J. Slauerhoff
samenstelling Bert Bakker, Gerrit Borgers, Jan Hulsker, C.J. Kelk, K. Lekkerkerker, Jurriaan Schrofer, Ellen Warmond en F.C. Terborgh
bron
Bert Bakker, Gerrit Borgers, Jan Hulsker, C.J. Kelk, K. Lekkerkerker, Jurriaan Schrofer, Ellen Warmond en F.C. Terborgh, J. Slauerhoff. (Schrijversprentenboek 6). De Bezige Bij, Amsterdam
/ Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1980 (derde druk)
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bakk002jsla01_01/colofon.htm
© 2008 dbnl / de afzonderlijke samenstellers en/of hun rechtsopvolgers
1. Als scheepsarts.
4
inleiding
‘De waarde van een werk? De blijvende waarde? Men zal een “poeta minor”
misschien nog tien jaar na zijn dood lezen; en het werk van een grooten dichter vijftig.
Dat is het eenige verschil.’ In deze woorden vatte Slauerhoff eens zijn denken samen over roem en duur. Indien hem dit prentenboek onder ogen zou zijn gekomen, zou hij vermoedelijk, onder het bladeren, enkele caustische kanttekeningen hebben gemaakt, met een halven glimlach, en niet al te hardop. Het zou de uitdrukking zijn geweest van zijn diepe bevrediging: dat hij geschapen had wat nog leeft, ontroert en boeit. Wie kwetsbaar is en gevoelig, verbergt zich en weert af.
Na meer dan een kwart eeuw terugdenkend aan een ontmoeting die belangrijk in mijn leven is geweest: een herkennen, een bevestiging; zoekend naar het essentiële in den vriend, naar wat standhoudt, ontdaan van alle bijkomstigheid, is deze mijn slotsom: Slauerhoff heeft het leven hartstochtelijk beleden. Niemand immers kan, tot kort voor zijn dood, in een omvangrijk oeuvre, in talloze doordringende en waarachtige beelden het leven op aarde, zijn leven, oproepen, indien het hem niet boeit, niet obsedeert, niet tot reageren dwingt. Hij heeft het geluk gekend van diep beleven en herscheppen. Geluk en leed liggen voor den scheppenden mens dicht bijeen; hun grenzen zijn ons verborgen en misschien is het ene voorwaarde voor het andere, schaduw en licht.
Indien elke ernstige benadering van het transcendentale haar oorsprong vindt in een hevig gegrepen zijn door aard en grenzen van ons aards bestaan, door zijn heerlijkheid en ellende, dan was Slauerhoff in den grond der zaak een religieus man, een zoeker. Ik bedoel daarmee een man voortdurend bezeten door de vraag naar het hoe en het waarom, het waarheen en het waarvandaan; een man doordrongen van een verbondenheid, boven en buiten wat tastbaar is en zichtbaar. Dat hij daarbij zijn eigen wegen ging, van geen dogma wilde weten, is irrelevant. Elk waarachtig kunstwerk tracht deze vragen te benaderen. Een antwoord vindt het niet; in het beste geval een hoogst persoonlijke overtuiging, die tussen de regels staat te lezen. Dat hij het land van herkomst den rug toekeerde en verre continenten zocht, lag in zijn aard besloten, in zijn talent, dat slechts in ruimte en eenzaamheid zich kon ontplooien.
Hij heeft een uiterst sober leven geleid en zware offers gebracht aan het herscheppen, aan het bezitten in heviger verbeelding, dat rust soms gunt, althans de voldoening van het zuivere, ongestoorde ondergáán. Zijn grote behoefte aan genegenheid heeft slechts zelden enige bevrediging gevonden, en dit is de prijs die elkeen betaalt die het compromis niet kan aanvaarden, omdat het zijn ontplooiing remt, de zo nodige
Soms had hij de behoefte zijn omgeving te schokken en deed het op een wijze die bij den ander slechts een glimlach kon wekken. Er bleek dan vooral zijn
onverdorvenheid, een jongensachtigheid, een ongebroken jeugdige benadering, die voorrecht is en noodzaak voor den werkelijk scheppenden mens.
