• No results found

Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1897 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1897 · dbnl"

Copied!
459
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1897

bron

Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1897. Erve J. Morpurgo, Paramaribo 1896

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_sur001189701_01/colofon.php

© 2012 dbnl

(2)

5

L.S.

Van den Surinaamschen Almanak zij deze jaargang, de tiende, U wederom welwillend opgedragen.

Moge hij als zijne voorgangers strekken om de belangstelling in en voor de kolonie te helpen verhoogen, dan zal het doel, hetwelk wij ons met de uitgifte voorstellen, bereikt zijn.

Nieuwe bijdragen verrijken ook ditmaal den inhoud: onzen oprechten dank aan hen die ons in de gelegenheid hebben gesteld die te kunnen opnemen, en ook aan allen, die ons bij de samenstelling van het geheel behulpzaam zijn geweest.

Erve J. Morpurgo.

Paramaribo, Augustus 1896.

(3)

8

[Nicolaas van Meerten]

1834-1887.

(4)

9

Op den morgen van den 3n November 1882, zag men, ofschoon het Vrijdag en geen bij de wet erkende feestdag was, talrijke deftig gekleede Heeren en Dames, van allerlei rang en stand, het gebouw van de Loge Concordia binnentreden. Het ruime benedenlokaal van dit gebouw, zoo bijzonder geschikt voor feestvieringen, was feestelijk versierd met kwistig groen, keurige ruikers, omkranste portretten, enz.

Er zou dus feest gevierd worden!

Laten wij onze oogen over de vergaderde menigte ronddwalen, dan zien wij vele mannen en vrouwen, die eene waardige plaats in onze maatschappij innemen, en dan merken wij tot onze groote verrassing op, dat de nieuwbenoemde Gouverneur J.H.A.W. BaronVANHEERDT TOTEVERSBERG, die eenige dagen geleden op 1 November het bestuur over deze kolonie had aanvaard, ook op deze plaats aanwezig is.

Wien dit feest geldt?

Wie de gelukkige en voorname persoon is, die zelfs den vertegenwoordiger van de Kroon onder zijne gasten telt?

Een eenvoudig man, die geen aanspraak kon maken op titels of hooge afkomst, maar die als een troetelkind der Natuur met vele edele gaven van geest en hart ruim was bedeeld.

Nicolaas van Meerten!

Wat aanleiding tot dit feest gaf?

't Is heden juist 25 jaren geleden, sedertVANMEERTENals hoofd eener school in deze stad optrad.

Dat dit feest r a i s o n heeft, bewijst de aanwezigheid van zoovelen, die op dezen drukken werkdag hunne ‘zaken’ hebben laten rusten, om met den jubilaris feest te vieren.

OfVANMEERTENde onderscheiding verdiend heeft, die hem op 3 November 1882 te beurt is gevallen, willen wij uit zijne levensgeschiedenis laten blijken.

***

Op 18 October 1834 te Paramaribo geboren, was KLAAS(zooals hij zich later graag hoorde noemen) de lieveling zijner ouders MARIAELIZABETHARONSen NICOLAAS

SIMON VANMEERTEN, Commies bij de Griffie van het voormalig Gerechtshof alhier.

(5)

10

Nauwelijks 3 jaar oud, ontrukte de dood hem zijnen jeugdigen vader, en moest zijne moeder de geheele zorg zijner opvoeding op zich nemen. Gelukkig vond zij grooten steun in haren zwager ABRAHAM VANMEERTEN, Griffier bij voormeld Hof, Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw.

VANMEERTENheeft het voorrecht gehad zich leerling van den verdienstelijken onderwijzer CORSTIAANAARTBATENBURGte mogen noemen. Hier werden de deugdelijke gronden gelegd, die hem later in staat zouden stellen na het verlaten dezer school zijne studie met vrucht voort te zetten. Uit den mond van eenige zijner medescholieren weten wij, dat hij tot de ijverigste en fatsoenlijkste leerlingen dezer school behoorde.

Zoo groot waren zijn ijver en zijn leerlust, dat hij den weg van huis naar school of omgekeerd nooit anders dan, met een open boek in de hand, lezende en studeerende aflegde. Waar andere leerlingen naar redenen zoeken om de school te verzuimen, daar gaat KLAAS, soms gefolterd door lichaamspijnen, naar school.

Zoo leert hij reeds als kind zijn zwak lichaam door zijn sterken geest beheerschen.

Na het verlaten der school, werd hij door zijnen oom, den Griffier, die het voornemen had hem de ambtenaarswereld in te leiden, als schrijver op de Griffie geplaatst.

Hoelang hij daar werkzaam is gebleven, kunnen wij niet met zekerheid zeggen, maar dit staat vast, datVANMEERTENzich er niet op zijne plaats gevoelde, en spoedig tot de overtuiging kwam, dat hij eene andere roeping had.

Hij wascht daarom het stof van de Griffie van zijne voeten af en vertrekt naar Demerary. Ook hier kan hij geen vrede vinden, en reeds na 6 maanden keert hij naar Paramaribo terug.

Met zijne terugkomst in de kolonie isVANMEERTENeen keerpunt in zijn leven genaderd.

Door Monsieur BATENBURGhiertoe aangezocht, treedt hij op achttienjarigen leeftijd als kweekeling bij hem in dienst.

Zoo nauwgezet kwijt hij zich van zijn' plicht, met zulk een' tact weet hij met zijne leerlingen om te springen, dat Mr. BATENBURGen zijn zoon, de bij alle Surinamers zoo goed bekende Monsieur LODEWIJK, hem ten sterkste aanraden zijne studie in Nederland te gaan voleindigen. Zij dringen zoo sterk bij NICOLAASen zijne Moeder aan, dat deze het moedige besluit neemt, wat het ook koste, haren beminden zoon in de gelegenheid te stellen zijne bestemming te volgen.

Edele vrouw! hoe groot moet uwe Moederliefde niet zijn geweest, en hoe onbeperkt het vertrouwen in uwen zoon om het eenige, dat gij bezaat, een derde aandeel in een huis, te verkoopen, hem de opbrengst (f 1800) ter hand te stellen, en met een

‘God zegene u, KLAAS!’ hem te laten vertrekken, u alleen achterlatend.

(6)

11

Was het voorVANMEERTENeen geluk in Suriname CORSTIAANAARTBATENBURGtot zijnen leermeester te hebben gehad, een zegen was het voor hem in Nederland onder de leiding van een' man als BERENDBRUGSMAte komen.

BERENDBRUGSMA!

Welke beschaafde Nederlander kent den naam niet van den paedagoog, die gedurende ruim 53 jaren onschatbare diensten aan zijn vaderland heeft bewezen?

Wie, die geen vreemdeling is op het gebied van onderwijs, weet niet, wat BRUGSMA

voor het onderwijs in Nederland is geweest?

Was 't bloot toeval of eene wijze beschikking van de Voorzienigheid, datVAN

MEERTENjuist onder de leiding van dezen grooten opvoedkundige, van dezen edelen en vromen man kwam?

ZouVANMEERTENin geheel Nederland een tweeden BRUGSMAhebben kunnen vinden?

Wij betwijfelen het!

De vereering, die de dankbare leerling zijnen edelen weldoener en leeraar dan ook toedraagt, is grenzenloos.

