• No results found

LOF voor de Leraar 2.0

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LOF voor de Leraar 2.0"

Copied!
141
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LOF voor de Leraar 2.0

ONDERZOEK 2017-2018

Geef de LOF-leraar ruimte om de motor van onderwijsvernieuwing te kunnen worden

Bart ten Bosch Arda Droppers

Robert-Jan Gruijthuijzen Anja Hendriks

Adrienne Moolenaar Marco Snoek

Melanie van Tuijl

Christel Verberg

(2)

Managementsamenvatting

Geef de LOF-leraar ruimte om de motor van onderwijsvernieuwing te kunnen worden

Aanleiding

Het LerarenOntwikkelFonds (LOF) geeft subsidie en begeleiding aan initiatieven van en door leraren, met als doel leraren in staat te stellen op eigen initiatief en naar eigen inzicht vorm te geven aan de versterking van hun professioneel handelen, het onderwijs te verbeteren en de beroepsgroep te versterken. LOF richt zich op individuele leraren die zich vanuit een eigen leerproces dienstbaar willen maken aan de duurzame ontwikkeling van het onderwijs binnen hun schoolcontext.

Er is een monitor ontwikkeld om de impact van het LOF-traject op de deelnemers, hun omgeving en hun initiatieven te volgen en te evalueren; systematisch en zolang LOF-leraren worden gesubsidieerd vanuit LOF. Uit dat onderzoek is een aantal suggesties gekomen voor vervolgonderzoek, naast het jaarlijks afnemen van de monitor. Een van de suggesties betreft een onderzoek naar (innovatieve) netwerken. Een ander voorstel is het doen van onderzoek naar duurzame implementatie van LOF- initiatieven binnen de school.

Deze suggesties voor vervolgonderzoek hebben geleid tot een tweetal deelonderzoeken, die in 2017/2018 zijn uitgevoerd.

I. Deelonderzoeken

A. Monitor

In deze monitor staat de volgende vraag centraal: Wat is de meerwaarde van het LOF-traject - gegeven de doelstellingen - voor de LOF-leraar en zijn omgeving en wat zijn daarbij stimulerende en belemmerende factoren?

Uit de monitor 2017-2018 blijkt wederom dat LOF-leraren behoefte hebben aan meer maatwerk in de begeleiding. Denk hierbij aan de mogelijkheid voor LOF-leraren om elkaar op basis van

gelijkwaardige LOF-initiatieven te kunnen vinden. Daarnaast blijkt dat collega’s op school een grote rol spelen in de continuering van het LOF-initiatief na afronding van het LOF-traject.

B. Netwerken

Een van de doelstellingen van LOF betreft het leveren van een bijdrage aan het ontstaan van (innovatie) netwerken van leraren. Daarnaast wordt het opbouwen van netwerken gezien als een kwaliteit om krachtig leraarschap te initiëren en bevorderen.

Voorgaande heeft geresulteerd in de volgende vraag: Op welke wijze draagt deelname aan LOF bij aan het ontwikkelen van (innovatieve) netwerken die de LOF-leraar ondersteunen bij het realiseren van zijn LOF-initiatief?

LOF-leraren geven aan dat het LOF-traject bijdraagt aan het opbouwen van netwerken. Echter, LOF-

leraren bouwen met name netwerken op binnen de eigen school. Hierbij gaat het om het functioneel

inzetten van netwerken die direct bijdragen aan de realisatie van het LOF-initiatief. Het niveau van

het LOF-initiatief (team, school en school-overstijgend) is bepalend voor enerzijds de mate waarin

LOF-leraren de behoefte hebben om gebruik te maken van netwerken, netwerken uit te bouwen en

te onderhouden en anderzijds de aard van het netwerk. Zo spelen netwerken een belangrijkere rol

bij LOF-initiatieven die plaatsvinden buiten de eigen schoolcontext.

(3)

Dit deelonderzoek maakt een spanningsveld zichtbaar tussen enerzijds de bedoeling vanuit LOF om doelgericht een LOF-netwerk te organiseren van gelijkgestemde collega’s die aan

onderwijsvernieuwing werken, terwijl anderzijds uit zowel theorie als praktijk blijkt dat een netwerk functioneel wordt ingezet wanneer de LOF-leraar daar zelf behoefte aan heeft.

Zo’n netwerk bestaat hierdoor uit veel dezelfde mensen (leraren) die vooral uit de nabije omgeving (de eigen schoolcontext) komen. Te veel gelijkenis en nabijheid in het netwerk kan een

belemmerende invloed hebben op de mate van vernieuwing.

Als laatste kan worden gesteld dat binnen het LOF-traject behoefte is aan een LOF-coach die het initiatief van de LOF-leraar coacht en daarnaast onderdeel uitmaakt van het netwerk. Idealiter verbindt de coach verschillende mensen met elkaar die bij kunnen dragen aan de realisatie van het LOF-initiatief.

C. Duurzaamheid

In het schooljaar 2017/2018 zijn de eerste LOF-trajecten afgerond. Hierdoor was het mogelijk onderzoek te doen naar het duurzame implementatieproces in de schoolcontext tijdens en na het LOF-traject.

De volgende onderzoeksvraag is geformuleerd: Welke factoren hebben invloed op de duurzame implementatie van het LOF-initiatief binnen de school en welke ondersteunende rol speelt het LOF- traject hierbij?

De LOF-leraar is de drijvende kracht achter het duurzaam implementeren van het LOF-initiatief.

Krachtig leraarschap is een belangrijke eigenschap hierbij en draagt bovendien bij aan de ontwikkeling van een lerende schoolcultuur. De LOF-leraar heeft daarnaast ondersteuning en betrokkenheid van de leidinggevende nodig. Enerzijds om zichzelf te ontwikkelen als krachtige leraar en anderzijds om te zorgen dat het LOF-initiatief duurzaam geborgd wordt in de school. Dit kan door het commitment onder collega’s te vergroten en door het initiatief binnen en buiten de school te verspreiden. Wanneer de leidinggevende recht doet aan de autonomie van de LOF-leraar, vergroot dat zijn zelfvertrouwen. En dat heeft een positieve invloed op het doorzettingsvermogen en de samenwerking met collega’s. Dit stimuleert de leraar nieuwe uitdagingen aan te gaan, waardoor hij zich verder kan ontwikkelen als krachtige leraar.

Daarnaast blijkt dat het delen van verantwoordelijkheid en het innemen van een andere positie in

het team door de LOF-leraar, stimulerend kan werken op de duurzaamheid van het LOF-initiatief en

de rol van de LOF-leraar als krachtige leraar in de school. Hier ontvouwt zich een spanningsveld

tussen enerzijds de LOF-leraar, die zich zodanig ontwikkelt dat hij mogelijk een andere functie

ambieert en anderzijds de mogelijke gevolgen van deze persoonlijke ontwikkeling voor de duurzame

implementatie van het LOF-initiatief in de school. Het is belangrijk om na het afronden van de

duurzame implementatie van het LOF-initiatief, blijvend gebruik te maken van de kwaliteiten van de

LOF-leraar. Dit motiveert de LOF-leraar en voorkomt uitstroom naar andere functies of organisaties.

(4)

II. Tot slot

Het Ministerie van OCW en LOF hebben een gezamenlijk doel: het versterken en professionaliseren van de beroepsgroep door enerzijds te werken aan krachtig leraarschap en anderzijds de leraar de ruimte te geven de motor te worden van onderwijsvernieuwing. Echter, onderwijsvernieuwing binnen het onderwijsveld is van een andere orde dan onderwijsvernieuwing in de schoolcontext.

Mogelijk is hier wederom sprake van een spanningsveld. Het LOF-traject draagt bij aan het

samenwerken van collega’s in de school, het vergroten van het zelfvertrouwen van de LOF-leraar en in lijn daarmee zijn doorzettingsvermogen. Daarnaast is de betrokkenheid van de leidinggevende noodzakelijk voor duurzame implementatie en verspreiding in de school.

Bij het duurzaam implementeren van het LOF-initiatief in de schoolcontext en het al dan niet vormen van netwerken, spelen de LOF-leraar, de LOF-coach en de leidinggevende een centrale rol. Uit alle drie de deelonderzoeken blijkt dat, in de ogen van de meeste LOF-leraren, het gebruik van

netwerken voor de realisatie en duurzame implementatie van LOF-initiatieven geen grote rol speelt.

De meeste LOF-leraren zijn gericht op het duurzaam implementeren van het LOF-initiatief binnen de eigen schoolcontext. Het belang van kennisdeling buiten de eigen schoolcontext wordt minder noodzakelijk ervaren. Hier zou meer aandacht aan besteed kunnen worden om zo ook

onderwijsvernieuwing in het onderwijsveld te stimuleren.

Er kan winst worden behaald op de vaardigheid van het opbouwen en inzetten van netwerken. Niet zozeer voor de duurzame realisatie van het LOF-initiatief in de school, maar om het delen van de opgedane kennis buiten de eigen school te stimuleren. De LOF-coach kan hierin een rol spelen. Naast coaching op de persoonlijke ontwikkeling van de LOF-leraar en coaching op de inhoud, is het

belangrijk meer aandacht te schenken aan het (door)ontwikkelen van de aard van het netwerk en

gebruik te maken van kennisdeling binnen netwerken.