Onze belangstelling en ons penetratievermogen zijn beperkt. Wij hebben de neiging - ook ten aanzien van onze medemensen - in vaste patronen te denken en zijn gauw met een conclusie gereed. Maar in elk hart blijven dingen verborgen - zeer essentiële wellicht - die nooit aan den dag treden; beschermd, verdedigd, vaak slechts ten halve bewust of niet onder woorden te brengen; geheimen die de dood omsluit of soms op verrassende wijze prijsgeeft.
Wat wij van Slauerhoff meenden te weten, het beeld dat wij ons hadden gevormd, bleek op het doodsbed onvolledig; het schoot verontrustend te kort.
Hij lag er, ongenaakbaar en onherkenbaar. Een onbekende uit welke verre gebieden gekomen? In zich gesloten, verzoend, met zichzelf bezig, en zeer superieur.
Trad toen aan den dag wat steeds aanwezig was geweest, wat hij had willen zijn, wat werd voorbereid en voltooid? Of zag ik voor mij wat hij ging worden?
(Citaat op blz. 5 uit ‘Serenade’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz.
290)
5
[Schrijversprentenboek]
2. Achterkant artsdiploma, waarop aantekening van zijn reizen als scheepsarts.
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, Nooit vond ik ergens anders onderdak.
Wie weet hoeveel teederheden Je in jezelf hebt verstikt - De Friesche aard is benepen
En uit zich niet groot, weegt en wikt.
3. Vader van Slauerhoff.
Mijn moeder verhuisde gauw, Zij haatte de noordlijke stad Waar zij moest leven om jou;
Ik ging weer op zee en vergat.
4. Moeder van Slauerhoff.
5. Geboortehuis aan de Voorstreek te Leeuwarden, 2de huis van links.
6. Op 4-jarige leeftijd met zijn zusje Augusta.
7. Op omstreeks 14-jarige leeftijd.
(De strofen op blz. 6 en 7 uit ‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 915, 912 en 847)
't Ouderlijk huis was soms zoo duf en stug,
'k Wist niet dat ik heusch wel in de Oost zou komen En even hard mijn lot er zou vervloeken.
8. Als padvinder, 3de van links met kruisje.
Elke biographie moet een mengsel zijn van waarheid en verdichting, het kan niet anders. Wie zuivere historie eischt geeft blijk het wezen der historie niet te kennen;
de absolute historie bestaat niet, ook niet bij volledige feitenkennis.
(‘Critisch proza’, Verzamelde werken VIII, blz. 268)
9. Op de H.B.S. te Leeuwarden, Slauerhoff 6de van links op achterste rij.
14 September: geboren aan de Voorstreek te Leeuwarden, als vijfde kind van Jan 1898
Jacob Slauerhoff, behanger en stoffeerder, en Cornelia Pronker.
Lagere school te Leeuwarden.
Veelvuldige astma-aanvallen, waardoor gedurende twee jaar de zomermaanden te Oost-Vlieland worden doorgebracht.
1904
10. Bladzijde uit De Aarde en haar Volken, met een aantekening van Slauerhoff uit 1913.
9
Een hoog opgeschoten zestienjarige scholier begint zich al gauw te interesseren voor de talrijke Belgische geïnterneerden in de grote Leeuwardense kazerne. Hij sleept er weldra een paar mee naar huis, jonge mannen, met wie hij bevriend is geraakt.
(C.J. Kelk, Leven van Slauerhoff, blz. 71)
11. Portret uit 1917.
September: Rijks-H.B.S. te Leeuwarden.
Werkt mee aan de schoolkrant.
1911
Vriendschap met het domineesgezin van dr. C. Hille Ris Lambers te Jorwerd. Aan een der dochters, Helen, die tot zijn dood een trouwe vriendin is gebleven, zal hij verschillende gedichten wijden
(‘Landelijke liefde’, ‘De gouvernante’,
‘Na jaren’).
Juli: eindexamen H.B.S.
Ingeschreven als student in de medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam.
Woont Bloemgracht 38.
