Vraag nr. 27
van 4 november 2003
van de heer CARL DECALUWE Ruimtebalans – Zonevreemde bedrijven
Uit de herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) blijkt dat de zonevreemde be-drijven niet worden meegerekend in de ruimteba-lans, maar wel in de ruimteboekhouding.
In dit perspectief krijgen we een verschuiving van de provinciale taakstellingen.
1. Wat is de motivatie voor deze taakverschuiving ? 2. Waarom worden de zonevreemde bedrijven niet
meegerekend in de ruimtebalans ?
Antwoord
1. Uitgaande van de voorgestelde herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is het niet correct om te spreken van een "verschui-ving" van provinciale taakstellingen. De lopen-de herziening bevestigt enkel het fundamenteel onderscheid dat nu reeds bestaat tussen de "ruimtebalans bedrijventerreinen" en de "ruim-t e b o e k h o u d i n g " . Beide komen voor in he"ruim-t rich-tinggevend deel van het RSV in een duidelijk verschillende context. De ruimtebalans bedrij-venterreinen heeft tot doel de verdeling van de bijkomende bedrijventerreinen te organiseren tussen de verschillende provincies, maar los van de "tijdelijk en definitief niet realiseerbare ter-r e i n e n " , en los van de ontwikkelingen in de p o o r t e n . De ruimteboekhouding bewaakt het evenwicht in bijkomende ruimtevraag tussen de verschillende sectoren. Onderstaande verduide-lijking bij de werking en het ontstaan van de ruimtebalans bedrijventerreinen maakt duide-lijk dat er feiteduide-lijk geen sprake is van een ver-schuiving.
De cijfers zoals die zijn vermeld in de ruimteba-lans (RSV, b l z . 443) voor de verdeling van bijko-mende bedrijventerreinen per provincie vormen r i c h t g e t a l l e n . Op basis van het tewerkstellings-aandeel (1992) in ruimtebehoevende sectoren, en van het vrijliggend aanbod bedrijventerrein, werd in het richtinggevend deel een v e r d e l i n g voorgesteld van de bijkomende bedrijventerrei-n e bedrijventerrei-n . Voor deze cijfers werd eebedrijventerrei-n obedrijventerrei-nderscheid ge-maakt tussen "af te bakenen bedrijventerrei-nen" en "reservebedrijventerreibedrijventerrei-nen". Het on-derscheid tussen beide categorieën werd
inge-voerd wegens de grote graad van onzekerheid : " . . . zich baseren op één enkel scenario of enkel op een extrapolatie van de recente evolutie in de ruimtevraag naar bedrijventerreinen is ris-kant en kan leiden tot foutieve beslissingen" ( R S V, b l z . 4 3 9 ) . Naast de bovenvermelde inde-ling in effectieve terreinen en reserveterreinen, werd ook een indeling voorgesteld tussen de op-pervlaktes bedrijventerrein die gerealiseerd moeten worden in economische knooppunten en buiten economische knooppunten. Deze ele-menten geven duidelijk aan dat bij de opmaak van het RSV de ruimtebalans beschouwd wordt als een dynamisch gegeven, waarbij vooral de methodiek van belang is. De tabel op bladzijde 443 ("ruimtebalans") is dus vooral indicatief, e n moet worden opgevolgd teneinde een periodie-ke bijsturing te kunnen doen.
De opvolging van deze cijfers bestaat uit twee grote onderdelen, namelijk : (1) het bijhouden van de doorgevoerde bestemmingswijzigingen, en (2) een evaluatie van de assumpties die aan de basis liggen van de doorrekening. Het laatste onderdeel wordt momenteel bestudeerd door I B M-BCS in het kader van de studie "onder-zoek naar de evolutie voor ruimtebehoefte voor n i e t-verweefbare bedrijvigheid". De goedge-keurde bestemmingswijzigingen worden door mijn administratie bijgehouden voor de ruimte-boekhouding (RSV, b l z . 529 e. v. ) . Het bewaken van de vooropgestelde trendbreuk (ruimteba-lans) in de provinciale verdeling van bedrijven-terreinen in economische knooppunten en daar-buiten (pakket 4), is in eerste instantie een taak van de verschillende provincies.
De herziening van het RSV in 2002-2003 heeft als effect dat de herbestemming van op 1 janu-ari 1994 bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijven in de ruimtebalans wordt verrekend als bedrijventerrein dat op 1 januari 1994 "inge-nomen" was. Concreet wil dit zeggen dat derge-lijke terreinen niet langer afgaan van het onder-deel "totaal extra oppervlakte, nodig in uitvoe-r i n g s p l a n n e n " . Dit betekent dat in de veuitvoe-rschil- verschil-lende pakketten ruimte vrijkomt, a rato van de oppervlakte op 1 januari 1994 van bestaande bedrijven die reeds in een plan werden opgeno-men in het pakket in kwestie. Het verdelingsme-chanisme dat de provincie uitwerkt voor de 8 0 / 2 0 - v e r h o u d i n g, de verdeling over hoofddor-pen en de verdeling van pakket 3, v e r a n d e r t hierdoor niet.
lan-ger beschouwd als "bijkomend aanbod" bedrij-v e n t e r r e i n , maar als bedrijbedrij-venterrein dat op 1 januari 1994 reeds in gebruik is.
Inhoudelijk is het de optie om de plannen die gemaakt worden met het oog op de bestendi-ging van op 1 januari 1994 bestaande, s t e d e n-bouwkundig vergunde bedrijven, niet langer te beschouwen als de invulling van een vraag naar ruimte om te ondernemen, maar als de bevesti-ging van een bestaande situatie.
Op deze manier wordt het mogelijk om flexibel in te spelen op een veranderde maatschappelij-ke situatie.