• No results found

Jozef Dupont, Grammatica van het dialect van Bree · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jozef Dupont, Grammatica van het dialect van Bree · dbnl"

Copied!
281
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Grammatica van het dialect van Bree

Jozef Dupont

Editie Bart Lutsch, Michiel de Vaan en met medewerking van Jan Goossens

bron

niet eerder verschenen

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dupo002gram01_01/colofon.php

© 2014 dbnl / erven Jozef Dupont / Bart Lutsch / Michiel de Vaan / Jan Goossens

(2)

Voorwoord

In 2012 liet Jan Goossens een artikel het licht zien waarin hij de gepubliceerde delen van Jozef Dupont's Het dialect van Bree (1910-1911, 1914-1920, 1922) vergeleek met andere dialectbeschrijvingen van Vlaamse steden uit de Leuvense school van Colinet, namelijk van Aalst (door Colinet in 1896), Leuven (Goemans in 1897), Tongeren (Grootaers in 1908-1909 en 1910-1911), Hasselt (door Grootaers en Grauls in 1930, maar daterend van 1913) en Aarschot (Pauwels 1958, maar reeds in 1923 als proefschrift voltooid). Dupont's gepubliceerde beschrijvingen van het dialect van Bree zijn onvolledig: ze dekken slechts de klankleer en ook die maar ten dele. Maar in het Archief Dialectologie van de Universiteit Leuven bevindt zich in de

nalatenschap van Dupont (1885-1961) een handgeschreven versie van het ontbrekende deel van de klankleer. Dupont zelf is aan publicatie daarvan nooit toegekomen.

Goossens heeft nu het handschriftelijke, ongepubliceerde deel van Dupont's studie nader bekeken en vergeleken met de reeds gepubliceerde delen. Niet alleen blijkt het handschrift in omvang bijna even groot te zijn als de honderd jaar geleden verschenen artikelen, maar ook bevat het dialectologisch en taalhistorisch

belangwekkende inzichten in het dialect van Bree van rond 1900. In zijn artikel geeft Goossens enkele summiere voorbeelden, die volstaan om iedereen die met de materie vertrouwd is te overtuigen van de wenselijkheid om de tekst wereldwijd beschikbaar te maken en te houden.

Ondergetekende heeft uit naam van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde de eerste stappen daartoe genomen. Dankzij financiële steun van de gemeente Bree was het mogelijk om een groot deel van het transcriptiewerk aan het handschrift (vanaf pagina 153) te laten uitvoeren door de heer Bart Lutsch, student te Leuven. Na enkele correctierondes heb ik tenslotte een woordindex gemaakt op het geheel van Het dialect van Bree, zodat geïnteresseerden vanuit de Nederlandse lemmata kunnen zoeken naar Breese dialectwoorden van rond 1900. De website Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org) was direct bereid om de transcriptie op te nemen in hun databank van Nederlandse taalkunde en dialectologie. Het is mij een genoegen om op deze plek Jan Goossens, Bart Lutsch, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren alsmede de stad Bree hartelijk te danken voor hun medewerking aan dit project.

Michiel de Vaan Leiden, mei 2014

Toelichting

De transcriptie vermeldt tussen rechte haken de paginanummers van Dupont's manuscript (door Goossens 2012 ‘Eerste ms.’ genoemd) en tussen ronde haken de paragraafnummers zoals door Dupont toegekend. Die paragraafnummering begint hieronder bij 17 en sluit daarmee direct aan bij Dupont 1922, die tot en met paragraaf 16 was gekomen. De paragrafen zijn veelal onderverdeeld in subparagrafen (1o, 2o, 3o, enz.), waarin soms met behulp van letters (a, b, c, ...) weer verdere

onderverdelingen zijn gemaakt.

(3)

De lay-out van onderstaande transcriptie volgt grotendeels die van Dupont's

gepubliceerde dialectbeschrijving in Leuvensche Bijdragen. Zo wordt vetdruk gebruikt voor Breese dialectwoorden en cursiefdruk voor Standaardnederlandse vertalingen daarvan en voor woorden uit andere talen die door Dupont ter illustratie toegevoegd worden. De bladspiegel volgt voor zover mogelijk die van Dupont's handschrift. Wel is af en toe een witregel toegevoegd tussen paragrafen en aanmerkingen waar dat ons inziens de overzichtelijkheid ten goede komt. De interpunctie is hier en daar geüniformeerd, zo zijn bijvoorbeeld punten toegevoegd na afkortingen en aan het zinseinde waar die in Dupont's handschrift zonder duidelijke reden ontbreken. Immers, Dupont moet ooit van plan zijn geweest zijn handschrift voor de druk te bewerken, en hij zou dan ook zeker dergelijke details hebben gecorrigeerd. Wel laten we Dupont's systeem van interpunctie als zodanig in tact, bijvoorbeeld zijn gebruik van de puntkomma (;) om verschillende vormen te onderscheiden, en de frequente spatie voor en na een komma.

Alle voetnoten die Dupont aangeeft met(x)zijn volledig overgenomen.

Potloodaantekeningen zijn niet overgenomen behalve als ze nuttig leken bij het lezen van de transcriptie, met name waar het gaat om doorstrepingen of aanduidingen van twijfel. Tenslotte gebruikt Dupont hoofdletters in fonetische weergaven wanneer het om een plaats- of persoonsnaam gaat. Die zijn in de transcriptie vaak vervangen door kleine letters.

De afkortingen van talen zoals die in het ms. voorkomen zijn niet geheel eenvormig.

Om zoeken te vergemakkelijken, hebben we ze geüniformiseerd conform de afkortingen op p. 195 van Dupont 1910-1911. Het zijn:

Aalstersch Aalst.

Angelsaksisch Ags.

Fransch Fr.

Germaansch Germ.

Hoogduitsch Hgd.

Latijn Lat.

Leuvensch Leuv.

Middelduitsch Md.

Middelhoogduitsch Mhd.

Middellatijn Mlat.

Middellimburgsch Mlimb.

Middelnederduitsch Mnd.

Middelnederlandsch Mndl.

Nieuwnederlandsch Ndl.

naast n.

Oudfransch Ofr.

(4)

Oudhoogduitsch Ohd.

Oudnoorsch On.

Oudnederfrankisch Onfr.

Oudsaksisch Os.

Romaansch Rom.

spreek uit spr.

Tongersch Tong.

Westgermaansch Wgerm.

geworden tot

<

ontstaan uit

>

Dupont schrijft dan eens cf. dan eens cfr. Dit verschil is integraal overgenomen in de transcriptie. Merk op dat Dupont de tekens < en > precies omgekeerd gebruikt vergeleken met het hedendaagse gebruik, waarin < ‘is ontstaan uit’ en > ‘werd tot’

betekenen.

Referenties:

Dupont, Jozef. 1910-1911. Het dialect van Bree. Eene phonetisch-historische studie. Leuvensche Bijdragen 9, 193-212. [inleiding en § 1-3]

Dupont, Jozef. 1914-1920. Het dialect van Bree. Leuvensche Bijdragen 12, 135-186. [§ 4-7]

Dupont, Jozef. 1922. Het dialect van Bree. Leuvensche Bijdragen 14, 33-168.

[§ 8-16]

Dupont, Jozef. 2014. Het dialect van Bree. Electronische uitgave. Hasselt:

Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde. [§ 17-54].

Goossens, Jan. 2012. De studie van Jozef Dupont over het dialect van Bree.

Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie 84, 157-169.

Hieronder volgt eerst een Overzicht van de gebruikte fonetische tekens. Daarna volgen pagina [130] tot en met [249] van het manuscript alsmede de index. De inhoud van het gedeelte na de toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken (volgens de indeling van Dupont zelf, met zijn paginanummering):

§ paginanr.

17-26 130

Eerste Hoofdstuk. De tweeklanken

26 149

Tweede Hoofdstuk Wijzigingen van betoonde klinkers en tweeklanken

26-27 149

De Umlaut I.

