• No results found

De Postmarkt in Beweging Een onderzoek naar liberalisatie en dienstendifferentiatie in de postmarkt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Postmarkt in Beweging Een onderzoek naar liberalisatie en dienstendifferentiatie in de postmarkt"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Postmarkt in Beweging

Een onderzoek naar liberalisatie en dienstendifferentiatie in de postmarkt

Afstudeerscriptie, 14-7-2007

Faculteit der Economische Wetenschappen

Richting BM&O

Variant Management&Organisatie

Begeleider:

Afstudeerstudent

dr. D.H.M. Akkermans

Jan Evert Drenth

1197592

(2)

SAMENVATTING

Deze afstudeerscriptie omvat een onderzoek naar de invloed van liberalisatie op dienstendifferentiatie in de Nederlandse postmarkt. Het is de verwachting dat vooral de toename van concurrentie effect heeft op het dienstenaanbod in de postmarkt. Het concurrentieproces binnen de postmarkt is

beschreven met duale marktwerkingtheorieën, waarbij de markt wordt opgedeeld in een generalist en meerdere specialisten. Door middel van een vragenlijst aan postbedrijven is het huidige

dienstenaanbod vergeleken met het dienstenaanbod voor de start van het liberalisatieproces in 1998. Op het geliberaliseerde marktgedeelte is het geanalyseerde dienstenaanbod toegenomen door diensten van nieuwe concurrenten en het uitbreiden van het dienstenaanbod door de voormalige monopolist. Deze uitbreiding van diensten door de voormalige monopolist vindt met name plaats op de

marktsegmenten waar daadwerkelijk concurrentie is ontstaan. Vooral voor verzenders van grote orders is het aantal beschikbare diensten tussen 1998 en 2007 toegenomen.

(3)

VOORWOORD

De eerste woorden die u leest in deze scriptie zijn tegelijk de laatste woorden die ik er aan toevoeg. Deze afstudeerscriptie is het eindresultaat van een traject dat al begon in 2004 met een stage op het hoofdkantoor bij ING Direct. In deze stage stond de liberalisatie van de Europese postmarkt centraal. Hoewel de postmarkt nog wel eens werd omschreven als statisch en ouderwets, stuitte ik tijdens mijn ervaringen op een boeiende markt die volop in beweging is. Vervolgens was het logisch om ook mijn afstudeerscriptie aan de liberalisatie van de postmarkt te wijden. Het viel echter niet mee om een wetenschappelijk verantwoorde, maar ook praktisch haalbare richting te geven aan mijn scriptie. In overleg met mijn afstudeerbegeleider ben ik uitgekomen bij de scriptie die nu voor u ligt. Ik wil dhr. Akkermans dan ook danken voor de kritische vragen en adviezen. Daarnaast wil ik Mark Maan van ING Direct bedanken voor een leerzame stage, Mark Winters van TNT Post voor de hulp bij het opstellen van de vragenlijst, Saskia Spiekman van het Museum voor Communicatie in Den Haag voor het zoeken naar historische informatie en alle geënquêteerde postbedrijven voor hun medewerking aan mijn onderzoek. Tot slot wil ik graag mijn ouders en vriendin bedanken voor hun steun tijdens mijn studie, waarvan deze scriptie het afsluitende onderdeel is.

Zwolle, 14 juli 2007

(4)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING ... 2

VOORWOORD ... 3

INHOUDSOPGAVE... 4

LIJST VAN AFKORTINGEN ... 5

1. INTRODUCTIE ... 6

2. THEORETISCH KADER ... 8

2.1 Liberalisering ... 8

2.1.1 Redenen voor liberalisering ... 8

2.1.2 Methodes van liberalisering... 9

2.1.3 Liberalisering op de postmarkt ... 10

2.1.4 Toegangsregulering in de postmarkt... 12

2.1.5 Marktafbakening van de postmarkt ... 14

2.2 Dienstendifferentiatie... 16

2.2.1 Dienstendifferentiatie als gevolg van diversiteit van aanbieders... 16

2.2.2 Dienstendifferentiatie door een individuele aanbieder ... 17

2.2.3 Dienstendifferentiatie op de postmarkt... 17

2.3 De relatie tussen liberalisering en dienstendifferentiatie ... 19

2.3.1 Een dynamisch marktwerkingsmodel... 20

2.3.2 Marktwerkingproces op de postmarkt ... 22

3. ONDERZOEKSOPZET ... 25

4. RESULTATEN ... 29

4.1 Volumeontwikkeling in de postmarkt... 29

4.2 Dienstenaanbod per variabele in het geliberaliseerde marktgedeelte ... 30

4.2.1 Overkomstduur ... 30

4.2.2 Ontvangstzekerheid ... 31

4.2.3 Mate van voorsortering... 31

4.3 Dienstenaanbod in het vrije marktgedeelte ... 32

4.5 Dienstenaanbod in het monopolistische marktgedeelte ... 33

4.6 Dienstenaanbod per marktspeler ... 33

5. CONCLUSIES ... 35

LITERATUURLIJST ... 37 BIJLAGEN

(5)

