• No results found

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen · dbnl"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

Gijsbertus van Sandwijk

bron

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen. J. Schuitemaker, Purmerend 1845

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/sand026geza01_01/colofon.php

© 2013 dbnl

i.s.m.

(2)

3

Voorberigt.

Het is eene belangrijke opmerking bij het onderwijs, dat men, om de jeugd smaak voor de wetenschappen te doen verkrijgen, in de beoefening daarvan, zoo veel mogelijk, verscheidenheid en afwisseling moet te weeg brengen; ook dit geldt vooral bij de beoefening der Zangkunst op de Scholen: hoe veel goede Zangstukjes men daarvoor reeds bezit, bij een dagelijksch gebruik verliezen zij echter weldra de eerste indrukken, en velen worden eindelijk afgezaagd. Ter versterking en vermeerdering van den zanglust, ontwierp ik van tijd tot tijd eenige Zangstukjes; twee en twintig derzulken, die bij de jeugd den indruk het langst behielden, en gaarne gezongen werden, bied ik mijnen mede-Onderwijzers met alle bescheidenheid aan.

Hoe veel ik van het vier- en driestemmig gezang ook houde, op de School is mij het tweestemmig lied altijd beter bevallen: bij het stellen van liederen op vier en drie stemmen voor kinderen, wordt te weinig in het oog gehouden, dat de onderste stem niet lager gaan moet, dan bij het tweestemmig gezang, waaruit voortvloeit, dat men, om de basstem in haar geheel te doen hooren, de primo zeer hoog moet laten zingen, hetgeen veelal en ligtelijk in schreeuwen ontaardt, en het schoone en aangename van het gezang wegneemt. Ook is het eene geneeskundige waarheid, dat het laag zingen en nog veel meer het hoog zingen, zeer op de borst aankomt, en voor kinderen, bij wie de stemverandering nog geene plaats heeft gehad, en de ademhalings-werktuigen nog zoo teeder en prikkelbaar zijn, hoogst gevaarlijk is. Ik heb daarom ook deze Zangstukjes in twee stemmen gezet.

Alzoo op vele Plattelands-Scholen onderwijs in het zingen gegeven wordt, alleen in den B mol of B duur toon van den Ut of C sleutel, zoo heb ik deze Zangstukjes ook in dezen sleutel gesteld. Voorts zijn de Stukjes niet moeijelijk en van een' levendigen doch tevens zedelijken aard; zoodat ik het nuttige met het gemakkelijke en aangename heb zoeken te verbinden.

Purmerende, 1833.

G.VAN SANDWIJK.

(3)

4

I. Gezang.

Het leeren

(*)

.

PRIMO. Matig vrolijk.

Hoor eens van den kleinen Jan:

Hij wil naar school toe. Hij wil naar school toe.

Hoor eens van den kleinen Jan:

Hij wil naar school toe; Wat dunkt u daarvan?

SECONDO.

Hoor eens van den kleinen Jan:

Hij wil naar school toe. Hij wil naar school toe.

Hoor eens van den kleinen Jan:

Hij wil naar school toe; Wat dunkt u daarvan?

(*) Een tegenhanger opHET BREIJEN; Hoor eens van de lieve Jet! te vinden in den Almanak voor de jeugd, van 1828.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(4)

5

Jan heeft zulk een' goeden wil:

Hij wil gaan leeren.

Hij wil gaan leeren.

Jan heeft zulk een' goeden wil:

Hij wil gaan leeren, En zoet zijn en stil.

Jan, dat lief en aardig kind, Wordt steeds geprezen.

Wordt steeds geprezen.

Jan, dat lief en aardig kind, Wordt steeds geprezen, Geëerd en bemind.

Volgen wij dan Jantjes treên!

Zoet zijn en leeren.

Zoet zijn en leeren.

Volgen wij dan Jantjes treên!

Zoet zijn en leeren, Dan mint ons elk een.

(5)

6

II. Gezang.

De Kleine Thomas.

De wijs naar Paul Jonas.

PRIMO. Vrolijk.

Daar komt kleine Tho-mas aan;

't Is zoo'n aardig ventje.

Ziet hem deftig schoolwaarts gaan:

't Lijkt wel een stu-dentje.

Ziet, wat is hij vlug ter been! Hoe beleefd! hij groet elk een. Om zijn lieve aanvalligheên, Krijgt hij vaak een prentje.

SECONDO.

Daar komt kleine Tho-mas aan;

't Is zoo'n aardig ventje.

Ziet hem deftig schoolwaarts gaan:

't Lijkt wel een stu-dentje.

