• No results found

J. Slauerhoff · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J. Slauerhoff · dbnl"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J. Slauerhoff

samenstelling Bert Bakker, Gerrit Borgers, Jan Hulsker, C.J. Kelk, K. Lekkerkerker, Jurriaan Schrofer, Ellen Warmond en F.C. Terborgh

bron

Bert Bakker, Gerrit Borgers, Jan Hulsker, C.J. Kelk, K. Lekkerkerker, Jurriaan Schrofer, Ellen Warmond en F.C. Terborgh, J. Slauerhoff. (Schrijversprentenboek 6). De Bezige Bij, Amsterdam

/ Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag 1980 (derde druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bakk002jsla01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl / de afzonderlijke samenstellers en/of hun rechtsopvolgers

(2)

1. Als scheepsarts.

(3)

4

inleiding

‘De waarde van een werk? De blijvende waarde? Men zal een “poeta minor”

misschien nog tien jaar na zijn dood lezen; en het werk van een grooten dichter vijftig.

Dat is het eenige verschil.’ In deze woorden vatte Slauerhoff eens zijn denken samen over roem en duur. Indien hem dit prentenboek onder ogen zou zijn gekomen, zou hij vermoedelijk, onder het bladeren, enkele caustische kanttekeningen hebben gemaakt, met een halven glimlach, en niet al te hardop. Het zou de uitdrukking zijn geweest van zijn diepe bevrediging: dat hij geschapen had wat nog leeft, ontroert en boeit. Wie kwetsbaar is en gevoelig, verbergt zich en weert af.

Na meer dan een kwart eeuw terugdenkend aan een ontmoeting die belangrijk in mijn leven is geweest: een herkennen, een bevestiging; zoekend naar het essentiële in den vriend, naar wat standhoudt, ontdaan van alle bijkomstigheid, is deze mijn slotsom: Slauerhoff heeft het leven hartstochtelijk beleden. Niemand immers kan, tot kort voor zijn dood, in een omvangrijk oeuvre, in talloze doordringende en waarachtige beelden het leven op aarde, zijn leven, oproepen, indien het hem niet boeit, niet obsedeert, niet tot reageren dwingt. Hij heeft het geluk gekend van diep beleven en herscheppen. Geluk en leed liggen voor den scheppenden mens dicht bijeen; hun grenzen zijn ons verborgen en misschien is het ene voorwaarde voor het andere, schaduw en licht.

Indien elke ernstige benadering van het transcendentale haar oorsprong vindt in een hevig gegrepen zijn door aard en grenzen van ons aards bestaan, door zijn heerlijkheid en ellende, dan was Slauerhoff in den grond der zaak een religieus man, een zoeker. Ik bedoel daarmee een man voortdurend bezeten door de vraag naar het hoe en het waarom, het waarheen en het waarvandaan; een man doordrongen van een verbondenheid, boven en buiten wat tastbaar is en zichtbaar. Dat hij daarbij zijn eigen wegen ging, van geen dogma wilde weten, is irrelevant. Elk waarachtig kunstwerk tracht deze vragen te benaderen. Een antwoord vindt het niet; in het beste geval een hoogst persoonlijke overtuiging, die tussen de regels staat te lezen. Dat hij het land van herkomst den rug toekeerde en verre continenten zocht, lag in zijn aard besloten, in zijn talent, dat slechts in ruimte en eenzaamheid zich kon ontplooien.

Hij heeft een uiterst sober leven geleid en zware offers gebracht aan het herscheppen, aan het bezitten in heviger verbeelding, dat rust soms gunt, althans de voldoening van het zuivere, ongestoorde ondergáán. Zijn grote behoefte aan genegenheid heeft slechts zelden enige bevrediging gevonden, en dit is de prijs die elkeen betaalt die het compromis niet kan aanvaarden, omdat het zijn ontplooiing remt, de zo nodige

(4)

Soms had hij de behoefte zijn omgeving te schokken en deed het op een wijze die bij den ander slechts een glimlach kon wekken. Er bleek dan vooral zijn

onverdorvenheid, een jongensachtigheid, een ongebroken jeugdige benadering, die voorrecht is en noodzaak voor den werkelijk scheppenden mens.