Luistert, hoe de gemoedsmenschVANMEERTENuiting aan zijn gevoel geeft, als 10 jaren na zijn vertrek uit Groningen de tijding tot hem komt, dat de levensdraad van zijnen onvergetelijken leermeester is afgesneden:

‘H u l d e a a n d e n a g e d a c h t e n i s v a n BERENDBRUGSMA. Dass Dankbarkeit auf Erden

Nicht ausgestorben sei.

NOVALIS.

Op 't onverwachtst kwam de tijding tot mij: BRUGSMAis niet meer! Een kortstondige, maar ernstige ziekte maakte een einde aan zijn leven!

Hevig werd ik geschokt op het vernemen van dit bericht.

En geen wonder!

BRUGSMAhad ik lief met al de kracht mijner ziel. En zoo iemand, dan had h i j recht op mijne liefde.

Twaalf jaren geleden, kwam ik als jongeling in Gruno's veste, om als kweekeling geplaatst te worden op de kweekschool voor onderwijzers te dier stede. - Had ik BRUGSMAvroeger in zijne geschriften leeren kennen als een ervaren paedagoog, als onderwijzer in den waren zin des woords, thans mocht ik hem zien, den man, tegen wien ik zoo hoog opzag; ik mocht hem gadeslaan in zijne bewegingen als burger van den Staat, als echtgenoot en vader; ik mocht zijn uitwendig leven

(7)

verplichtingen als Christen en zijn vertrouwen op Hem, die kracht geeft tot het vervullen der taak, die hij zijnen kinderen oplegt; ik

(8)

12

mocht, aan zijne voeten gezeten, lessen van levenswijsheid inzamelen en mij bekwamen voor het beroep, dat ik eenmaal hoopte te vervullen.

Nimmer zal ik vergeten, wat ik aan BRUGSMAverplicht ben!

Hij maakte mij het verblijf in den vreemde zoo aangenaam mogelijk; hij bracht mij in kennis met jongelingen van onbesproken gedrag, die spoedig mijne vrienden werden en zich beijverden mij, waar zij konden, dienst te bewijzen; hij stelde mij voor aan mannen, als Dr. GLEUNS, prof. HOFSTEDE DEGROOT, prof. HECKER, D.DE

GROOTen zoovele anderen, die hunne kostbare oogenblikken veil hadden, om mij, geheel belangeloos, onderricht te geven. - Wanneer ik onwillekeurig een

S e h n s u c h t n a c h d e r H e i m a t h gevoelde, vond ik in zijn huis, wat ik te Paramaribo had achtergelaten. Onvergetelijk zijn de oogenblikken, die ik in den familiekring van den waardigen man doorbracht! O, ik zie hem nog voor mij met dat innemend gelaat, dien glimlach om de lippen, te midden van gade en kroost, allen liefhebbende en van allen bemind, zich verpoozende van moeielijken arbeid, en den band van liefde, die allen omstrengelde, steeds nauwer toehalende.

Als leidsman mijner studiën heb ik ook oneindig veel aan hem te danken.

Hij vergenoegde zich niet mij het gewone onderricht te geven, waarin ook de andere kweekelingen deelden, maar steeds was hij bereid, waar ik te kort schoot, mij ter zijde te staan. Nooit was hij moede mij in te lichten en mij de beste methode aan te wijzen tot bereiking van het doel, dat ik mij voorstelde. - Zelfs toen ik na afgelegd examen Groningen verliet en mij alhier als onderwijzer vestigde, bleef hij mijne vraagbaak, mijn wegwijzer. En indien ik als leider der jeugd eenige verdienste heb, is ook hij een der hoofdoorzaken daarvan.

Ook in andere opzichten, die de bescheidenheid mij verbiedt hier te vermelden, heeft BRUGSMArecht op mijne innige dankbaarheid en liefde. Doch waar zou ik eindigen, indien ik alles wilde opsommen, wat hij voor mij gedaan heeft?

Is 't dus wonder, dat het bericht van zijn' dood mij hevig geschokt heeft? Is 't wonder, dat ik behoefte heb, het volle hart uit te storten en hulde te brengen aan zijne nagedachtenis?

Ja, gewis! niemand zal het wraken, dat ik het openlijk verkondig: ‘de opvoedkundige BRUGSMAstaat hoog bij mij aangeschreven, den p e r s o o n van BRUGSMAals m e n s c h heb ik innig, innig lief. - Steeds zal ik aan hem blijven denken. Mijne kinderen zal ik leeren hem steeds in eere te houden. Op zijne beeltenis wijzende, zal ik hun zeggen: “der nagedachtenis van dezen man moet gij steeds dankbaar gedenken, ook dan wanneer uw vader gegaan is, waar gene zich thans bevindt!”

P a r a m a r i b o , 20 October 1868.

N.VANMEERTEN.’

(9)

13

Wat dunkt u, Lezers, was de leerling, die der nagedachtenis van zijnen leeraar zoo dankbaar gedacht, zulk een' leeraar ook niet ten volle waardig?

Is het daarom te verwonderen, datVANMEERTENna weinige maanden verschillende examens met succes kon doen, waar zulk een leermeester bereid was te geven en de dankbare en ijverige leerling te ontvangen?

Doch al vondVANMEERTENin het huis en den omgang van den edelen BRUGSMA

eene vergoeding voor hetgeen hij in zijn geboorteland had achtergelaten, het verlangen naar zijne dierbare Moeder werd met elken dag grooter.

Met koortsachtige gejaagdheid zet hij zijne studie voort, om hoe eer hoe liever te kunnen terugkeeren. Dikwijls zit hij lang na middernacht nog te studeeren, ja meer dan eens is het gebeurd, dat hij niet eerder zijn bed opzocht, dan toen het licht zijner studeerlamp verduisterd werd door het licht van de opkomende zon.

Eindelijk is zijne studie voltooid! Na maanden scheidenswee, kan hij weer tot zijne beste moeder terugkeeren.

't Moet een aandoenlijk oogenblik voor onzenVANMEERTENgeweest zijn, toen hij van den man afscheid nam, aan wien hij zoo groote verplichtingen had, doch de gedachte, dat hij zijnen vaderlijken vriend verliet, om zijne dierbare Moeder terug te vinden, zal zeker de afscheidssmart wat verminderd hebben.

Maar nog aandoenlijker het oogenblik, toen hij zijne oude Moeder na eene

afwezigheid van 1½, jaar voor 't eerst terugzag, toen hij haar, aan het hart drukkende, verzekerde dat hij haar in al dien tijd geen oogenblik had vergeten en haar weer een groot deel van de f 1800, - in de hand stopte, met de verklaring, dat zij hem meer dan noodig was had meegegeven!

Beschamend voorwaar voor die andere zonen, wier streven het schijnt te zijn, niet om in den kortst mogelijken tijd klaar te komen, maar in den kortsten tijd het meeste geld stuk te slaan!

***

Op 3 November 1857 opendeVANMEERTENzijne school. In de eerste maanden scheen het niet erg te willen vlotten, en sukkelde hij met slechts enkele leerlingen.

Van lieverlede begon hij meer bekend te raken en het duurde niet lang of er ging zulk een roep van hem uit, dat geene plaats op zijne banken onbezet bleef. De toevloed van nieuwe leerlingen werd dan ook zoo groot, dat hij sommigen moest afwijzen.

De geschiktheid en kunde vanVANMEERTENals onderwijzer is boven onzen lof verheven en iedereen, die het voorrecht heeft gehad zich zijnen leerling te mogen noemen, weet met welk eene toewijding, liefde en nauwgezetheid hij zijne taak heeft opgevat.