28 152

De Brechung II.

29 153

De Verkorting III.

30 156

De

Samentrekking IV.

(5)

31 158

Vocalisering van

Medeklinkers V.

32 159

Wijziging der klinkers voor r VI.

33 161

Wijziging der klinkers voor VII.

andere consonanten

34 162

Rekking in gesloten lettergreep VIII.

35 163

De svarabhakti IX.

36-43 165

Derde Hoofdstuk Medeklinkers in hoofd- en bijtonige lettergrepen

44-511 197

Vierde Hoofdstuk De klanken der toonlooze en bijtonige lettergrepen

52-54 236

Vijfde Hoofdstuk Sandhi of Zinphonetiek Index

Overzicht van de gebruikte fonetische tekens

De drukletters die Dupont in zijn gepubliceerde delen in de dialectwoorden gebruikt konden allemaal direct overgezet worden in het hier gebruikte font (Times New Roman extended), met uitzondering van de hoge middenvocaal u, waarvan bij Dupont het rechterstokje minder hoog reikt dan het linker. Aangezien er geen oppositie bestaat met een ander teken, gebruiken we hier u voor de weergave. Een ander verschil zit hem in de tweeklank oú, waarvan de o niet helemaal gelijk is aan een o elders: het cirkeltje is niet geheel dicht. Aangezien er geen oppositie is met een andere tweeklank ou, kan met transliteratie als oú worden volstaan.

Hieronder volgt een overzicht van de klinker- en medeklinkertekens die in Dupont's gepubliceerde werken voorkomen, en die hier worden overgenomen. De klanken en hun voorbeeldwoorden volgen zoveel mogelijk de presentatie van Dupont zelf in Dupont 1909-1910: 203-212.

I. Vocalen

1 De facto gaan § 44-49 over de toonaccenten in hoofdtonige lettergrepen, en alleen §50-51 over toonloze en bijtonige lettergrepen.

(6)

Ongeronde vocalen

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

kat (‘kat’) Korte fortis

middelachtervocaal a

a

vā.der (‘vader’) Lange lenis

middelachtervocaal ā

ā

ké.nd (‘kind’) Korte fortis

middelvoorvocaal é

é

2d (‘bed’) Korte fortis

middelvoorvocaal é2

é2

l .f (‘lief’) Lange lenis

middelvoorvocaal

pèn (‘pen’) Korte fortis

benedenvoorvocaal è

è

w .k (‘week’) Lange lenis

benedenvoorvocaal

kenon (‘kanon’) Korte fortis

middentussenvocaal (‘sjwa’)

e e

dik (‘dik’) Korte fortis

bovenvoorvocaal i

i

di2n (‘dun’) Korte fortis

bovenvoorvocaal i2

i2

vırlézen (‘verliezen’)2 Minimale vocaal

metI2kleur ı

ı

2 In een aantal gevallen is bij de voorbereiding van de digitale tekst dit teken door een i met een punt erboven vervangen. Dit geeft, wanneer men op de accentueringsverhoudingen in de betreffende (meerlettergrepige) woorden let, geen aanleiding tot verkeerde lezing.

(7)

Geronde vocalen

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

zón (‘zon’) Korte lenis

middelachtervocaal ó

ó

g d (‘goed’) Lange lenis

middelachtervocaal

kòp (‘kop’) Korte fortis

middelachtervocaal ò

ò

h st (‘haast’) Lange fortis

middelachtervocaal

II. Tweeklanken De echte tweeklanken

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

smíi.r (‘smeer’) Het eerste

bestanddeel is een íi

íi

zeer nauwe i (gesloten lenis voorvocaal, ietwat naar het midden geartikuleerd), het tweede bestanddeel is een i. (gesloten fortis voorvocaal)

rúud (‘rood’) Verbinding tussen

een gesloten lenis úu

úu

middenvocaal met een fortis gesloten middenvocaal

(8)

De onechte tweeklanken

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

pèi.tsen (‘met de zweep slaan’) Verbinding van è

met de gesloten lenis voorvocaal die èí

èí

het eerste

bestanddeel van íi vormt.

geméi.n (‘gemeen’) Verbinding van é

met de gesloten éí

éí

lenis voorvocaal die het eerste

bestanddeel van íi vormt.

blií.ven (‘blijven’) Heeft dezelfde

bestanddelen als íi maar andersom.

ií ií

kaú.d (‘koud’) a + ú van de diftong

úu aú

goú.d (‘goud’) Combinatie van een

korte fortis oú

middenvocal (weinig

lippenronding)

uú.t (‘uit’) Omgekeerde

bestanddelen van uú uú

III. Consonanten

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

(9)

laŋ (‘lang’ vrouw.

ev.) Nederlandse l.

Uitgesproken met tamelijk hoog geheven tong.

l l

gewé. i (‘geweldig’) gemouilleerde l

rúud (‘rood’) Nederlands r. Vaak

huig-r, maar ook tongpunt r.

r r

man (‘mand’) Nederlands m.

m m

né. (‘neen’) Nederlands n.

n n

r .kenen èn (‘rekenen en’) Lange n die door

sandhi ontstaat n

n

wordt dan r .ken èn

i k m (h)em (‘ik kom hem’) wordt dan i k m Lange m die door

sandhi ontstaat m

m

baŋ (‘bang’) Gutturale nasaal

ŋ ŋ

hè i (‘handig’) Gemouilleerde n

Plosieven

Stemloze plosieven

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

kíis (‘kaas’) Nederlandse k

k k

uú.t (‘uit’) Nederlandse t

t t

(10)

pla.nts (‘[jij] plant’) Nederlandse p

p p

héí. en (‘houten’) Gemouilleerde t.

Gemouilleerde medeklinker in de strenge zin.

Stemhebbende plosieven

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

bóg2et (‘boekweit’) Stemhebbende

gutturale plosief.

‘Franse g’

g2 g2

dúu.ren (‘doorn’) Nederlandse d

d d

bedr gen (‘bedriegen) Nederlandse b

b b

benuú (‘benieuwd’) Gemouilleerde d

Fricatieven

Stemloze fricatieven

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

i (‘ik’) Stemloos gutturaal

fricatief

kíis (‘kaas’) Nederlands s

s s

fléí.ten (‘fluiten) Nederlandse f

f f

(11)

éí.f (‘scheef’) Gemouilleerde s.

Geen gemouilleerde medeklinker in de strenge zin maar een chuintante.

hoú.p (‘hulp’) Nederlandse h

h h

Stemhebbende fricatieven en approximanten

Voorbeeld als gebruikt in de transcriptie Beschrijving

Symbool in de transcriptie Symbool dat

Dupont gebruikt

l g en (‘liegen’) Stemhebbende

gutturale fricatief.

g g

zaú.t (‘zout’) Nederlandse z

z z

vúu.gil (‘vogel’) Nederlandse v

v v

duù. i (‘duizend’) Gemouilleerde z

míi.dirj ri (‘meerderjarig’) Nederlands j

j j

drè en (‘draaien’) Gereduceerde j

wíi.ten (‘weten’) Nederlandse w

w w

aw2(‘grendel’) Gereduceerde w

w2 w2

dā.x (‘dag’) Sleeptoon

. .

(niet weergegeven) Stoottoon

|

|

(12)

[Eerste Hoofdstuk. lb/ De tweeklanken]

[130]

èí (è ) is:

17.