LIJST VAN AFKORTINGEN

B2B = Business to business, in de postmarkt ‘van zakelijke verzender naar zakelijke ontvanger’ B2C = Business to consumer

BARP = Besluit Algemene Richtlijnen Post C2B = Consumer to business

C2C = Consumer to consumer EU = Europese Unie

MinEZ = Ministerie van Economische Zaken

OPTA = Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit UDV = Universele Dienstverleningsplicht

(6)

1. INTRODUCTIE

Marktwerking is een veel besproken onderwerp, in zowel de wetenschappelijke als populaire literatuur. Voorbeelden hiervan zijn discussies over liberalisering van diensten in de zorg en de energiemarkt. Ook voor de liberalisering van de postmarkt is sinds 2007 veel aandacht van de politiek en de landelijke media (o.a. Volkskrant, 12-4-2007). In Nederland is de postmarkt gedeeltelijk

geliberaliseerd en heeft de Tweede Kamer onlangs het wetsvoorstel tot volledige liberalisering per 2008 goedgekeurd. In de Europese Unie is nog geen besluit genomen over een volledige liberalisatie van de postmarkt. Een belangrijk beoogd effect van liberalisering is een toegenomen keuze, uit verschillende diensten, voor de klant (MinEZ, 2006). Ook in de postmarkt verwachtte men dat er bij de liberalisering, naast prijsdalingen, nieuwe diensten zouden ontstaan en dat niches beter bediend worden (Raad V&W, 2000). De toegenomen keuze zou kunnen leiden tot een hogere waarde of welvaart. Een financieel voorbeeld van de waarde van keuze is de optiemarkt, waar de handelaren bereid zijn te betalen voor een optie, een keuze. Aan de andere kant kan een toegenomen keuze van diensten leiden tot transactiekosten, zoals ‘searching’ en ‘switching’ kosten, of hogere

productiekosten. Deze scriptie zal verder niet ingaan op dergelijke welvaartsafwegingen (zie bijv. Spencer, 1976 of Ottaviano et al., 1999), maar zich beperken tot de relatie tussen liberalisering en het ontstaan van verschillende diensten, oftewel dienstendifferentiatie.

Differentiatie is vooral bekend in de strategische bedrijfsliteratuur. Om klanten voor zich te winnen, dienen bedrijven zich met hun diensten te onderscheiden van hun concurrenten. De bedrijfsliteratuur geeft manieren waarop bedrijven dit kunnen doen. Er is echter weinig bekend over de manier waarop deze differentiatie van één bedrijf zich verhoudt tot de totale markt, terwijl liberalisatie juist een proces op marktniveau is. Liberalisatie en marktwerking zijn in de economische literatuur vooral onder industrial economics (of: de economie van industrieorganisatie) te scharen. In de literatuur wordt de link van industrieorganisatie met organisatie ecologie een aantal malen aanbevolen (bijvoorbeeld Boone en van Witteloostuijn, 1995, 2004b; Jovanovic, 2000; Geroski, 2001). Ook in deze scriptie wordt deze relatie gelegd, evenals de relatie tussen deze theorie en dienstendifferentiatie.

De theoretische relatie tussen liberalisatie en dienstendifferentiatie zal vervolgens worden

geanalyseerd in de postmarkt, die op dit moment geliberaliseerd wordt. In navolging van een Europese richtlijn uit 1998 is in Nederland in 2000 een nieuwe postwet geïntroduceerd met als doel de markt geleidelijk te liberaliseren. Evaluaties van de liberalisatie tot nu toe (Kok, 2003; Bijl, 2003) besteden vooral aandacht aan kostenefficiëntie of de kwaliteit van één bepaalde dienst, maar in mindere mate aan dienstendifferentiatie. Dit is ook het geval bij onderzoeken naar kostengerelateerde

concurrentiemogelijkheden (oa. Dykmann, 2003) en innovatie (Dietl, 2005) in de liberaliserende postmarkt. Een statische, econometrische benadering van differentiatie in de postmarkt is wel

(7)

beschikbaar (Cremer, 2001), maar zegt weinig over de introductie van nieuwe diensten. De genoemde onderzoeken beperken zich bovendien vaak tot het voormalige staatspostbedrijf, waardoor een weergave van dienstendifferentiatie op marktniveau niet mogelijk is. Door te analyseren op marktniveau kan ook de ontwikkeling van nieuwe diensten door nieuwe concurrenten worden weergegeven. Dergelijke inzichten over dienstendifferentiatie in de liberaliserende postmarkt kunnen relevant zijn voor het liberalisatiebeleid van de Nederlandse en Europese overheden.