(10)

14

Wij willen graag aannemen, dat er kundiger, geleerder onderwijzers bestonden en nog bestaan, maar wat wij niet kunnen gelooven is, dat één onderwijzer meer hart heeft gehad voor zijne leerlingen, of zich meer heeft beijverd zijn onderwijs vruchtbaar te maken, danVANMEERTEN.

Ieder, die op zijne schoolbanken gezeten heeft, kan zich nog zeker voorstellen het geluk, dat uit zijne oogen straalde, wanneer het hem gebleken was, dat zijn onderwijs niet vruchteloos was geweest, dat zijne leerlingen vorderingen hadden gemaakt.

Welk een glans van vergenoegen, welk een geluk stond niet op zijn gelaat te lezen, zoo telkens hij het bericht ontving, dat een zijner oud-leerlingen met goed gevolg het een of ander examen had afgelegd of geroepen werd eene eervolle betrekking te vervullen!

DatVANMEERTENniet alleen v a n maar vooral v o o r zijne school leefde, weet ieder, die hem daar heeft kunnen waarnemen, weet ook ieder, die hem heeft bezocht, als hij op het ziekbed lag gekluisterd. Hoe reikhalzend, hoe ongeduldig zag hij dan niet het oogenblik tegemoet, dat hij weer in de school bij zijne leerlingen zou zijn!

Maar wat slechts weinigen weten is, dat hij, reeds worstelende met den dood, toen zijn sterke geest gereed stond het zwakke lichaam te ontvlieden, met belemmerde spraak rochelende smeekte, dat met hem in de school bij zijne geliefde leerlingen zou brengen.

‘Schoolmeester ben ik, schoolmeester wil ik blijven,’ had hij op zijn zilverfeest den grooten PESTALOZZInagezegd; nu, als schoolmeester is hij gestorven en zijne laatste gedachten waren aan zijne school gewijd!

***

Lezers, vindt gij niet, datVANMEERTENde hulde, die hem op den 3n November 1882 werd gebracht, ruimschoots heeft verdiend, en zijt gij het niet met ons eens, dat waar men in Nederland BRUGSMAden Nederlandschen PESTALOZZInoemt, wij in Suriname met evenveel rechtVANMEERTENden Surinaamschen BRUGSMAmogen noemen?

***

Nu keeren wij tot het feest terug en wij zien den jubilaris met zijne echtgenoote op den eerezetel plaats nemen. Ter weerszijden bevinden zich de welgelijkende portretten zijner geliefde leermeesters BATENBURGen BRUGSMA, en daartusschen de dagteekeningen 3 November 1857 en 3 November 1882.

Als het bestek, waarover wij te beschikken hebben, het eenigszins gedoogde, wij zouden den lust niet kunnen bedwingen de

(11)

15

hartelijke gelukwenschen te reproduceeren, die den jubilaris werden toegebracht bij monde van de Heeren:

Mr. C.J. HEYLIDY, als Voorzitter van de Commissie van Onderwijs, Dr. H.D. BENJAMINSin naam der oud-leerlingen,

J.J. HEILBRONnamens de onderwijzers,

H. BARNETTals Gedeputeerd Meester van de Loge Concordia, Dr. J.C. ZAALBERGPz., leeraar bij de Hervormde Gemeente alhier,

E. TAMAen J.R. THOMSONvrienden en vereerders van den onderwijzerVANMEERTEN, de leerlingen M. LECKIEen L. RENS.

Toch kunnen wij aan de verleiding, om, al ware het slechts enkele zinnen af te schrijven, van de redevoeringen van de Heeren BENJAMINSen ZAALBERG, die op ons den meesten indruk maakten, geen weerstand bieden.

Blijkbaar aangedaan zegt de Heer Dr. H.D. BENJAMINS, Inspecteur voor het onderwijs, o.m.:

‘Wij, uwe oud-leerlingen, beseffen ten volle wat gij voor ons geweest zijt, niet alleen door uw degelijk onderwijs, maar ook door uw voorbeeld. Wij zijn er dankbaar voor, dat een gedeelte onzer opvoeding geleid is door een' man, van wien wij geleerd hebben, van wien wij hebben m o e t e n leeren wat strenge plichtsbetrachting, wat ware toewijding aan eene levenstaak beteekent.

Groot is het getal mannen en vrouwen, die in deze maatschappij en elders eene waardige plaats innemen en die met een gevoel van innige dankbaarheid den tijd herdenken, toen zij op uwe schoolbanken zaten.

Hebt gij veel, zeer veel gedaan voor onze maatschappij in het algemeen, hetgeen het onderwijs, niet alleen in deze stad, maar in de geheele kolonie, aan u te danken heeft, is voorzeker niet minder. Velen onzer beste onderwijzers zijn door u gevormd:

gij hebt op allen een' onmiskenbaren stempel gedrukt. Wat in elken werkkring slechts voor de uitstekendsten is weggelegd, dat hebt gij volbracht; gij hebt s c h o o l gemaakt! Als een vruchtbaarmakende stroom heeft uw onderwijs zich vertakt en verspreid over de geheele kolonie. Overal geven uwe jongeren terug wat zij uit zoo goede bron ontvingen!’...

De toon, waarop Dr. BENJAMINSdeze woorden uitte en het vuur, dat uit zijne oogen straalde, zijn voor ons duidelijke bewijzen, dat deze woorden geene

gelegenheidsphrasen zijn, en dat de bron van dezen frisschen woordenvloed het h a r t is.

‘Vijf en twintig jaren!’ roept de even geleerde als welsprekende Dr. J.C. ZAALBERG

Pz. uit. ‘Als wij anderen zoo de jaren tellen van onzen dienst, dan spreken wij van

(12)

16

noch maatschappij dat vriendelijk uitzicht bereid. U lacht geen rusttijd toe, om u te verkwikken bij vaak al te zwaren arbeid. U schijnt het lot beschoren, te moeten werken en dat wel met inspanning van alle krachten, zoolang het dag voor u wezen zal. Maar worde dan op dat feestschild daar boven U, neen, sta en blijve in uw hart geschreven het devies, dat de edele MARNIX VANST. ALDEGONDEvoerde:

‘ R e p o s a i l l e u r s .

En nu vijf en twintig jaren: dat staat boven u. Vijf en twintig jaren geven den naam aan uw feest. Maar ik protesteer. In een tropisch land telt men de dienstjaren dubbel.

Gij viert dus werkelijk een feest van vijftig jaren. En hebt gij nu met waarlijk zeldzamen ijver, nooit rustende van school-, normaal- en privaatles, al die jaren door, dag en dag, meer, ja gewis meer dan eene dubbele manstaak vervuld, dan klim ik op tot:

Honderd jaren.

Een jubilé van H o n d e r d A r b e i d s j a r e n ! Want in u wordt het schoone woord bewaarheid:

I n k o r t e n t i j d h e e f t h i j l a n g e t i j d e n v e r v u l d .’