Ziet, wat is hij vlug ter been! Hoe beleefd! hij groet elk een. Om zijn lieve aanvalligheên, Krijgt hij vaak een prentje.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(6)
(7)

7

Die als kleine Thomas doet, Heeft geen kwaad te vreezen.

Die zoo leerzaam is en zoet, Wordt van elk geprezen.

Thomas is bij elk bemind;

Ieder noemt hem 't lieve kind;

Ieder kiest hem tot zijn' vrind;

'k Wil als Thomas wezen.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(8)

8

III. Gezang.

Het vaderlievende kind.

PRIMO. Zacht en met gevoel.

'k Min met al mijn hart mijn' vader;

Niemand is als hij zoo goed:

Hij, hij is mijn leidsman, rader, Die mij liefdrijk leidt en hoedt;

En, reeds in mijn teedre jeugd, Kennen doet het pad der deugd.

SECONDO.

'k Min met al mijn hart mijn' vader;

Niemand is als hij zoo goed:

Hij, hij is mijn leidsman, rader, Die mij liefdrijk leidt en hoedt;

En, reeds in mijn teedre jeugd, Kennen doet het pad der deugd.

(9)

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(10)

9

'k Zal hem immer dankbaar eeren:

'k Zal hem steeds gehoorzaam zijn.

'k Wil, door naarstiglijk te leeren, Door mijn' ijver, hem verblijn.

'k Weet, het schenkt hem zielevreugd, Als ik ga op 't pad der deugd.

Goede God! och, laat hem leven, Voor mijn moeder, voor zijn kroost:

Op deez' weg, met smart doorweven, Zij hij ons tot vreugd en troost.

Liefdrijk God! bestier mijn jeugd;

Leid mij op het pad der deugd.

(11)

10

IV. Gezang.

De Nederlandsche knaap.

PRIMO. Levendig.

Al kan ik niet vechten, Voor vrijheid en regten, Voor koning en staat; Voor koning en staat; Hoe weinig er-varen, Hoe jong nog van jaren, 'k Verfoei reeds 't verraad. 'k Verfoei reeds 't verraad.

SECONDO.

Al kan ik niet vechten, Voor vrijheid en regten, Voor koning en staat; Voor koning en staat; Hoe weinig er-varen, Hoe jong nog van jaren, 'k Verfoei reeds 't verraad. 'k Verfoei reeds 't verraad.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(12)

11

Kon ik hen verdelgen, Die muitende Belgen, Ik viel hen op 't lijf.

Ik viel hen op 't lijf.

Den koning verachten, 's Lands wetten verkrachten,

Ziedaar, hun bedrijf.

Ziedaar, hun bedrijf.

Blijft Neêrland vertrouwen, Zijn hope steeds bouwen

Op God, in den strijd, Op God, in den strijd, 't Zal wis triomferen, De Belgen verneêren,

Der muiters ten spijt.

Der muiters ten spijt.

(13)

12

V. Gezang.

De vrolijke Frans.

PRIMO. Vrolijk en Levendig.

Wie is als ik zoo vlug ter been, En ook zoo jong van jaren, Die draaft met mij, naar school toe, heen, Om kennis te vergâren. Wie is zoo in zijn' schik? Wie leert zoo graag als ik! Top! die mag vrij met Frans-je;

Die gaat met mij naar school met spoed. Zie! na een vrolijk dansje, Dan smaakt het leeren zoet.

SECONDO.

Wie is als ik zoo vlug ter been, En ook zoo jong van jaren, Die draaft met mij, naar school toe, heen, Om kennis te vergâren. Wie is zoo in zijn' schik? Wie leert zoo graag als ik? Top! die mag vrij met Frans-je;

Die gaat met mij naar school met spoed. Zie! na een vrolijk dansje, Dan smaakt het leeren zoet.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(14)
(15)

13

Wie is als ik zoo wel te vreên, Zoo vrolijk, blij van harte?

Wie is bemind bij iedereen, En niemand ooit tot smarte?

Wie is zijn vaders vrind?

Zijn moeders liefste kind?

Top! die komt vrij bij Fransje, Zoodra het leeruur is voorbij;

Die vraag ik op een dansje, Of zang- of speelpartij.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(16)

14

VI. Gezang.

Vrolijk zijn.

PRIMO. Levendig.

Laat ons zamen vrolijk zingen!

Laat ons zamen vrolijk zingen!

Laat ons zamen vrolijk zingen!

Vrolijkheid! blijf ons omringen.

Vreugde! blijf ons bij.

SECONDO.

Laat ons zamen vrolijk zingen!

Laat ons zamen vrolijk zingen!

Laat ons zamen vrolijk zingen!

Vrolijkheid! blijf ons omringen.

Vreugde! blijf ons bij.