Onze belangstelling en ons penetratievermogen zijn beperkt. Wij hebben de neiging - ook ten aanzien van onze medemensen - in vaste patronen te denken en zijn gauw met een conclusie gereed. Maar in elk hart blijven dingen verborgen - zeer essentiële wellicht - die nooit aan den dag treden; beschermd, verdedigd, vaak slechts ten halve bewust of niet onder woorden te brengen; geheimen die de dood omsluit of soms op verrassende wijze prijsgeeft.

Wat wij van Slauerhoff meenden te weten, het beeld dat wij ons hadden gevormd, bleek op het doodsbed onvolledig; het schoot verontrustend te kort.

Hij lag er, ongenaakbaar en onherkenbaar. Een onbekende uit welke verre gebieden gekomen? In zich gesloten, verzoend, met zichzelf bezig, en zeer superieur.

Trad toen aan den dag wat steeds aanwezig was geweest, wat hij had willen zijn, wat werd voorbereid en voltooid? Of zag ik voor mij wat hij ging worden?

(Citaat op blz. 5 uit ‘Serenade’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz.

290)

(5)

5

[Schrijversprentenboek]

2. Achterkant artsdiploma, waarop aantekening van zijn reizen als scheepsarts.

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, Nooit vond ik ergens anders onderdak.

(6)

Wie weet hoeveel teederheden Je in jezelf hebt verstikt - De Friesche aard is benepen

En uit zich niet groot, weegt en wikt.

3. Vader van Slauerhoff.

Mijn moeder verhuisde gauw, Zij haatte de noordlijke stad Waar zij moest leven om jou;

Ik ging weer op zee en vergat.

4. Moeder van Slauerhoff.

(7)

5. Geboortehuis aan de Voorstreek te Leeuwarden, 2de huis van links.

6. Op 4-jarige leeftijd met zijn zusje Augusta.

(8)

7. Op omstreeks 14-jarige leeftijd.

(De strofen op blz. 6 en 7 uit ‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 915, 912 en 847)

't Ouderlijk huis was soms zoo duf en stug,

'k Wist niet dat ik heusch wel in de Oost zou komen En even hard mijn lot er zou vervloeken.

8. Als padvinder, 3de van links met kruisje.

Elke biographie moet een mengsel zijn van waarheid en verdichting, het kan niet anders. Wie zuivere historie eischt geeft blijk het wezen der historie niet te kennen;

de absolute historie bestaat niet, ook niet bij volledige feitenkennis.

(‘Critisch proza’, Verzamelde werken VIII, blz. 268)

(9)

9. Op de H.B.S. te Leeuwarden, Slauerhoff 6de van links op achterste rij.

14 September: geboren aan de Voorstreek te Leeuwarden, als vijfde kind van Jan 1898

Jacob Slauerhoff, behanger en stoffeerder, en Cornelia Pronker.

Lagere school te Leeuwarden.

Veelvuldige astma-aanvallen, waardoor gedurende twee jaar de zomermaanden te Oost-Vlieland worden doorgebracht.

1904

(10)

10. Bladzijde uit De Aarde en haar Volken, met een aantekening van Slauerhoff uit 1913.

(11)

9

Een hoog opgeschoten zestienjarige scholier begint zich al gauw te interesseren voor de talrijke Belgische geïnterneerden in de grote Leeuwardense kazerne. Hij sleept er weldra een paar mee naar huis, jonge mannen, met wie hij bevriend is geraakt.

(C.J. Kelk, Leven van Slauerhoff, blz. 71)

11. Portret uit 1917.

(12)

September: Rijks-H.B.S. te Leeuwarden.

Werkt mee aan de schoolkrant.