De wijze, waarop de Jubilaris de verschillende sprekers heeft beantwoord, vinden wij zoo meesterlijk, de geheele rede doetVANMEERTENvan zulk eene gunstige zijde kennen, dat wij gemeend hebben ter kenschetsing van zijn persoon niets beters te kunnen doen dan deze rede in haar geheel hier te laten volgen. Wij houden ons overtuigd, dat ze met hetzelfde genoegen zal gelezen worden, als waarmede wij haar afschreven:

‘Mijne Heeren en Dames,

Behoef ik U te zeggen, dat ik op dit oogenblik vervuld ben van een tal van

aandoeningen van verschillenden aard en dat het mij onmogelijk is, U terug te geven, wat in mij omgaat? Weest evenwel verzekerd, dat thans geen gevoel zoo luid in mij spreekt als het gevoel van d a n k b a a r h e i d .

Dankbaarheid aan U, Bestierder van mijn lot, mijn Schepper en mijn Vader, die mij dezen dag heeft doen beleven, die mij boven bidden en danken heeft gezegend.

U boven alles te loven en te prijzen is mij eene dringende behoefte des harten.

Zou ik U kunnen vergeten, edele mannen, die in mijn verleden zulk eene

belangrijke rol spelen, wier beeltenissen in deze zaal prijken en wier nagedachtenis onuitwischbaar in mijn gemoed is geprent: U, CORSTIAANAARTBATENBURG, die mij in mijne jeugd onderweest met eene liefde en toewijding, waarvan ik eens later de grootte heb kunnen gevoelen; U, BERENDBRUGSMA, mijn vaderlijken vriend, die mij in Guno's veste ontving met eene grenzenlooze liefde, die mij in den

(13)

17

vreemde deed vinden, wat ik in Suriname had achtergelaten: die over mijne studie waakte met liefderijke zorg en mij door les en voorbeeld opleidde tot de betrekking, die ik had gekozen, op eene wijze, verre boven mijnen lof verheven. - U vergeten!

Neen! Eerder vergeet ik mij zelven. De liefde, die ik U toedraag is onbeschrijfelijk.

Zij ging van U uit, maar zij wordt door mij met warmte beantwoord.

Dierbare afgestorvenen! indien het waar is, dat de geesten van hen, die ons naar betere oorden zijn voorgegaan, gaarne weder op aarde verwijlen, waar liefde woont, liefde, die zich uitstrekt tot aan gene zijde van het graf - dan naamt gij zeker met belangstelling deel aan dit feest.

Mijnheer de Gouverneur, ontvang mijn oprechten dank voor de eer mij aangedaan, om dit voor mij zoo belangrijk feest wel te willen bijwonen. Ik zie daarin belangstelling voor mijn persoon, waarvoor ik in hooge mate gevoelig ben, maar ik zie daarin ook belangstelling in de zaak van het onderwijs, die mij zoo na aan het harte gaat. Moge het U gegeven zijn, onder meer goeds gedurende Uw bestuur alhier, de organisatie van het onderwijs op zulk een voet te brengen dat gij U daardoor een eerezuil opricht, waarop tijdgenoot en nakomeling met dankbare erkentenis zullen staren.

Mijnheer de Voorzitter der Commissie van Onderwijs, ik zeg U dank voor den warmen welkomstgroet, die gij mij heden hebt toegebracht voor de welmeenende woorden, door U geuit. Steeds mocht ik mij gedurende mijn onderwijzersloopbaan verblijden in eene goede verstandhouding tusschen de Commissie van Onderwijs en mij.

Geloof mij, dat ik dit steeds op hoogen prijs stel en dat ik mij beijveren zal, om mij die waardig te maken.

Oud-schoolmakker, gij roerdet eene treffende snaar aan, toen gij mij herinnerdet aan de dagen van weleer, toen wij als schoolmakkers droomden en luchtkasteelen bouwden. Veel van hetgeen wij toen droomden is niet verwezenlijkt geworden, maar één ding is, God dank! vervuld: wij bekleeden beiden eene nuttige betrekking in de maatschappij en, ik acht mij gelukkig, U dit te kunnen zeggen: gij doet het op eene waardige wijze. - Moge het U gegeven zijn dit nog in lengte van dagen te kunnen doen.

Gij, mijne oud-leerlingen, die mij op dezen dag Uwe belangstellende liefde hebt willen bewijzen, gij kunt geen beter woordvoerder hebben dan hij, die uit uwen naam tot mij sprak. Hij, die zoo uitstekend de kunst verstaat de harten te winnen, heeft ook woorden weten te vinden, die uit het hart tot het hart kwamen. Wat ik gevoel, U aanschouwende, kan ik onmogelijk uitdrukken: gij zijt de kroon van mijn hoofd, de zaligheid van mijn leven. O! mocht het U, in welke betrekking gij ook zijt, gegeven zijn, om dezelfde voldoening te smaken voor uwen arbeid als die, welke gij mij doet genieten.

(14)

18

Geachte ambtgenoot, die in naam van allen tot mij spraakt; wij kennen elkander van ouds, niet waar! en ik ben er van overtuigd, onze harten kloppen warm voor elkander. Heb dank voor uwe deelneming in mijn geluk, heb dank voor uwe liefde;

ik blijf mij bij voortduring aanbevelen in uwe vriendschap en achting die ik steeds zal weten te waardeeren. Hetzelfde zeg ik ook aan U ambtgenooten, die mede het woord tot mij hebt gevoerd.

Tot U, mijne BB∴, een kort woord uit de volheid van mijn hart. Dat uwe ware liefde mij hoogst gelukkig maakt, behoef ik wel niet te verzekeren. Ik aanvaard het geschenk, dat gij mij aanboodt. Ik zal het in waarde houden en aan mijne kinderen en kindskinderen overgeven, met den uitdrukkelijken last om het steeds in groote waarde te houden.

Geliefde leerlingen, een kort woord tot U, voor wie mijn ziel klopt met al de kracht die in mij is. Het verschafte mij eene onuitsprekelijke vreugde, heden uit uwen mond betuiging van liefde te vernemen. Moge die liefde bestendig zijn en wij daardoor geleid met elkander onze taak verrichten: ik U geven wat ik kan, gij aannemen wat U gegeven wordt, opdat gij alzoo opgroeiet tot bruikbare leden der maatschappij, die eenmaal, wanneer wij, ouderen, zijn heengegaan, de plaatsen, die wij openlaten, op nog beter wijze dan wij, vervullen.

Voor hetgeen gij, Dr. ZAALBERG, tot mij hebt gezegd, betuig ik U mijn oprechten dank. Ik doe het vooral daarom, omdat gij zoo volkomen in mijnen geest hebt gesproken. Ook ik huldig het beginsel: dat w a r e godsdienst de grondslag is van alle deugd en ook ik zeg, in het bewustzijn, dat wij geroepen zijn, om hier naar vermogen te arbeiden, in het vaste geloof op onsterfelijkheid: r e p o s a i l l e u r s . Een woord tot besluit.

Er leefde in 't begin dezer eeuw een man, die eenmaal, toen hem de schitterendste aanbiedingen werden gedaan, ze van de hand wees, en dit woord zeide: ‘ik wil schoolmeester zijn’. En hij bleef tot aan zijn dood getrouw aan deze leus. Met alle krachten hem gegeven, bevorderde hij de belangen van het onderwijs, en zijn werk is niet ijdel geweest. Tot in onzen tijd plukken wij de vruchten van hetgeen hij heeft verricht. En zoo lang ware verdienste op prijs gesteld wordt, zal de naam van den edelen Zwitser HEINRICHPESTALOZZImet eerbied en dankbaarheid genoemd worden.