(17)

15

Zouden wij niet vrolijk leven?

Zouden wij niet vrolijk leven?

Zouden wij niet vrolijk leven?

Nog van aardsche zorg ontheven, Smaakt het leven zoet.

Reine vreugd kan ons vermaken;

Reine vreugd kan ons vermaken;

Reine vreugd kan ons vermaken;

't Kwaad doen toch kan niemand smaken, Die de deugd bemint.

Deugd alleen kan vreugde geven:

Deugd alleen kan vreugde geven:

Deugd alleen kan vreugde geven:

Blijven wij dan deugdzaam leven;

Volgen wij dat spoor.

Dan blijve ons de vreugd omringen;

Dan blijve ons de vreugd omringen;

Dan blijve ons de vreugd omringen;

En wij mogen vrolijk zingen, Tot de dood ons wenkt.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(18)

16

VII. Gezang.

Het welig rijsje.

PRIMO. Zacht en met gevoel.

Het we-lig-rijs-je moet ge-bo-gen, Wanneer het jeug-dig is en zacht, En met geen harde schors om-to-gen, Ge-wil-lig wijkt voor kleine kracht;

Maar staat het ja-ren lang aan stormen, In 't wild, en op zich zel-ve bloot, Geen ho-ve-nier geeft nieu-we vor-men Aan een tot boom ge-groei-de loot.

SECONDO.

Het we-lig rijs-je moet ge-bogen, Wanneer het jeug-dig is en zacht, En met geen harde schors om-togen, Ge-wil-lig wijkt voor kleine kracht;

Maar staat het ja-ren lang aan stormen, In 't wild, en op zich zel-ve bloot, Geen ho-ve-nier geeft nieuwe vormen Aan een tot boom ge-groei-de loot.

(19)

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(20)

17

Men valt geen hovenier dan lastig, Dat hij zijn kunst daaraan besteedt, Het blijft een boom, zoo krom, zoo kwastig,

Als hem het toeval worden deed;

Zoo zal den mensch, die losgelaten, En woest in zijne jongheid leeft, Het treffendst onderwijs niet baten,

Dat wijsheid hem volwassen geeft.

Treedt, kindren! dan steeds willig nader, Wanneer uw onderwijzer wenkt;

En dankt den goeden God en Vader, Die u een lot, zoo gunstig, schenkt;

Laat Hem uw jonge harten buigen, Zoo zal gewis eens, later tijd, Van uw verstand en deugd getuigen,

Als gij volwassen menschen zijt.

(21)

18

VIII. Gezang.

Aansporing tot naarstigheid.

PRIMO. Matig vrolijk.

Komt! den ij-ver in-gespannen, 't Leeruur slaat, de school gaat aan;

Lui-heid, vadzigheid verbannen, En met lust aan 't werk ge-gaan.

Onze kennis te vermeêren Is steeds immer onze zaak.

Komt! nu vlijtig aan het leeren: 't Leeren schenkt het grootst vermaak. Komt! nu vlijtig aan het leeren:

't Leeren schenkt het grootst vermaak.

SECONDO.

Komt! den ij-ver in-gespannen, 't Leeruur slaat, de school gaat aan;

Lui-heid, vadzigheid verbannen, En met lust aan 't werk gegaan.

Onze kennis te vermeêren Is steeds immer onze zaak.

Komt! nu vlijtig aan het leeren: 't Leeren schenkt het grootst vermaak. Komt! nu vlijtig aan het leeren:

't Leeren schenkt het grootst vermaak.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(22)
(23)

19

Laat ons wetenschap vergâren, Oogsten wij hier kennis in;

En in rijper levensjaren

Schenkt ons dit het schoonst gewin.

Dit zij immer ons begeeren, Dat dan niets onze oefning staak', Komt! nu vlijtig aan het leeren,

't Leeren schenkt het grootst vermaak.

Komt! nu vlijtig aan het leeren,

't Leeren schenkt het grootst vermaak.

Wie zou niet naar kennis streven, Die het pad der deugd bemint?

Los, onkundig voort te leven, Past geen edeldenkend kind;

't Zou in waarheid ons onteeren.

Neen! volbrengen we onze taak.

Komt! nu vlijtig aan het leeren,

't Leeren schenkt het grootst vermaak.

Komt! nu vlijtig aan het leeren,

't Leeren schenkt het grootst vermaak.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(24)

20

IX. Gezang.

Bij den aanvang der school.

PRIMO. Matig.

Hoort! daar slaat het uur, 't Uur van ons verlangen.

Komt, met lust en vuur, 't Leeren aangevangen.

Doen wij steeds, met vlijt, Vrolijk en verblijd, Onze be-zigheden; Dat wij zoo den tijd Nuttiglijk be-steden.