1916
10
14. Eerste bijdrage in Het Getij.
15. Feest na zijn semi-artsexamen in 1922. V.l.n.r. voorste rij: F. van Hall, H. Stokman; 2de rij:
Constant van Wessem, C.J. Kelk, J. Slauerhoff, Truus de Ruyter, Eva Rosenbaum; 3de rij: J.M.
Hondius, E. Maas.
Wie hem zag studeren, en men kon niet onverwacht binnenvallen zonder hem bezig te zien, trof op zijn tafel aan: de handschriften van een paar gedichten in bewerking, benevens een paar open boeken met lectuur van andere aard dan de medische handboeken ernaast waaruit hij zat te vossen.
(C.J. Kelk, Leven van Slauerhoff, blz. 15)
16. Optreden van Slauerhoff als redacteur van Propria Cures.
17. Handschrift van het gedicht ‘Fontaine de Médicis’.
2 Maart: eerste (anonieme) bijdrage in Propria Cures. Van 11 oktober 1919 tot 1918
7 februari 1920 mederedacteur van Propria Cures.
Maart: eerste communistische verzen in De Nieuwe Tijd. Verlooft zich met Truus de Ruyter.
2 Oktober: kandidaatsexamen.
1919
Eerste reis naar Parijs.
1920
Maart: eerste verzen in Het Getij, op aandringen van Herman van den Bergh.
8 Oktober: doctoraal examen, 1ste gedeelte.
12 Oktober: 2de gedeelte, trekt zich terug.
Leest en vertaalt Corbière.
1921
18. Met H. Marsman en C.J. Kelk, 1923.
19. Zelfportret van Tristan Corbière, poète maudit.
20. Handschrift van ‘De krantenverkooper’.
Corbière heeft tot het laatst toe gestreden, gespot, hij heeft geen enkele concessie gedaan, en dat kan men zelfs van zijn broeders Rimbaud en Verlaine niet getuigen.
(‘Critisch proza’, Verzamelde werken VIII, blz. 45)
Hoorde met genoegen, dat je Hollandsche uitgaven in Germania voorvecht. Kan ik ook eventueel in je uitgeversgunst deelen?
(Arthur Lehning, Brieven van Slauerhoff, blz. 5; brief van begin november 1922)
21. Brief aan Arthur Lehning over de uitgave van Archipel.
22. Dr. H. Feriz.
23. Roel Houwink en zijn vrouw.
24. De dichter Hendrik de Vries.
17 Januari: doctoraal examen, 2de gedeelte. Bereidt zijn eerste bundel Archipel voor.
5 Juli: artsexamen, 1ste gedeelte. Reis met de Venus naar o.a. Bordeaux en Oporto.
Vriendschap met dr. H. Feriz, H.
Marsman, C.J. Kelk, Roel Houwink, 1922
Constant van Wessem en Hendrik de Vries.
Zomer: bootreis naar Bretagne, bezoekt Parijs.
November: verschijning van Archipel, voor rekening van de dichter en door 1923
bemiddeling van Arthur Lehning te Berlijn gedrukt.
25. Contract met de Java-China-Japan Lijn.
Hoe varen jullie? Ik goed, 18 mijl per uur. Alles wel tot nog toe, wat koorts van mijn inentingen. Dit bij 40 man is 't eenigste werk totnogtoe door mij verricht. Het ontaardt dus nog niet in arbeid. Het scheepsleven bevalt mij natuurlijk goed.
(Constant van Wessem, Slauerhoff, blz. 54; brief van 10 februari 1924)
26. De Vrije Bladen, blz. 2 van het omslag.
Bij 't wakker worden, vooral 's middags, vind ik 't altijd nog even beroerd, hier op dit schip te zitten, meegevoerd. Ook dat zal wel beter worden als ik op mijn eigen schip zit. Toch denk ik nog dikwijls aan ‘voor twee jaar’. Maar misschien duurt het langer.
(Arthur Lehning, Brieven van Slauerhoff, blz. 17; brief van 28 augustus 1925)
27. S.S. Riouw.
28. Twee bladzijden uit een fotoalbum van Slauerhoff.
29. Afscheidsfeest bij Schiller te Amsterdam, v.l.n.r. (zittende): J.C. Bloem, A. Roland Holst, J.
Slauerhoff, J. Greshoff; (staande): J.W.F. Werumeus Buning, C.J. Kelk, Constant van Wessem, H.