(17)

Ndl. aai uit Wgerm -âj- 1o

drè en draaien Ohd. drâjan;

krè en kraai Ohd. krâia; mè en maaien; nè en naaien Ohd. nâjan;

wè en waaien Ohd. wâjan hierbij wat verwè en iets *verwaaien d.i.

speuren op het fransch ‘avoir vent de qqchose’; tè taai Ohd. zâhi;

zè en zaaien Ohd. sâjan; krè en kraaien; bè en betten Ohd. bâjan Hgd. bähen. Hierbij waarschijnlijk:

enen óngebèí en klé2pel een

*ongebaaide kluppel d.i. een knuppel die niet in looistof gebet is om hem van zijne schors te ontdoen en glad te maken; figuurlijk: een zware knuppel, een kerel van een knuppel. Als gevoelswoord is óngebèí dan ook overgegaan in uitdrukkingen als: óngebèí e smíi 3*ongebaaide smeer d.i. eene afranseling, die tellen mag, en zelfs in óngebèíd v l buitengewoon veel.

nè. adv. rakelings Onfr. nāio = pene.

Aanm. De hier aangehaalde woorden werden alleen afzonderlijk

gerangschikt om de vergelijking met het Ndl. te vergemakkelijken; zij staan in het dialect volkomen gelijk met de woorden van 2o. a.

Umlaut van dial. aú aw2(cf. § 21) 2o

De onderverdeelingen a) b) c) d) beantwoorden aan den 1o, 2o, 3o, 4o van § 21.

3 Het teken komt niet voor in Duponts inventaris van klanken in Dupont 1909-1910, wel

gemouilleerde .

(13)

klèíken klauwtje;

kèíken kauwke.

a)

Vergelijk ook nog nè. (zie 1oin fine) met na.w2nauw kè elik naast kawelik kouwelijk b)

bij kaú.d koud;

èíken dimin. van aw2grendel (cf. § 21. 5o).

hèí ken handschoentje;

c)

wèí.mesken wambuisje d.i.

vestje.

conjunct. van hebben Hgd. hätte;

de indicat.

d)

[131]

is haw2> hadda >

habda > habaida.

Aanm. Misschien hooren hierbij nog: bezè. onz. gezond verstand, bezadigdheid; behè. gedrag, leven, lawijd (cf. Ndl. leven maken). Deze woorden zouden kunnen ontstaan zijn uit *bisadida, *bihabida over tusschenvormen *besedde,

*behedde. Voor het eerste vergelijke men Ndl. bezadigd, voor het tweede Eng. to behave, behaviour; de Limb.

Serm. kennen een subst. sedde = verzadiging. Twijfelachtig is ook:

hem pè en zich moeite geven, zich afmatten, cf. Mnd. pedden = snel stappen.

Ndl. ei, ij, aai, ui, el: trèí.n trein;

kaptèí.n kapitein; pelèí.s paleis;

3o

belèín balein; plèí.n plein;

pastelèí.n porselein; firnèí.s fornuis Mndl. fornais Fra. fournaise;

(14)

plevè plavei; lewèí.d lawaai, lawijd (cf. Salverda de Grave, Taal en Letter. 1905 bl. 25); kırzè karsaai; klè. adj. kleiachtig, taai (ident. met het Ndl. subst. klei? cf.

zaú.t adj. en subst. Ndl. zout); kè m. kei; kè vr. achterste subst. cf.

Ndl. lichtekooi (?); uú.tkè en uitglijden; klapè klappei; wèí.ds weidsch (alleen met de beteekenis fijn, aangenaam, goed getroffen);

sèísken sijsje Hgd. Zeisich; pèí.tsen verb. slaan met de zweep, slaan in het algemeen cf. Hgd. Peitsche (?);

hè en verb. met een zwaren hamer of een ander zwaar voorwerp slaan, ook gezegd van het zuchten bij deze handeling, cf. ? Mndl. heien, Ohd.

heia = hamer; verfó.mfè en verfommelen.

Aanm.1. In tè ır Ndl. telloor Hgd.

Teller Ital. tagliere is de uit gemouilleerde l ontstaan. Meer gebruikelijk is de vorm tel r.

Aanm.2. Zonderling zijn kè kei klapè klappei uú.tkè en

uitglijden klè. kleiachtig. Hiervan zou klapè nog kunnen ontleend zijn, of zijn uitgang van woorden als hakenè hakkenei plevè plavei hebben overgenomen. De andere drie

zijn wel inheemsch. Voor

uú.tkè en zou men verwantschap [132]

met kètsen Ndl. ketsen

kunnenvermoeden en het op een vorm *kedden terugbrengen (cf.

hooger 2od) en Aanm.). Voor de verhouding der stammen vergelijke men Hgd. schwatzen Ndl. zwetsen met Mhd. swadern.

Is misschien kè Ndl. kei door kesè kasseisteen beïnvloed?; beide

(15)

woorden worden wel eens met elkaar verwisseld.

éí (é ) is:4 18.

(18)

Ndl. ee of ei uit Wgerm. ai uitgenomen voor h, r, w en in 1o

auslaut. Het dialect gaat met het Hgd.

bléí.k bleek Ohd. bleich; béí.tel beitel; éí.d eed Ohd. eid; éí.n een;

géí.sel geesel Ohd. geisla; gıréí.d Ndl. gereed; héí.m adv. thuis cf.

Ndl. heim; né. neen; mé. 1.

Meimaand, 2. loovertak, ruiker, 3.

geschenk op iemands feestdag, 4.

deze feestdag zelf; réí.n m. grensweg tusschen twee stukken land; daar zulke wegen gewoonlijk dood loopen heeft het woord meestal als hoofdbeteekenis weg zonder uitgang, cf. Hgd. Rain, Ohd. rein en het ablaut. Mndl. rijnwech; éí.f scheef, On. skeifr; réí.p vr. reep, hoepel Ohd. reif; é. o. ei; wé. m.

wei, hui; lé vr. lei Os. leia.

Samentrekking van vroeger -éíde- (met éí naar den 1o)

2o

weide; lé. en leiden; hé heide; i spré ik spreid >

*spreide; enz.

Samentrekking van vroegere: - ge-, - de-, i

3o

zéí.l zeil Mndl. zeghel. Dit woord vinden we waarschijnlijk ook in de uitdrukking te zéíl gúu.n te zeile

4 Paragraaf 18 (p. 132-135) is in zijn geheel met een blauwe potloodstreep doorgehaald. Vooral op p. 132, in 1oen 2o, is voorts een groot aantal woorden doorgehaald (vermoedelijk door Dupont zelf) en is met potlood en met pen een aantal aantekeningen in de kantlijn geplaatst, die deels ook weer zijn doorgehaald. Voor een indruk van het geheel zie men het origineel.

Ik geef hier de oorspronkelijke, eerste handgeschreven tekst weer, met weglating van de latere toevoegingen en met negering van de doorhalingen. De basis van Dupont's originele tekst lijkt mij hier in elk geval waarheidsgetrouw, wat de redenen voor de latere doorhalingen ook geweest mogen zijn.

(16)

gaan d.i. te werk gaan, razen, schreeuwen; oorspronkelijk: storm luiden?

téíl teil Lat. tegula; zéí.si zeis Ohd.

segisna segansa Os. sagisna;

ómhéínen omheinen

[133]

éí.selik ijselijk Onfra. eiseliko Os.

egislic; méí.stır meester Lat.

(18)

magister; Réí.ndır voornaam Ohd.

Reinhard Raginhard; stéí.l adj. steil cf. Ohd. stëhhal = id.

slé slede Ohd. slita.

géí.s géí.t stéí.s stéí.t .2. 3.p.enkelv.

van gaan, staan, Ohd. geist geit, steist steit

Ndl. ei, Ndl. ē voor vocaal, in de volgende Rom. woorden:

4o

pesté pastei; velé vallei; elé gelei; Lé , Léíken Leo voornaam;

Téíken Theodoor en de uitroep: (Jìzes van) marantadé es!

uit ‘Jezus van Mater dei’?

Aanm. Tegenover pasté valé elé staan een aantal andere woorden met è : kırwè kesè plevè Ndl. karwei kassei plavei.

De oorzaak der verschillende ontwikkeling is mij duister: zijn de woorden in verschillende perioden ontleend, of staat misschien eene serie onder Waalschen invloed?