(5)

Inhoudsopgave

1 INLEIDING 7

1.1 Ontstaansgeschiedenis en uitgangspunten van het LOF 7

1.2 Relevantie 8

1.3 Context 9

1.4 Aanleiding voor dit onderzoek 9

1.5 Leeswijzer 11

2 DEELONDERZOEK MONITOR 12

2.1 Inleiding 12

2.2 Achtergrondinformatie 12

2.2.1 Krachtig leraarschap 13

2.2.2 Veranderprocessen 13

2.3 Onderzoeksmethode 14

2.3.1 Respondenten 14

2.3.2 Instrument 14

2.3.3 Data-analyse 14

2.4 Resultaten monitor 15

2.4.1 De responsgroep en hun LOF-initiatief 15

2.4.2 Bijdrage van het LOF-traject aan de realisatie van het LOF-initiatief 15 2.4.3 Bijdrage van het LOF-traject aan de individuele ontwikkeling 16

2.4.4 Het LOF en krachtig leraarschap 16

2.4.5 Het LOF-initiatief en de schoolomgeving 18

2.4.6 Mate van tevredenheid en mate van vertrouwen in continuering LOF-initiatief 19

2.5 Conclusies 21

2.5.1 In welke mate dragen de elementen binnen het LOF-traject volgens de LOF-leraren bij

aan de realisatie van het LOF-initiatief? 21

2.5.2 In welke mate dragen de elementen binnen het LOF-traject volgens de LOF-leraren bij aan de ontwikkeling van kenmerken behorende bij krachtig leraarschap? 21 2.5.3 In welke mate dragen aanwezige kenmerken van krachtig leraarschap volgens de LOF-

leraren bij aan de realisatie van het LOF-initiatief? 22

2.5.4 Welke aanwezige componenten binnen de schoolcontext dragen volgens de LOF-

leraren bij aan de realisatie van het LOF-initiatief? 22

2.5.5 Aanbevelingen voor de praktijk 22

2.6 Beperkingen en suggesties voor vervolgonderzoeken 23

3 DEELONDERZOEK NETWERKEN 25

3.1 Inleiding 25

3.2 Theoretisch kader 26

(6)

3.2.1 Wat is de dynamiek binnen een netwerk? 26

3.2.2 Persoonlijke factoren en netwerkontwikkeling 27

3.2.3 Netwerken in kaart brengen 28

3.3 Onderzoeksmethode 29

3.3.1 Respondenten 30

3.3.2 Instrumenten 30

3.3.3 Data-analyse 32

3.4 Resultaten 33

3.4.1 De governance-interviews 34

3.4.2 Uitkomsten online vragenlijst 35

3.4.3 Sociale netwerkanalyses LOF-leraren 38

3.5 Conclusie 46

3.5.1 Beantwoording deelvragen 46

3.5.2 Beantwoording hoofdvraag 49

3.6 Discussie en aanbevelingen 50

3.6.1 Discussie 50

3.6.2 Aanbevelingen voor de praktijk 51

4 DEELONDERZOEK DUURZAME IMPLEMENTATIE 53

4.1 Inleiding 53

4.2 Theoretisch kader 54

4.2.1 Onderwijsinnovatie 54

4.2.2 Krachtig leraarschap 54

4.2.3 Een procesmatige aanpak van implementaties 55

4.2.4 De schoolcontext 57

4.3 Onderzoeksmethode 58

4.3.1 Respondenten 58

4.3.2 Methode 59

4.3.3 Data-analyse 61

4.4 Resultaten 61

4.4.1 Resultaten vragenlijst 61

4.4.2 Resultaten casestudies 61

4.4.3 De invloed van krachtig leraarschap 63

4.4.4 De invloed van procesmatig werken 66

4.4.5 De invloed van de context binnen de school 70

4.5 Conclusie en discussie 79

4.6 Aanbevelingen voor de praktijk en suggesties voor vervolgonderzoek 86

4.6.1 Aanbevelingen voor de praktijk 86

4.6.2 Suggesties voor verder onderzoek 90

(7)

LITERATUURLIJST 91

BIJLAGEN 100

Bijlagen 2 DEELONDERZOEK monitor Bijlage 2.1 Aanpassingen vragenlijst 100

Bijlage 2.2 Overzicht statistische toetsen 104

Bijlage 2.3 Beschrijvende statistieken monitor 106

Bijlagen 3 DEELONDERZOEK NETWERKEN 109

Bijlage 3.1 Kenmerken LOF-leraren geselecteerd voor sociale netwerkanalyse 109 Bijlage 3.2 Kenmerken betrokkenen bij oprichting LOF, interviews governance 109

Bijlage 3.3 Interviewleidraad governance 109

Bijlage 3.4 Interviewleidraad sociale netwerkanalyse 110

Bijlage 3.5 Toelichting statistische verantwoording 112

Bijlage 3.6 Governance-interviews 113

Bijlage 3.7 Beschrijvende statistieken deelonderzoek netwerken 116 Bijlage 3.8 Opbouw netwerken van geïnterviewde LOF-leraren 117 Bijlage 3.9 Geleverde bijdrage aan realisatie LOF-initiatief 118

Bijlagen 4 DEELONDERZOEK DUURZAME IMPLEMENTATIE 120

Bijlage 4.1 Aanwezigheid en mate van invloed van de kenmerken van krachtig leraarschap 120 Bijlage 4.2 Aanwezigheid en invloed van procesmatige aanpak 121

Bijlage 4.3 Aanwezigheid en Invloed van de schoolcontext 122

Bijlage 4.4 Het belang van het LOF-traject 123

Bijlage 4.5 Interviewleidraad 124

Bijlage 4.6 Voorbeeld factor kaartjes systematiek 125

Bijlage 4.7 Kwantitatieve resultaten uit de interviews 126

Bijlage 4.8 Beschrijvende statistieken responsgroep 129

Bijlage 4.9 Portretten 136

(8)

1 INLEIDING

Deze inleiding geeft de context weer rond het voorliggende onderzoek naar netwerken van LOF- leraren en duurzame implementatie van de LOF-initiatieven. Dit is het vervolgonderzoek op LOF voor de leraar (Ten Bosch, Buitelaar, Droppers, Gruijthuijzen, Langelaar & Molenaar, 2017), een onderzoek naar wat de meerwaarde is van het LOF-traject voor de LOF-leraar en zijn omgeving. Deze inleiding bevat vier paragrafen. In de eerste paragraaf staat de ontstaansgeschiedenis en huidige vormgeving van het LerarenOntwikkelFonds (LOF) beschreven. Vervolgens worden in paragraaf twee de aanleiding van dit vervolgonderzoek en de resultaten van het eerste onderzoek LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) aangegeven. In de daaropvolgende paragraaf is de relevantie van dit onderzoeksverslag uiteengezet in het licht van de hedendaagse, landelijke onderwijsontwikkelingen in Nederland. Tot slot eindigt deze inleiding met een leeswijzer.

Het is belangrijk om hierbij het volgende onderscheid in gedachten te houden:

- Het LOF-traject is het begeleidingstraject van 1 jaar dat aangeboden wordt door de

Onderwijscoöperatie (OC) aan deelnemers. Na dit jaar blijft de deelnemer betrokken bij het netwerk van het LOF.

- Het LOF-initiatief staat voor het door de leraar ingediende idee waar subsidie voor ontvangen is.

- LOF-leraren zijn de leraren waarvan het idee is goedgekeurd, waarvoor zij subsidie ontvangen en het LOF-traject gaan volgen. In het eerste jaar van de tweejarige subsidieperiode ontvangen de LOF-leraren ondersteuning in de vorm van financiële middelen en een ondersteunend LOF- traject bestaande uit o.a. coaching, Lerarenlabs en een netwerk van gelijkgestemde collega’s. In het tweede jaar ontvangen de LOF-leraren geen specifieke ondersteuning vanuit het LOF maar worden nog wel actief betrokken bij het LOF-netwerk. De financiële ondersteuning wordt in het tweede jaar wel gecontinueerd. Vanaf aanvang van de LOF-regeling tot op het moment van dit evaluatieonderzoek zijn er vijf rondes van start gegaan.

1.1 Ontstaansgeschiedenis en uitgangspunten van het LOF

Voormalig staatssecretaris Dekker van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap lanceerde het LerarenOntwikkelFonds met enkele leraren op het Lerarencongres in oktober 2015.

Vanaf dat moment kunnen leraren uit primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en speciaal onderwijs (SO) een aanvraag voor financiële en inhoudelijke ondersteuning indienen bij het LOF om innovatie in en/of buiten de eigen schoolcontext te kunnen vormgeven. De financiële bijdrage van minimaal €4000,- en maximaal €75.000,- geldt voor maximaal twee jaar en is bedoeld om

bijvoorbeeld uren op school 'vrij te kopen', zodat gewerkt kan worden aan de ontwikkeling van het initiatief. Daarnaast neemt de leraar deel aan drie verplichte leerbijeenkomsten, ontvangt hij coaching in kleine groepjes en wordt er een podium gecreëerd om het initiatief met een groter publiek te delen. Tot slot biedt het LOF een netwerk van gelijkgestemde collega’s die elkaar helpen om de initiatieven te realiseren. Drie keer per schooljaar zijn er aanvraagrondes, waarna de

ingezonden initiatieven getoetst worden aan de hand van de criteria uit de subsidieregeling en beoordeeld worden door een jury. Vervolgens starten aansluitend de begeleidingstrajecten met een nieuw ronde.