Marsman, F. Slauerhoff.
Januari: publiceert in het eerste nummer van De Vrije Bladen.
31 Januari: vertrekt met de Riouw van de Stoomvaartmij. Nederland als scheepsarts 1924
naar Ned. Oost-Indië, krijgt onderweg maagbloeding en aanval van astma. Keert terug naar Nederland en neemt praktijk waar te Baard, Dronrijp, Kampen, Warmenhuizen en op Vlieland.
Januari-augustus: samenwerking als arts met de tandheelkundige D. Hessels te Haarlem.
Mei-juni: korte vakantiereis om het Iberisch schiereiland, mist de boot, reist over land terug, kort verblijf in Parijs.
19 Augustus: afscheidsfeest te
Amsterdam, vóór zijn vertrek naar het Verre Oosten.
Augustus: scheept zich te Genua in op de Vondel, ten einde emplooi te zoeken als scheepsarts in het Verre Oosten.
16 September: de Vondel loopt bij Singapore aan de grond, Slauerhoff gaat over op de Plancius.
21 September: tekent te Batavia een contract voor twee jaar bij de Java-China-Japan Lijn.
1925
30. De berg Foedsji.
Lieveling, schooner ben jij dan de heilige Foedsji, Die maar één welvende sneeuwige top heeft, Alleen bij het vroegrood één rozige spits toont.
(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 796)
31. Handschrift van ‘Ochtend Yokohamabaai’.
32. S.S. Tjileboet.
33. S.S. Tjikembang.
34. Routekaart van zijn reizen met de Java-China-Japan Lijn.
Reizen als scheepsarts op de Tjileboet, de Tjisaroea, de Tjimanoek, de Tjikini en de Tjikembang.
1925-1927
18
35. Slauerhoff met leden van een bemanning.
Ja, 'k moet bekennen, 'k lei meer mijlen af Dan dat ik medemenschen hielp in 't graf, Wat niet iedre collega kan getuigen.
(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 831)
36. Slauerhoff met opiumpijp en andere attributen.
37. Getuigschrift.
Februari: ontvangt een der bijprijzen van de Prijs van Amsterdam voor poëzie voor zijn gedicht ‘Landelijke liefde’ I.
Verschijning van Clair-obscur in de Palladium-reeks.
Mei: verlof tijdens dokken van zijn schip te Soerabaja, wordt ernstig ziek (angina 1927
en malaria) opgenomen in het Zendingsziekenhuis te Tajoe.
Oktober: met de Angers van de
Messageries Maritimes van Singapore naar Marseille, waar hij na aankomst weer ziek wordt.
13 December: terugkeer in Holland.
20
38. Bij de grot van Camoës in Macao.
Camoës wou vrij zijn, smaadde zich een keten, Zwierf in China, maar schreef de Lusiade, Zijn leven lang door 't heldenlied bezeten, Het was een dwangarbeid en toch genade.
39. Fragment dagboek uit zijn Oostaziatische periode.
40. Portret uit 1925.
41. De Portugese dichter en zeevaarder Camoës.
(Strofe op blz. 20 uit ‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz.
906)
22
42. Nagoya-kasteel, waaraan Slauerhoff een gedicht wijdde.
43. Dagboek uit zijn Zuidamerikaanse periode, met het gedicht ‘Aankomst’.
44. S.S. Gelria.
23
47. Brief aan Annie Grimmer op paspoortblaadje.
Je vroeg of ik veel wou schrijven en dus doe ik het maar weer nu ik zin heb, maar ik zit in de rimboe achter Santos en heb niets bij me dan een oud paspoort zoodat ik het daaruit neem.
(Brief aan Annie Grimmer van juni 1928)
Maakt met de Gelria van de Koninklijke Hollandsche Lloyd als scheepsarts vier 1928
reizen naar Zuid-Amerika en een vakantiereis naar Schotland, de Noorse fjorden en IJsland.
September: verschijning van Oost-Azië.
Oktober: verschijning van Eldorado.