1911

Vriendschap met het domineesgezin van dr. C. Hille Ris Lambers te Jorwerd. Aan een der dochters, Helen, die tot zijn dood een trouwe vriendin is gebleven, zal hij verschillende gedichten wijden

(‘Landelijke liefde’, ‘De gouvernante’,

‘Na jaren’).

Juli: eindexamen H.B.S.

Ingeschreven als student in de medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam.

Woont Bloemgracht 38.

1916

(13)

10

14. Eerste bijdrage in Het Getij.

15. Feest na zijn semi-artsexamen in 1922. V.l.n.r. voorste rij: F. van Hall, H. Stokman; 2de rij:

Constant van Wessem, C.J. Kelk, J. Slauerhoff, Truus de Ruyter, Eva Rosenbaum; 3de rij: J.M.

Hondius, E. Maas.

(14)

Wie hem zag studeren, en men kon niet onverwacht binnenvallen zonder hem bezig te zien, trof op zijn tafel aan: de handschriften van een paar gedichten in bewerking, benevens een paar open boeken met lectuur van andere aard dan de medische handboeken ernaast waaruit hij zat te vossen.

(C.J. Kelk, Leven van Slauerhoff, blz. 15)

16. Optreden van Slauerhoff als redacteur van Propria Cures.

17. Handschrift van het gedicht ‘Fontaine de Médicis’.

2 Maart: eerste (anonieme) bijdrage in Propria Cures. Van 11 oktober 1919 tot 1918

(15)

7 februari 1920 mederedacteur van Propria Cures.

Maart: eerste communistische verzen in De Nieuwe Tijd. Verlooft zich met Truus de Ruyter.

2 Oktober: kandidaatsexamen.

1919

Eerste reis naar Parijs.

1920

Maart: eerste verzen in Het Getij, op aandringen van Herman van den Bergh.

8 Oktober: doctoraal examen, 1ste gedeelte.

12 Oktober: 2de gedeelte, trekt zich terug.

Leest en vertaalt Corbière.

1921

(16)

18. Met H. Marsman en C.J. Kelk, 1923.

19. Zelfportret van Tristan Corbière, poète maudit.

(17)

20. Handschrift van ‘De krantenverkooper’.

(18)

Corbière heeft tot het laatst toe gestreden, gespot, hij heeft geen enkele concessie gedaan, en dat kan men zelfs van zijn broeders Rimbaud en Verlaine niet getuigen.

(‘Critisch proza’, Verzamelde werken VIII, blz. 45)

Hoorde met genoegen, dat je Hollandsche uitgaven in Germania voorvecht. Kan ik ook eventueel in je uitgeversgunst deelen?

(Arthur Lehning, Brieven van Slauerhoff, blz. 5; brief van begin november 1922)

21. Brief aan Arthur Lehning over de uitgave van Archipel.

22. Dr. H. Feriz.

(19)

23. Roel Houwink en zijn vrouw.

24. De dichter Hendrik de Vries.

17 Januari: doctoraal examen, 2de gedeelte. Bereidt zijn eerste bundel Archipel voor.

5 Juli: artsexamen, 1ste gedeelte. Reis met de Venus naar o.a. Bordeaux en Oporto.

Vriendschap met dr. H. Feriz, H.

Marsman, C.J. Kelk, Roel Houwink, 1922

Constant van Wessem en Hendrik de Vries.

Zomer: bootreis naar Bretagne, bezoekt Parijs.

November: verschijning van Archipel, voor rekening van de dichter en door 1923

bemiddeling van Arthur Lehning te Berlijn gedrukt.

(20)

25. Contract met de Java-China-Japan Lijn.

Hoe varen jullie? Ik goed, 18 mijl per uur. Alles wel tot nog toe, wat koorts van mijn inentingen. Dit bij 40 man is 't eenigste werk totnogtoe door mij verricht. Het ontaardt dus nog niet in arbeid. Het scheepsleven bevalt mij natuurlijk goed.