Ndl. ij in ontleeningen aan de Kerk- en schooltaal of aan het Hgd.

5o

afgréí.sılik afgrijselijk: meestal in de uitdrukking éí.sılik-afgréí.sılik ijselijk-afgrijselijk. Het tweede woord zal uit het Ndl. overgenomen zijn en bijbehouden om het rijm het

(17)

het eerste; zé conjunct. Ndl. zij alleen in: Gòd zé gel fd God zij geloofd; bìnedé en naast

bìnedi en benedijen; tepéí.t naast tepíit tapijt, éí.ken naast íi.ken Ndl.

ijken Lat. icere (?); zwéí.n Ndl.

zwijn alleen als scheldwoord; het ook voorkomende zwéí.nhó.nd wijst op Hgd. invloed, cf. Schweinhund.

ba.lkenbré. balgenbrij d.i. eene soort brij gemaakt van varkensbloed en roggemeel.

[134]

Ontronding van vroegere ö̀ǘ als umlaut van dial. oú Ndl. ou.

6o (18)

Uit Wgerm. au behalve voor h, en alle dentalen:

a)

kéí.ps kéí.pt .2.

3.p.enkelv. van koú.pen koopen;

déí.pen doopen;

geléí.ven gelooven Got. galaubjan; héít hoofd Ohd. houbit;

éígen verb. mikken

*oogen > *augjan;

stréí.pen stroopen Mnd. stroufen;

béígen buigen Sermoenen bougen Ohd. baugjan;

réí.pselen opwellen, hoesten (gezegd van maaglijdenden) Hgd. räuspern;

téínen toonen;

léív(e) luifel van eenen hoed Ohd.

loubia; òp den léí.p op den loop; léí.pi loopig (gezegd van honden); héí.pken hoopje, héí.p meerv.

(18)

van hoú.p hoop;

knéí.p meerv. van knoú.p knoop.

Aanm.1. Hierbij moet ook vermeld:

òpstéí.ken verb.

opstoken, kwaad stoken, dat niet met stúu.ken stoken identisch zijn kan en een vorm *staukjan veronderstelt.

Aanm.2.

Opmerkenswaardig zijn twee Onfra.

woorden waar -oi- in plaats van -ou- geschreven wordt voor volgende i, j:

boigedon voor bougedon (cf. Ohd.

bougen *baugjan dial. béígen) en oigi (Glosse 550) neven ougit. Van Helten (Anfr. Gramm.

Einleit. § 6. n en Nota op Glosse 550) duidt beide vormen als schrijffouten.

Verder staat in Glosse 261 eenmaal froison voor freison.

Bij de tallooze schrijffouten der Onfra. fragmenten valt uit deze drie vormen natuurlijk niets te besluiten:

men mag er nogtans de vraag bij stellen:

duiden deze vormen misschien reeds op umlaut van ou? Kan in het dial. der psalmen eene tendenz tot

(19)

ontronding

aanwezig geweest zijn?

Uit Wgerm. ol, ul (voor het ontstaan van oú cf. § 3o):

b)

héí. en diminut.

van hoú.t hout;

wéí.ksken dimin.

[van]

[135]

woú.k wolk;

véí.ksken diminut.

van voú.k volk.

Daarnaast 2.liksken en 2.liksken van de nevenvormen wò.lik, vò.lik

Ontronding van vroegere ö̀ü Ndl. ui van verschillende oorsprong:

7o

fréí.t onz. fruit; fléí.t fluit Mnd.

floite; slé ır sluier Mndl. sloier Mhd. sloier; lé. lui Mndl. loi; déí.t duit Mndl. doit; téí.t vr. tuit d.i.

blikken kan; téí.tıl *tuitel d.i. tuit van eene kan, eenen koffiepot en dergl. (men vergelijke de verwante vormen tuú.t vr. tuit d.i. papieren zakje, hoorntje Hgd. Tüte; túu.t toot m.);

déí.s déí.t .3.p. enkelv. van het verb.

doen Ohd. duois duoit dûis dûit duis duit; éíns schuinsch; spéí.ten spuiten.

Aanm. Zijn de twee laatste woorden jonge ontrondingen uit

hedendaagsche Ndl. ui, of staan zij

(20)

op eene lijn met Mndl. sloier, floite en dergl.?

Zeker jong zijn de uitspraak Héí.smans van den eigennaam Huysmans, die van déíts duitsch, déítsla.nd Duitschland tegenover de regelmatige maar weinig gehoorde: diíts, diítsla.nd en de voornaam Tréíken Truitje tegenover Gíitri Geertruid(e) met i uit iíde (ií als umlaut van û naar § 19 3ob.) ií (i ) is:

19.

(19)

Ndl. ij uit Wgerm. î:

1o

biíz(e) vr. regenbui, storm Ohd.

bîsa; knií.p vr. knipmes Mnd. knîp Eng. knife; li. en lijden Ohd. lîdan;

lií.téí.ken litteeken Ohd.

lîhzeihhan; liíz(e) adv. zachtjes, zoetjes Ndl. lijze Sermoenen lislike Hgd. leise; klií.ster lijster Ohd.

lîstara; sni en sneeuwen Ohd.

snîwan; spi en spuwen Ohd.

spîwan; tiíŋ tijding; wi ır vijver Hgd. Weiher Lat. vivarium; vrií.tef Vrijthof openbare plaats naast de Kerk, vroeger

[136]

Kerkhof Onfra. frîthof Ohd. frîten beschutten; zií.p afloop van (19)

keukenwater in boerenhuizen cf.

Ags. sîpan Ndl zijpelen; zí vr.

vergiettest cf. Ohd. sîhan Ndl.

zijgen; ri en Ndl. rijgen Ohd.

rîhan; pi en haú.sen *pijen handschoenen d.i. dikke witte handschoenen der werklieden; het woord haú.sen kan weggelaten worden: bijv. en pā.r pi en een paar *pijen cf. Ndl. pij; vriív(e) wreef Ohd. rîho Mndl. wrighe; mií.t mijt Lat. mêta; krií.t krijt Lat. crêta;

(21)

zi vr. zijde; piín vr. pijn; spií.kır

*spijker d.i. duivenkot Lat.

spîcarium; tiín vr. tijn, waschkuip Kiliaen tijne Mlat. tîna

Ndl. ie, i, Hgd. ie; fransche i, ie in jongere leenwoorden:

2o

giíde teugel Fra. guide; sırvií.s Fra.

service; mezií.k muziek; peblií.k publiek; femiíli familie; pırsiís Fra. précis; kemiís kommies; sebiít dadelijk Fra. subit; Lewi Fra.

Louis; Mıri Marie; sòptriín soepkom Fra. terrine.

Aanm. Naast t .n Ndl. tin Hgd.

Zinn, 16de-eeuw Zien staat tií.n, naast k zıl Ned. kiezel Ohd. chisil staat kií.zıl. Daarvan is k zıl de regelmatige voortzetting van Ohd.

chisil (cf. § 11, 1o). t .n zou die van eenen i-stam *tini kunnen zijn, echter evengoed de dialectische wedergave van Hgd. Zien.

Ontronding van vroegere ǖ behalve voor r.5Deze ǖ kon ontstaan zijn 3o

uit Onfra. iu - Ndl.

ie, ui:

a)

diíts duitsch, dietsch. In de beteekenis van hoogduitsch komt het woord zelden voor, men hoort bijna altijd déíts

[137]

(cf. § 18, 7oAanm.). In de

beteekenis van het eigen dialect leeft het woord nog in de uitdrukking: dèt is plat diíts = dat is plat dietsch ! (=

ge liegt !). Waarschijnlijk is deze slechts de tweede helft van een

5 Dupont schrijft .

(22)

vroegere uitdrukking de liígs; dèt is plat diíts = ge liegt ! - zoo zegt men in het plat dietsch; di en Ndl.

bedieden beduiden. Het woord leeft alleen in vragende zinnen met wā.t wat: bijv. wā.t mā. dèt di en wat mag dat betekenen; wā.t dií het dèt... wat beduidt het dat... d.i.

waarom...; grií.s o. Ndl. gruis cf.