24
49. De berg De vinger Gods op het eiland Fernando Noronha.
50. Afschrift door E. du Perron van het gedicht ‘Fernando Noronha’.
25
Die 'k aan een gier geklemd dacht zwevend over de Andes Of snaren tokklend aan de langoureuze Taag,
Flaneerend te Parijs of zwervend in de Landes, Is nu, god betert, arts in 't Friesche Beetsterzwaag.
(Gedicht van J.C. Bloem, gepubliceerd in Het Vaderland van 5 maart 1933)
52. Routekaart van zijn reizen op Zuid-Amerika.
Laatste twee reizen met de Gelria naar Z.-Amerika.
Eind mei tot in juli: neemt praktijk waar te Beetsterzwaag. Bezoeken bij J.C.
1929
Bloem en Clara Eggink te
Sint-Nikolaasga, waar hij E. du Perron ontmoet.
Mei: verschijning van Fleurs de marécage.
Juli: te Gistoux als gast van E. du Perron, die zijn teksten verzorgt.
25 Juli: overlijden van zijn vader.
Van 1 oktober tot 1 juli 1930: assistent aan de Universiteitskliniek voor Huid- en Geslachtsziekten te Utrecht.
26
54. Antwoord op enquête van Het Vaderland, met aantekeningen en correcties van de redacteur letteren, Menno ter Braak.
55. S.S. Flandria.
56. De danseres Darja Collin.
57. Met Darja Collin te Merano.
Februari: verschijning van Saturnus, Yoeng poe tsjoeng en Het lente-eiland (Kau-lung-seu).
Mei: verschijning van Schuim en asch en Serenade. Kennismaking ten huize van 1930
J.W.F. Werumeus Buning met Darja Collin.
30 Juli: eerste bijdrage aan de Nieuwe Arnhemsche Courant.
Augustus: reis met Darja Collin naar de Balearen.
September: huwelijk met Darja Collin.
1 Oktober: vertrekt als scheepsarts met de Flandria van de Koninklijke
Hollandsche Lloyd naar Zuid-Amerika.
Kon ik eenmaal toch jouw dans weergeven In een van het woord bevrijd gedicht,
Eenmaal even vrij en lenig zweven Als jij in de lucht en in het licht...
(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 879)
58. Met Darja Collin en E. du Perron.
1 Februari: terugkeer in Holland van zijn tweede reis met de Flandria, is ernstig ziek (influenza en pneumonie).
November: vertrekt naar Merano om te kuren.
December: verschijning van Jan Pietersz.
Coen.
1931
59. De Chinese dichter Po Tjsu I.
29
[...] eeuwen geleden
Liep ik ook in den regen als nu,
Waar 't land uitstulpt in de rand van de steden, Ik heette niet Slauerhoff maar Po Tsju.
(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 754)
60. Houtsnede door Valentijn Edgar van Uytvanck, 1925.
Gij zit met uw zeventien op uw kussens in uw armstoelen; uw schoenen dragen zilveren gespen, uw vleezige vingers kostbare ringen, uw hoogmogende halzen gouden ketenen, maar dragen zij ook hoofden?
(‘Jan Pietersz. Coen’, Verzamelde werken V, blz. 9)
Vroeger schreef ik aan een zwaar bureau Lichtzinnige gedichten;
Nu, met een plankje op mijn knie, Een lijvige roman.
(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 892)
62. Omslag van de roman Het verboden rijk.
Januari: publiceert Het verboden rijk in het eerste (tot en met het negende) nummer van Forum.
Maart: bereist met Darja Noord-Italië.
Mei: doet vergeefse poging om aan een der Nederlandse gezantschappen in 1932
Centraal- of Zuid-Amerika in diplomatieke dienst te gaan.
Juli: weigert het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.
29 September: vertrekt als scheepsarts met de Amstelkerk van de
Holland-West-Afrikalijn.
November: verschijning van Het verboden rijk.
29 November: vertrek 2de reis met de Amstelkerk.
63. Artikel van Slauerhoff in de Nieuwe Arnhemsche Courant over zijn weigering van het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.
Ik beschouw Spanje en China als de beschaafdste landen van de wereld. De
Hollandsche beschaving is als roggebrood: substantieel, degelijk, maar niet gracieus.