Ik kan mij niet in de verste verte met PESTALOZZIgelijk stellen; ik gevoel den grooten afstand die er is tusschen hem en mij. Maar dit wil ik trachten: hem na te volgen in liefde voor het onderwijs en zijne leus tot de mijne maken: ‘Ik wil schoolmeester zijn en blijven tot aan mijn laatsten snik’.

***

(15)

19

Op den morgen van den 6n Mei 1887, dus nog geen vijf jaren na het feest, dat wij hierboven beschreven, wonen wij weer eene plechtigheid bij. 't Is juist weer Vrijdag.

Nu bevinden wij ons niet in eene feestelijk versierde zaal, maar op het sombere, stille kerkhof. Nu zien wij dan ook geene sierlijk gekleede, prettig gestemde Dames, maar slechts in het stemmigzwart gekleede Heeren met bleeke, ontstelde

aangezichten.

Daar vernemen wij een eigenaardig, niet te beschrijven geluid, veroorzaakt door het wegtrekken van de touwen, waarmeê de lijkkist in het sombere graf wordt neergelaten. Eene ijskoude rilling gaat ons door de leden.

Diepe smart staat op elks aangezicht te lezen. Op veler gelaat rolt een weerspannige traan, die zich niet langer laat terugdringen.

Welke sterveling heeft weer den tol der Natuur betaald?

Wie is de man, wiens heengaan zooveel smart veroorzaakt?

Gij doodkist, paleis voor Koning en bedelaar, voor engel en duivel, spreek, wie heeft u juist betrokken?...

't Is weêrVANMEERTEN, die de held van den dag is, maar neergeveld door de wreede sikkel des doods!

De vreemdeling, die,VANMEERTENniet kennende, toevallig deze teraardebestelling bijwoonde, m o e s t zeker den indruk hebben gekregen, dat er hier het overschot van een groot en verdienstelijk man aan den schoot der aarde werd toevertrouwd.

***

Toen het bericht van den dood vanVANMEERTENals een loopend vuurtje zich door de stad verspreidde, maakte diepe verslagenheid zich meester van allen, die in eenige betrekking tot hem stonden. En dezen waren talrijk.

Behalve zijne dierbare Moeder, zijne teerbeminde vrouw, zijne hier aanwezige kinderen (2 zonen bevonden zich toen ter voortzetting hunner studiën in het Moederland), zijne leerlingen, met hunne ouders en voogden, zijne vele vrienden, waren er nog velen, voor wie de dood vanVANMEERTENeen groot verlies m o e s t zijn. WantVANMEERTENvervulde vele z.g. eerebaantjes.

Zoo was hij o.m.: Voorzitter van het toenmalig Surinaamsch Onderwijzers Genootschap.

President van de Kerkelijke Commissie, aan welke de stoffelijke belangen van den Hervormden Eeredienst zijn toevertrouwd.

Commissaris van het Tooneelgenootschap T h a l i a ,

and last but not least Regeerend Meester van de L o g e C o n c o r d i a . Van eene vriendelijke zijde zijn wij in de gelegenheid gesteld, zijn, als wij het zoo mogen noemen, conduitestaat als Vrijmetselaar bekend te maken.

(16)

20

Op 26 jarigen leeftijd in de Orde der Vrijmetselarij ingewijd, kwam hij reeds na 1½ jaar in het Bestuur zijner Moederloge-C o n c o r d i a , en werd hij gekozen tot adjunct-Secretaris. Eenige jaren later vervulde hij opvolgend de betrekking van Secretaris, Redenaar en Regeerend Meester. Hadde de dood hem niet overvallen, dan zou hij juist in die dagen deze laatste functie, die hij gedurende 9 jaren uitstekend had vervuld, voor die van Gedeputeerd Groot-Meester hebben verwisseld.

Men vraagt zich af, waarVANMEERTENden tijd heeft kunnen vinden, neen, hoe hij met den tijd zoo heeft kunnen woekeren om, na zijne gewone dagtaak, die om 7 uur 's morgens aanving, om eerst na 8 uur 's avonds te eindigen, zoovele andere functies zoo goed te vervullen?!

Dr. ZAALBERGheeft volkomen gelijk: ‘VANMEERTENheeft in korten tijd lange tijden vervuld!’

***

Keeren wij nu tot het open graf terug!

Daar treedt de heer F.C. CURIEL, bleek en zichtbaar aangedaan, eenige passen vooruit, om namens de L o g e C o n c o r d i a den laatsten afscheidsgroet aan den gevierden Regeerend Meester te brengen.

In treffende kleuren schetst hij het verlies van de L o g e C o n c o r d i a , en van de geheele Surinaamsche Maatschappij.

Overweldigend is de indruk, die deze rede op alle aanwezigen maakt, en toen de redenaar eindigde met den uitroep:

‘Echtgenoote, kinderen, vrienden, weent! BroederVANMEERTEN, rust: Gij zijt die tranen waard!’ baadden honderden oogen in eene zee van tranen.

Daarna treedt de heer Dr. H.D. BENJAMINSvooruit, nu helaas! niet als

feestredenaar. Door aandoening overstelpt, kost het hem veel moeite uiting te geven aan hetgeen er in zijn hart omgaat. In korte trekken schetst hij den onderwijzerVAN

MEERTEN; hij brengt in herinnering wat de overledene voor het onderwijs in dit land is geweest, roemt ‘zijne stalen volharding, zijnen ongeëvenaarden ijver, zijne steeds aangroeiende bezieling’, om aldus te eindigen:

VANMEERTENis heengegaan; maar mannen, die geleefd en gewerkt hebben als hij, sterven niet. Het zaad door hen uitgestrooid zal honderdvoudig vruchten dragen;

zijn geest zal onder ons voortleven en zijn geest zal bezielend werken op wie na hem komen.’

Zoowel hier bij de geopende groeve als in de feestzaal heeft de geleerde Dr.

BENJAMINShet duidelijkste bewijs geleverd, dat hij zich niet schaamt op de

schoolbanken vanVANMEERTENte hebben gezeten, maar het integendeel als een voorrecht rekent, zich zijn' oud-leerling te mogen noemen.

En als straks de eene kluit aarde vóór, de andere na, dreu-

(17)

21

nend op de laatste woning van den grooten man valt, totdat zij geheel aan onze oogen is onttrokken, dan verlaten wij met een gebroken hart, maar ook met de overtuiging, datVANMEERTENniet vergeefs geleefd heeft, z i j n e l a a t s t e r u s t p l a a t s .

***

OfVANMEERTENals onderwijzer, als mensch dan geene gebreken had?

Vreemde vraag voorwaar! Waar is de zon, die geene vlekken heeft? Wanneer men beweert, dat iemand groote deugden bezit, heeft men daarom gezegd, dat hij vrij van gebreken is?

MaarVANMEERTEN'Sgebreken waren vaak de gevolgen zijner deugden. IJverig als hij was en bezield met eene grenzenlooze liefde voor zijne leerlingen, was hij dikwijls te veeleischend en beschouwde hij soms als o n w i l wat slechts o n m a c h t was.

Zijne toegevendheid en vredelievendheid deden hem soms zwijgen, waar hij met gezag k o n en m o e s t spreken.

De geringe dunk, dien hij van zijne eigen gaven had, deed hem wel eens op plaatsen, waar hij eene eerste viool moest bespelen, te veel op den achtergrond plaatsnemen.

Maar welke ook overigens zijne gebreken en feilen waren, zij werden zeer zeker verre overtroffen door zijne deugden.