Os. griusnia kruimel; hiív(e) vr.

knikker, bolletje cf. Ohd. hiufo en hiefaltra = eglantier; kií.ken kieken kuiken; vroú.li , mansli

*vrouwlieden *manslieden d.i.

mannen en vrouwen Os. meerv.

liudi; ziíni zuinig Ohd. bisiuni;

rií.ken rieken ruiken Ohd. riohhan.

Waarschijnlijk heeft zich de infinitief naar den .3.p. enkelv.

*riukis *riukid gericht; vırlií.s subst.

verlies *farliusi; dií.vıl duivel Os.

diu al Onfra. diuvil (cf. Kluge P.Br.B. XXXV bl. 134).; getií.

getuig, gereedschap Ohd. giziug.

Verder de 2. 3.p. enkelv. ind. praes.:

bevriíst, vriíst; verliíst, verliíst;

bedriígs bedriígt; liígs liígt; vliígs vliígt der verba vr zen vriezen, verl zen verliezen, bedr gen bedriegen, l gen liegen, vl gen vliegen.

Aanm. 1. d pden diepte Got.

diupiþa, l fden liefde *liubida zijn door de adjectieven d p en l f beïnvloed. Cf. Hgd. Tiefe, Liebe tegenover Seuche.

Aanm. 2. wi adj. hoe Ohd. hwiu;

di Ndl. die pron.demonstr.

nom-accus. vrouwel. enkelv. en nom-acc. meerv. der drie geslachten;

kni Ndl. knie Ohd. kneo wijken af van het Ndl. en Hgd. De i kan wel regelmatig uit -iu- in auslaut ontstaan maar deze moet steeds sleeptoon hebben (cf. zi. Ndl. zij

(23)

pron.; de niet ontrondende dorpen als Bocholt hebben zǖ en wijzen dus op den vorm siu Ohd. Os. siu naast Os. sî). Alleen uit vormen

[138]

*wîu, *dîu, *knîu kan men de dial.

stoottonige i verklaren (cf. bijv.

(19)

bi Nedl. bie, bij Ohd. bîa tegenover bi. adv. bij Ohd. bî).

Mag men zulke vormen met secundaire rekking van i voor auslaut-vocaal veronderstellen? Men vergelijke de ontwikkeling van tuw2 toe enz. § 2. 3. 4o. Dri (Ndl. drie) beantwoordt aan Mhd. m.f. drîe, niet aan Ohd. driu n.

b) Uit umlaut van Wgerm. û:

briígóm bruidegom Os. brûdigomo;

bií.gıl buidel Ohd. bûtil; gebrií.ken gebruiken Os. brûkan; hiísken huisje diminut. van huú.s huis;

miíz(e) meerv. van muú.s muis;

krií.s kruis Os. krūci; ií.tersten uiterste; zií.vır zuiver Os. sû ri;

stií.ten stuiten (alleen met de beteekenis van bluffen cf. Hgd.

stutzen Stutzer); riín ruin (cf. Franck i.v.); riím ruim, riímen ruimen

*rûmjan

c) Uit romaansche ǖ:

fırtiín fortuin; abiís abuis; prií.k pruik; kestiím fra. costume; abslií.t absoluut; be ií.t beschuit fra.

biscuit

Samentrekking van -iíde- (met ií naar den 1o, 2oof 3o):

4o

wi adj. vrouwelijk enkelv. Ndl.

wijde; wi en verb. wijden;

(24)

vırmi. en vermijden; di en beduiden; li lieden subst. meerv.

úu is 20.

(20)

Ndl. ooi, oo Wgerm. *ā wi, *auh in de woorden

1o

strúu stroo; vlúu vlooi Hgd.

Floh; lúu naast het meer gebruikelijke lúu looistof Hgd.

Lohe; húu hooi Got. hawi; kúu vr. kooi Lat. cavea; úu en schooien Got. skêwjan

[139]

gúu en Ndl. gooien; dúu en dooien.

(20)

Aanm.1. Ndl. strooien luidt strowen of stré en (met umlaut van oú >

ou); naast húu Ndl. hooi hoort met somtijds hé cf. Hgd. Heu.

Aanm.2. Over gúu 3.p. enkelv.

Ndl. gooit en dergelijke cf. § 16, 6o.

Samentrekking van úude (met úu naar § 16, 1oen 4o):

2o

rúu adj. vrouwel. enkelv. Ndl.

roode; núu adv. Ndl. noode;

brúu. en braden.

aú (aw2) is:

21.

(21)

Ndl. -auw uit Wgerm. âw-, âo, -âh-:

1o

blaw2blauw Ohd. blâo; law2lauw Ohd. lâo; klaw2klauw Os. klâwa;

kaw2kauw Ohd. châha tâha; graw2

(25)

grauw Ohd. grâo; gaw2gauw cf. Os.

gâhun.

Aanm. Hooren fla.w2Ned. flauw;

knaw2en knauwen (waarnaast knu2wen); snaw2en snauwen; da.w2 dauw Os. dau Ohd. tou misschien hierbij? Men vergelijke den ablaut in Ohd. chlâwa Ags. clá en Ags.

cléa < *clawu6(cf. Sievers Ags.

Grammatik § 111) en de

omgekeerde verhouding bij ro.w2 Ndl. rauw Os. hrâo; wé2ŋksbrow2 wenkbrauw Ohd. brâwa. Hier wijzen de dialectische vormen op oude ă.

Even zonderling is gúu en Ndl.

gooien úu en Ndl. schooien (beiden met â) naast húu hooi en dergelijke. Er schijnt eene periode bestaan te hebben waar âw- en aw- verwisseld konden worden.

Ndl. ou uit al:

2o

altijd voor d, t:

a)

a.úd adj. oud Os.

ald; kaú.d koud Os.

kald

[140]

ha.wen houden Os.

haldan; smaú.t smout Ohd. smalz somtijds voor andere consonanten (k, f, m):

b)

baú.k naast ba.lik balk; kaú.f naast ka.lef kalf; haú.f naast ha.lef half;

paúm naast pa.lem

6 Dupont gebruikt hier, en in het hele manuscript, het teken ‘>’ waar wij nu ‘<’ voor ‘komt uit’ gebruiken.

(26)

palm; kaú.kuúl naast ka.likuúl kalkkuil, maar steeds ka.lik kalk.

Aanm. Een regel is hier niet op te geven. Minder gebruikelijke woorden als za.lem zalm va.lik valk hebben nooit aú:

Men zou aan invloed van het Ndl.

kunnen denken, indien niet daarnaast het dialectische pl g a.lem ploegschalm d.i.

ploegijzer ook steeds a.l had. Het woord is wel id. met Ndl. schalm

(grondbeteekenis:

tusschen schuiven, splijten cf. Kluge i.v. schalten).

Ndl. an- am- voor consonant in de volgende woorden:

3o

gaúz(e) gans; haú.s handschoen Os.

handskō Mndl. handsche; waú.mes wambuis.

Waarschijnlijk ook: zwaú.sılen heen en weer slaan < *zwanselen bij Hgd.

Schwanz (cf. zwè.nsen slaan Hgd.

schwänzen en cf. Kluge i.v.

Schwanz) en taú.p m. afgeknotte tak cf. Ndl. tap? en de verhouding van Ndl. stappen: stampen. Het woord zou op een vorm *tamp kunnen teruggebracht worden, die met het synonieme tó.mp subst. Ndl. stomp kan samenhooren.

Ndl. -ad- Wgerm. -ab- 4o

(27)

in haw2uit *haúde > *hadda >

*habda praet. van hebben. Het partic. luidt steeds: gad > *gehabd (cf. ook § 31. Aanm.)