Het LOF bouwt voort op succesvol gebleken programma’s uit binnen- en buitenland zoals Onderwijs Pioniers in Nederland (Kicken, Schreurs, Kieboom, Lemmers, & Ketelaar, 2012; Evers, Vandyck, &

Klaeijsen, 2013) en het Teacher Learning and Leadership Program (TLLP) uit Ontario, Canada. De

focus van het LOF ligt op de leraar als professional en richt zich op krachtig leraarschap en

leiderschapsvaardigheden van leraren. Via deze weg wordt de onderwijsontwikkeling vanaf de

werkvloer gestimuleerd en de kwaliteit van onderwijs binnen de school bevorderd. Daarbij krijgt de

leraar weer de centrale plaats als creatief architect van het onderwijsproces binnen de klas en binnen

de school. Onderzoek bij TLLP laat zien dat leraren door vertrouwen, eigenaarschap en

(9)

ondersteuning initiatiefnemers worden van onderwijsvernieuwing en hun eigen professionele ontwikkeling, met een positief effect op ontwikkeling van de kwaliteit van onderwijs (Campbell, Lieberman, & Yashkina, 2013).

Het LOF is een vervolg op het programma Onderwijs Pioniers. In 2015 is besloten dat Onderwijs Pioniers alleen gecontinueerd wordt met MBO-leraren en dat de andere onderwijssectoren (PO, VO en SO) onder het LOF vallen.

Het LOF handelt vanuit de volgende uitgangspunten:

- Het programma is een structureel laagdrempelig programma dat toegankelijk is voor initiatieven van alle leraren werkzaam in het PO, VO en SO.

- Het is een programma geïnitieerd vanuit, bestemd voor en beheerd door leraren.

- Het LOF geeft subsidie en begeleiding aan initiatieven van, voor en door leraren die bijdragen aan de ontwikkeling van het onderwijs, professionalisering van leraren en het versterken van de beroepsgroep leraren.

De belangrijkste ambitie van het LOF is dan ook, een betere en duurzame lerende gemeenschap van vernieuwende, initiatief nemende leraren te creëren, die een voorbeeld vormt voor de rest van het onderwijsveld (kernboodschap Onderwijscoöperatie, gecommuniceerd op de ambassadeursdag 01- 02-18).

Omdat de Onderwijscoöperatie werkt volgens het motto 'van, voor en door de leraar' worden de aanvragen van leraren beoordeeld door een daartoe ingerichte jury, bestaande uit leraren.

De beoordelingscriteria zijn:

1. de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de ontwikkeling van het onderwijs en/of de mate waarin de activiteiten innovatief en creatief zijn binnen de context waar de leraar werkzaam is;

2. de mate waarin de leraar en de leraren in hun directe omgeving een leerproces gaan doormaken en/of de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de versterking van de beroepsgroep;

3. de mate waarin de activiteiten door leraren zelf worden uitgevoerd;

4. de kosten van de activiteiten staan in een redelijke verhouding tot de voorgenomen doelstellingen en de daarvan te verwachten resultaten.

1.2 Relevantie

Het ministerie van OCW en de Onderwijscoöperatie willen de beroepsgroep versterken en

professionaliseren. In de regeling van de Staatssecretaris van OCW van oktober 2015 (Staatscourant, 2015) staan de doelen als volgt omschreven:

De LOF-regeling heeft tot doel:

- bevorderen van de vernieuwing en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs door leraren;

- organiseren van kennisdeling van kleinschalige kwaliteitsverbetering door leraren;

- versterken van professionalisering leraren; en - versterken van de beroepsgroep.

Door het creëren van het LOF is het mogelijk geworden voor leraren om een subsidie aan te vragen voor de realisatie van ideeën voor onderwijsinnovatie. Door initiatieven voor onderwijsinnovaties van leraren zelf middels deze subsidie mogelijk te maken wordt de gelegenheid geboden krachtig leraarschap te ontwikkelen. De leraar wordt zo de motor voor onderwijsvernieuwing in school. De Onderwijscoöperatie vertaalde de doelen van OCW in de volgende doelstellingen voor het LOF:

- een programma gericht op de versterking van de kwaliteit van onderwijs;

- faciliteren van leraren bij het realiseren van hun initiatieven gericht op de kwalitatieve versterking van het onderwijs binnen hun school;

- initiërend en krachtig leraarschap bevorderen;

- bijdragen leveren aan het ontstaan van lerende netwerken van leraren.

(10)

Daarnaast stelt de Onderwijscoöperatie zich ten doel de impact van het LOF-traject op de

deelnemers, hun omgeving en hun initiatieven, systematisch en zolang leraren aanspraak kunnen maken op subsidiëring vanuit het LOF, te volgen en te evalueren. Tevens worden de stimulerende en belemmerende factoren die een rol spelen bij de realisatie van de LOF-initiatieven in kaart gebracht.

Met de inzichten verkregen uit de monitor kan het LOF zich verder ontwikkelen om zo nog beter aan te sluiten bij de vanuit OCW en Onderwijscoöperatie gestelde doelstellingen.

1.3 Context

Scholen en besturen hebben sinds de invoering van de lumpsumfinanciering in augustus 2006 de vrijheid hun geld te besteden zoals zij dat zelf willen, zonder dat de overheid daar regels voor stelt, waardoor er meer ruimte is voor eigen visie en eigenaarschap. Daarnaast zijn er in de afgelopen jaren allerlei landelijke initiatieven in het leven geroepen die de innovatie van onderwijs stimuleren, zoals de InnovatieImpuls Onderwijs voor PO en VO, waar tussen 2010 en 2015 150 scholen aan hebben meegedaan (InnovatieImpuls Onderwijs, sd) of de lerarenbeurs voor leraren die bijscholing willen volgen. Het LOF past bij deze ontwikkelingen: Het draagt bij aan de innovatiecapaciteit binnen scholen en ondersteunt leraren om hun eigen rol daarin te versterken.

Het onderzoek LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) gaf inzicht in de bijdrage van het LOF- traject aan de ontwikkeling van onderwijsinnovaties en in de ontwikkeling van de LOF-leraar als krachtige leraar. Ten tijde van dit onderzoek waren echter nog geen LOF-trajecten afgerond. Over de bredere vraag naar de meerwaarde van het LOF-traject aan de innovatiecapaciteit van scholen, de mate van duurzame implementatie van LOF-initiatieven en de versterking van de rol van leraren kon nog geen uitsluitsel gegeven worden. Het voorliggende vervolgonderzoek gaat hierop uitgebreid in.

Daarbij is nauwkeurig gekeken naar factoren die een rol spelen bij innovatieprocessen. Speerpunten zijn een procesmatige aanpak, de schoolcontext, de elementen van krachtig leraarschap en de rol van netwerken.

1.4 Aanleiding voor dit onderzoek

De Onderwijscoöperatie (OC) vindt het belangrijk onderzoek te doen naar de invloed van het LOF- traject op haar twee beoogde hoofddoelen: Het faciliteren en ondersteunen van innovatie in en buiten de school door bottum-up initiatieven van leraren te stimuleren en het versterken van de beroepsgroep door het stimuleren van ‘krachtig leraarschap’ (in de literatuur aangeduid als teacher leadership). Daarnaast wil de OC het LOF-traject beter aan laten sluiten op de behoeften van de LOF- leraren. Dit heeft geleid tot een eerste onderzoek LOF voor de leraar, dat uitgevoerd is door leraren (onderzoekers) zelf.

Uit het onderzoek LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) blijkt, dat LOF-leraren zowel tijdens als na afloop van het LOF-traject gebruik maken van uiteenlopende vormen van netwerken. Uit het onderzoek komt echter ook naar voren, dat de door de Onderwijscoöperatie beoogde bijdrage van het LOF aan het ontstaan van lerende netwerken van leraren een schijnbare tegenstelling in zich draagt. Respondenten geven aan dat het 'opbouwen van netwerken onder gelijkgestemde collega’s' de grootste bijdrage heeft geleverd aan hun persoonlijke ontwikkeling. Echter, wanneer wordt gekeken naar de kenmerken die van invloed zijn geweest bij het uitvoeren van het LOF-initiatief binnen de schoolcontext, dan staat het kenmerk 'opbouwen van netwerken' op een totaal van elf kenmerken van krachtig leraarschap onderaan. Een derde van de respondenten geeft aan dat het opbouwen van netwerken niet van invloed is geweest op het uitvoeren van het LOF-initiatief.

Daarnaast bleek uit dit onderzoek de noodzaak van verdiepende casestudies naar de duurzame

implementatie van het LOF-initiatief en meerwaarde van de LOF-initiatieven daarbij voor de leraren

en leidinggevenden in de school, omdat nog geen uitspraken konden worden gedaan over de

blijvende meerwaarde van de LOF-initiatieven. Wel gaven meerdere LOF-leraren aan zich zorgen te

maken over de voortzetting van de LOF-initiatieven wanneer de subsidie is gestopt.