(Constant van Wessem, Slauerhoff, blz. 54; brief van 10 februari 1924)

26. De Vrije Bladen, blz. 2 van het omslag.

Bij 't wakker worden, vooral 's middags, vind ik 't altijd nog even beroerd, hier op dit schip te zitten, meegevoerd. Ook dat zal wel beter worden als ik op mijn eigen schip zit. Toch denk ik nog dikwijls aan ‘voor twee jaar’. Maar misschien duurt het langer.

(Arthur Lehning, Brieven van Slauerhoff, blz. 17; brief van 28 augustus 1925)

(21)

27. S.S. Riouw.

(22)

28. Twee bladzijden uit een fotoalbum van Slauerhoff.

29. Afscheidsfeest bij Schiller te Amsterdam, v.l.n.r. (zittende): J.C. Bloem, A. Roland Holst, J.

Slauerhoff, J. Greshoff; (staande): J.W.F. Werumeus Buning, C.J. Kelk, Constant van Wessem, H.

Marsman, F. Slauerhoff.

Januari: publiceert in het eerste nummer van De Vrije Bladen.

31 Januari: vertrekt met de Riouw van de Stoomvaartmij. Nederland als scheepsarts 1924

naar Ned. Oost-Indië, krijgt onderweg maagbloeding en aanval van astma. Keert terug naar Nederland en neemt praktijk waar te Baard, Dronrijp, Kampen, Warmenhuizen en op Vlieland.

(23)

Januari-augustus: samenwerking als arts met de tandheelkundige D. Hessels te Haarlem.

Mei-juni: korte vakantiereis om het Iberisch schiereiland, mist de boot, reist over land terug, kort verblijf in Parijs.

19 Augustus: afscheidsfeest te

Amsterdam, vóór zijn vertrek naar het Verre Oosten.

Augustus: scheept zich te Genua in op de Vondel, ten einde emplooi te zoeken als scheepsarts in het Verre Oosten.

16 September: de Vondel loopt bij Singapore aan de grond, Slauerhoff gaat over op de Plancius.

21 September: tekent te Batavia een contract voor twee jaar bij de Java-China-Japan Lijn.

1925

(24)

30. De berg Foedsji.

Lieveling, schooner ben jij dan de heilige Foedsji, Die maar één welvende sneeuwige top heeft, Alleen bij het vroegrood één rozige spits toont.

(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 796)

31. Handschrift van ‘Ochtend Yokohamabaai’.

(25)

32. S.S. Tjileboet.

33. S.S. Tjikembang.

(26)

34. Routekaart van zijn reizen met de Java-China-Japan Lijn.

Reizen als scheepsarts op de Tjileboet, de Tjisaroea, de Tjimanoek, de Tjikini en de Tjikembang.

1925-1927

(27)

18

35. Slauerhoff met leden van een bemanning.

(28)

Ja, 'k moet bekennen, 'k lei meer mijlen af Dan dat ik medemenschen hielp in 't graf, Wat niet iedre collega kan getuigen.

(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 831)

36. Slauerhoff met opiumpijp en andere attributen.

37. Getuigschrift.

Februari: ontvangt een der bijprijzen van de Prijs van Amsterdam voor poëzie voor zijn gedicht ‘Landelijke liefde’ I.

Verschijning van Clair-obscur in de Palladium-reeks.

Mei: verlof tijdens dokken van zijn schip te Soerabaja, wordt ernstig ziek (angina 1927

en malaria) opgenomen in het Zendingsziekenhuis te Tajoe.

Oktober: met de Angers van de

Messageries Maritimes van Singapore naar Marseille, waar hij na aankomst weer ziek wordt.

13 December: terugkeer in Holland.

(29)

20

38. Bij de grot van Camoës in Macao.

Camoës wou vrij zijn, smaadde zich een keten, Zwierf in China, maar schreef de Lusiade, Zijn leven lang door 't heldenlied bezeten, Het was een dwangarbeid en toch genade.