Samentrekking van -aúde- (met aú naar 1oof 4o):

5o

kaw subst. Ndl. koude; aw adj.

vrouw. enkelv.

[141]

Ndl. oude; aw2vr. grendel *skalde (cf. Kluge i.v. schalten); haúken diminutief *haldeken = bremhuls Ndl. hauwtje, houw Kiliaen houde, haude; vaw2subst. Ndl. vouw Hgd.

Falte.

oú (ow2) is:7 22.

(22)

Ndl. oo uit Wgerm. au uitgenomen voor h en alle dentalen:

1o

droú.m droom Ohd. trouw; doú.g 1.3. p. enkelv. van dúu.gen deugen Got. daug Ohd. toug; koú.pen koopen Ohd. koufôn; oú.h ook Ohd.

ouh; toú.fıren tooveren Ohd.

zoubaron; goú. ılen goochelen cf.

Ohd. gougulâri subst.; oúg(e) vr.

oog Ohd. ouga.

Ndl. ou, ouw, auw, van verschillende oorsprong:

2o

ow2en schouwen Os. scauwôn; vrow2 a)

vrouw; tow2touw Onoordsch taug;

how2en houwen;

strow2en Got.

7 Voor de o gebruikt Dupont een aan de bovenkant niet geheel gesloten cirkel, ten teken dat het hier gaat om een nauwelijks geronde middenvokaal.

(28)

straujan Ndl.

strooien; getow2 weefgetouw; van denzelfden stam waarschijnlijk duu.rtoú doortouwd d.i.

doortrokken (bijv. in de uitdrukk.

duu.rtoú en aw smaú.tkruú.k doortrokken als eene smoutkruik) figuurl. doortrapt;

kow2naast kúu Ndl. kooi ro.w2Ndl. rauw Ohd. hrô, hrâo, b)

hrăo; wéŋksbrow2 wenkbrauw Ohd.

brâwa; krow2ır krouwer, kerel bij Ndl. krauwen, Ohd.

chrâwa?

stow2en Ndl.

stouwen, stuwen;

c)

bow2en naast buw2en Ndl.

bouwen Got. bauan Os. bûan;

betrow2en naast betruw2en betrouwen; trow2 adj. naast truw2 Ndl. trouw getrouw;

trow2subst. trouw, trow2en verb. Ndl.

trouwen, huwen;

berow2en naast beruw2en Ndl.

berouwen; subst.

rouw; brow2Ndl.

berouw Ohd.

hriuwa; brow2en

(29)

naast bruw2en Ndl.

brouwen; now2! uitroep = nu! dat geloof ik wel!

tegenover nu.w2 adv.

[142]

Ndl. nu Os. nû;

do.w2en verbum Ndl. douwen, wiegen tegenover duw2en Ndl. duwen.

foú.t Ndl. fout;

koú.s Ndl. kous;

d)

ow2Ndl. schouw (schoorsteen);

aplekow2abrikoos;

flambow2 flambeeuw fra.

flambeau.

Aanm. De meeste hier geciteerde woorden zijn mij in hunne ontwikkeling duister.

Voor de vormen onder a) vergelijke men § 20, 1o. Voor die van b) cf.

§ 21, 1oen § 20, 1o. Voor die van c) cf.

§ 19, 3oa) en § 23.

Uit vroeger ol, voortzetting van Onfra. ol of ul wanneer geen 3o

i-kleurige flexie-uitgang of suffix volgde.8

voor d, t (Ndl. ou):

a)

8 De toevoeging ‘wanneer geen i-kleurige flexie-uitgang of suffix volgde’ is in potlood aangebracht, en vervangt Duponts oorspronkelijke tekst ‘gevolgd door Brechungs-vok. (De ongeflect. vormen door analogie.)

(30)

oú.d Ndl. schuld;

goú.d goud Hgd.

Gold; koú.tır Ndl.

kouter Lat. culter;

keboú.tır kabouter Hgd. Kobold.

Waarschijnlijk ook moútır adj. malsch (gezegd van

bouwland) cf.

moút-, mow2(in den 5o) of is het woord misschien ablaut bij Os. malt Ndl. mout?9 voor ander consonanten:

b)

hoú.p naast hé2.lep Ndl. hulp, Onfra.

hulpa (de eerste vorm alleen in: óm hoú.p ríiven om hulp schreeuwen;

hoú.p! hulp!);

woú.f naast wò.lef wolf; koú.f naast kò.lef kolf; boú.stır naast bò.lstır bolster; voú.k naast vò.lık volk; koú.k kò.lık kolk; woú.k, wò.lık wolk; voúgen zelden naast vòlıgen volgen.

Hierbij hoort waarschijnlijk

ou.f in de uitdrukk.: òp t

oú.f lig2en boven aarde liggen (van eenen dooden). Het woord zou opeen vorm *skulf = draagberrie (?) kunnen teruggaan

9 Aanmerking in potlood: ‘Onveranderd blijft òl voor overgangs -d-: holderdebolder, zolder, polder, molder (naast mulder), kolder.

(31)

en behooren bij Os.

biskilban = auf ein Gerüst legen (Wadstein, Kleine As. Denkmäler), Engl. shelf to shelve, verder Ndl. schelft.

[143]

Uit -on, un-:

4o

oú.s naast ós Ndl.

ons pron.pers.; het possessief luidt betoond steeds oú.zen onbetoond ózen;

zi roú.sılen verb. zich het vel verschrompelen door ergens langs te wrijven cf. Hgd.

Schrunde Ohd.

scrunta en het sterke verb. der Sermoenen verscrenden, partic.

verscrunden. Het woord veronderstelt een vorm

*(fir)skruntsalôn.

toú.st m.

huurcontract Sermoenen getonst Onfra. tunft Hgd.

Zunft.

Samentrekking van -oúd(e)- met oú naar den 3o:

5o

go.w2en praet.

meerv. golden van Ndl. gelden;

gego.w2en partic.

gegolden; o.wen praet. meerv. van

(32)

è.len schelden en van ì.len schillen, schelen; o.w2ır schouder Ohd.

scultarra; mow2 stof, stofwolk Ndl.

moude Got. mulda;

hetzelfde woord in moú.thíi.vıl

*moud(e)heuvel d.i.

molhoop Hgd.

Maulwurf (cf. Kluge i.v.) en in hoúmow2 m. groote

stofwolken welke de wind bij droog weder opdrijft. Het woord kan op

*holdemolde teruggaan. Is het eerste lid misschien de Germ. vorm Vrouw Holde, Holle? Dit woord zou ook kunnen zitten in den naam van eenen heuvel ten Z-O van Bree:

de Hoúbò.ri de Houborg. Echter liggen de

‘Holdebergen’

meestal ten Z-W.

uú (uw2) is:

23.

(23)

Ndl. ui uit Wgerm. û behalve voor r:

1o

bruú.d bruid Os. brûd; huú.s huis Os. hûs; du.w pron.pers. 2. p.

enkelv. Os. þū; huú.ken verb.

[144]

(33)

neerhurken Mndl.

huken Onoordsch hûka; Truw2

voornaam Gertruide Ohd. trût; tuú.n tuin (uitsluitelijk in de beteekenis van haag Hgd. Zaun). tuú.sen tuú.sılen Ndl.

tuischen Hgd.

tauschen; ruúv(e) schroef Hgd.

Schraube; muúl vr.

muil; snuú.t snuit.

Hierbij hooren waarschijnlijk ook:

knuú.fılen Ndl.

knuffelen Kiliaen knuyffelen (cf. de verhouding van Ndl.

schoffel: Ohd.

scûvala), buúzen verb. *buizen d.i.

met geweld ingieten, veel drinken en buúz(e) òp hé2ben eene *buis op hebben d.i.

bedronken zijn cf.

Engl. to bouse, bousy; puúz(e) vr.