(11)

De antwoorden op de onderzoeksvragen lieten dan ook een spanningsveld zien. Enerzijds biedt het LOF-leraren de mogelijkheid om concrete initiatieven te realiseren en anderzijds is het LOF een middel om (de kenmerken van) krachtig leraarschap te ontwikkelen. Een groot aantal LOF-leraren geeft aan dat tijdens de realisatie van het LOF-initiatief er behoefte is aan ondersteuning op inhoud en behoefte aan eigenaarschap/regie. Het primaire doel lijkt daarbij te liggen bij het concretiseren van het initiatief. Dit kan geïnterpreteerd worden als productgerichtheid. Anderzijds vraagt het ontwikkelen van krachtig leraarschap om een programma met interventies gericht op het proces met ruimte voor reflectie en uitbreiden van netwerken. Aandacht voor het ontwikkelen van krachtig leraarschap in het begeleidingstraject is voor leraren die met name gericht zijn op de realisatie van hun initiatief niet zonder meer vanzelfsprekend.

Daarnaast is het creëren van een netwerk van gelijkgestemde collega’s één van de doelstellingen van het LOF. Uit het onderzoek LOF voor de leraar bleek dat de door de Onderwijscoöperatie beoogde bijdrage van het LOF aan het ontstaan van lerende netwerken van leraren nog onvoldoende in kaart gebracht kon worden. Om deze doelstelling nader te verkennen was tevens vervolgonderzoek nodig.

Het voorliggende onderzoek richt zich dan ook op de volgende suggesties voor vervolgonderzoek, voortkomend uit LOF voor de leraar:

1. Uitbreiden van eerdere onderzoeksresultaten: De al eerder gehanteerde vragenlijst of monitor kan in uitgebreidere vorm en door toevoegen van nieuwe rondes rijkere data verzamelen, wat het mogelijk maakt om in te zoomen op opvallende bevindingen uit dit onderzoek en

onderbelichte aspecten alsnog uit te diepen. Door de LOF-leraren en hun initiatieven langere tijd te blijven monitoren kan nu en in de toekomst tevens meer zicht worden verkregen op

langetermijneffecten van het LOF-traject.

2. Onderzoek naar duurzaamheid: Het uitvoeren van verdiepende casestudies richt het onderzoek op de (duurzame) meerwaarde van de LOF-initiatieven voor de verschillende leraren en

leidinggevenden in de school. Daarbij kan ook nauwkeuriger gekeken worden naar de factoren die een rol spelen bij verander – en innovatieprocessen enerzijds en krachtig leraarschap anderzijds, zoals het opbouwen van netwerken. Casestudies maken het ook mogelijk om de duurzame impact in de periode na afloop van het LOF-traject te exploreren.

3. Onderzoek naar netwerken, om het begrip netwerken uit te diepen, waarbij onder andere gekeken kan worden naar wat de LOF-leraren onder het begrip netwerken verstaan, welke mechanismes van netwerken een stimulerende factor zijn bij het enerzijds realiseren van het LOF-initiatief en anderzijds de ontwikkeling van krachtig leraarschap. Een belangrijk

aandachtspunt betreft het verduurzamen van deze netwerken.

De genoemde suggesties worden in voorliggend onderzoek uitgediept, teneinde antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen. Het onderzoek is daartoe opgesplitst in drie delen:

1. De vragenlijst, uitgezet onder LOF-leraren met zowel afgeronde als lopende LOF-trajecten 2. Deelonderzoek Netwerken

3. Deelonderzoek Duurzame implementatie

(12)

1.5 Leeswijzer

In dit onderzoeksverslag zijn de deelonderzoeken afzonderlijk opgenomen.

In hoofdstuk 2 is de analyse van de afgenomen vragenlijst opgenomen en zijn conclusies getrokken en bevindingen gepresenteerd.

In hoofdstuk 3 en 4 wordt achtereenvolgens gerapporteerd over de deelonderzoeken Netwerken en Duurzame Implementatie. Allereerst is het doel van elk deelonderzoek beschreven en zijn de vraagstelling en de deelvragen geformuleerd. Aansluitend is verslag gedaan van de theorie die als basis dient voor het praktijkonderzoek en is de methode van het praktijkonderzoek verantwoord.

Vervolgens zijn de resultaten van het praktijkonderzoek uiteengezet. Tenslotte zijn conclusies

getrokken en discussies en bevindingen gepresenteerd.

(13)

2 DEELONDERZOEK MONITOR

2.1 Inleiding

In dit deelonderzoek worden de resultaten voortkomend uit de monitor weergegeven. De Onderwijscoöperatie stelt zich met de monitor ten doel de impact van het LOF-traject op de deelnemers, hun omgeving en hun initiatieven, systematisch en zolang LOF-leraren worden gesubsidieerd vanuit het LOF, te volgen en te evalueren. Tevens worden de stimulerende en

belemmerende factoren die een rol spelen bij de realisatie van de LOF-initiatieven in kaart gebracht.

Met de inzichten verkregen uit de monitor kan het LOF zich verder ontwikkelen om zo beter aan te sluiten bij de vanuit de Onderwijscoöperatie gestelde doelstellingen en de behoeftes van de LOF- leraren. Uitgaande van de doelstellingen van het LOF en de monitor zijn de volgende hoofdvraag en deelvragen leidend voor de monitor:

Hoofdvraag

Wat is de meerwaarde van het LOF-traject -gegeven de doelstellingen- voor de LOF-leraar en zijn omgeving en wat zijn daarbij stimulerende en belemmerende factoren?

Deelvragen

1. In welke mate dragen de componenten binnen het LOF-traject volgens de LOF-leraren bij aan de realisatie van het LOF-initiatief?

2. In welke mate dragen de componenten binnen het LOF-traject volgens de LOF-leraren bij aan de ontwikkeling van kenmerken behorende bij krachtig leraarschap?

3. In welke mate dragen aanwezige kenmerken van krachtig leraarschap volgens de LOF-leraren bij aan de realisatie van het LOF-initiatief?

4. Welke aanwezige elementen binnen de schoolcontext dragen volgens de LOF-leraren bij aan de realisatie van het LOF-initiatief?

2.2 Achtergrondinformatie

Dit deelonderzoek is een vervolg op het eerdere onderzoek LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) waarbij de concepten ‘Krachtig leraarschap’ en ‘Verander- en innovatieprocessen’ het

uitgangspunt vormen. De bijbehorende gehanteerde kernbegrippen staan weergegeven in Tabel 2.1,

waarna krachtig leraarschap en verander- en innovatieprocessen kort worden toegelicht. Voor een

meer uitgebreide theoretische onderbouwing verwijzen wij naar LOF voor de leraar (Ten Bosch et

al., 2017).

(14)

Tabel 2.1 Gehanteerde kernbegrippen in de monitor Hoofdcategorie Kernbegrippen Krachtig leraarschap Zelfvertrouwen

Doorzettingsvermogen Onderzoekend handelen Zelfreflectie

Aanmoedigen (van…)

Persoonlijk contact management, collega’s en derden Inzicht in veranderprocessen

Visie Netwerk Verander- en

innovatieprocessen

Tijd

Bruikbare feedback vanuit de schoolomgeving Roostering van de vrijgestelde uren

Een lerende schoolcultuur Gedeelde visie

Leiderschap binnen de schoolomgeving Acceptatie van collega’s

Samenwerking met collega’s Contact met leidinggevende

2.2.1 Krachtig leraarschap

De Onderwijscoöperatie duidt krachtig leraarschap aan als: het van onderop vernieuwen en

verbeteren, het initiëren van een leerproces samen met andere leraren en kennisdeling als basis voor verdere ontwikkeling. Binnen het LOF wordt krachtig leraarschap gestimuleerd door leraren in staat te stellen op eigen initiatief en naar eigen inzicht vorm te geven aan de versterking van hun

professioneel handelen, het verbeteren van het onderwijs en het versterken van de beroepsgroep.

Het LOF-initiatief stimuleert daarmee leraren om als beroepsgroep het heft in handen te nemen.

Deze invulling van krachtig leraarschap sluit aan bij wat in de internationale literatuur veelal wordt aangeduid met het begrip ‘teacher leadership’. 'Teacher leadership is het proces waarin leraren individueel dan wel gezamenlijk middels ontwikkeling, inspiratie en onderzoek, sturing geven aan mede-leraren, schoolleiders en andere aan school gelieerde personen om het onderwijsproces te verbeteren met als doel het verbeteren van de leerresultaten van leerlingen' (Snoek 2014, p.20).

Voor het uitwerken van wat het LOF verstaat onder het begrip krachtig leraarschap gebruiken we daarom het begrip ‘teacher leadership’.

2.2.2 Veranderprocessen

Het LOF stelt PO-, SO- en VO-leraren in staat een eigen creatief en ambitieus initiatief voor beter

onderwijs te ontwikkelen en te delen met een netwerk van gelijkgestemde collega’s. Dat vraagt niet

alleen om het formuleren van een idee voor een initiatief, maar ook om de daadwerkelijke realisatie

en implementatie van dat idee. Daarmee beogen dus zowel de LOF-leraar als het LOF als geheel om

verander- en innovatieprocessen in scholen op gang te brengen. Janssen (2003) spreekt over

'innovatief gedrag' als een proces met de volgende drie stadia: het genereren van weloverwogen

ideeën, het promoten van de ideeën en het realiseren van het idee. Aarts en Waslander (2008) zien

innoveren als een synoniem voor duurzaam vernieuwen. Er is een probleem waarvoor een oplossing

gevonden moet worden. De oplossing start met een idee/concept dat vertaald wordt naar een plan,

en dat uiteindelijk wordt uitgevoerd en geïmplementeerd. Het resultaat van de vernieuwing dient

een meerwaarde te zijn gericht op de toekomst. Omdat in het onderwijs het leren van leerlingen

(15)

voor een groot deel bepaald wordt door de interactie tussen leraar en leerling, hebben vernieuwingen vaak betrekking op en implicaties voor het handelen en gedrag van leraren (Hargreaves & Fullan, 2012; Hattie, 2009).