(30)

39. Fragment dagboek uit zijn Oostaziatische periode.

40. Portret uit 1925.

41. De Portugese dichter en zeevaarder Camoës.

(Strofe op blz. 20 uit ‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz.

906)

(31)

22

42. Nagoya-kasteel, waaraan Slauerhoff een gedicht wijdde.

43. Dagboek uit zijn Zuidamerikaanse periode, met het gedicht ‘Aankomst’.

44. S.S. Gelria.

(32)
(33)

23

47. Brief aan Annie Grimmer op paspoortblaadje.

Je vroeg of ik veel wou schrijven en dus doe ik het maar weer nu ik zin heb, maar ik zit in de rimboe achter Santos en heb niets bij me dan een oud paspoort zoodat ik het daaruit neem.

(Brief aan Annie Grimmer van juni 1928)

(34)

Maakt met de Gelria van de Koninklijke Hollandsche Lloyd als scheepsarts vier 1928

reizen naar Zuid-Amerika en een vakantiereis naar Schotland, de Noorse fjorden en IJsland.

September: verschijning van Oost-Azië.

Oktober: verschijning van Eldorado.

(35)

24

49. De berg De vinger Gods op het eiland Fernando Noronha.

50. Afschrift door E. du Perron van het gedicht ‘Fernando Noronha’.

(36)
(37)

25

Die 'k aan een gier geklemd dacht zwevend over de Andes Of snaren tokklend aan de langoureuze Taag,

Flaneerend te Parijs of zwervend in de Landes, Is nu, god betert, arts in 't Friesche Beetsterzwaag.

(Gedicht van J.C. Bloem, gepubliceerd in Het Vaderland van 5 maart 1933)

52. Routekaart van zijn reizen op Zuid-Amerika.

(38)

Laatste twee reizen met de Gelria naar Z.-Amerika.

Eind mei tot in juli: neemt praktijk waar te Beetsterzwaag. Bezoeken bij J.C.

1929

Bloem en Clara Eggink te

Sint-Nikolaasga, waar hij E. du Perron ontmoet.

Mei: verschijning van Fleurs de marécage.

Juli: te Gistoux als gast van E. du Perron, die zijn teksten verzorgt.

25 Juli: overlijden van zijn vader.

Van 1 oktober tot 1 juli 1930: assistent aan de Universiteitskliniek voor Huid- en Geslachtsziekten te Utrecht.

(39)

26

54. Antwoord op enquête van Het Vaderland, met aantekeningen en correcties van de redacteur letteren, Menno ter Braak.

55. S.S. Flandria.

(40)

56. De danseres Darja Collin.

57. Met Darja Collin te Merano.

Februari: verschijning van Saturnus, Yoeng poe tsjoeng en Het lente-eiland (Kau-lung-seu).

Mei: verschijning van Schuim en asch en Serenade. Kennismaking ten huize van 1930

J.W.F. Werumeus Buning met Darja Collin.

30 Juli: eerste bijdrage aan de Nieuwe Arnhemsche Courant.

Augustus: reis met Darja Collin naar de Balearen.

September: huwelijk met Darja Collin.

1 Oktober: vertrekt als scheepsarts met de Flandria van de Koninklijke

Hollandsche Lloyd naar Zuid-Amerika.

Kon ik eenmaal toch jouw dans weergeven In een van het woord bevrijd gedicht,

(41)

Eenmaal even vrij en lenig zweven Als jij in de lucht en in het licht...

(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 879)

58. Met Darja Collin en E. du Perron.

1 Februari: terugkeer in Holland van zijn tweede reis met de Flandria, is ernstig ziek (influenza en pneumonie).

November: vertrekt naar Merano om te kuren.

December: verschijning van Jan Pietersz.

Coen.

1931

(42)

59. De Chinese dichter Po Tjsu I.

(43)

29

[...] eeuwen geleden

Liep ik ook in den regen als nu,

Waar 't land uitstulpt in de rand van de steden, Ik heette niet Slauerhoff maar Po Tsju.