Voor deze scriptie is ter verduidelijking en ter afbakening een probleemstelling geformuleerd:

Wat zijn de effecten van liberalisatie op dienstendifferentiatie in de postmarkt?

Om deze probleemstelling te beantwoorden is deze geoperationaliseerd in de volgende onderzoeksvragen:

- Hoe worden liberalisatie en dienstendifferentiatie in de bedrijfseconomische literatuur beschreven?

- Wat is de theoretische relatie tussen liberalisatie en dienstendifferentiatie?

- Wat zijn de karakteristieken van de postmarkt en het liberalisatieproces op de postmarkt? - Welke differentiatiemogelijkheden zijn er aanwezig op deze markt?

- Hoe ontwikkelde dienstendifferentiatie zich tijdens de liberalisatieperiode?

In het beantwoorden van deze vragen streeft deze scriptie de volgende doelstellingen na:

- Een theoretisch kader scheppen waarmee dienstendifferentiatie aan liberalisatie gerelateerd kan worden;

- Een beknopt overzicht geven van relevant onderzoek in de postmarkt ten aanzien van de liberalisatie;

- Ontwikkelingen van dienstendifferentiatie in de postmarkt weergeven ten tijde van de liberalisatie door middel van empirisch onderzoek.

Deze scriptie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een theoretisch kader gecreëerd dat inzicht geeft in de concepten dienstendifferentiatie en liberalisatie, alsmede de relatie tussen deze twee. Ook zullen deze concepten worden toegespitst op de praktijk van de postmarkt. De opzet van het empirisch onderzoek zal vervolgens worden beschreven in hoofdstuk 3 en de resultaten daarvan in hoofdstuk 4. In het afsluitende hoofdstuk 5 zullen conclusies worden getrokken over dit onderzoek naar de relatie tussen dienstendifferentiatie en liberalisatie op de postmarkt.

(8)

2. THEORETISCH KADER

In deze scriptie staat de relatie tussen de onafhankelijke variabele ‘liberalisering’ en de afhankelijke variabele ‘dienstendifferentiatie’ centraal. Deze zijn weergegeven in figuur 2.1.

Diensten- differentiatie Concurrentie

Liberalisering

Figuur 2.1 Onderzoeksmodel

In paragraaf 2.1 wordt de onafhankelijke variabele behandeld. Ook zal hierin naar voren komen waarom concurrentie als intermediaire variabele is aangegeven in figuur 2.1. In paragraaf 2.2 zal een uitleg worden gegeven van de afhankelijke variabele en in 2.3 van de relatie tussen deze twee. Per paragraaf zal eerst een algemene theoretische onderbouwing worden gegeven, waarna de variabelen verder worden afgebakend aan de hand van specifieke eigenschappen van de markt waarin het onderzoek zal plaatsvinden, de postmarkt. Aan de hand van deze marktanalyse kunnen ook mogelijke modererende variabelen worden geïdentificeerd, die de relatie tussen liberalisering en

dienstendifferentiatie beïnvloeden.

2.1 Liberalisering

De bepalende factor in het bovenstaande onderzoeksmodel, de onafhankelijke variabele, is

liberalisering. Aangezien de meeste liberaliserende sectoren zogenoemde netwerkmarkten1 zijn, is de nu volgende liberaliseringdefinitie ook gericht op deze sectoren. Liberalisering wordt wel omschreven als: “het proces van openen van staatsmonopolies en het transformeren van deze monopolies in (meer) open markten” (Hulsink, 2003). Deze definitie geeft echter niet aan (1) waarom er in eerste instantie staatsmonopolies waren en deze markten nu geopend dienen te worden, (2) hoe deze geopend kunnen worden en (3) hoe de liberalisering in de postmarkt wordt uitgevoerd. De volgende paragrafen zullen deze vragen beantwoorden. Hierna zal in paragraaf 2.1.5 een relevante afbakening van de postmarkt worden gemaakt.