*puize = dikke kwast aan vlaggen en dergl. cf. Ndl. puist Hgd. bausback = met opgeblazen wangen; fluúzır m.

bedrieger cf. Hgd.

Flause; guúzen hard slaan, regenen cf. Onoordsch gúsa Ndl. verguizen (?)

Ndl. oe Hgd. ŭ, fransche ou, Rom.

ō in een aantal woorden welke uit 2o

eene dezer talen ontleend zijn of wier etymologie duister is:

(34)

fetsuú.n fatsoen;

setruún citroen;

jaloersch10; kepuún kapoen Mhd.

kappûn; truúv(e) troef, ā.ftruúven aftroeven, ook met de beteekenis afranselen; kuúst!

Ndl. koest!; suú.ts m.vr. boomstronk fra. souche;

ırmuú.li

*scharmoelie = janhagel gepeupel;

rambuú.li

*ramboelie = id.;

kóŋkırnuú.li kornoelje.

puúdıl poedel Hgd.

Pudel; duúdılzak doedelzak; fuú.zıl foezel; huú.tılen tuischen, ruilen, hoetelen; fuú.tılen

*foetelen d.i.

moffelen in het spel;

kuúkuúk koekoek;

muún grootmoeder cf. Hgd. Muhme?;

fluú.ts groote over de oogen hangende klak; puúts *poets d.i. klak zonder klep (fra. visière);

amfuútıren

*schamfoeteren, kijven

[145]

cf. Vercoullie Etym. Wdb. i.v.

foeteren.

(23)

10 Het Breese woord met deze betekenis is niet ingevuld.

(35)

Ndl. -ieuw- uw- ouw uit Wgerm.

-iuw- îw- 3o

nuw2nieuw Ohd. niuwi Onfra.

nūuui; getruw2getrouw Onfra.

gitrūwi; beruwen berouwen verb.

Onfra. berūwan; kluúken diminut.

*kluwken Ndl. kluwen Ohd. chliuwi.

Waarschijnlijk hierbij behoort u.w2schuw bang, Ndl. schuw cf.

Hgd. schiech verscheuchen;

huw2ılik huwelijk cf. Ohd. hîwan.

Aanm. 1. Naast knawen knauwen, snawen snauwen staan de vormen knuwen en snuwen. De eersten wijzen op âw-, de tweeden op -iuw- -îw- -ûw- (?). Het Ndl. subst. lauw (visch) luidt luw2. Zooals uit § 20 1o, § 21 1o, § 22 2oblijkt, is de ontwikkeling van Wgerm. vocaal + w zoo onregelmatig, de

verschillende categoriën loopen op zulke zonderlinge wijze door elkaar, dat men voorlopig van eene

begronding moet afzien.

Aanm. 2. De woorden nuw2nieuw enz. met dezelfde uú welke uit Wgerm. û zonder umlaut ontstaan is (cf. hooger 1o) maken Van Helten's gissing omtrent de uitspraak van Onfra. nūuui en dergl. (Onfra.

Gramm. § 25 wordt voor deze ū de waarde van ǖə aangenomen) minstens onwaarschijnlijk.

Ndl. oe uit Germ. ô in de volgende woorden:

4o

tuw2adv. Ndl. toe, Os. tô, Ohd. zuo;

huw2adv. Ndl. hoe, Os. hwô, Ohd.

wuo; huúníi *hoeneer d.i. wanneer;

kuw2koe Os. kô Ohd. kuo; uw2 m. schoen Os. skôh Ohd. skuoh.

(36)

Aanm.1. Om hun stoottoon veronderstellen deze

[146]

woorden vroegere vormen *tûo,

*hûo, *kûo, *skûo. Wij zouden hier dus rekking van uo (> ô) in auslaut tot ûo kunnen vermoeden. Uit vormen als *hū *kū (cf. Ags. hú, cú) moest men sleeptoon verwachten als in: nu.w2Ohd. nū Ndl. nu, du.w2 Ohd. dū.

Opmerkenswaardig zijn de Onfra.

vormen: cūon, lūonde, gescūe enz.

(Van Helten, Anfr. Gr. § 16). Kon misschien uo voor vocaal in ū overgaan (cf. ook den bij Otfried eenmaal voorkomende datief hûe van huoh Braune Ahd. Gr. § 40.

Anm. 1) en werd ûo (> uo+o bijv.

in Onfra. cūon) dan op vormen als de nominatief kuo analogisch overgebracht? Indien de oude nominatief kuo naast den nieuwen

*kûo bleef voortleven kon deze dubbelheid op de partikels huo:

*hûo, tuo: *tûo overgaan.

Deze hypothese is hier voorgedragen omdat zij het wellicht overbodig maakt spontane rekking van -uo tot -ûo te veronderstellen: deze laatste is echter ook niet onmogelijk (cf.

Wilmanns I § 40, Braune Ahd. Gr.

§ 40 A. 4).

Te vergelijken met de ontwikkeling van uo in auslaut is die van iu in auslaut (cf. § 19 3oAanm.).

Aanm. 2. Daar naast uw2schoen ook het subst. uústır schoenmaker (echter enkel ironisch) voorkomt, zou men voor deze woorden misschien invloed van het Hgd.

(37)

kunnen vermoeden. Naast uw2 staat het regelmatige .n schoen.

Voor de drie andere woorden spreekt alles tegen ontlening uit het Hgd. of Ndl.

Echte Diphthongen 24.

(24)

cf. § 9.

íi A.

cf. § 16.

úu B.

Aanm. Het tweede lid (i of u) dezer diphthongen kan nooit in of w overgaan.

[147]

Diphthongen en Triphthongen met -naslag.

24.a.

(24)

a A.

Komt alleen voor in het tusschenwerpsel van pijn a !

ā is:

B.

vroegere -ad- voor vocaal, of -ade- in auslaut:

1o

bā en verb. baden;

gā en verb. gaden;

begā en verb.

begaden Mndl.

bekaden. Het woord beteekent: 1) zich te buiten gaan bij om het even welke handeling,) zich beknoeien, vuil maken; lā subst.

lade; vlā vlade.

Ndl. aai in: bā baai (-stof, -tabak);

2o

pā en paaien,

(38)

tevreden stellen, sussen.

cf. § 17.

C. è (èí)

D. is:

vroegere d- voor vocaal, of de in auslaut (voor het voorkomen van

cf. § 8):

b en bidden Hgd. beten; i b ik bid, Hgd. ich bete; n meerv.

van n d naad; dr meerv. van dr d draad.

cf. § 18.

E. é (éí)

F. is:

vroegere d- voor vocaal of de in auslaut:

b en bieden; i b ik bied(e).

cf. § 19.

G. i (ií)

H. íi is:

vroegere íid- voor vocaal of -íide in auslaut:

níi en verb. uitnoodigen; i níi ik noodig uit (voor het voorkomen van íi cf. § 9).

[148]

is:

I.

vroegere d- voor vocaal of de in auslaut:

r en raden; i r ik raad;

b subst. bode; R Gruitrode (dorp)

(39)

(voor cf. § 15)

ó J.

Komt alleen voor in het tusschenwerpsel ó ! Ndl. oei!

synoniem van a !

is K.

vroegere d- voor vocaal of de in auslaut:

v en voeden; i v ik voed(e);

r roede

is L.

vroegere uúd- voor vocaal of uúde in auslaut:

1o

luú. en verb.

luiden; i luú ik luid(e); ruú vr.

huidziekte Hgd.

Räude.

Ndl. oei in het tusschenwerpsel fuú foei!

2o

cf. § 20.

úu M.

Diphthongen met w2-naslag 25.

(25)

cf. § 21.

aw2(aú) A.

cf. § 22.

ow2(oú) B.

cf. § 23.

uw2(oú) B.

Triphthongen met -naslag (reeds opgegeven in § 24a)

26.

(26)

cf. § 24a. H.