(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 754)

60. Houtsnede door Valentijn Edgar van Uytvanck, 1925.

Gij zit met uw zeventien op uw kussens in uw armstoelen; uw schoenen dragen zilveren gespen, uw vleezige vingers kostbare ringen, uw hoogmogende halzen gouden ketenen, maar dragen zij ook hoofden?

(‘Jan Pietersz. Coen’, Verzamelde werken V, blz. 9)

(44)

Vroeger schreef ik aan een zwaar bureau Lichtzinnige gedichten;

Nu, met een plankje op mijn knie, Een lijvige roman.

(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 892)

62. Omslag van de roman Het verboden rijk.

Januari: publiceert Het verboden rijk in het eerste (tot en met het negende) nummer van Forum.

Maart: bereist met Darja Noord-Italië.

Mei: doet vergeefse poging om aan een der Nederlandse gezantschappen in 1932

Centraal- of Zuid-Amerika in diplomatieke dienst te gaan.

Juli: weigert het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.

(45)

29 September: vertrekt als scheepsarts met de Amstelkerk van de

Holland-West-Afrikalijn.

November: verschijning van Het verboden rijk.

29 November: vertrek 2de reis met de Amstelkerk.

(46)

63. Artikel van Slauerhoff in de Nieuwe Arnhemsche Courant over zijn weigering van het lidmaatschap van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.

Ik beschouw Spanje en China als de beschaafdste landen van de wereld. De

Hollandsche beschaving is als roggebrood: substantieel, degelijk, maar niet gracieus.

64. In Marrakech, Marokko, maart 1934.

(47)

65. S.S. Amstelkerk.

(48)

66. Argentijns cahier met het manuscript van Soleares. Links op het etiket een aantekening van E.

du Perron.

(Citaat op blz. 30 uit ‘Critisch proza’, Verzamelde werken VIII, blz. 266)

Drie nieuwe reizen met de Amstelkerk.

December: verschijning van Soleares in 15 exemplaren.

Vertrekt naar Spanje en logeert bij Albert Helman te San Cugat bij Barcelona.

1933

(49)

32

67. Bladzijde uit het handschrift van de roman Het leven op aarde.

(50)

68. Met de schrijver F.C. Terborgh in Algeciras, Spanje, 1934.

69. Arts in Tanger.

Liever dan pilvoorschrijver, klachtontvanger Werd ik scheepsarts en deed de reis om de aarde Wel eenige malen voordat ik in Tanger

Mij nederliet - men moet toch eenmaal aarden.

(‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz. 831)

(51)

70. Raamkaart uit zijn periode als arts in Tanger.

Februari: reist met Albert Helman naar Malaga, Marokko en Tanger, waar hij 1934

zich in maart als arts installeert. Schrijft Het leven op aarde.

Juni: Van der Hoogtprijs voor Soleares.

Zomer: bezoeken van F.C. Terborgh, Darja Collin, E. du Perron en diens vrouw aan Tanger.

Eind oktober: vertrekt uit Tanger naar Parijs, waar hij een roman over de Japans-Russische oorlog begint, die onvoltooid is gebleven.

November: aankomst in Holland.

Verschijning van Het leven op aarde.

December: vertrekt naar Parijs om huidziekten te studeren.

(52)

71. Brief over zijn conflict met Forum.

72. S.S. Venezuela.

73. S.S. Springfontein.

Ik leef al in 't ontoegankelijke,

(53)

Dat nog wel raaklijn aan de aarde heeft, Maar waarvan de meesten 't bestaan niet weten.

(54)

74. A. Roland Holst aan M. Nijhoff over Slauerhoffs naderend einde.

(Citaat op blz. 34 uit ‘Al dwalend’, Verzamelde gedichten, dundrukeditie 1961, blz.

753)

Scheiding van Darja Collin. Breuk met Forum en onherstelbare brouille met E.