2.1.1 Redenen voor liberalisering

Het merendeel van de nu liberaliserende markten zijn ooit ontstaan uit private initiatieven. Zij zijn vervolgens gemonopoliseerd met een staatsbedrijf omdat een bepaald publiek belang uitgevoerd dient te worden. Private partijen konden niet aan dit publiek belang voldoen. Enerzijds was er teveel

1

Dit zijn markten met enige mate van netwerkeigenschappen, zoals de markten voor telefoon, elektriciteit, spoorwegen, luchtvaart en post (Pelkmans, 2001).

(9)

onzekerheid2 om voldoende investeringen te doen om een kwalitatief goede dienstverlening te

realiseren. Anderzijds ontstonden er monopolies op de investeringen die wel gedaan werden, met hoge winsten en hoge prijszetting als gevolg (Newberry, 1997). Om als overheid invloed te krijgen op deze investeringen werden de bedrijven genationaliseerd en de markten gemonopoliseerd. Om deze overheidsinvloed te vergroten werd vaak de gehele verticale keten gemonopoliseerd (Newberry, 1997).

In de gemonopoliseerde markt is er vervolgens een principaal-agent relatie ontstaan tussen

respectievelijk overheid en (staats)bedrijf (Lijesen, 1998). Ook tussen de burger (tevens consument) en de overheid is sprake van een principaal-agent relatie. Als gevolg van informatieasymmetrie in

dergelijke relaties is het niet zeker dat de monopolist de wensen van de consument optimaal kan of wil bedienen. Vanaf de jaren ‘70 trok men in twijfel of staatsinterventie in alle netwerkmarkten de meest optimale methode was. Efficiëntie, ondernemersschap en innovatie dienden gestimuleerd te worden (Littlechild, 1978). In een adviserend rapport aan de Nederlandse overheid stelde de

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (Scheltema, 2000) dat publieke belangen via een aantal ‘borgingsmechanismen’ kunnen worden veilig gesteld. Naast het borgingsmechanisme van het

staatsbedrijf, hiërarchie, zou het publieke belang ook via andere mechanismen gewaarborgd kunnen worden. Bij privatisering3 kunnen bijvoorbeeld regels gebruikt worden om controle uit te oefenen, in plaats van hiërarchie. In de postmarkt is de universele dienstverleningsplicht, een pakket eisen aan de dienstverlening, een voorbeeld van die regels. Bij liberalisering komt een ander borgingsmechanisme beschikbaar: concurrentie. Marktpartijen kunnen nu worden afgerekend op de mate waarin zij de preferenties van de markt vervullen (Scheltema, 2000). Daardoor doorbreekt men de

informatieasymmetrie in de principaal-agent relatie (Pelkmans, 2001). De introductie van concurrentie disciplineert de marktpartijen, wat leidt tot een hogere allocatieve efficiëntie (Scheltema, 2000). Concurrentie verbetert de efficiëntie, innovatie en de variëteit van beschikbare diensten en producten (OECD, 2001). De introductie van concurrentie is dus de belangrijkste reden om over te gaan tot liberalisatie. Doordat juist concurrentie moet leiden tot een betere variëteit van beschikbare diensten vormt concurrentie een belangrijke intermediaire variabele tussen liberalisatie en differentiatie

2.1.2 Methodes van liberalisering

Het blijft echter de vraag hoe markten geliberaliseerd kunnen worden. Het gebrek aan concurrentie bij natuurlijke monopolies vormde immers een van de redenen om tot de staatsmonopolies over te gaan. Deze staatsmonopolies omvatten echter vele schakels in de verticale keten en daarnaast vaak ook

2

Onzekerheid ontstond door overheidsoptreden (zou de overheid aanspraak gaan maken op de winsten van de investeringen) en door het gebrek aan standaarden en coördinatie in de markt (Newberry, 1997).

3

Privatisering is het overbrengen van eigendom van de staat naar private partijen (Newberry, 1997). In Nederland is het postbedrijf al in 1989 geprivatiseerd. Daarom wordt privatisering in deze scriptie verder ook niet als belangrijke modererende variabele beschouwd.