íi A.

(40)

cf. § 24a. L.

B.

cf. § 20.

úu C.

Tweede Hoofdstuk

Wijzigingen van betoonde klinkers en tweeklanken

I. De Umlaut [143]

De Umlaut speelt in het dialect van Bree ongeveer 26.

(26)

dezelfde rol als in het Hgd.

Men moet, zoals daar, twee perioden onderscheiden:

die van den primairen en die van den secundairen umlaut. De vormen, welke in de tweede periode umlaut aannamen, bleven er in de Ndl. schrijftaal en de dialecten waaruit deze ontstond meestal vrij van:

zij zijn eene der dialectische

eigenaardigheden van het Limburgsch.

De volgende tabel geeft, in overzicht, de ontwikkeling der umlaut-vocalen.

Over den Umlaut in het algemeen vergelijke men Wilmanns I § 191 volg.

1oKorte vocalen.

Secondaire Umlaut Primaire Umlaut

è §6.A.

é (é2) §7. A.

Somtijds i (ì) § 10. 2oa) α) Onfra. a, dial. a

(41)

i (ì) §10, 5oI

Wanneer na uitval der umlautbewerkende i, j nog β) Onfra. u

een Brechungs-vocaal volgde, staat hier é (é) §7.

D. I

i (ì) §10, 5oII

Prim. en Second. Umlaut zijn niet te onderscheiden γ) Onfra. u, o, dial. ó

é (é2) §7 D.

II δ) Onfra. u, o, dial. ò

é (é2) §7 C ε) Onfra. ë, dial. è

[150]

Aanmerking 1. Bij β) is voor Onfra. u geen (27)

dialect-vocaal aangegeven die er de voortzetting van is: De woorden met umlaut hebben geene nauw verwante vormen zonder umlaut naast zich: bij de onzekerheid, welke

heerscht in de ontwikkeling van Onfra. u, o dial. ó, ò kan men zelfs niet vermoeden welke de huidige voortzetting van Onfra. u zonder umlaut in deze gevallen zijn zou.

Zooals bij β) uit den aard der zaak geen secundaire umlaut kon ontstaan, zoo kon evenmin bij δ) van primären umlaut spraak zijn.

Aanmerking 2. Onfra. ë kon uit het Urgerm. alleen vóór Brechungs-vocaal overgeërfd zijn: vóór volgende i, j was idg. ë in i overgegaan. In het Onfra.

kon dan echter ë door

(42)

analogie, verwisseling van uitgangen of door

suffix-afleiding weer voor i, j komen te staan. In deze gevallen werd Onfra. ë in het dialect tot é, overal elders werd zij è. In navolging van het

algemeen gebruik bij den umlaut van Wgerm. a werd deze latere inwerking van i, j op Wgerm. ë in §7. G.

‘secondaire i-umlaut van ë’

genoemd. Haar resultaat is identisch met dat van den primairen umlaut van a, zoowel in gerekten als in ongerekten vorm. (cf. §7 A, G, §8, 6o, A en G). Daar het ontstaan van Germ. i uit idg. ë door i-umlaut - de umlaut dien men, vergeleken met den hier secundair genoemden, als primairen i-umlaut van ë kan opvatten - buiten het raam deze studie valt, wordt hij niet opgegeven.

Met de korte é vergelijke men de gerekte , íi. uit Onfra. ë gevolgd door i, j (verder 2o).

[151]

2oGerekte Vocalen.

(27)

Secundaire umlaut Primaire umlaut

§8, 3o

Stoot- en sleeptoon zijn identisch

Met stoottoon §8, 5oA Met sleeptoon íi. §9, 6oA Somtijds zoowel met stoot- als met sleeptoon (§11, 2oa)

α) Onfra. a dial. ā, ā.

(43)

§8, 5o

cf. §8, 5oAanm. 1.

In enkele gevallen íi. cf.

§9, 6oD.α. Aanm. 2 Met stoottoon §8, 6oD

Met sleeptoon íi. §9, 6oD β) Onfra. u, o

dial. , úu

Met stoottoon §8, 6oC Met sleeptoon íi. §9, 6oC γ) Onfra. ë

dial. , .

Aanmerk. Voor den

second.-umlaut van Onfra. ë geldt hetgeen bij de korte vocalen gezegd is (zie hooger 1oAanm.)

3oLange Vocalen en Diphthongen Second.-Umlaut §8,

2o Primair-Umlaut íi

§9, 2o

Somtijds §11, 2o b

α) Onfra. â, dial. , úu.

Umlaut: íi §9, 4o β) Onfra. ô,

dial. úu uit Wgerm. au

Umlaut: íi §19, 3ob γ) Onfra. û, dial. uú

Umlaut: §11, 5o δ) Onfra. uo, uit Wgerm. ô,

dial.

Umlaut: éí §18, 6o ε) Onfra. au, ou, dial. oú

Umlaut: èí §17, 2oen 1oAanm.

ζ) Onfra. âw, dial. aú

Aanmerking.

Afwijkend van het Hgd. kent het dialect twee verschillende perioden van umlaut van â.

De

(44)

second.-umlaut heeft hier echter weiniger veld gewonnen dan bij de korte vocalen; cf. §9, 2oAanm.1. en zie §8, 4o.

[152]

II. De Brechung

Van het verschijnsel bekend onder den naam van Brechung (overgang van i in 28.

(28)

ë, van u in o vóór de Brechungsvocalen a, e, o) kent het dialect van Bree twee latere varianten. In aansluiting aan de benamingen ‘primaire’ en ‘secondaire’

Umlaut werd hieraan in §7B en §7D.I.

de naam ‘secondaire Brechung’ gegeven.

Zij vertoont zich het klaarst bij de Onfra.

i, minder klaar bij den umlaut van Onfra.

u.

Zoo wordt Onfra. i gevolgd door i, j steeds i, ì daarentegen Onfra. i gevolgd door a, e, o, u steeds é, é2.

Umlaut van Onfra. u gevolgd door i, j wordt i, ì (ontrond uit *ǘ), umlaut van Onfra. u gevolgd door i, j + donkeren vocaal wordt é, é2(ontrond uit *ǜ).

Bij de rekking van Onfra. i blijft het verschil zooals bij de ongerekte voortzetting van i:

Gerekte i voor volgende i wordt ; Gerekte i voor a, e, o, u wordt met stoottoon, íi. met sleeptoon.

Gerekte umlaut van Onfra. u laat geen invloed van Brechungsvocalen zien.

Aanmerk. Als Brechungsvocaal geldt ook - afwijkend van de oude Brechung

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We use the fact that the chain 共1兲 is Darboux integrable if and only if its characteristic Lie algebras L x and L n both are of finite dimension to obtain the complete list of

Hvis rengøringsmaskinen efterlades hvor den kan blive udsat for frost, når arbejdet er overstået eller til opbevaring, skal der anvendes antifrostvæske for at forebygge

Mijn Malmberg.. © Malmberg,

De doelen op het niveau van groep 1 zijn speciaal voor Kleuterplein geformuleerd op een tussenniveau en zijn dus niet terug te vinden in de SLO-documenten. Met uitzondering van

Let op dat je willekeurig een paar uit de lijst tegenstellingen kiest en dat het programma dit paar moet gebruiken om de vraag te stellen én om het antwoord te controleren. Per

Henry Hexham, Het groot woorden-boeck: gestelt in 't Nederduytsch, ende in 't Engelsch... Gestelt in 't Neder-duytsch, ende in 't Engelsch door

Maar er is meer aan de hand: in de situatie van ‘intimate’ ontlening en, in een later stadium, sociale ontlening is er ook sprake van een vervangingsproces: delen van de eerste

Deze klankwet en de onder 2 genoemde zijn ook van toepassing op de combinatie ĕŭ, waaruit resp. Ze houden resp. een meer gesloten en een meer open worden van de stamvocaal in. Op