1935

du Perron. Doet vergeefse poging om correspondent van het Algemeen Handelsblad in het Verre Oosten te worden.

17 Mei: vertrekt als scheepsarts met de Venezuela van de Koninklijke

Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij naar West-Indië.

15 Juli: vertrekt ais scheepsarts met de Springfontein van de

Holland-Zuid-Afrikalijn voor een reis om Afrika heen.

(55)

36

75. Fragment uit het gedicht ‘In memoriam Slauerhoff’ door A. Roland Holst.

76. Slauerhoff op zijn doodsbed.

5 Oktober: met zware malaria en nieraandoening naar het Ospedale Protestante te Genua. Ontmoetingen met Arthur van Schendel.

November: vertrekt naar Merano om te kuren.

Ernstig ziek naar Annecy, en naar Lausanne om na te kuren, maar krijgt er malaria bij.

10 Februari: vertrekt naar Holland.

Verpleegd te Bloemendaal, Heemstede 1936

(56)

77. Typogram van ‘In memoriam mijzelf’ (‘Autobiografisch grafschrift’).

(57)

38

bibliografie

Poëzie

ARCHIPEL

1923

CLAIR-OBSCUR

1927

J. Ravenswood. Slauerhoff (bloemlezing uit Oost-Azië, 1928)

OOST AZIË

1928

Onder pseudoniem John Ravenswood

OOST-AZIË

ELDORADO

FLEURS DE MARÉCAGE

1929

SATURNUS

1930

Onder pseudoniem J.

Ravenswood

MO YANG KE

YOENG POE TSJOENG SERENADE

SOLEARES

1933

EEN EERLIJK ZEEMANSGRAF

1936

COMPAGNIE DE MOZAMBIQUE

VERZAMELDE WERKEN I,

GEDICHTEN I, 1940 1941

VERZAMELDE WERKEN II,

GEDICHTEN II, 1940

VERZAMELDE WERKEN III,

(58)

(uit Serenade, 1930) 1972 STER

(uit Verzamelde werken I, 1941)

KASPAR HAUSER

1976

bloemlezing K.

Lekkerkerker

ALLEEN IN MIJN

GEDICHTEN KAN IK WONEN

1978

(uit Een eerlijk zeemansgraf, 1936)

WINTER OP ZEE

1979

Proza

HET LENTE-EILAND

(KAU-LUNG-SEU)SCHUIM EN ASCH

1930

HET VERBODEN RIJK

1932

(vermeerderde herdruk van Het lente-eiland

(Kau-lung-seu), 1930)

HET LENTE-EILAND EN ANDERE VERHALEN

1933

(59)

39

HET LEVEN OP AARDE

1934

DE OPSTAND VAN GUADALAJARA

1937

(uit Schuim en asch, 1930)

DE ERFGENAAM

1938

VERZAMELDE WERKEN IV,

PROZA I

1941

VERZAMELDE WERKEN V,

PROZA II, 1944 1945

VERZAMELDE WERKEN VI,

PROZA III, 1946 1947

VERZAMELDE WERKEN VII,

PROZA IV

1954

DAGBOEK

1957

(uit Schuim en asch, 1930)

DE LAATSTE REIS VAN DE NYBORG EN HET EIND VAN HET LIED

1958

VERZAMELDE WERKEN VIII,

PROZA V

(uit Schuim en asch, 1930)

LARRIOS

1960

(uit Schuim en asch, 1930)

HET EIND VAN HET LIED

1965

EEN BEZOEK AAN MAKALLAH

1975

VERZAMELD PROZA I VERZAMELD PROZA II

Toneel

(60)

Schreuder)

Guillermo Hernandez Mir (vertaling J. Slauerhoff en R. Schreuder)

DE HOF DER ORANJEBOOMEN

Paulo Setúbal (vertaling R.