En heeftVANMEERTENloon naar werken gehad? Heeft de Maatschappij, voor wie hij zooveel heeft gedaan, hem naar verdienste beloond?

Al moge het waar zijn, dat hij vele teleurstellingen(1)

(1) D e W e s t -I n d i ë r schrijft in No. 37 Ao. 1887 o.m. ‘Wanneer ooit op een mannenborst het

“Virtus nobilitat” in eere en in zijne volle beteekenis mocht prijken, dan ware het voorzeker op die van NICOLAAS VANMEERTEN. Algemeen had men ook eene stille hoop, dat de Regeering, rekening houdende met hetgeenVANMEERTENvoor Suriname heeft gewrocht, hem op den dag van zijn zilverfeest als erkenning zijner verdiensten het ridderkruis zoude hebben geschonken. Dit heeft evenwel niet plaats gehad.’

Waarom het ridderkruis door Gouverneur SIJPESTEIJN, bij handslag aan Br.:VANMEERTEN

toegezegd, nooit aan hem is uitgereikt, zullen wij liever niet onderzoeken.

Wij willen geen oorlogskreet aanheffen in de biographie van een' man, die boven alles den vrede liefhad. Wij willen slechts hopen, datVANMEERTENzich deze kleine teleurstelling niet te sterk zal hebben aangetrokken en het bewustzijn zijn' plicht te hebben gedaan, hem het gemis van een eereteeken ruimschoots zal vergoed hebben.

(18)

22

heeft gehad, dat hij zwarten ondank oogstte, waar hij slechts opofferende liefde schonk, toch gelooven wij veilig te kunnen onderschrijven, hetgeen de Heer Mr.

C.J. HEYLIDYo.m. op zijn Jubilé zeide:

‘Vijf en twintig jaren hebt gij nu reeds in de school met onverflauwden ijver en lust gearbeid, vijf en twintig jaren reeds hebt ge uwe krachten ten beste gegeven aan het onderricht, de léiding, de vorming, de opvoeding der jeugd. Die jaren, gewis meer dan ooit, hebt ge ze in deze dagen herdacht, en heden voorzeker, staan ze U zoo helder mogelijk voor den geest. Welke daarbij uwe gedachten zijn, we kennen ze niet, maar dit weten wij, dat, al is uwe herinnering gepaard met het herdenken van veel kommer en leed, d e s o m v a n h e t g o e d e v e r r e w e g g r o o t e r i s d a n d i e v a n h e t k w a d e .’

***

Had Dr. ZAALBERG(*)op het zilverfeest vanVANMEERTENzich niet onbetuigd gelaten, maar met welsprekende woorden zijnen lof verkondigd, van de hand van een' anderen Doctor in de Godgeleerdheid, den heer G.C. STEIJNIS, verscheen eenige dagen naVANMEERTEN'Sdood het hiervolgende stuk in D e W e s t I n d i ë r van 8 Mei 1887.

‘I n M e m o r i a m .

BijVANMEERTEN'Sgraf werden eenige woorden van mij verwacht.

Door ongesteldheid was ik, tot mijn groot leedwezen, verhinderd bij zijn ter aarde bestelling tegenwoordig te zijn.

Daarom zij zijner nagedachtenis mijnerzijds hier een kort woord van hulde gewijd!

“Laatste rustplaats van....”, zoo lezen we op talrijke grafsteenen, waaronder soms lijken van menschen zijn neergelegd, van wie het twijfelachtig is of ze zich, hetzij naar den geest, hetzij naar 't lichaam, ooit erg hebben vermoeid.

“Eerste rustplaats van N.VANMEERTEN”, zoo mogen we wel schrijven op dit graf.

Want gewerkt heeft hij, zoolang het dag voor hem was.

Het “geen uur, mij tot mijn nut gegeven, ga immer ongebruikt voorbij”, scheen zijn levensleus te zijn.

(19)

23

Hij heeft zich vermoeid, naar geest en lichaam beide - en in de laatste maanden zeker te veel - tot hij gesneuveld is op het veld van eer.

Onvermoeider onderwijzer was niet denkbaar. Zijn school, zijn normaal-, zijn privaatlessen, dat ging maar altijd rusteloos door. En niet in een sleur, als bij degenen die na elk uur, of het eenig resultaat opleverde of niet, denken: “zie zoo, dat geld is al weer verdiend.”

Neen. VANMEERTENkende elk zijner leerlingen; hij wist wat er in zat: hun kracht en ook hunne zwakke zijden.

Wat kon hij zich verheugen als er iets goeds van zijn leerlingen terecht kwam!

Daaronder zijn mannen op wie met eere mag worden gewezen. En wat kon hij boos zijn, als hij van stommiteit of luiheid getuige was!

In zijn moeilijk vak was hij geheel op de hoogte des tijds. Voor studie en lectuur vond hij altijd nog uren. En nu een belangrijke verandering en verbetering, ook op het gebied van onderwijs, in de kolonie niet verre meer is en voorVANMEERTENhet vooruitzicht bestond zijn verder leven, zeker niet minder werkzaam, maar wel met minder zorgen, voor heden en toekomst van zich en de zijnen, te kunnen

doorbrengen, nu is hij, nog onverwacht, heengegaan naar zijn eerste rustplaats.

Het doet me innig leed dat de eerste rustplaats vanVANMEERTENtevens zijn laatste zijn zal. We hadden hem gaarne wat rust gegund, opdat hij dan weer hersteld en verfrischt aan den arbeid had kunnen gaan.

Daartoe was hij immers nog niet te oud, de drie en vijftig jarige? Maar het heeft niet zoo mogen zijn. Nog eens, dat doet me innig leed. Om hem zelven, die nog veel had kunnen doen en nog wel wat had mogen genieten. Om zijn leerlingen, die een uitmuntenden gids; om zijn vrienden, die een waren vriend in hem zullen missen.

Om zijn vrouw en dochters, die hem diep betreuren en ontzettend veel in hem verliezen. Maar vooral ook om zijn zoons, die op dit oogenblik den dood huns vaders zelfs nog niet vermoeden. Zijn jongens weer te zien, liefst als mannen, mannen van studie, - en hij had er alles voor over ze dat te doen worden - dat was zijn hoogste illusie. Maar ze is niet verwezenlijkt.

Laat die zonen, als mannen van studie, zoo roep ik allen toe die zeggen vereerders vanVANMEERTENte zijn ook nà zijn dood, monumenten op het graf huns vaders worden!

En dien zonen roep ik over den Oceaan toe: al droeg uw vader geen adellijken of geleerden titel, toch hebt ge een

(20)

24

goeden naam op te houden. N o b l e s s e o b l i g e l Dat het graf uws vaders zijn e e r s t e rustplaats is, prikkele u tot onvermoeide inspanning, tot rustelooze werkzaamheid! Als gij, die zijn hoogste zorg waart, daarvoor maar zorgt, dan twijfelen we niet of onze laatste wensch wordt aanVANMEERTENvervuld:

“I n u w eerste r u s t p l a a t s , r u s t i n v r e d e !”’...

***

Waarin de geleerde Dr. ZAALBERGook moge verschild hebben van den even geleerden Dr. STEIJNIS, in de waardeering van den onderwijzerVANMEERTENkomen zij zeker overeen. Beiden roemen om het zeerst zijnen ijver, zijne kunde en zijne onvermoeide werkkracht, en tegenover het ‘R e p o s a i l l e u r s ’ van Dr. ZAALBERG

op het feestschild stelt Dr. STEIJNISzijn grafschrift: ‘E e r s t e r u s t p l a a t s van N.