2.3 Onderzoeksmethode

Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen zijn kwantitatieve data verzameld middels een online vragenlijst, de zogenaamde ‘monitor’, verstuurd door de Onderwijs Innovatie Groep (OIG).

2.3.1 Respondenten

Respondenten zijn leraren uit het primair-, voortgezet-, en speciaal onderwijs met een goedgekeurde LOF-aanvraag, ook wel LOF-leraren genoemd. De monitor is verstuurd aan LOF-leraren die reeds het eerste jaar van het LOF-begeleidingstraject hebben doorlopen. Vorig jaar hebben de LOF-leraren van ronde een, twee en drie de monitor ontvangen. Dit jaar zijn de LOF-leraren uit de rondes vier en vijf benaderd. Ronde vier (37 LOF-leraren) en vijf (51 LOF-leraren) zijn respectievelijk in oktober 2016 en in januari 2017 begonnen met hun LOF-traject. Alle LOF-leraren van ronde vier en vijf hebben in januari 2018 een mail ontvangen met daarin uitleg over de monitor en een link naar de vragenlijst.

De vragenlijst kon tot 14 februari worden ingevuld. Er zijn twee herinneringen verstuurd voordat de vragenlijst gesloten werd.

2.3.2 Instrument

De vragenlijst omvat 31 vragen waarvan enkele vragen zijn voorzien van open velden waar de respondent de mogelijkheid heeft om het antwoord toe te lichten. In de vragenlijst zijn tien schaalvragen (vijfpuntschaal) opgenomen waarbij de twee uiterste antwoordmogelijkheden zijn toegelicht. De vragenlijst bestaat uit vier delen gericht op:

1. de achtergrondkenmerken van de LOF-leraar en zijn/haar LOF-initiatief;

2. de LOF-ondersteuningsstructuur;

3. de individuele ontwikkeling van de LOF-leraar en 4. de schoolcontext.

De vragenlijst betreft een aangepaste versie van de vragenlijst zoals gehanteerd in het onderzoek LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017). De aanpassingen staan beschreven in Bijlage 2.1.

Daarnaast is er dit jaar in het kader van het aanvullende onderzoek naar ‘netwerken’ een set vragen toegevoegd. Deze toegevoegde set is geen standaard onderdeel van de monitor. De uitleg, analyse en resultaten met betrekking tot de vragen over ‘netwerken’ worden in dit hoofdstuk buiten beschouwing gelaten. Deze staan in hoofdstuk 3.

2.3.3 Data-analyse

Voor de statistische analyses is gebruik gemaakt van het softwareprogramma SPSS statistics 24. De analyses zijn gericht op het verkrijgen van beschrijvende en toetsende statistieken. Voor de beschrijvende statistieken zijn frequentieverdelingen, gemiddelden, standaarddeviaties en

percentages berekend. Waar relevant zijn data uitgesplitst naar onderwijssector en hoogst afgeronde

opleiding van de LOF-leraar. Bij vragen voorzien van een antwoordschaal zijn verschillen tussen

groepen geanalyseerd. Mits de data het toelaten, is gebruik gemaakt van parametrische toetsen

(ANOVA, t-test). Wanneer niet aan de assumpties voor parametrisch toetsen is voldaan, zijn non-

parametrische toetsen gebruikt (Kruskal-Wallis, Mann Whitney). Om de betrouwbaarheid van de

gehanteerde schalen, bestaande uit verschillende items, te achterhalen is de Cronbach’s alpha

berekend. Een overzicht van de gehanteerde toetsen en de berekende Cronbach’s alpha is

toegevoegd als Bijlage 2.2.

(16)

2.4 Resultaten monitor

In deze paragraaf worden resultaten van de vragenlijst in vijf paragrafen weergegeven. Paragraaf 2.4.1 toont de beschrijvende statistieken van de responsgroep waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen persoonskenmerken, de werksituatie van de LOF-leraren en kenmerken gerelateerd aan het LOF. Daarnaast wordt waar mogelijk nagegaan hoe de responsgroep zich verhoudt ten opzichte van de responsgroep uit het voorgaande onderzoek naar het LOF (Ten Bosch et al., 2017). In paragraaf 2.4.2 en 2.4.3 worden de data weergegeven betreffende de bijdrage van het LOF-traject aan enerzijds de realisatie van het LOF-initiatief en anderzijds de individuele ontwikkeling van de LOF- leraren. Paragraaf 2.4.4 toont de mate waarin het LOF-traject heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van kwaliteiten behorende bij krachtig leraarschap en in hoeverre de aanwezigheid en ontwikkeling van deze kwaliteiten meerwaarde heeft gehad bij de realisatie van het LOF-initiatief. In paragraaf 2.4.5 worden de belemmerende en stimulerende factoren binnen de schoolomgeving van de LOF- leraar weergeven. Ten slotte worden in paragraaf 2.4.6 de mate van tevredenheid en mate van vertrouwen in continuering LOF-initiatief beschreven.

2.4.1 De responsgroep en hun LOF-initiatief

Van de 88 LOF-leraren uit de rondes vier en vijf die de vragenlijst hebben ontvangen, hebben 49 respondenten de vragenlijst ingevuld waarvan 44 volledig. Vijf respondenten zijn vroegtijdig met invullen gestopt waardoor niet alle vragen beantwoord zijn. Na controle zijn vier van de vijf cases uit de dataset verwijderd. De beschrijvende statistieken van de responsgroep zijn toegevoegd aan dit verslag als Bijlage 2.3.

2.4.2 Bijdrage van het LOF-traject aan de realisatie van het LOF-initiatief

Respondenten is gevraagd in welke mate de afzonderlijke onderdelen van het LOF-traject

meerwaarde hebben gehad bij de realisatie van hun LOF-initiatief. Omdat voorgaand onderzoek naar het LOF verschillen liet zien op basis van opleidingsniveau wordt in Tabel 2.2 de bijdrage van de LOF- ondersteuningsstructuur aan de realisatie van de LOF-initiatieven getoond uitgesplitst naar hoogst afgeronde opleiding.

Tabel 2.2 Bijdrage LOF-ondersteuningsstructuur aan realisatie LOF-initiatief totaal

(N = 45)

HBO-B (N = 15)

HBO-M (N = 15)

WO (N = 15)

Gem. SD Gem. SD Gem. SD Gem. SD

De coaching van LOF-coach 3.00 1.28 2.93 1.28 3.20 1.42 2.87 1.19 De intervisie binnen LOF-groep 2.93 1.12 3.20 1.08 3.13 0.99 2.47 1.19 De verplichte Lerarenlabs 3.20 1.10 3.47 0.74 3.47 1.12 2.67 1.23 De vrijwillige open Lerarenlabs 2.22 1.04 2.33 1.03 2.50 1.18 1.71 0.75 Netwerk van gelijkgestemde collega’s 2.40 1.13 2.31 1.11 2.85 1.21 2.07 0.99 LOF-bijeenkomst met leidinggevende 3.05 1.27 3.13 1.06 3.60** 0.99 2.36** 1.49 Uitersten schaal 1 = zeer weinig – 5 = zeer veel, * significante verschillen tussen groepen

De verplichte Lerarenlabs dragen volgens de respondenten het meeste bij aan de realisatie van hun

LOF-initiatief. Uit de data kan niet worden opgemaakt waar deze meerwaarde uit bestaat. Verdere

analyses tonen dat de mate waarin het Lerarenlab waarbij de leidinggevende aanwezig is, bijdraagt

aan de realisatie van het LOF-initiatief verschilt tussen groepen (H (2) = 6.56, p = .038). Zo waarderen

LOF-leraren met een HBO-master de bijdrage significant hoger (p = .032) dan LOF-leraren met een

(17)

academische achtergrond. In de open antwoordmogelijkheden zijn in totaal veertien opmerkingen gemaakt waarvan zes opmerkingen over de LOF-coach en acht opmerkingen over de coachingsgroep.

De opmerkingen aangaande de LOF-coach zijn overwegend positief. Een daadwerkelijke toelichting aangaande wat de positieve bijdrage de LOF-coach heeft geleverd, wordt echter niet gegeven. Wel wordt een aantal keer de inzet van de LOF-coach geprezen .

De meeste opmerkingen richten zich op de indeling van de coachingsgroepen. Waar vanuit het LOF wordt gekozen om de coachingsgroepen samen te stellen op basis van geografische ligging, zien de respondenten dit liever anders. Uit de opmerkingen blijkt dat er voorkeur is naar samenstelling op basis van onderwerp dan wel sector.

'Het coachingsgroepje was zeer divers in achtergrond en initiatieven. Dat maakte dat er veel tijd besteed is aan het vinden van een gemeenschappelijkheid'.

