten van toepassing zijn:

 omgevingsvergunning

 Activiteitenbesluit.

Procedure

Op grond van artikel 3.7, tweede lid, van de Wabo in samenhang met artikel 3.10, derde lid, van de Wabo, is de reguliere voorbereidingsprocedure gevolgd.

(6)

Milieuhygiënisch toetsingskader

De Wabo bepaalt in artikel 2.14, vijfde lid, dat een omgevingsvergunning voor een

milieuvriendelijke of milieuneutrale verandering kan worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden uit artikel 3.10, derde lid, van de Wabo. Hieruit volgt dat de aangevraagde vergunning kan worden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of de werkwijze binnen de inrichting:

1. niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan

2. niet zal leiden tot de verplichting voor het opstellen van een milieueffectrapportage als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wm

3. niet zal leiden tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.

De verandering betreft het vervangen van productieketel v9 door v18, waarbij ketel v9 wordt ingezet in de vetfabriek als afwerkketel.

ad 1. Geen andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu

Wij hebben de gevraagde verandering getoetst op de milieucomponenten waar naar verwachting de grootste bijdrage is te verwachten.

Bodem

De aangevraagde verandering leidt niet tot een andere bodembedreigende activiteit.

In de vigerende omgevingsvergunning uit 2006 is opgenomen dat de gedeelten van de inrichting waar ten gevolge van de bedrijfsvoering bodembedreigende stoffen op of in de bodem kunnen komen moeten zijn voorzien van een bodembeschermende voorziening (die voldoet aan bodembescherming categorie A zoals gedefinieerd in de NRB). Mocht er toch bodembedreigende stof op de vloer terecht komen moet deze direct worden opgeruimd.

Hiervoor dienen voldoende geschikte middelen aanwezig te zijn. De absorptiemiddelen die hiervoor worden gebruik worden behandeld en afgevoerd als een gevaarlijke afvalstof.

De nieuwe en de te verplaatsen ketel worden boven een betonvloer met een opstaande betonnen rand geplaatst. Deze vloer wordt onder afschot aangelegd en voorzien van een afvoerput naar het bestaande bedrijfsriool. Onverhoopt gemorste grondstoffen of product worden in eerste instantie droog opgeruimd. De genoemde afvoer is gemaakt omdat met enige regelmaat de vloer aansluitend gereinigd wordt (schrobben) met water.

In de vergunning van het Hoogheemraadschap is voorzien in schrobwater. Hiermee wordt voldaan aan de voorschriften uit de vergunning.

Geluid

De aangevraagde verandering heeft geen invloed op de geluidsemissie. De voorgenomen verandering vindt (volledig) inpandig plaats. De ketels als zodanig zijn geen bron van geluid.

Bij elk van de ketels wordt een pomp geïnstalleerd, vergelijkbaar met de pompen bij de

(7)

In 2007 heeft het bedrijf een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie in de dag-, avond- en nachtperiode. Uit dit onderzoek, met kenmerk DHV, 2 mei 2007,

MD-MO2007477, is gebleken dat de geluidemissie uit de bedrijfshallen, via roosters en ramen in het dak, binnen de vergunde normen blijft. Als gevolg van de voorgenomen verandering treden er geen wijzigen op in het gebouw.

De gevraagde verandering leidt niet tot een verhoging van de productie en daarmee is er geen extra geluidsbelasting door bijvoorbeeld meer vervoer of laad- en losgeluiden te verwachten.

Op basis van bovenstaande is voldoende aannemelijk dat de aangevraagde verandering niet zal leiden tot een overschrijding van de vergunde geluidswaarden.

Externe veiligheid

De aangevraagde verandering heeft geen invloed op de externe veiligheid, de productieactiviteit wijzigt niet. De opslag van de grond- en hulpstoffen, in tanks en

emballage, blijft voldoen aan de voorschriften uit de vigerende omgevingsvergunningen. In deze vergunningen is aangesloten bij de PGS-richtlijnen voor wat betreft de opslag van gevaarlijke stoffen. Op deze wijze is een afdoende beschermingsniveau gerealiseerd.

Lucht

De aangevraagde verandering leidt niet tot een andere emissie naar de buitenlucht dan in de huidige situatie omdat het proces alsmede de invoer van grond- en hulpstoffen niet

verandert.

In afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit zijn de algemene emissiewaarden voor lucht voor type C bedrijven opgenomen. De aangevraagde verandering is milieuneutraal omdat er geen nieuwe stoffen worden geëmitteerd naar de buitenlucht en het niet aannemelijk is dat de eerder vergunde emissiegrenswaarden worden overschreden.

Energie

De aangevraagde verandering leidt tot een beperkte toename van het energieverbruik, nu er een extra ketel komt. De omgevingsvergunning uit 2006 verplichtte het bedrijf tot het uitvoeren van een energiebesparingsonderzoek. Zoals blijkt uit de omgevingsvergunning uit

(8)

De verandering leidt hierdoor tot een geringe toename van het energieverbruik. Het

verhogen van de energie-efficiency blijft onderdeel van de bedrijfsvoering. De toename past in de vigerende omgevingsvergunning.

(Afval)water

De aangevraagde verandering leidt niet gebruik van meer (koel)water en tot andere of grotere lozingen. Het lozen van afvalwater is gereguleerd in het deel van het

Activiteitenbesluit dat van rechtswege op de onderhavige inrichting van toepassing is.

Conclusie

Op basis van voorgaande overwegingen zijn wij van mening dat de nu aangevraagde activiteiten niet leiden tot een andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan.

ad 2. Geen Mer

De activiteit die is aangevraagd is niet opgenomen in bijlage 1 van het Besluit milieueffectrapportage. Er is geen verplichting voor het opstellen van een milieueffectrapportage als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wm.

ad 3. Geen andere inrichting

De aanvraag voor het milieuneutraal veranderen heeft betrekking op het verplaatsen van een ketel en het uitbreiden met een nieuwe ketel. De verrichte activiteiten en handelingen komen overeen met de activiteiten die volgens de vigerende vergunningen zijn vergund. Dat betekent dat de gevraagde veranderingen niet zullen leiden tot een andere inrichting dan waarvoor eerder omgevingsvergunningen zijn verleend.

Conclusie

Op grond van bovenstaande overwegingen concluderen wij dat aan de vereisten van artikel 3.10, derde lid, van de Wabo is voldaan en dat de aangevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend.

Delegatie

Op 1 mei 2017 is de zevende wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst IJmond in werking getreden. De bevoegdheid om enkelvoudige

omgevingsvergunningen te verlenen, te wijzigen en in te trekken op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e en i, van de Wabo en de Wm is door de aangesloten gemeenten

gedelegeerd aan het dagelijks bestuur van Omgevingsdienst IJmond. Het dagelijks bestuur heeft de uitoefening van deze bevoegdheid gemandateerd aan de secretaris-directeur van Omgevingsdienst IJmond.

(9)

Beschikking

Op grond van de aanvraag om vergunning is het bevoegd gezag van mening dat de milieuneutrale verandering niet leidt tot:

 andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan op grond van de vigerende omgevingsvergunningen is toegestaan

 de verplichting voor het opstellen van een milieueffectrapportage zoals bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wm

 een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.

Het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst IJmond besluit, gelet op artikel 2.1, eerste lid, onder e, en artikel 3.10, derde lid, van de Wabo, aan Total Lubricants Beverwijk een

vergunning voor het milieu neutraal veranderen van de inrichting te verlenen. De vergunning wordt verleend voor het verplaatsen van productieketel v9 naar de vetfabriek voor het drukloos afwerken van vet en het plaatsen van productieketel v18 ter vervanging van de productieketel v9.

De aanvraag om vergunning maakt wel deel uit van de omgevingsvergunning.

Beverwijk, 21 september 2021

Hoogachtend,

namens het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst IJmond,

L.A. Pannekeet, directeur

Een exemplaar van deze beschikking is gezonden aan:

 de aanvrager

 Rijkswaterstaat

 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Artikel 4.21, onder e, sub 1 Mar: De voorgenomen verandering mag niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en

omgevingsvergunning voor een verandering van de inrichting of de werking daarvan die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu kan worden verleend als

Beschrijf waarom de verandering van de inrichting of de werking daarvan niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu. Het vrijkomende afval bestaat

Er zijn geen andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevings- vergunning is toegestaan door de opslag en het toepassen van het

doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel

De aangevraagde verandering leidt niet tot andere of grotere gevolgen voor het milieu voor het aspect

omgevingsvergunning voor een verandering van de inrichting of de werking daarvan die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu kan worden verleend als

In deze scriptie wordt onderzocht of schenking van a.b.-aandelen moet worden gezien als loon, wat voor gevolgen dit heeft voor de toepassing van art.. 4.17c Wet IB 2001 en