VANMEERTEN.’

***

En nu moeten wij eindigen.

Niet omdat de stof uitgeput is, niet omdat wij niets meer van den grooten Meester te zeggen hebben, maar omdat wij het bestek van dit jaarboekje reeds verre overschreden hebben.

Wij besluiten met de volgende regelen van de hand van den Heer WILDEBOER, hoofdonderwijzer te Hoogezand, en aan de nagedachtenis van den Nederlandschen PESTALOZZIgewijd.

Met eene kleine wijziging passen wij deze woorden op onzen Surinaamschen BRUGSMAtoe:

Talent aan eenvoud, liefde aan ernst wist hij te paren;

Nooit was hetgeen hij deed - met wat hij leerde in strijd:

Zoo heeft hij heel een reeks van bijna dertig jaren Zich aan 't waarachtig heil van onze jeugd gewijd.

J.R.T.

PARAMARIBO, Augustus 1896.

(21)

25

Verklaring omtrent den Almanak.

DeMaancirkel of het Guldengetal bestaat in een tijdkring van 19 jaren, na verloop van welken de nieuwe en volle manen weder bijna op dezelfde dagen van het jaar invallen.

DeEpacta is het getal, dat, volgens den Almanak, den ouderdom der maan bij den aanvang van het jaar aanwijst, waaruit volgt, dat, wanneer de nieuwe maan op den 1n Januari invalt, deEpacta van het jaar nul is, doch in het volgende jaar zij elf zal wezen, omdat het maanjaar slechts 354 dagen heeft en het Zonnejaar elf dagen meer telt. In het derde jaar daarna zou zij alzoodrie en dertig moeten zijn; doch men trekt, zoodra deEpacta dertig dagen of eene volle maan zou te boven gaan, van dit getal 30 af, en krijgt dus in het gesteld geval nietdrie en dertig, doch drie dagen.

Men kan door middel van deEpacta voor elke maand den dag der nieuwe maan en den ouderdom der maan op een bepaalden dag vinden.

DeZonne-cirkel is een tijdkring van 28 jaren, na verloop van welken de dagen der week weder op denzelfden dag der maand invallen.

Deze tijdkring heeft echter zijn naam niet ontleend aan den schijnbaren omloop der zon, maar aan den Zondag, of den dag aan de zon gewijd.

DeZondagsletter is een der zeven eerste letters van het alphabet, om in elk de dagen, van af den 1n Januari, te noemen. De letter, welke de Zondagen van het jaar aanwijst, wordtZondagsletter geheeten. Een schrikkeljaar heeft twee Zondagsletters, als: eene van 1 Januari tot 24 Februari, en eene andere van 25 Februari tot het einde des jaars. Daar nu de dagen der week, na een tijdsverloop van 28 jaren, met dezelfde dagnamen overeenkomen, zoo moeten na datzelfde tijdsverloop ook de Zondagsletters terugkeeren.

Verklaring der Teekens van den Zodiak.

♈ Aries of Ram.

♉ Taurus of Stier.

♊ Gemini of Tweelingen.

♋ Cancer of Kreeft.

♌ Leo of Leeuw.

♍ Virgo of Maagd.

♎ Libra of Weegschaal.

♏ Scorpius of Schorpioen.

♐ Sagittarius of Schutter.

♑ Capricornus of Steenbok.

♒ Aquarius of Waterman.

♓ Pisces of Visschen.

(22)

Chronologische Cirkels.

17 Het Gulden-Getal

10 De Rom. Indictie

26 De Epacta

C De Zondagsletter

De Zonne-cirkel: het t w e e d e jaar van den 68sten zonne-cirkel.

(23)

26

Tijdtafel aantoonende den stand der uurwerken, op hetzelfde oogenblik op verschillende plaatsen van den aardbol.

(24)

27

Tijdperken voor het jaar 1897.

Jaren Sedert

6610 de Juliaansche periode

5658 de schepping der wereld 5657, en van

27 Sept. 1897

1897 de geboorte van Christus

1833 de verwoesting van Jeruzalem

1822 de jaartelling der Javanen

1314 de tijdrekening der Mahomedanen

405 de ontdekking van Amerika door

Columbus

400 de Christelijke Kerkhervorming

315 den Gregoriaanschen of nieuwen stijl

302 de inbezitneming van de Kust van

Guyana

263 de bemachtiging van het eiland Curaçao

235 Karel II, Koning van Engeland, de kolonie heeft weggeschonken, 2 Juni 1662

230 den vrede te Breda, waarbij Suriname als bezit der Nederlanden vastgesteld wordt, 31 Juli 1667

230 de herneming der kolonie door A.

Krijnssen in 1667

225 het dominium utile van Suriname,

hetwelk Zeeland voor zich had

behouden, aan de Algemeene Staten der Nederlanden is overgegaan

223 door den vrede te West-Minster het bezit van Suriname aan Nederland is

gewaarborgd, 9 Februari 1674

214 het bezit der kolonie te 's Hage bij

accoord aan de W.-I. Comp. voor f 260.000 is overgedragen, 6 Jan. 1663

209 Van Aerssen van Sommelsdijk vermoord werd, 19 Juli 1688

185 den inval en brandschatting van J.

Cassard, 8 Oct. 1712

93 den aanvang van den zoogenaamden Engelschen tijd

87 de inlijving van Nederland bij Frankrijk

(25)

84 het herstel der onafhankelijkheid v/d.

Vereen. Nederl.

83 Suriname bij tractaat van 13 Augustus 1814 door de Engelschen aan Nederland is teruggegeven

79 de slavenhandel opgeheven en daarvan te Suriname afkondiging is gedaan, 28 December 1818

76 den zwaren brand te Paramaribo, 21 Januari 1821

34 de vrijverklaring der slaven in de kolonie Suriname, 1863

31 de inwerkingtreding van het

Regeerings-Reglement, 1 Januari 1866

Verschillende mijlmaten in Nederlandsche ellen.

7407 ellen Geographische of Duitsche mijl, 15 op

één graad

1000 ellen Nederlandsche mijl of Kilometer

5556 ellen Uur gaans of Hollandsche mijl, 20 op één

graad

5651 ellen Oud uur gaans van 1500 Rijnlandsche

roeden

1852 ellen Engelsche of Fransche Zeemijl, 60 op

één graad

4444 ellen Oude Fransche mijl, lieue commune, 25

op één gr.

1609 ellen Engelsche landmijl van 5280 Engelsche

voeten

6173 ellen Portugeesche mijl, 18 op één graad

7066 ellen Spaansche mijl, Legua real, van 25000

Sp. vtn.

1507 ellen Paal op Java van 400 Rijnlandsche

voeten

1852 ellen Paal op Sumatra

(26)

28

Israëlietische Feestdagen.

18 Mrt.

Hamansfeest

17-24 April.

Paschen

6-7 Juni.

Pinksteren

7 Aug.

Verw. v. Jeruzalem

27-28 Sept.

Nieuwjaar 5658

6 Oct.

Gr. Verzoendag

11-16 Oct.

Loofhuttenfeest

17 Oct.

Groot Palmdag

18 Oct.

Onthoudingsfeest

19 Oct.

Vreugde der Wet

20 Dec.

Inwijdingsfeest

Christelijke Feestdagen.