2.4.3 Bijdrage van het LOF-traject aan de individuele ontwikkeling

Naast dat het LOF-traject ondersteunend is aan de realisatie van de LOF-initiatieven, dient het ook een bijdrage te leveren aan de individuele ontwikkeling van de LOF-leraar. LOF-leraren is gevraagd naar de bijdrage van de afzonderlijke componenten van het LOF-traject op de individuele

ontwikkeling. In LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) werden significante verschillen gevonden op basis van opleidingsniveau. De analyses van de huidige responsgroep laten geen significante verschillen zien op basis van hoogst afgeronde opleiding. In Tabel 2.3 wordt de bijdrage van het LOF- traject aan de individuele ontwikkeling van de LOF-leraar getoond waarbij geen onderscheid wordt gemaakt op basis van hoogst afgeronde opleiding.

Tabel 2.3 Bijdrage LOF-ondersteuningsstructuur aan individuele ontwikkeling LOF-leraar

N Gem. SD

De coaching van LOF-coach 45 3.00 1.30

De intervisie binnen LOF-groep 45 3.07 1.14

De verplichte Lerarenlabs 45 3.31 1.14

De vrijwillige open Lerarenlabs 23 2.09 1.08

Netwerk van gelijkgestemde collega’s 41 2.41 1.18

LOF-bijeenkomst met leidinggevende 44 3.09 1.25

Uitersten schaal 1 = zeer weinig – 5 = zeer veel

De verplichte Lerarenlabs dragen volgens de respondenten het meeste bij aan de individuele ontwikkeling. Twee componenten van de LOF-ondersteuningsstructuur worden beneden gemiddeld beoordeeld: het netwerk van gelijkgestemde collega’s en de vrijwillige open Lerarenlabs.

2.4.4 Het LOF en krachtig leraarschap

Deze paragraaf richt zich op uitdiepen van één van doelstellingen van het LOF, het stimuleren van krachtig leraarschap. Hierbij wordt in de eerste plaats gekeken naar de mate waarin kwaliteiten behorende bij krachtig leraarschap bij aanvang van het LOF-traject aanwezig zijn bij de LOF-leraren, vervolgens de mate waarin deze kwaliteiten verder zijn ontwikkeld gedurende het LOF-traject en ten slotte wordt nagegaan in hoeverre de aanwezigheid van deze kwaliteiten een positieve bijdrage heeft geleverd aan de realisaties van de LOF-initiatieven. In LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) werden significante verschillen gevonden op basis van opleidingsniveau. De analyses van de huidige responsgroep laten geen significante verschillen zien op basis van hoogst afgeronde opleiding. Tabel 2.4 toont de mate waarin de kwaliteiten van krachtig leraarschap bij de start aanwezig waren.

Tabel 2.4 Mate van aanwezigheid kwaliteiten krachtig leraarschap bij aanvang LOF-traject

N Gem. SD

(18)

Opbouwen van netwerken 44 3.25 1.04

Innovatief vermogen 44 4.20 0.67

Inzicht in veranderprocessen 44 3.59 0.76

Onderzoekend handelen 44 3.75 0.78

Zelfvertrouwen 44 3.91 0.74

Zelfreflectie 44 4.00 0.75

Visie 44 3.82 0.92

Doorzettingsvermogen 44 4.14 0.89

Stimulerend naar anderen 44 3.84 0.78

Gem. krachtig leraarschap 44 3.83 0.47

Uitersten schaal 1 = niet aanwezig – 5 = zeer aanwezig

Innovatief vermogen is bij aanvang van het LOF-traject het meest aanwezig bij LOF-leraren. Het kunnen opbouwen van netwerken is bij de LOF-leraren het minst aanwezig. Naast dat de vragenlijst zich richt op de aanwezigheid van de kwaliteiten bij de start is tevens nagegaan in hoeverre de kwaliteiten zich gedurende het LOF-traject hebben ontwikkeld. Uitkomsten staan in Tabel 2.5.

Tabel 2.5 Mate van ontwikkeling kwaliteiten krachtig leraarschap gedurende het LOF-traject

N Gem. SD

Opbouwen van netwerken 44 3.64 0.75

Innovatief vermogen 44 3.77 0.94

Inzicht in veranderprocessen 44 3.93 0.87

Onderzoekend handelen 44 3.70 0.98

Zelfvertrouwen 44 3.80 0.70

Zelfreflectie 44 3.70 0.85

Visie 44 3.95 0.83

Doorzettingsvermogen 44 3.77 1.16

Stimulerend naar anderen 44 4.09 0.88

Gem. krachtig leraarschap 44 3.82 0.67

Uitersten schaal 1 = niet ontwikkeld – 5 = zeer ontwikkeld

Respondenten geven aan dat de kwaliteit stimulerend naar anderen het meest is ontwikkeld gedurende het traject. De kwaliteit het opbouwen van netwerken is gedurende het LOF-traject het minst bij de LOF-leraren ontwikkeld. In de laatste plaats is nagegaan welk kenmerk het meest heeft bijgedragen aan de realisatie van het LOF-initiatief. Uitkomsten zijn weergeven in Figuur 2.1.

Figuur 2.1 Kwaliteiten die het meest hebben bijgedragen aan realisatie LOF-initiatief

Het kunnen samenwerken met collega’s draagt volgens de respondenten veruit het meeste bij aan de realisatie van het LOF-initiatief. Wanneer de data worden uitgesplitst naar aanvraagniveau (leerlingniveau, klasniveau, school- en of sectieniveau, school-overstijgend) dan worden verschillen zichtbaar. In Figuur 2.2 worden de twee kwaliteiten die het meest hebben bijgedragen

(samenwerken met collega’s, inzicht in veranderprocessen) weergegeven uitgesplitst naar

aanvraagniveau waarbij leerlingniveau en klasniveau zijn samengevoegd.

(19)

Figuur 2.2 Kwaliteiten die het meest hebben bijgedragen aan de realisatie van het LOF-initiatief uitgesplitst naar aanvraagniveau

Met name respondenten waarbij het LOF-initiatief zich richt op school- en of sectieniveau geven aan dat het kunnen samenwerken met collega’s een belangrijke bijdrage levert aan de realisatie van het LOF-initiatief. Verdere analyses laten ook zien dat enkele respondenten die hebben aangegeven dat netwerken belangrijk is bij de realisatie van het LOF-initiatief, LOF-leraren zijn met een LOF-initiatief gericht op een school-overstijgende aanpak (2) of op school- en sectieniveau (4).

2.4.5 Het LOF-initiatief en de schoolomgeving

De aanwezigheid van verschillende factoren binnen de schoolomgeving kunnen een positieve invloed hebben op de ontwikkeling en implementatie van onderwijsinnovaties. Respondenten zijn gevraagd naar de mate waarin de aanwezige factoren een positieve invloed hebben op de realisatie van het LOF-initiatief. Uitkomsten worden getoond in Tabel 2.6 waarbij resultaten zijn uitgesplitst naar primair onderwijs en voortgezet onderwijs.

Tabel 2.6 Mate positieve invloed aanwezigheid factoren binnen de schoolomgeving op realisatie LOF-initiatief Totaal

(N = 33)

PO (N = 16)

VO (N = 17)

Afwezig

Gem. SD Gem. SD Gem SD N

Bruikbare feedback vanuit de schoolomgeving 3.37 0.83 3.41 0.93 3.35 0.67 1

Facilitering in tijd 4.00 1.24 4.13 1.09 3.85 1.42 2

Een lerende schoolcultuur 3.73 1.01 4.06 1.03 3.47 1.02 2

Gedeelde visie 3.76 1.04 4.24 1.03 3.50 0.95 1

Leiderschap binnen de schoolomgeving 3.62 0.96 3.88 0.86 3.52 1.03 0

Acceptatie van collega’s 3.79 0.98 3.76 0.97 3.95 0.92 0

Samenwerkingen met collega’s 4.12 1.05 4.12 1.17 4.20 1.01 1

Contact met leidinggevende 3.95 0.96 4.06 0.97 3.81 0.98 0

Uitersten schaal 1 = geen invloed – 5 = zeer veel invloed

De samenwerking met collega’s en de mate waarin LOF-leraren worden gefaciliteerd in tijd zijn de

twee factoren die volgens de respondenten bij aanwezigheid de meest positieve invloed hebben op

de realisatie van hun LOF-initiatief. Wel laten de data verschillen tussen de sectoren zien, geen van

de verschillen is echter significant. Respondenten zijn tevens gevraagd aan te geven welk van de

factoren het meest heeft bijgedragen aan de realisatie van het LOF-initiatief. Uitkomsten staan

weergegeven in Figuur 2.3.

(20)

Figuur 2.3 Factor dat het meest heeft bijgedragen aan de realisatie van het LOF-initiatief uitgesplitst naar onderwijssector

33% Van de respondenten uit het voortgezet onderwijs en 41% van de respondenten uit het primair onderwijs geeft aan dat de facilitering in tijd het meeste bijdraagt aan de realisatie van het LOF- initiatief. Eén respondent heeft dit in een open antwoordmogelijkheid toegelicht:

'De realisatie van mijn LOF-initiatief is nog volop in gang. De organisatie van een school is

weerbarstig, wat ertoe geleid heeft dat ik de planning zoals ik die in mijn aanvraag heb beschreven niet heb kunnen houden. Ik ben blij met de flexibiliteit van het LOF en daarnaast de aansporing om het project op een goede manier vorm te geven en te werken naar een voltooiing daarvan'.