64. In Marrakech, Marokko, maart 1934.
65. S.S. Amstelkerk.
66. Argentijns cahier met het manuscript van Soleares. Links op het etiket een aantekening van E.
du Perron.
(Citaat op blz. 30 uit ‘Critisch proza’, Verzamelde werken VIII, blz. 266)
Drie nieuwe reizen met de Amstelkerk.
December: verschijning van Soleares in 15 exemplaren.
Vertrekt naar Spanje en logeert bij Albert Helman te San Cugat bij Barcelona.
1933
32
67. Bladzijde uit het handschrift van de roman Het leven op aarde.
68. Met de schrijver F.C. Terborgh in Algeciras, Spanje, 1934.
69. Arts in Tanger.
Liever dan pilvoorschrijver, klachtontvanger Werd ik scheepsarts en deed de reis om de aarde Wel eenige malen voordat ik in Tanger
Mij nederliet - men moet toch eenmaal aarden.
(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 831)
70. Raamkaart uit zijn periode als arts in Tanger.
Februari: reist met Albert Helman naar Malaga, Marokko en Tanger, waar hij 1934
zich in maart als arts installeert. Schrijft Het leven op aarde.
Juni: Van der Hoogtprijs voor Soleares.
Zomer: bezoeken van F.C. Terborgh, Darja Collin, E. du Perron en diens vrouw aan Tanger.
Eind oktober: vertrekt uit Tanger naar Parijs, waar hij een roman over de Japans-Russische oorlog begint, die onvoltooid is gebleven.
November: aankomst in Holland.
Verschijning van Het leven op aarde.
December: vertrekt naar Parijs om huidziekten te studeren.
71. Brief over zijn conflict met Forum.
72. S.S. Venezuela.
73. S.S. Springfontein.
Ik leef al in 't ontoegankelijke,
Dat nog wel raaklijn aan de aarde heeft, Maar waarvan de meesten 't bestaan niet weten.
74. A. Roland Holst aan M. Nijhoff over Slauerhoffs naderend einde.
(Citaat op blz. 34 uit ‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz.
753)
Scheiding van Darja Collin. Breuk met Forum en onherstelbare brouille met E.
1935
du Perron. Doet vergeefse poging om correspondent van het Algemeen Handelsblad in het Verre Oosten te worden.
17 Mei: vertrekt als scheepsarts met de Venezuela van de Koninklijke
Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij naar West-Indië.
15 Juli: vertrekt ais scheepsarts met de Springfontein van de
Holland-Zuid-Afrikalijn voor een reis om Afrika heen.
36
75. Fragment uit het gedicht ‘In memoriam Slauerhoff’ door A. Roland Holst.
76. Slauerhoff op zijn doodsbed.
5 Oktober: met zware malaria en nieraandoening naar het Ospedale Protestante te Genua. Ontmoetingen met Arthur van Schendel.
November: vertrekt naar Merano om te kuren.
Ernstig ziek naar Annecy, en naar Lausanne om na te kuren, maar krijgt er malaria bij.
10 Februari: vertrekt naar Holland.
Verpleegd te Bloemendaal, Heemstede 1936
77. Typogram van ‘In memoriam mijzelf’ (‘Autobiografisch grafschrift’).
38
bibliografie
Poëzie
ARCHIPEL
1923
CLAIR-OBSCUR
1927
J. Ravenswood. Slauerhoff (bloemlezing uit Oost-Azië, 1928)
OOST AZIË
1928
Onder pseudoniem John Ravenswood
OOST-AZIË
ELDORADO
FLEURS DE MARÉCAGE
1929
SATURNUS
1930
Onder pseudoniem J.
Ravenswood
MO YANG KE
YOENG POE TSJOENG SERENADE
SOLEARES
1933
EEN EERLIJK ZEEMANSGRAF
1936
COMPAGNIE DE MOZAMBIQUE
VERZAMELDE WERKEN I,
GEDICHTEN I, 1940 1941
VERZAMELDE WERKEN II,
GEDICHTEN II, 1940
VERZAMELDE WERKEN III,
(uit Serenade, 1930) 1972 STER
(uit Verzamelde werken I, 1941)
KASPAR HAUSER
1976
bloemlezing K.