SECONDO.

Hoort! daar slaat het uur, 't Uur van ons verlangen.

Komt, met lust en vuur, 't Leeren aan-gevangen.

Doen wij steeds, met vlijt, Vrolijk en verblijd, Onze be-zigheden; Dat wij zoo den tijd Nuttiglijk be-steden.

(25)

21

Kinderlievend God!

Schenk ons kracht in 't leeren;

Dat we ons heerlijk lot Toch naar eisch waarderen.

Dat wij steeds, met vreugd, 't Glibbrig pad der deugd, IJverig betreden;

Zoo den tijd der jeugd Nuttiglijk besteden.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(26)

22

X. Gezang.

Bij het eindigen der school.

PRIMO. Verheven vrolijk.

Laat ons onzen Schepper prijzen;

O, ver--ge-ten wij Hem niet!

Laat ons hart Hem eer bewijzen, Hem, die 't gansch heel-al ge-biedt.

't Onderwijs, dat wij ontvingen, Doet zijn liefde ons duidlijk zien.

Laat ons zamen vrolijk zingen, En Hem dankbaar hulde biên.

SECONDO.

Laat ons onzen Schepper prijzen;

O, ver--ge-ten wij Hem niet!

Laat ons hart Hem eer bewijzen, Hem, die 't gansch heel-al ge-biedt.

't Onderwijs, dat wij ontvingen, Doet zijn liefde ons duidlijk zien.

Laat ons zamen vrolijk zingen, En Hem dankbaar hulde biên.

(27)

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(28)

23

Wie, wie zou voor U niet knielen, God, die al het schepsel voedt?

Die 't ontelbaar heir van zielen Op deez' aardbol leven doet?

Die, op onze kronkelwegen, Vaak uw liefde ons kennen deedt?

Kroon de moeite met uw' zegen, Die hier aan ons wordt besteed.

Wil den leerlust staâg vermeêren, Kweek den ijver bij ons aan, Schenk ons aandacht bij het leeren,

Doe ons steeds naar kunde staan, Wil ons met uw gunst omringen,

Blijf ons, Heer! in liefde bij;

Doe ons van uw grootheid zingen, Schoon 't niet meer dan staamlen zij.

(29)

24

XI. Gezang.

Voor de prijsuitdeeling.

PRIMO. Levendig.

Kampers op deze eerebaan! Komt, ten strijd ge- togen. 't Lauwerkransje lacht ons aan, Schittert ons in de oogen; Treden wij, vol moed, in 't perk, Als bedachte kindren. Komt dan, vlijtig aan het werk; Niets, niets moge ons hindren.

PRIMO. Secondo.

Kampers op deze eereban! Komt, ten strijd ge- togen. 't Lauverkransje lacht ons aan, Schittert ons in de oogen; Treden wij, vol moed, in 't perk, Als bedachte kindren. Komt dan, vlijtig aan het werk; Niets, niets moge ons hindren.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(30)

25

Blijken zal het, wie hier steeds Vlijt met lust mogt paren;

Blijken zal het, wie hier reeds Kennis mogt vergâren.

Hij, die woekert met zijn' tijd, Kan ook vordring toonen;

Ziet zijn naarstigheid en vlijt Luisterrijk bekroonen.

Hij toch, die zijn' tijd verkwist, De ondeugd na wil jagen, Menig keer een' schooltijd mist,

Zal zich eens beklagen:

Armoê, kwelling is zijn lot, Knagend zijn geweten.

Hoed ons daarvoor, goede God!

Dat we U nooit vergeten.

(31)

26

XII. Gezang.

Na de prijsuitdeeling.

PRIMO. Statig vrolijk.

Heb dank, heb dank? o Hemelheer!

Gij gaaft ons moed en kracht.

Gij schonkt ons uwen bijstand weêr, Bij 't werk door ons volbragt.

Wij brengen daarvoor, blij te moê, U eeuwig dank en ee-re toe.

SECONDO.

Heb dank, heb dank, o Hemelheer!

Gij gaaft ons moed en kracht.

Gij schonkt ons uwen bijstand weêr, Bij 't werk door ons volbragt.

Wij brengen daarvoor, blij te moê, U eeuwig dank en eere toe.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(32)
(33)

27

Wat heil viel heden ons ten deel!

Ons pogen werd bekroond.

Geen arbeid acht elk onzer veel, Nu men ons ijvren loont.

Met lust het leeren voortgezet, En weder naarstig opgelet.

U, achtbaar { Stads- / Dorps- } en School-bestuur!

Brenge elk zijn', dank en lof.

Uw weldoen in 't verloopen uur, Schonk ruime dankensstof.