In één van de open antwoordmogelijkheden wordt gesproken over het hebben van een gedeelde visie:

'Verschil tussen een goed idee hebben/ een visie willen naleven en daadwerkelijke uitvoer hiervan is groot. Samen als groep ergens naar streven, netwerken en inzicht hebben in veranderprocessen, vormen de basis om goede ideeën ook tot uitvoer te kunnen brengen in het werkveld'

2.4.6 Mate van tevredenheid en mate van vertrouwen in continuering LOF-initiatief

De rondes vijf en zes zijn gevraagd aan te geven in welke mate zij tevreden zijn met de realisatie van

het LOF-initiatief tot nu toe en in welke mate zij vertrouwen hebben in de continuering van het LOF-

initiatief na afronden van het LOF-traject. Uitkomsten worden getoond in Tabel 2.7 uitgesplitst naar

hoogst afgeronde opleiding.

(21)

Tabel 2.7 Mate van tevredenheid en vertrouwen in continuering Totaal

(n = 45)

HBO-B (n = 15)

HBO-M (n = 15)

WO (n = 15)

Gem. SD Gem. SD Gem. SD Gem. SD

Mate van tevredenheid realisatie LOF- initiatief tot nu.

4.02 1.10 4.47** 0.64 3.47** 1.30 4.13 1.06

Mate van vertrouwen in continuering na stopzetten begeleiding en financiering vanuit het LOF.

4.11 0.86 4.27 0.80 4.07 0.59 4.00 0.86

Uitersten schaal 1 = zeer ontevreden – 5 = zeer tevreden, 1 = geen vertrouwen – 5 = zeer veel vertrouwen

LOF-leraren zijn overwegend tevreden over de realisatie van hun LOF-initiatief op het moment waarop zij de vragenlijst hebben ingevuld. Wel laten de analyses significante verschillen tussen groepen zien (H (2) = 6.14, p = .046). LOF-leraren met een HBO-bachelor zijn significant (p = .045) meer tevreden over de realisatie van hun LOF-initiatief tot nu toe dan LOF-leraren met een HBO- master. LOF-leraren hebben tevens voldoende vertrouwen in de continuering van hun LOF- initiatieven nadat het LOF-traject is afgerond. Hier zijn geen significante verschillen op basis van hoogst afgeronde opleiding.

Zestien LOF-leraren hebben hun antwoord toegelicht middels de open antwoordmogelijkheid. Het overgrote deel van de opmerkingen waarom LOF-leraren voldoende of onvoldoende vertrouwen hebben in de continuering van het LOF-initiatief na afronden van het LOF-traject kan worden onderverdeeld in twee factoren namelijk draagvlak en enthousiasme van collega’s binnen als ook buiten de school.

'Het materiaal wordt gebruikt door 300 leerlingen bij ons op school. Er zijn twee andere collega's die denken om een LOF-aanvraag te doen om het project te continueren'.

'Het initiatief was aanvankelijk sterk van mij afhankelijk. Het doel van het project was juist om andere docenten ook eigenaar te maken van de ontwikkeling van teamteaching bij ons op school. Ik merk dat sommige collega's dat enthousiast oppakken terwijl anderen toch meer een afwachtende houding aannemen. Mijn taak zal volgend schooljaar veranderen, dus ik zal hier niet meer actief mee bezig zijn. Ik vraag me af in hoeverre andere collega's dit stokje over zullen nemen'.

Uit vier opmerkingen blijkt dat niet alleen draagvlak binnen de school maar ook buiten de school bijdraagt aan het vertrouwen in continuering. De opmerkingen die zijn gemaakt, zijn allen positief en lichten de meerwaarde van draagvlak en betrokkenheid buiten de school toe. Twee opmerkingen richten zich op de meerwaarde voor andere scholen binnen dezelfde stichting.

'Het project zet een innovatie in gang die zal uitvloeien binnen de school op meerdere vakgebieden en waar andere scholen binnen onze stichting belangstelling voor hebben'.

De twee andere opmerkingen betreffen een algehele doelgroep of de mate waarin andere leraren meerwaarde van het LOF-initiatief inzien.

'Het initiatief wordt door docenten uit heel Nederland overgenomen. Veel publiciteit en wij krijgen

nog op zeer regelmatige basis mails en verzoeken'.

(22)

2.5 Conclusies

In deze paragraaf worden per deelvraag de conclusies weergeven. Hierin worden wanneer relevant de resultaten vergeleken met voorgaand onderzoek LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017).

2.5.1 In welke mate dragen de elementen binnen het LOF-traject volgens de LOF-leraren bij aan de realisatie van het LOF-initiatief?

De verplichte Lerarenlabs dragen volgens de LOF-leraren het meeste bij aan de realisatie van hun LOF-initiatief. Uit de data kan niet worden opgemaakt welke specifieke componenten van deze Lerarenlabs de grootste meerwaarde hebben. Evenals in voorgaand onderzoek wordt ook het Lerarenlab waarbij de leidinggevende aanwezig is door de algehele responsgroep als positief beoordeeld. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat deze positieve beoordeling vooral kan worden toegeschreven aan LOF-leraren met een hbo-opleiding (zowel bachelor als master). LOF- leraren met een wo-opleiding beoordelen deze Lerarenlabs juist als negatief waarbij het verschil tussen LOF-leraren met een HBO-master en LOF-leraren met een wo-opleiding significant is. Er kunnen op basis van de uitkomsten geen uitspraken worden gedaan die deze verschillen verklaren.

Wel lijken LOF-leraren met een wo-achtergrond over het algemeen kritischer te zijn dan LOF-leraren met een hbo-opleiding. De vrijwillige Lerarenlabs worden daarentegen over het algemeen als negatief beoordeeld door zowel LOF-leraren met een hbo-opleiding als LOF-leraren met een wo- opleiding. Dit komt overeen met bevindingen uit voorgaand onderzoek. Een andere overeenkomst met voorgaand onderzoek is de indeling van de coachingsgroepen. Het indelen op basis van

geografische ligging lijkt niet bij te dragen aan het tot stand komen van relaties en netwerkvorming.

Hierbij speelt vooral de diversiteit binnen de coachingsgroepen een rol. De verschillen tussen de initiatieven en sectoren worden door enkele LOF-leraren als te groot ervaren wat een goede

samenwerking in de weg zit en niet geheel effectief is. Indeling op basis van initiatief lijkt volgens de meeste respondenten de voorkeur te hebben. Naast overeenkomsten kunnen er ook verschillen worden geduid tussen beide onderzoeken. Wat opvalt is de bijdrage van netwerken aan de realisatie van de LOF-initiatieven. Waar in LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) het element netwerken als meest positief werd beoordeeld, is dat nu niet het geval en wordt netwerken zelfs als beneden gemiddeld beoordeeld. Omdat er geen opmerkingen zijn geplaatst aangaande het element

netwerken kunnen er ook geen uitspraken worden gedaan die dit mogelijke verschil verklaren. Het deelonderzoeken netwerken duurzaamheid geven hier meer inzicht in.

2.5.2 In welke mate dragen de elementen binnen het LOF-traject volgens de LOF-leraren bij aan de ontwikkeling van kenmerken behorende bij krachtig leraarschap?

Evenals de bijdrage van de LOF-ondersteuningsstructuur aan de realisatie van het LOF-initiatief, zijn het de verplichte Lerarenlabs die volgens de respondenten het meeste bijdragen aan de ontwikkeling van krachtig leraarschap. Hier zijn op basis van hoogst afgeronde opleiding geen significante

verschillen, waar dit in LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) wel het geval was. Wederom worden vrijwillige open Lerarenlabs en het netwerk van gelijkgestemde collega’s als laagst

beoordeeld en lijken beide componenten het minst bij te dragen aan de ontwikkeling van krachtig leraarschap bij de LOF-leraren. Wat in LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) wel opviel was het verschil op basis van het element netwerken. Zo gaven respondenten aan dat het element

netwerken zoals uitgewerkt binnen de LOF-structuur het meeste bijdroeg aan de realisatie van het

LOF-initiatief maar het minste aan de individuele ontwikkeling van de LOF-leraar. De data van dit

onderzoek laten dit verschil niet zien. Respondenten geven aan dat het element netwerken in

mindere mate bijdraagt aan zowel de realisatie van het LOF-initiatief als de individuele ontwikkeling

van de LOF-leraar.

(23)

2.5.3 In welke mate dragen aanwezige kenmerken van krachtig leraarschap volgens de LOF-leraren bij aan de realisatie van het LOF-initiatief?

Bij aanvang van het LOF-traject zijn de kwaliteiten innovatief vermogen en doorzettingsvermogen het meest bij de LOF-leraren aanwezig. Gedurende het LOF-traject hebben LOF-leraren de kwaliteiten stimulerend naar anderen en inzicht in veranderprocessen het meest ontwikkeld. Wat opvalt is dat de kwaliteit het kunnen opbouwen van netwerken de kwaliteit is die zowel bij aanvang van het LOF- traject het minst aanwezig was, als de kwaliteit die LOF-leraren gedurende het LOF-traject het minst hebben ontwikkeld. Wat de oorzaak hiervan is daar kunnen geen uitspraken over worden gedaan.