1 Jan.

Nieuwjaar

6 Jan.

Drie Koningen

14 Febr.

Septuagesima

2 Maart.

Vastenavond

3 Maart.

Aschdag

11 April.

Palmzondag

16 April.

Goede Vrijdag

18-19 April.

Paschen

27 Mei.

Hemelvaartsdag

6-7 Juni.

Pinksteren

28 Nov.

Eerste Advent

25-26 Dec.

Kerstmis

Quatertempers.

1) Den 10, 12 en 13 Maart.

2) Den 9, 11 en 12 Juni.

3) Den 15, 17 en 18 September.

4) Den 15, 17 en 18 December.

Tafel betreffende ons Zonnestelsel.

(27)

Millioen Duitsche Mijlen.

Ontdekt door Uitgebreidheid

De Aarde: O.

Omwenteling om de As.

Omwenteling om de Zon.

Afstand v.d.

Zon.

Hemellichamen.

1,328460 25 d 5 u.

38m Zon

Bij d. oud.

bekend 0,0565

24 u. 5m 0 j. 87 d. 23

u.

8 Mercurius

Bij d. oud.

bekend 0,828

23 u. 20m 0 j. 224 d.

17 u.

15 Venus

Bij d. oud.

bekend 1

24 u. 56m 1 j. 0 d. 6 u.

21 Aarde

Bij d. oud.

bekend 0,17

24 u. 31m 1 j. 321 d.

17 u.

32 Mars

Piazzi in 1801 0,007

onbekend 4 j. 219 d.

57 Ceres

Olbers in 1802 0,015

onbekend 4 j. 220 d.

57 Palias

Harding in 1804 0,005

onbekend 4 j. 133 d.

55 Juno

Olbers in 1807 0,00003

onbekend 3 j. 229 d.

49 Vesta

Bij d. oud.

bekend 1546,60

9 u. 56 m.

11 j. 314 d.

20 u.

108 Jupiter

Bij d. oud.

bekend 887,34

10 u. 16 m.

29 j. 166 d.

23 u.

199 Saturnus

Herschell in 1781 77,47

onbekend 84 j. 5 d. 20

u.

398 Uranus

Leverrier in 1846 onbekend

164 j. 285 d.

636 Neptunus

De MAANis 51000 mijlen van de Aarde verwijderd. Zij loopt om de Aarde rond in 29 dagen, 12 uren en 44 minuten.

Jupiter heeft 4, Saturnus 7 en Uranus 6 Manen of Satellieten.

Een Duitsche mijl waarop hierboven gewezen is, bedraagt 7407 Meters = 1966 Rijnlandsche roeden. Zij is gelijk aan 1/15 middelbare graad.

(28)

29

Zonsverduisteringen.

In het jaar 1897 zullen twee verduisteringen plaats vinden van de zon, en beide ringvormig:

1 Februari. Eene ringvormige zonsverduistering, zichtbaar in den Stillen Oceaan, Centraal Amerika en het grootste deel van Zuid Amerika (Patagonië uitgezonderd).

Begin der eclips te Paramaribo ten 5 u. 20 m.

duurt tot na zonsondergang.

29 Juli. Eene ringvormige zonsverduistering, zichtbaar in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Centraal-Amerika, noordelijk deel van Zuid Amerika en den Atlantischen Oceaan.

Begin der verduistering te Paramaribo ten ± 10 u. 50 m.

Einde der verduistering te Paramaribo ten ± 2 u. 20 m.

Op- en Ondergang ged. 1897 (M.T. Paramaribo)

van de Maan.

van de Zon.

Ondergang Opgang.

Datum.

Ondergang Opgang.

Datum.

u.m.s.

u.m.s.

u.m.s.

u.m.s.

4 28 16 17 37 20

1 Jan.

5 58 3 6 10 7

1 Jan.

16 40 38 4 43 39

16 Jan.

6 4 59 6 15 21

16 Jan.

6 9 9 18 46 49

1 Febr.

6 10 45 6 16 59

1 Febr.

19 14 33 6 39 41

16 Febr.

6 11 44 6 16 46

16 Febr.

4 52 7 17 25 39

1 Mrt.

6 11 57 6 12 55

1 Mrt.

16 51 15 4 20 37

16 Mrt.

6 10 29 6 6 49

16 Mrt.

5 47 34 18 0 40

1 Apr.

6 8 56 5 58 40

1 Apr.

17 23 13 6 6 49

16 Apr.

6 7 31 5 51 51

16 Apr.

5 59 19 18 4 7

1 Mei 6 6 56

5 46 56 1 Mei

18 30 18 6 21 43

16 Mei 6 8 1

5 44 19 16 Mei

7 16 44 19 18 43

1 Juni 6 10 53

5 44 23 1 Juni

20 23 11 8 16 11

16 Juni 6 14 20

5 46 36 16 Juni

7 42 5 19 46 55

1 Juli 6 17 25

5 49 55 1 Juli

20 48 46 8 29 48

16 Juli 6 18 38

5 53 4 16 Juli

8 37 29 21 1 18

1 Aug.

6 17 10 5 55 0

1 Aug.

21 38 20 9 9 32

16 Aug.

6 13 6 5 54 52

16 Aug.

9 44 17 22 34 21

1 Sept.

6 6 52 5 52 34

1 Sept.

22 43 37 9 59 34

16 Sept.

5 58 54 5 50 19

16 Sept.

10 36 41 23 31 42

1 Oct.

5 51 26 5 47 34

1 Oct.

(29)

23 10 45 10 23 11

16 Oct.

5 45 8 5 45 52

16 Oct.

12 21 24 24 57 4

1 Nov.

5 41 6 5 46 18

1 Nov.

24 5 12 11 34 56

16 Nov.

5 40 41 5 49 24

16 Nov.

12 41 10 24 57 44

1 Dec.

5 45 50 5 55 4

1 Dec

24 9 28 11 51 18

16 Dec.

5 49 53 6 2 21

16 Dec

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze autoriteit is hiertoe bij Koninklijk Besluit benoemd, met machtiging zich daarbij, voor zoover hem dit noodig voorkomt, te doen bijstaan door den luit.. kwartiermeester van

Den 6 Mei, dus zeer korten tijd na de aankomst van dezen Gouverneur, werd de Kolonie aangetast door eene vloot van negen Fransche oorlogschepen en een bombardier-galjoot, onder

Het Bestuur van het Departement Paramaribo, der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, erkent dankbaar den ijver en de welwillendheid, welke de Commissie, benoemd tot de redactie

Willem IV, (Hendrik) Koning van Schoiland, Ierland en Hanover, geboren den 21 sten Augustus, 1765, aanvaardt de Regering den 26 sten Junij,

Lodewijk Karel August, geboren den 25 sten Augustus, 1786, aanvaardt de Regering den 13 den October,

Lodewijk Karel August, geboren den 25 sten Augustus, 1786, aanvaardt de Regering den 13 den October,

Karel Leopold Frederik, geboren den 29sten Augustus, 1790, aanvaardt de Regering den 30sten Maart, 1830; gehuwd den 25sten Julij, 1819, met Sophia Wilhelmina van Zweden, geboren

Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1895.. Met den zelfden ijver als te voren toog hij weder aan den arbeid, doch zij die vroeger onder en met DE G RANADA hadden gewerkt, bespeurden