Schriftelijke vragen (art. 39 Reglement van Orde) aan de voorzitter van Provinciale Staten van Gelderland
datum : 9 april 2020
van : Karin Jeurink, PvdA, Charlotte de Roo, Groen Links onderwerp : Zienswijze op ontwikkeling en bekostiging ODRN
Inleiding
Om als provinciale staten een goede afweging te kunnen maken of het indienen van een zienswijze wel of niet noodzakelijk is, hebben wij een aantal vragen aan GS. Omdat dit stuk op 22 april direct besluitvormend in de vergadering besproken wordt en er begrijpelijkerwijs geen beeldvormende en oordeelsvormende sessie aan vooraf kan gaan nemen wij de ruimte om een aantal technische en politieke vragen te stellen. Wij vragen u ons deze zo snel mogelijk, toch uiterlijk op maandag 19 april te beantwoorden zodat we deze antwoorden mee kunnen nemen in onze besluitvorming.
Er is een ontwikkelprogramma opgesteld om de ODRN beter te laten functioneren en de geldstromen beter op orde te krijgen. Wij zijn erg blij met deze stappen en denken dat het goed is dat de provincie hier, net als de andere deelnemers, aan bijdraagt. De ODRN is volgens ons belangrijk voor een schoon en veilig Gelderland omdat hier ook de BRZO taak voor onze provincie en de provincie Overijssel is neergelegd op het punt van vergunningverlening.
Deze vragen zijn mede gesteld als uitwerking van het rekenkamerrapport over het VTH-stelsel in Gelderland. Hiermee willen we meer op hoofdlijnen het gesprek aan gaan in plaats van op incidenten te reageren.
Vragen
De eerste verbeterpunten wijzen terug naar de provincie zelf. Het opdrachtgeverschap moet professioneler en er is geen gezamenlijk beleid voor Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving dat is opgezet door de deelnemers. Dit is een wettelijke plicht en het is, zoals de ODRN aangeeft, nodig om goed te functioneren.
1. Welke stappen heeft GS gezet of gaat GS zetten om beide punten aan te pakken?
2. Op welke manier wordt dit opgepakt voor de overige Omgevingsdiensten in het Gelderse stelsel? Is het opdrachtgeverschap daar goed belegd, hebben alle Omgevingsdiensten beleid dat opgesteld is door de deelnemende gemeenten en provincie?
3. Komen de overige Omgevingsdiensten ook met een verbetertraject?
Uit het verbeterrapport blijkt dat budgetteren lastig is geweest in de afgelopen jaren dat hierdoor het eigen vermogen verminderd is. Wij hebben vraagtekens bij het opbouwen van nieuw vermogen door het verhogen van tarieven. Voor ons moet de focus liggen op opdrachten enerzijds kostendekkend uitvoeren en anderzijds alleen taken uit te voeren waarvoor een opdracht verleend is en dus gedekt zijn.
4. In hoeverre hangt het lastig budgetteren samen met gebrekkig opdrachtgeverschap?
5. Vindt GS samen met ons dat het ontwikkelprogramma beter gemonitord kan worden door de financiering op te knippen en per jaar te oordelen of er voortgang is gemaakt, bijsturing nodig is en eventueel meer of minder financiering?
Het opbouwen van eigen vermogen willen we graag meer informatie over.
6. Wat is het nut en de noodzaak om dit eigen vermogen op te bouwen?
7. In hoeverre heeft een gemeenschappelijke regeling eigen vermogen nodig?
8. In de constructie zoals deze voorgesteld wordt, hoeveel eigen vermogen zal de ODRN dan opbouwen?
9. Hoeveel eigen vermogen hebben de overige Omgevingsdiensten in het stelsel?
Zoals uit deze vragen blijkt hebben wij wel een zienswijze op het verbetertraject. Wij vinden een goed functionerende ODRN van groot belang om zeker te zijn van een gezonde en veilige leefomgeving.
Juist daarom is het belangrijk om vanuit de provinciale staten aan te geven wat wij belangrijk vinden in dit verbetertraject.