Uw zorg en liefde, aan ons betoond, Worde eenmaal rijkelijk beloond.

Wij danken u ook, Kindervriend!

Die steeds de teedre jeugd, Met nutte raad en liefde dient.

En wijst het pad der deugd.

De goede God, de Hemelheer Vergelde u dit eens dubbel weêr!

Dat elk, die onze vordring zag, Tevreden huiswaarts keer';

Zoo zij deez' dag een blijde dag.

Gij, Vader, God en Heer!

Schenk uwen zegen op dit werk,

Zoo bloei deez' school voor Land en Kerk.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(34)

28

XIII. Gezang.

De onderwijzer.

PRIMO. Matig.

Wie, wie leert de teedre jeugd Nutte kundigheên en deugd?

Wie, wie leidt toch, hier beneden, Onze wanke-len-de schreden?

Wie prent liefde en menschenmin, Onze teedre harten in?

SECONDO.

Wie, wie leert, de teedre jeugd Nutte kundigheên en deugd?

Wie, wie leidt toch, hier beneden, Onze wanke-len-de schreden?

Wie prent liefde en menschenmin Onze teedre harten in?

(35)

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(36)

29

Wie, wie stelt, in helder licht, Ieder kind zijn' kinderpligt Duidelijk en klaar voor oogen?

Wie, wie leert ons van den hoogen, Van den liefderijken God, Den bestuurder van ons lot?

't Is de Meester! onze vrind, Die van harten ons bemint;

Voor ons welzijn wil hij waken, En ons wijs en deugdzaam maken;

Leiden wil hij onze schreên, Op dit hobblig pad beneên.

O, dat elk hem dankbaar zij!

Dat toch ieder hem verblij', Door getrouwe pligtsbetrachting, Door bewijs van liefde en achting:

Prenten we ons die deugden in.

God, schenk ons dien kinderzin!

(37)

30

XIV. Gezang.

De ware vreugd.

PRIMO. Levendig.

'k Min de vreugd, In mijn jeugd;

'k Leef steeds vrolijk en verheugd.

Leed noch smart Knellen 't hart,

Vaak in zorg verward. Kom! niet noodeloos gemord: 's Levens lente duurt zoo kort;

De ouderdom, Oud en krom, Ziet dra naar ons om.

SECONDO.

'k Min de vreugd, In mijn jeugd;

'k Leef steeds vrolijk en verheugd.

Leed noch smart Knellen 't hart,

Vaak in zorg verward. Kom! niet noodeloos gemord: 's Levens lente duurt zoo kort.

De ouderdom, Oud en krom, Ziet dra naar ons om.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(38)
(39)

31

Maar geen vreugd, Zonder deugd,

Schenkt ons immer 't zoetst geneugt:

De ondeugd knaagt, Zij belaagt

't Hart, door angst gejaagd.

Ware vreugde smaakt hij niet, Die de reine deugd ontvliedt:

Die het kwaad Immer laat, Volgt der wijzen raad.

Die naar reên Rigt zijn schreên,

Blijft het pad der deugd betreên;

En zijn pligt Blij verrigt,

Dien valt de arbeid ligt.

't Leeren smaakt hem immer zoet, Die de rust voelt in 't gemoed,

Die het kwaad Tegengaat,

En met kracht weêrstaat.

Ongestoord, Moedig voort, Reizen wij naar beter oord;

En is 't pad Dikwijls glad, Voelt ge u afgemat,

Denk aan d'eindpaal hangt de kroon;

Eens toch wordt zij u ten loon, Zoo de deugd,

Bij de vreugd, Siert uw lentejeugd.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(40)

32

XV. Gezang.

Vergankelijkheid.

PRIMO. Zacht en met gevoel.

't Ro-ze-struikje, schoon maar teeder, In een' vruchtbren grond gezaaid, Groeit straks op hij 't len - te weder, Door de zon met glans verfraaid;

Doch die zelfde stralen schroeijen Vaak de broze en tengre plant; Nimmer zal de struik dan bloeijen: Ze is verlept, verzengd, verbrand.

SECONDO.

't Ro - ze - struikje, schoon maar teeder, In een' vruchtbren grond gezaaid, Groeit straks op bij 't len - te weder, Door de zon met glans verfraaid;

Doch die zelfde stralen schroeijen Vaak de broze en tengre plant; Nimmer zal de struik dan bloeijen: Ze is verlept, verzengd, verbrand.

(41)

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(42)

33

Groeit het struikje, zwelt het knopje, Toont het straks de volle roos, Onlangs nog in 't enge dopje,

Ach! zij bloeit een korte poos:

Naauwlijks door de zon beschenen, Of haar blaadjes vallen neêr, En het roosjen is verdwenen,

't Lieve roosjen is niet meer.

