• No results found

Rie Cramer, Lente · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rie Cramer, Lente · dbnl"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rie Cramer

bron

Rie Cramer, Lente. W. de Haan, Utrecht 1910

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/cram006lent02_01/colofon.php

© 2014 dbnl / erven Rie Cramer

(2)

4

Rie Cramer, Lente

(3)

[In de Mei]

In de Mei, in de Mei, Zijn de kleine kindjes blij!

Zonder hoed en zonder jasje Loopen zij in 't groene grasje, Plukken bloempjes uit de wei,

In de Mei.

In de Mei, in de Mei, Kindjes gaan in lange rij.

Kleine kindjes zingen, fluiten, Dat hun moeders ooren tuiten, Schril en schel, maar o zoo blij!

In de Mei.

Rie Cramer, Lente

(4)

6

Rie Cramer, Lente

(5)

[Dag Jantje]

Dag Jantje, dag Jantje, Jij moet naar huis toe gaan.

Jouw moeder heeft een taart gekocht Die hebben wij zien staan.

Een groote en een kleine!

Met krenten en rozijnen!

Met roze suikerringetjes.

Zijn dàt geen lekkere dingetjes?

Maar toen hij gauw naar moeder wou, Toen lachten ze hem uit.

Toen riepen ze: ‘'t is lekker mis!

't Is één April! Sliep uit!’

Rie Cramer, Lente

(6)

8

Rie Cramer, Lente

(7)

[Moesje nou weet ik een heerlijk geheim]

Moesje nou weet ik een heerlijk geheim, Zal ik het zeggen, of niet?

't Is klein en geel, het staat op een steel, Iets moois, dat je buiten ziet!

En als je het weet zeg dan toch maar van neen, Want ik wou het zoo vreeselijk graag

Zelf zeggen dat er - zal ik - of niet - Al een crocusje uit is vandaag!

Rie Cramer, Lente

(8)

10

Rie Cramer, Lente

(9)

[Wat zijn er vandaag weer veel bloemetjes uit]

‘Wat zijn er vandaag weer veel bloemetjes uit Die ik gisteren niet heb gezien.

Jij, klein madeliefje, jij was er nog niet, Of was je een knopje misschien?

Mijn maatje zegt, dat ik niets plukken mag, Maar ik kom ook heusch nergens aan!

Je wilt immers allemaal daar in de Mei Zoo graag bij mekaar blijven staan?’

Rie Cramer, Lente

(10)

12

Rie Cramer, Lente

(11)

[Ik heb vandaag in een nestje gezien]

Ik heb vandaag in een nestje gezien, Opgetild door mijn papaatje.

Vijf blauwe eiertjes lagen daarin, Van een klein vinkenmamaatje!

Nu houd ik wacht bij dat vinkennest, En als iemand de eitjes wil stelen, Zal ik hem hard met mijn stokje slaan, Of 't pijn doet, kan mij niets schelen.

Rie Cramer, Lente

(12)

14

Rie Cramer, Lente

(13)

[O, Loesje wat ben je verschrikkelijk lui]

O, Loesje wat ben je verschrikkelijk lui, De zon schijnt allang door de boomen.

Je eitje wordt koud en het brood wordt oud, En jij ligt nog rustig te droomen.

O Loesje, de vogeltjes fluiten je uit, En de bloemetjes daar op den akker, Die zeggen het rond, als je buiten komt,

‘Verbeeld je, - die is nou pas wakker!’

Rie Cramer, Lente

(14)

16

Rie Cramer, Lente

(15)

[Meieregen droppetje]

Meieregen droppetje, Tikkel op mijn koppetje.

Ik laat juist mijn hoofdje bloot, Dan ben ik veel gauwer groot, En dan ben ik 't volgend jaartje, Net zoo groot wel als mijn vaartje!

Rie Cramer, Lente

(16)

18

Rie Cramer, Lente

(17)

[Eia, jou kleine kapelletje]

Eia, jou kleine kapelletje, Vliegt rond mijn madeliefjes, Zoent ze het heele kringetje rond, Eia je doet er zoo liefjes!