Schreuder en J. Slauerhoff)

JOHAN MAURITS VAN NASSAU

1933

Ramón Gómez de la Serna

DOKTER HOE IS HET MOGELIJK

Martín Luis Guzmán (vertaling J. Slauerhoff en Dr G.J. Geers)

IN DE SCHADUW VAN DEN LEIDER

1937

Guillermo H. Mir

(vertaling J. Slauerhoff en

CARMEN

1953

R. Schreuder; herdruk van De hof der oranjeboomen, 1932)

Jules Laforgue

HAMLET OF DE GEVOLGEN DER KINDERLIEFDE

1962

Thomas Raucat

TWEE VERHALEN

1974

(61)

40

Over J. Slauerhoff verscheen afzonderlijk:

(overdruk Groot Nederland-nummer)

IN MEMORIAM J.

SLAUERHOFF,GEBOREN15 [14]SEPTEMBER1899 1936

[1898],OVERLEDEN5

OCTOBER1936

Constant van Wessem

SLAUERHOFF-HERINNERINGEN

1938

(met essay door Menno ter Braak)

TENTOONSTELLING VAN DE WERKEN VAN J.

SLAUERHOFF TER

1940

GELEGENHEID VAN DE BOEKENWEEK VAN2T/M9

MAART1940

Constant van Wessem

SLAUERHOFF

1941

G.H. 's-Gravesande

BIBLIOGRAFIE VAN DE WERKEN VAN J.

SLAUERHOFF, 1940

(Slauerhoff-nûmer)

DE TSJERNE

1946

(overdruk

Proloog-nummer)

IN MEMORIAM J.

SLAUERHOFF,BIJ ZIJN TIEN DEN STERFDAG

IN MEMORIAM J.

SLAUERHOFF,OVERLEDEN

5OCTOBER1936, 1945

G.H. 's-Gravesande

OVER J.SLAUERHOFF,BIJ DE UITGAVE VAN ZIJN VERZAMELDE GEDICHTEN

1947

G.H. 's-Gravesande

J.SLAUERHOFF.JAN PIETERSZ.COEN,DRAMA IN ELF TAFERELEN

1948

(62)

L'OEUVRE

Eep Francken

OVER HET VERBODEN RIJK VAN J.SLAUERHOFF

1977

Henk Povée

JAN JACOB SLAUERHOFF

1978

Willem J. van der Paardt

OVER DE POËZIE VAN J.

SLAUERHOFF

1979

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En in 't gewinnen van lillend leven uit haar kracht gezogen zijn d'eerste blikken, door haar pijn gebroken, dezelfde die-volgroeid maar schooner immer - het kind ontvangen zal door

Maar daar zou je nu toch ook niet meer gelukkig kunnen worden, daarvoor weet je alweer te veel.. Als je eenmaal van den boom der kennis hebt gegeten, is het paradijs

Deze logos in den mensch, zooals hij goed uit de hand zijns Scheppers was voortgekomen, was voor hem een orgaan, waarmede hij het schepsel zoowel als den Schepper op zekere en

Er kwam gang in de beweging, vaderlandsliefde deed de harten der Denen kloppen en duizenden vrijwilligen meldden zich onder de banieren van de landweer. Weldra kon iedere gemeente

Karel ging nu dikwijls met zijn horen naar den dijk en blies de signalen en de wijsjes, want dat klonk prachtig over het water heen.. En wat verder bij een elzenboschje ontdekte hij

Goud in haar eigen afglans staat de maan, En gaat over in haar wijkenden gloed, En de nacht, diep blauw, rijst haar tegemoet, En doet zijn diep blauw in haar overgaan.. En 't

in de omarming van een sombren knaap, den laatsten zoon van een vermoeid geslacht, een donkre vrouw ontstellen tot den dood - wijl in zijn oogen, ondoorgrondlijk klaar

Haar armen en haar beenen zijn heel teer, En toch met eene wondre kracht gewrocht, Het is alsof het glanzen van het weer Van uit haar glanzend vel licht in de lucht, Haar borsten