Zoo is ook het menschlijk leven, Wisselvallig, kort van duur:

Vaak zien wij den jongling sneven, Vol van jeugdig levensvuur.

Wat de mensch hier moog' verwerven, Welk een heil hem is bereid, Eenmaal zeker moet hij sterven;

Alles is hier ijdelheid.

(43)

34

XVI. Gezang.

Bij de beschouwing van een kerkhof

(*)

.

PRIMO. Zacht en met gevoel.

Kindren rusten hier naast grijzen;

Allen leiden 't leven af.

Dwazen sluimren hier naast wijzen, Rusten in het sombre graf.

Rusten in het sombre graf.

SECONDO.

Kindren rusten hier naast grijzen;

Allen leiden 't leven af.

Dwazen sluimren hier naast wijzen, Rusten in het sombre graf.

Rusten in het sombre graf.

(*) Naar een oud lied.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(44)

35

IJdle mensch! waartoe dat slaven, Om wat schatten, aanzien, eer?

Hier, hier leeren u de graven, Hoe het al in 't niet verkeer'.

Hoe het al in 't niet verkeer'.

Krijgsheld! streeft gij naar victorie?

Ach, wat zijn uw stoutste daân!

IJdel, ijdel is uw glorie;

Hier is 't eindperk van uw baan.

Hier is 't eindperk van uw baan.

Booswicht! gij, die Gods geboden Hebt verbeuzeld en veracht, Beef en sidder bij deez' dooden;

Denk, o denk wat lot u wacht!

Denk, o denk wat lot u wacht!

Vrome menschen! die uw dagen Gode en deugd hebt toegewijd, Hier zult ge eens, van zorg ontslagen,

Zalig rusten na den strijd.

Zalig rusten na den strijd.

Slaapt dan op een bed van rozen Gij, die deugdzaam 't leven liet!

De aarde drukt alleen de boozen;

Goede menschen drukt zij niet.

Goede menschen drukt zij niet.

(45)

36

XVII. Gezang.

Avondlied.

PRIMO. Statig.

De zon zonk in het westen neder, Verdween met al haar' gouden glans;

De zil-vren maan prijkt heerlijk weder.

Aan 's he - mels blaauw a - zu - ren trans.

De dag moest voor den avond wijken, Met al zijn zorg en lief en leed. God deed zijn liefde aan mij weêr blijken. O, dat ik nimmer Hem vergeet!

O, dat ik nimmer Hem vergeet!

De zou zonk in het westen neder, Verdween met al haar' gouden glans;

De zil - vren maan prijkt heerlijk weder, Aan 's he-mels blaauw a-zu-ren trans.

De dag meest voor den avond wijken, Met al zijn zorg en lief en leed. God deed zijn liefde aan mij weêr blijken. O, dat ik nimmer Hem vergeet.

O, dat ik nimmer Hem vergeet.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(46)
(47)

37

Uw Vaderzorg, uw liefde en goedheid Is grenzeloos, volzalig God!

Gij schenkt mij zoo veel levenszoetheid, Getrouw Bestuurder van mijn lot!

Ik zal voor al die gunstbewijzen, Die ik zoo ruim van U geniet, U juichend danken, zingend prijzen,

U loven in mijn avondlied.

U loven in mijn avondlied.

'k Mogt niet vergeefs uw hulp verwachten, Bij 't blij verrigten van mijn taak, Gij schonkt mij daartoe lust en krachten,

'k Volbragt mijn dagwerk met vermaak.

Dit schenkt mij een gerust geweten, Een blij gemoed, een zuiver hart;

Uw liefde zal ik rooft vergeten, Zoo min in voorspoed als in smart.

Zoo min in voorspoed als in smart.

O! mogt mij, in mijn levenswandel, De godsdienst steeds tot leidsvrouw zijn;

Dat ik, in al mijn doen en handel, Der deugd getrouw blijf, niet in schijn;

Dan leg ik telkens, zonder zorgen, Mijn hoofd gerust des avonds neêr, En slaap tot aan den andren morgen,

Bewaakt door God, mijn' God en Heer.

Bewaakt door God, mijn' God en Heer.

Ik mag ook thans mijn dagwerk staken;

Mijn taak is, voor deez' dag, volbragt.

Getrouwe God! wil mij bewaken, In dezen naderenden nacht;

Waak over mij, mijn gansche leven;

Behoed mij voor elk ongeval;

En wil me in 't sterven niet begeven, Dit, dit toch smeek ik boven al.

Dit, dit toch smeek ik boven al.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(48)

38

XVIII. Gezang.

De winter verdwijnt, de lente verschijnt.