Zegt ieder bloemetje ‘jij bent het mooist’, En dan blozen haar tipjes tevreden;

Maar als jij haar honing hebt weggezoend, Dan vlieg je wel gauw naar een tweede.

Rie Cramer, Lente

(18)

20

Rie Cramer, Lente

(19)

[Madeliefjes vlechten wij]

Madeliefjes vlechten wij Dikke, dikke kransen.

Zijn die kransen dik genoeg, Gaan we samen dansen!

Onder onze appelboom Sneeuwt het rose vlokjes.

Als wij dansen, ik en jij, Waaien onze rokjes!

Eéne- tweeë- tweeë- drie.

Appelbloesemblaartjes

Sneeuwen zachtjes op den grond En in onze haartjes!’

Rie Cramer, Lente

(20)

22

Rie Cramer, Lente

(21)

[Ik kreeg vanmorgen een paaschei van paatje]

Ik kreeg vanmorgen een paaschei van paatje, Van suiker, met een heel prachtig plaatje.

Maar weet je wat moedertje mij heeft gezegd?

De kip had voor mij ook paascheitjes gelegd.

Elf eitjes, die braken vanmorgen open, Elf kuikentjes zijn toen daaruit gekropen, En daarmee ben ik zoo blij, zoo blij - Veel blijer nog dan met mijn suikeren ei!

Rie Cramer, Lente

(22)

24

Rie Cramer, Lente

(23)

[In onze perelaar zat er een vink]

In onze perelaar zat er een vink Te fluiten.

Een wijsje voor zijn wijfje, dat Daar dichtbij op haar nestje zat.

Zoo hoog en zoo jolig floot daar die vink Pink-Pink

In die perelaar buiten!

‘Wij hebben een eigen perelaar Wij beidjes.

Een eigen tuin alleen voor ons, Een eigen nestje, warm van dons.

Wij hebben nog meer, we hebben mekaar Niewaar

En dan - drie eitjes!’

Rie Cramer, Lente

(24)

26

Rie Cramer, Lente

(25)

[Vliegetje, vliegetje gouwen]

Vliegetje, vliegetje gouwen, Vlieg maar een twee drie voorbij En kom niet te dicht bij mij Of je wordt ook verkouwen!

Ik lig me zoo te vervelen, Ik tel de ringetjes aan 't gordijn, Al weet ik precies dat er twintig zijn.

Ik kan niet lezen of spelen.

Och schei toch uit met dat soemen!

Jij danst maar en danst in de zonneschijn Hoe zou jij 't vinden om ziek te zijn?

Zou jìj dat prettig noemen?

Rie Cramer, Lente

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die wekte den jongen, die kwam voorbij, En kuste het meisje, dat liep naar de wei, Dat melkte de koe met de kromme horen, Die stootte de hond met de spitse oren, Die joeg de kat,.

In Toosjes eigen tuintje Is ze bedrijvig aan de gang, Daar gaat ze elke morgen Haar bloemetjes verzorgen, En 't duurt haar nooit te lang. Rie Cramer,

Jan mij-ne man wou rui-ter worden, Jan mij-ne man die had geen zweep; Toen nam hij de kat en trok 'm bij zijn staart, Toen had Jan mij-ne man een paard. nam hij zijn hemd en scheur -

Toen nam hij de kat en trok 'm bij zijn staart, Toen had Jan mijne man een paard. Jan mijne man wou ruiter worden, Jan mijne man die had

Ze zocht naar een lapje Voor 't hondje zijn poot!. Rie Cramer, Vrouw Hubbard en

In mijn rieten stoeltje heel dicht bij het vuur Zit ik met mijn eigen klein meisje, De lamp is aan, de gordijnen zijn dicht,!. Het water zingt zachtjes

Zij duwde dat deurtje, toen ging dat iets Open, en keek ze naar binnen even, En zag een kamertje, en daarin zeven Bedjes, daarboven weer zeven plankjes Met kleeren, een tafel met

Zit kindje stil te droomen, De handjes in haar schoot. Een meesje in de twijgen Maakt eventjes een