Vraag nr. 15
van 24 oktober 2002
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN Faciliteitengemeenten – Taalkennis personeel In het oktobernummer van Uitgekamd, de ge-meenschapskrant van de faciliteitengemeente We-z e m b e e k-O p p e m , lees ik in een artikel met getui-genissen van inwoners uit de wijk Ban Eik het schrijnende verhaal van een zevenentachtigjarige dame die een sociaal appartement betrekt. Een dag per week komt er een dame van het OCMW haar boodschappen doen. Ze weigert evenwel Neder-lands te spreken.
Blijkbaar werft het OCMW van We z e m b e e k-Oppem dus Franstalig personeel aan, dat boven-dien geen kennis heeft van het Nederlands.
Dit lijkt mij totaal onwettelijk.
Op welke wijze gaat de Vlaamse overheid na of het personeelsbeleid in de faciliteitengemeenten strookt met de taalwetgeving ?
Antwoord
Artikel 27 van wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 (be-stuurstaalwet) bepaalt dat niemand in de plaatselij-ke diensten van de randgemeenten tot een ambt benoemd of bevorderd kan worden indien hij de Nederlandse taal niet kent. De toelatings- en be-vorderingsexamens worden eveneens in het Neder-lands afgenomen. Deze kennis wordt bewezen door het diploma waaruit blijkt dat het onderwijs in het Nederlands genoten is, of door een vooraf-gaandelijk examen waaruit moet blijken dat de kennis van het Nederlands daarmee gelijkwaardig i s. Artikel 53 van de bestuurstaalwet bepaalt dat enkel de Vast Wervingssecretaris (nu Selor) be-voegd is om attesten uit te reiken inzake de taal-kennis vereist door deze wet (Selor : S e l e c t i e b u r e a u van de Federale Overheid – red.).
Enkel in diensten van de randgemeenten Drogen-b o s, K r a a i n e m , LinkeDrogen-beek en Wemmel waarin er omgang is met het publiek mag er een taalvereiste van elementaire kennis van het Frans gesteld wor-den (artikel 29 van de bestuurstaalwet). In de rand-gemeenten We z e m b e e k-Oppem en Sint-G e n e s i u s-Rode moeten de diensten die in aanraking komen met het publiek derwijze georganiseerd worden dat wie erom verzoekt in het Frans bediend kan worden (artikel 31 van de bestuurstaalwet). In alle
andere gevallen is het eisen van kennis van het Frans onwettig.
Zowel de provinciegouverneur als ikzelf zien er nauwlettend op toe dat de aanwervings- en bevor-deringsvoorwaarden in de randgemeenten stroken met de taalwetgeving. Indien dit niet het geval is, wordt er geschorst en/of vernietigd.
Ik wijs de Vlaamse volksvertegenwoordiger erop dat mijn ambtsvoorganger en ik reeds verschillen-de benoemingen van onverschillen-derwijsleerkrachten in verschillen-de randgemeenten vernietigd hebben, omdat zij niet voldeden aan de taalwetgeving. Dit was onder meer het geval in We z e m b e e k-O p p e m , D r o g e n b o s en Sint-Genesius-Rode.
De situatie die de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger beschrijft, is uiteraard volkomen onwettig. H e t concrete geval is mij niet bekend. Ik wil mij er dan ook niet over uitspreken of de feiten correct zijn. Ik stel terzake een onderzoek in en zal, zo nodig, de passende maatregelen nemen. Volgens de eigen a a n w e r v i n g s- en bevorderingsvoorwaarden is het niet mogelijk dat het OCMW van We z e m b e e k-Oppem – of een andere randgemeente – Neder-landsonkundig personeel aanwerft, tenzij voor sterk in de tijd beperkte contracten (bepaalde d u u r ) , waarvoor geen examen vereist is. Zelfs in dat geval is de geschetste situatie natuurlijk strijdig met de taalwetgeving.