PRIMO. Levendig.

De winter komt zijn afscheid brengen;

Ik zie met vreugd de da-gen lengen:

De koude is reeds zoo streng niet meer.

De lie-ve len-te na-dert weêr.

Dit jaargetij Maakt, u en mij, Verheugd en blij;

Komt zingen wij, Een welkom aan dit jaargetij.

SECONDO.

De winter komt zijn afscheid brengen;

De koude is reeds zoo streng niet meer.

Ik zie met vreugd de da-gen lengen:

De lie-ve len-te na-dert weêr.

Dit jaargetij Maakt, u en mij, Verheugd en blij;

Komt zingen wij, Een welkom aan dit jaargetij.

(49)

39

De winter brengt, na storm en regen, En nachtvorst, ons zijn' afscheidsgroet;

Beladen met een' rijken zegen, Komt ons de lente te gemoet.

Dit jaargetij Maakt, u en mij, Verheugd en blij;

Komt, zingen wij

Een welkom aan dit jaargetij.

'k Schiep in den winter veel behagen, Bij ijsvermaak en kagchelvuur;

Meer schenken ons de lentedagen:

Dan toch herleeft geheel natuur.

Dit jaargetij Maakt, u en mij, Verheugd en blij;

Komt, zingen wij

Een welkom aan dit jaargetij.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(50)

40

XIX. Gezang.

De lente.

PRIMO. Verheven vrolijk.

Wel-kom, lie-ve len-te-tijd!

Gij voert vreug-de door de dreven;

Gij doet hier, en wijd en zijd, Mensch en dier en plant her-le-ven.

Alles brenge u blij te moê, Lieve Lente een' lofzang toe.

Lieve Lente een' lofzang toe.

SECONDO.

Wel-kom, lie-ve len-te-tijd!

Gij voert vreug-de door de dreven;

Gij doet hier, en wijd en zijd, Mensch en dier en plant her-le-ven.

Alles brenge u blij te moê, Lieve Lente een' lofzang toe.

Lieve Lente een' lofzang toe.

(51)

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(52)

41

Met uw komst herleeft natuur.

Gij, gij wenkt ons weer naar buiten;

Uw verkwikkend koestrend vuur Doet de boomen, planten spruiten,

Brengt ons 't eerste lentegroen, Schenkt ons 't heerlijkst jaarsaizoen.

Schenkt ons 't heerlijkst jaarsaizoen.

Al het schepsel brenge u lof, Door u, als op nieuw, herboren;

In de wouden, in den hof, Juichen duizend vooglenkoren.

Ieder kweelt op zijne wijs;

De aarde is thans een Paradijs.

De aarde is thans een Paradijs.

De aard' prijkt in haar feestgewaad:

Duizend bloemen staan te bloeijen, Die, waarheên men de oogen slaat, Door haar kleur en geur ons boeijen.

Boom en struik, en bloem en plant.

Alles zegt: dal deed Gods hand!

Alles zegt: dat deed Gods band!

Ja, Gods wijsheid bragt die voort:

Zijne liefde, zijne goedheid

Schiep voor ons dit heerlijk oord, Schonk ons al die levenszoetheid.

Dank, o God! voor al dat goed', Voor dien rijken overvloed.

Voor dien rijken overvloed.

(53)

42

XX. Gezang.

De zomer.

PRIMO. Matig.

Wees welkom, Zomer! Gij schenkt ons vreugd.

Kom, nu naar buiten, Gij, dartle jeugd!

Spring in de velden, Nu lustig rond;

Zing God een loflied, Uit blijden mond.

Zing God een loflied, Uit blijden mond.

SECONDO.

Wees welkom, Zomer! Gij schenkt ons vreugd.

Kom, nu naar buiten, Gij, dartle jeugd!

Spring in de velden, Nu lustig rond;

Zing God een loflied, Uit blijden mond.

Zing God een loflied, Uit blijden mond.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(54)

43

Zie 't koetje grazen Hier in de wei;

En 't paardje draven Op de ellen klei;

Daar hupplen lamm'ren Al heên en weêr;

Ginds snort door 't luchtruim Een vooglenheer.

Ginds snort door 't luchtruim Een vooglenheer.

Zie hoe het zwaantje, Daar op den vloed, Zoo trotsch en statig, Zich henen spoed;

'k Zie eenden, ganzen, Als in een bad, Zich spoelen, wasschen,

In 't golvend nat.

Zich spoelen, wasschen, In 't golvend nat.

Hoor, hoor 't geklepper Van d'ooijevaar;

En 't schelle fluiten Van 't vinken paar.

Hoor, hoor de toonen, Het zoet gekweel, Van leeuwrik, rietvink,

En filomeel.

