Vraag nr. 197 van 6 juni 2002
van mevrouw SONJA BECQ
Gehandicapten – Mobiliteitsprojecten
In het raam van de mobiliteit van personen met een handicap wordt gedurende vijf jaar op "experi-mentele basis" gewerkt (subsidiegids aangepast vervoer).
De diverse vervoersdiensten – actief in de ver-schillende provincies – dienden een projectaan-vraag in volgens de bestaande richtlijnen.
De beschikbare middelen (34,6 miljoen) worden dan wellicht op grond van een aantal objectieve criteria onder de verscheidene vervoersdiensten verdeeld.
In 2001 waren er negen diensten die een aanvraag indienden (drie in Brussel en V l a a m s-B r a b a n t , é é n in Limburg, twee in OosV l a a n d e r e n , drie in A n t-werpen en geen in We s t-V l a a n d e r e n ) . Wellicht zul-len er dit jaar bijkomende aanvragen zijn om ook West-Vlaanderen te kunnen bedienen.
Vermits de programma's van de diensten van jaar tot jaar worden goedgekeurd, brengt dit telkens opnieuw onzekerheid voor de toekomstige werking met zich mee. Diensten stemmen hun werking af op de te ontvangen middelen.
1. Wanneer weten de diensten die een aanvraag indienden over hoeveel middelen ze zullen be-schikken ?
2. Op grond van welke objectieve criteria gebeurt de verdeling onder de diensten ? Wordt er reke-ning gehouden met het gereden/geraamde aan-tal kilometers, of met de oppervlakte van de provincies, of met andere criteria ?
3. Wordt terzake een kosten-batenstudie gemaakt om na vijf jaar zicht te hebben op de reële kost-prijs ?
4. Zijn er gegevens met betrekking tot rendabili-teit (hoe groot het grondgebied van een dienst minstens moet zijn en/of een minimunaantal ge-reden kilometers) ?
5. In de subsidieregeling is bepaald dat 30 % van de inkomsten elders moet worden gezocht. P r o-vincies en gemeenten zijn hierbij een mogelijk-heid.
Wordt hiermee rekening gehouden bij de subsi-diëring van het Gemeentefonds ?
Waarom gebeurt dit niet via voorafname en moeten diensten elk in de door hen bediende gemeenten "bedelen" (eventueel gesteund door de provincie) ?
Wat indien sommige gemeenten wél en andere gemeenten niet op dergelijk verzoek ingaan ?
Antwoord
1. Begin juni gaf ik mijn principiële goedkeuring aan de evaluatie van de subsidieaanvragen die voor 2002 bij Gelijke Kansen in V l a a n d e r e n werden ingediend. De deadline voor indiening was 25 maart 2002. Voor de sinds 2001 erkende diensten houdt deze beslissing in dat de basis-w e r k i n g, tegenover het voorbije basis-werkingsjaar, wordt gegarandeerd. De organisaties werden hiervan reeds op de hoogte gebracht.
De Vlaamse volksvertegenwoordiger begrijpt dat aan een dergelijke beslissing een grondige en tijdrovende evaluatieprocedure voorafgaat, temeer daar het volledige vervoersdossier zich nog in een proeffase bevindt en de screening van de verschillende aanvragen dan ook dient te gebeuren in het licht van de globale doelstelling die we op termijn willen bereiken : de uitbouw van een coherent vervoerssysteem voor V l a a n-deren.
De periode tot erkenning werd dit jaar reeds in-gekort ten opzichte van het eerste proefjaar 2 0 0 1 . Het is mijn intentie om deze trend voort te zetten, zodanig dat de overbruggingsperiode stapsgewijs tot het minimum kan worden be-perkt.
2. De subsidie wordt toegekend op basis van de criteria die vermeld staan in de subsidiegids. I e-dere subsidieaanvraag dient een begroting te bevatten met een raming van alle inkomsten en uitgaven die betrekking hebben op het huidige werkingsjaar.
aanvra-g e n , en dit in verhoudinaanvra-g tot het aanaanvra-geaanvra-geven be-grotingstekort.
3. Het reglement goedgekeurd door de V l a a m s e regering is een "voorlopige regeling". In het kader van de bijsturing van dit reglement volgt mijn administratie nauwgezet de verschillende initiatieven op.
Om een zicht te krijgen op de reële kostprijs na vijf jaar moet er uiteraard rekening gehouden worden met de concrete behoefte aan aange-past vervoer en het potentieel aan klanten. A a n-gezien het aangepast vervoer supplementair werkt ten opzichte van het openbaar vervoer en de toegankelijkheid van dit reguliere aanbod nog stapsgewijs zal verbeteren, zal ook de be-hoefte aan aangepast vervoer variëren in tijd. 4. Hieromtrent beschik ik momenteel niet over
wetenschappelijk onderbouwde gegevens, m a a r dergelijke gegevens zullen uiteraard mee in re-kening genomen worden bij het opmaken van een definitief reglement.
5. Er werd een subsidiereglement uitgeschreven d a t , als overgangsregeling, de mogelijkheid biedt om het reeds beschikbare budget op een efficiënte wijze te verdelen over een aantal be-staande organisaties rond aangepast vervoer. E r wordt ze mogelijkheid geboden om, mits extra financiële ondersteuning, de kwaliteit van hun werking te verbeteren en te werken binnen de door Gelijke Kansen in Vlaanderen opgestelde noodzakelijke normen qua infrastructuur en dienstverlening.
Via die weg kon, onafhankelijk van een eventu-ele co-financiering vanuit de onderliggende be-s t u r e n , reedbe-s een begin worden gemaakt met een gefaseerde, gestuctureerde uitbouw van een aangepast vervoerssysteem en van een coherent financieringssysteem.
Bij de opmaak van het reglement werd er reke-ning mee gehouden dat de opgelegde 30 % aan eigen inbreng grotendeels wordt ingevuld door de tarieven die rechtstreeks aan de klanten wor-den aangerekend. Strikt genomen is de noodza-kelijke inbreng vanuit de onderliggende bestu-ren dan ook beperkt. Met de reeds verkregen input kan alvast de basiswerking van de huidige gesubsidieerde initiatieven worden gegaran-deerd.
Intussen wordt vanuit Gelijke Kansen in V l a a n-deren en via de intermediaire bestuursfunctie