Gezien de dusdanig grote verschillen in vraagstelling is het lastig om het voorliggende onderzoek met LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) voor deze deelvraag te vergelijken. Wel wordt in LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) door respondenten aangegeven dat de kwaliteit het kunnen opbouwen van netwerken, de minst stimulerende factor is gelet op de realisatie van het LOF- initiatief. Het kunnen samenwerken met collega’s wordt door de meeste LOF-leraren gezien als de kwaliteit die het meeste bijdraagt aan de realisatie van het LOF-initiatief. Hoe deze samenwerking eruitziet en of dit om samenwerking gaat met collega’s binnen de school of buiten de school, daar verschaffen de data geen inzicht in. In additionele analyse is geassumeerd dat wanneer het LOF- initiatief het klasniveau (aanvraagniveau van het LOF-initiatief) overstijgt, de samenwerking met collega’s belangrijker wordt om het LOF-initiatief te doen slagen. Deze analyse (zie Figuur 2.2) laat zien dat de LOF-leraren die hebben aangegeven dat de samenwerking met collega’s de belangrijkste kwaliteit is, LOF-leraren zijn waarvan het LOF-initiatief zich richt op school- of sectieniveau.

2.5.4 Welke aanwezige componenten binnen de schoolcontext dragen volgens de LOF-leraren bij aan de realisatie van het LOF-initiatief?

De samenwerking met collega’s en het worden gefaciliteerd in tijd zijn de twee aspecten die het meest bijdragen aan de realisatie van het LOF-initiatief. Hoe men samenwerking met collega’s interpreteert, daar kan echter geen antwoord op worden gegeven. Zo lijkt het ontvangen van feedback van collega’s daar bijvoorbeeld los van te staan aangezien dit aspect door de respondenten juist het minst wordt beoordeeld. Collega’s spelen tevens een rol als het gaat om het voortzetten van het LOF-initiatief na afronding van het LOF-traject. Wanneer de LOF-leraar minder invloed op de voortzetting van het LOF-initiatief heeft na afronding van het LOF-traject doordat de rol van de LOF- leraar binnen de school verandert, dan is de continuering deels afhankelijk van het gecreëerde draagvlak en enthousiasme onder collega’s binnen de school. Wat opgemerkt dient te worden is de relatief hoge standaarddeviatie (M = 3.85, sd = 1.42) bij het element de facilitering in tijd voor LOF- leraren die werkzaam zijn in het VO. Hieruit kan worden opgemaakt dat het per LOF-leraar varieert in hoeverre de facilitering in tijd daadwerkelijk bijdraagt aan de realisatie van het LOF-initiatief.

LOF-leraren zijn overwegend tevreden over de realisatie van het LOF-initiatief op het moment waarop zij de vragenlijst hebben ingevuld. Ook hebben zij vertrouwen in de continuering van het LOF-initiatief wanneer de begeleiding en subsidie vanuit het LOF stopt. Dit komt niet geheel overeen met de bevindingen uit LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017). Hierin kwam met name uit de interviews naar voren dat men vreest voor de continuering van het LOF-initiatief nadat de

financiering stopt en zo geen tijd en ruimte gecreëerd kan worden om aandacht te schenken aan het LOF-initiatief.

2.5.5 Aanbevelingen voor de praktijk

Op basis van de uitkomsten van het onderzoek zijn drie aanbevelingen geformuleerd:

1. Creëer tijdens het LOF-begeleidingstraject meer ruimte voor maatwerk en differentiatie,

zodat er meer ingespeeld kan worden op de verschillende achtergronden en contexten van

leraren.

(24)

2. Creëer mogelijkheden voor LOF-leraren om in contact te komen met LOF-leraren met vergelijkbare LOF-initiatieven. Eén van de mogelijkheden betreft de indeling van de coachingsgroepen.

3. Collega’s binnen de school spelen een rol aangaande het al dan continueren van het LOF- initiatief na afronden van het LOF-traject. Besteed in zowel de LOF-aanvragen als in de ondersteuningsstructuur aandacht aan hoe het LOF-initiatief in te bedden in de school en collega’s bij het initiatief te betrekken.

2.6 Beperkingen en suggesties voor vervolgonderzoeken

De bevindingen in dit deelonderzoek berusten slechts op kwantitatieve data verzameld middels een vragenlijst (de monitor) bestaande uit meerkeuze- en schaalvragen. Ondanks dat sommige vragen zijn voorzien van een open antwoordmogelijkheid blijven diverse vragen onbeantwoord en is voor een groot deel niet achterhaald wat de onderliggende mechanismen zijn bij de gegeven antwoorden.

Ter illustratie: één van de doelstellingen van de monitor is het achterhalen van de behoeftes van de LOF-leraren. Uit de monitor blijkt dat LOF-leraren de vrijwillige Lerarenlabs negatief beoordelen. Dit ligt in lijn met de bevindingen in LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) maar wijkt daarentegen af van de bevindingen uit het SEO-rapport (2016). Voor de Onderwijscoöperatie zou het meerwaarde hebben om inzicht te krijgen in wat deze tegenstrijdige bevindingen veroorzaakt om in de toekomst de Lerarenlabs anders in te kunnen richten. Een tweede punt waar rekening mee dient te worden gehouden bij het interpreteren van de conclusies is het hoge percentage non-respons en het gegeven dat een klein deel van de respondenten de vragenlijst niet geheel heeft ingevuld. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de nauwkeurigheid van de uitkomsten en een vertekend beeld geven (Te Riele, 2002). Een verklaring voor het percentage non-respons of het vroegtijdig afbreken van de vragenlijst kan niet worden gegeven omdat dit in het onderzoek niet is nagegaan. Wel kan worden gesteld dat de steekproef geen grote verschillen vertoont op basis van diverse

achtergrondkenmerken van de respondenten wanneer deze wordt vergeleken met de steekproef uit LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017). Omdat de vragenlijst als monitor zal worden ingezet waarmee gegevens over tijd worden verzameld om zo de impact van het LOF en de

begeleidingsstructuur over meerdere rondes te meten, dient als laatste discussiepunt de

aanpassingen in de vragenlijst ten opzichte van de gehanteerde vragenlijst in LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) te worden benoemd. Doordat de vragenlijst deels is aangepast (zie Bijlage 2.1) kan niet met zekerheid worden gesteld dat de vragen door respondenten op dezelfde wijze zijn

geïnterpreteerd.

Suggestie voor onderzoek 1: verzamelen kwalitatieve data

Omdat er nog diverse antwoorden onbeantwoord zijn gebleven, is het raadzaam om naast de kwantitatieve data ook kwalitatieve data te verzamelen. Dit kan door het toevoegen van meer open antwoordmogelijkheden of zoals in LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) aan te wenden tot een mixed methods design waarbij middels interviews kwalitatieve data worden verzameld om zo de gegeven antwoorden uit de vragenlijst verder uit te diepen of te verklaren.

Suggestie voor onderzoek 2: inzetten op verhogen respons rate

Om de impact van onder andere de LOF-begeleidingsstructuur met meer precisie te kunnen schatten

dient de Onderwijscoöperatie in te zetten op het verhogen van de respons rate. De lage respons rate

zou mogelijk het verschil kunnen verklaren tussen de resultaten uit het voorliggende onderzoek en

LOF voor de leraar (Ten Bosch et al., 2017) gelet op het ontbreken van significante verschillen op

basis van hoogst afgeronde opleiding. Door de steekproef te vergroten zal de power toenemen

waardoor dergelijke significante verschillen makkelijker opgepikt kunnen worden. Omdat niet

duidelijk is of het hier gaat om non-respons op basis van selectie (bijv. het weigeren de vragenlijst in

(25)

te vullen), het niet in staat zijn de vragenlijst in te vullen of het niet ontvangen van de vragenlijst (bijvoorbeeld het veranderen van school waardoor het e-mailadres onjuist is), kunnen geen specifieke adviezen worden gegeven hoe hierop in te zetten.

Suggestie voor onderzoek 3: testen van de vragenlijst

Om de interne validiteit van de vragenlijst te verhogen en zo de data zuiverder te kunnen schatten,

zou de vragenlijst alvorens deze opnieuw wordt uitgezet aan meerdere LOF-leraren moeten worden

voorgelegd en getest. Zo kan worden nagevraagd hoe LOF-leraren de gehanteerde begrippen in de

vragenlijst interpreteren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In onderstaande code is te zien dat de waarde input wordt geInitialiseerd met de eerste nj state waarden, daarna wordt, als er nog meer state waarden zijn, deze één positie naar

Voor een deel is dat laatste trouwens niet eens goed mogelijk. De tijd die binnen scholen c.q. netwerken beschikbaar is voor werken aan de vernieuwingen, is per definitie

Table A.2: Maize leaf water potential (MPa) for intercrop and sole cropping at different heights of the canopy throughout the growing season under irrigated and rainfed

The South African Department of Health released the standard treatment regime for malaria cases in South Africa in the Standard Treatment guidelines and Essential

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

The aim of this study was to synthesise simple rhodium stibine complexes and to react them with a range of phosphite ligands in order to determine the rate constants and

A large number of detailed kinetic studies of the substitution reactions of the protonated form of the dioxo and nitrido complexes of these metal ions showed that the