Van leeuwrik, rietvink, En filomeel.

Ja, de aarde is weder Een Paradijs:

Elk looft den Schepper Op zijne wijs.

Wij zingen mede, Met blijden mond, Tot lof des Scheppers

Van 't wereldrond.

Tot lof des Scheppers Van 't wereldrond.

(55)

44

XXI. Gezang.

De herfst.

PRIMO. Verheven vrolijk.

De Zomer is verdwenen;

De zon verliest haar kracht.

Thans is de Herfst verschenen, Met velden, rijk bevracht.

Rijk bevracht. Rijk be-vracht.

SECONDO.

De Zomer is verdwenen;

De zon verliest haar kracht.

Thans is de Herfst verschenen, Met velden, rijk bevracht.

Rijk bevracht. Rijk bevracht.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(56)

45

De tuinman schudt de boomen, Met vruchten rijk belaân;

En voert ons, langs de stroomen.

Zijn fruit en vruchten aan.

Vruchten aan. Vruchten aan.

De landman scheert den akker, En zamelt granen in, Waarvan de nijvre bakker

Het brood bakt voor 't gezin.

Voor 't gezin. Voor 't gezin.

De boer bevracht zijn wagen Met zuivel, frisch en vet, Bezorgt ons, alle dagen,

Zijn keurig veldbanket.

Veldbanket. Veldbanket.

Zoo brengt de Herfst haar zoetheid, Door veld- en akkerbouw.

Loof, schepsel! 's Heeren goedheid, Zijn liefde, zorg en trouwt.

Zorg en trouw. Zorg en trouw.

(57)

46

XXII. Gezang.

De winter.

PRIMO. Matig.

De Win - ter heerscht, 't is guur en koud;

Ge - stold zijn beek en stroom.

De wind huilt aak --- lig door het woud, En naakt staan struik en boom.

Het laatste bloempje is afgesneên;

De sneeuwvlok waait om de ooren heên;

En de aard', waarheen men de oogen slaat, Prijkt in een treurig, doodsch gewaad,

SECONDO.

De Win - ter heerscht, 't is guur en koud;

Ge - stold zijn beek en stroom.

De wind huilt aak --- lig door het woud, En naakt staan struik en boom.

Het laatste bloempje is afgesneên;

De sneeuwvlok waait om de ooren heên;

En de aard', waarheên men de oogen slaat, Prijkt in een treurig, doodsch gewaad.

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

(58)
(59)

47

Doch wie den winter lastre of laak', Ik stel hem hoog in prijs;

De winter schenkt mij groot vermaak:

Dan zwier ik over 't ijs, En snel, als op gevlerkten voet.

Naar mijnen versten vriend met spoed;

Baan met de narrensleê me een spoor, In dikke sneeuw, de straten door.

En beukt de regen dak en raam, En stroomen pad en straat, Dan zitten wij bij 't vuur te zaam,

En korten door gepraat,

Door zang of spel den tijd in vreugd;

Zoo smaken wij het zoetst geneugt, En ieder roept, verheugd en blij:

Wees welkom, win ter jaargetij!

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

en andere bepalingen, geldig in Jogjakarta ten dienste van Lnndhuurders, Beheerders en Geëmploieerden. van ondernemingen en van de Javaansche ambtenaren in

 in het kader van een project van ontwikkelingssamenwerking, enerzijds goedgekeurd door de bevoegde minister, anderzijds voorgesteld door een erkende niet-gouvernementele

„Dat is achttien pro- cent meer dan vorig jaar.” Jaar- lijks verzendt de organisatie meer dan 250 containers hulpgoederen naar plaatselijke Kerken, missio- narissen

Van 't geen waar ieder veel van spreekt, Zy hier nooit iets gebleeken.. Men zing' wel eens geschiedenis, By 't reisjen door deez' landen, Doch zwyge altoos van alles wat Ooit

ziet hier een Bundeltjen Gezangen, van tyd tot tyd door onderscheidene Liefhebbers der Dichtkunst, maar voornamelyk van hun Vaderland, vervaardigd, en thans by een verzameld..

Gijsbertus van Sandwijk, De kleine mimiek, of De vrolijk zingende knaap.. Broedelet & Rijkenberg,

Hier leid de Heer, die al --les heeft van niet gemaakt, Schier moeder naakt ziet hoe zijn in--ge-want van lief-de blaakt tot u, ô mens, hij vraagt voor alzijn Smert tot re-com- pens

Nu moet hij den sikkel opvatten, om het koren te scheren; en zoodra hij dezen zegen zijner nijverheid in de schuur gebragt, en de overige veldvruchten ingezameld heeft, dan is de