Lekkerkerker
ALLEEN IN MIJN
GEDICHTEN KAN IK WONEN
1978
(uit Een eerlijk zeemansgraf, 1936)
WINTER OP ZEE
1979
Proza
HET LENTE-EILAND
(KAU-LUNG-SEU)SCHUIM EN ASCH
1930
HET VERBODEN RIJK
1932
(vermeerderde herdruk van Het lente-eiland
(Kau-lung-seu), 1930)
HET LENTE-EILAND EN ANDERE VERHALEN
1933
39
HET LEVEN OP AARDE
1934
DE OPSTAND VAN GUADALAJARA
1937
(uit Schuim en asch, 1930)
DE ERFGENAAM
1938
VERZAMELDE WERKEN IV,
PROZA I
1941
VERZAMELDE WERKEN V,
PROZA II, 1944 1945
VERZAMELDE WERKEN VI,
PROZA III, 1946 1947
VERZAMELDE WERKEN VII,
PROZA IV
1954
DAGBOEK
1957
(uit Schuim en asch, 1930)
DE LAATSTE REIS VAN DE NYBORG EN HET EIND VAN HET LIED
1958
VERZAMELDE WERKEN VIII,
PROZA V
(uit Schuim en asch, 1930)
LARRIOS
1960
(uit Schuim en asch, 1930)
HET EIND VAN HET LIED
1965
EEN BEZOEK AAN MAKALLAH
1975
VERZAMELD PROZA I VERZAMELD PROZA II
Toneel
Schreuder)
Guillermo Hernandez Mir (vertaling J. Slauerhoff en R. Schreuder)
DE HOF DER ORANJEBOOMEN
Paulo Setúbal (vertaling R.
Schreuder en J. Slauerhoff)
JOHAN MAURITS VAN NASSAU
1933
Ramón Gómez de la Serna
DOKTER HOE IS HET MOGELIJK
Martín Luis Guzmán (vertaling J. Slauerhoff en Dr G.J. Geers)
IN DE SCHADUW VAN DEN LEIDER
1937
Guillermo H. Mir
(vertaling J. Slauerhoff en
CARMEN
1953
R. Schreuder; herdruk van De hof der oranjeboomen, 1932)
Jules Laforgue
HAMLET OF DE GEVOLGEN DER KINDERLIEFDE
1962
Thomas Raucat
TWEE VERHALEN
1974
40
Over J. Slauerhoff verscheen afzonderlijk:
(overdruk Groot Nederland-nummer)
IN MEMORIAM J.
SLAUERHOFF,GEBOREN15 [14]SEPTEMBER1899 1936
[1898],OVERLEDEN5
OCTOBER1936
Constant van Wessem
SLAUERHOFF-HERINNERINGEN
1938
(met essay door Menno ter Braak)
TENTOONSTELLING VAN DE WERKEN VAN J.
SLAUERHOFF TER
1940
GELEGENHEID VAN DE BOEKENWEEK VAN2T/M9
MAART1940
Constant van Wessem
SLAUERHOFF
1941
G.H. 's-Gravesande
BIBLIOGRAFIE VAN DE WERKEN VAN J.
SLAUERHOFF, 1940
(Slauerhoff-nûmer)
DE TSJERNE
1946
(overdruk
Proloog-nummer)
IN MEMORIAM J.
SLAUERHOFF,BIJ ZIJN TIEN DEN STERFDAG
IN MEMORIAM J.
SLAUERHOFF,OVERLEDEN
5OCTOBER1936, 1945
G.H. 's-Gravesande
OVER J.SLAUERHOFF,BIJ DE UITGAVE VAN ZIJN VERZAMELDE GEDICHTEN
1947
G.H. 's-Gravesande
J.SLAUERHOFF.JAN PIETERSZ.COEN,DRAMA IN ELF TAFERELEN
1948
L'OEUVRE
Eep Francken
OVER HET VERBODEN RIJK VAN J.SLAUERHOFF
1977
Henk Povée
JAN JACOB SLAUERHOFF
1978
Willem J. van der Paardt
OVER DE POËZIE VAN J.
SLAUERHOFF
1979