(10)

verschillende (horizontaal geïntegreerde) product-markt combinaties. De monopolistische marktgedeelten zijn vaak maar beperkt tot enkele schakels in de markt, maar als gevolg van de integratie oogt de gehele markt monopolistisch. Door de monopoliegedeelten te isoleren, kan de rest van de markt geliberaliseerd worden. Dit monopoliegedeelte verschilt per sector. Het

liberaliseringbeleid is dan ook maatwerk per sector (Minez, 2006). Een OECD rapport (2001) geeft een zestal scheidingsmethoden4 voor het monopolistische marktgedeelte. De twee belangrijkste methoden van deze zes zijn verticale en horizontale scheiding. Verticale scheiding (‘ownership separation’, figuur 2.2a) wil de overheid bijvoorbeeld in de elektriciteitsmarkt toepassen, door de energielevering te scheiden van het netwerkbeheer. Het voordeel van deze methode is, dat de eigenaar van de monopolistische activiteit geen motivatie meer heeft om concurrentie in de concurrerende activiteiten tegen te gaan (OECD, 2001). Horizontale scheiding (‘access regulation’, 2.2b) is

bijvoorbeeld terug te vinden in de telefonie en de postmarkt. De overheid ziet er bij dit model op toe dat concurrerende bedrijven tegen redelijke voorwaarden toegang krijgen tot de monopolistische activiteiten, zoals het vaste telefonienetwerk. Een gescheiden boekhouding van de monopolistische activiteiten is vaak een voorwaarde, om kruissubsidiëring van concurrerende activiteiten te

voorkomen. Het voordeel van deze methode is dat mogelijke economische voordelen van het geïntegreerd uitvoeren van monopolistische en concurrerende activiteiten wel beschikbaar blijven.

Figuur 2.2 Methoden voor scheiding. De (onderbroken) omlijning geeft de omvang aan van het bedrijf dat de niet competitieve activiteit uitvoert.

2.1.3 Liberalisering op de postmarkt

Liberalisering is, zoals eerder vermeld, maatwerk per sector. Daarom zal in deze en de volgende paragraaf het liberaliseringproces op de postmarkt toegelicht worden. In deze paragraaf wordt de wettelijke afbouw van het monopolie behandeld, in paragraaf 2.1.4 wordt de toegangsregulering

4

Scheidingsmethoden concentreren zich op concurrentie in de markt. Mocht er geen scheiding mogelijk zijn, dan is er nog de mogelijkheid om concurrentie voor de markt toe te passen. Hierbij kunnen marktpartijen bieden op de concessie om (delen van) de markt exclusief te gaan bedienen, wat in Nederland bijvoorbeeld gebruikelijk is bij het openbaar busvervoer.

(11)

behandeld die het ontstaan van concurrentie mogelijk moet maken. In paragraaf 2.1.5 wordt vervolgens een voor deze scriptie relevante afbakening gemaakt van de postmarkt.

Figuur 2.3 Waardeketen in de postmarkt (bron: Dodgson, 2004 & Kok, 2004)

De traditionele waardeketen van de postmarkt bestaat uit een aantal verticaal geïntegreerde diensten, met daartussen transporthandelingen, zoals afgebeeld in figuur 2.3. De collectie voor zakelijke klanten en consumenten is voor het grootste gedeelte gescheiden. Consumenten doen dit via de rode/oranje brievenbus en bedrijven leveren hun post – meestal tot een bepaald niveau voorgesorteerd5 – vaak direct aan het sorteercentrum. De volgende stap is het ‘outward’ sorteren, voor de Nederlandse TNT Post betekent dit sorteren over 6 sorteercentra. Na transport naar het juiste sorteercentrum gaat men daar de post voor de eigen regio ‘inward’ sorteren over de bezorgkantoren. Bij een bezorgkantoor gaat de post voor zakelijke geadresseerden naar de postbussen (en wordt vervolgens eventueel bij de zakelijke geadresseerde bezorgt), de post voor consumenten wordt ‘op loopvolgorde’ gesorteerd en vervolgens bezorgd. De eerste postwet in 1807 vestigde een staatsmonopolie op het verzamelen, vervoeren en uitreiken van brieven (Vollebergh, 1998; website TNT Post, 2006). De vernieuwde Postwet van 1989 expliciteerde dit monopolie tot briefpost6 lichter dan 500 gram, uitgezonderd koeriersdiensten die stukken beneden de 500 gram, maar boven een bepaalde tariefsgrens bezorgen.

Vanuit de Europese Unie ontstonden vanaf 1997 richtlijnen, met als doel om (1) een minimum niveau van postdienstverlening in de hele EU vast te stellen en (2) een gecontroleerde overgang naar

concurrentie te bewerkstellingen (EC, 1997&2002). Op nationaal niveau wordt het minimum niveau ingevoerd door een universele dienstverleningsplicht op te leggen aan de grootste marktpartij (meestal het nationale postbedrijf). Het tweede punt, de liberalisatie, is mede het gevolg van de ‘Lissabon-strategie’ van de EU, waarin dynamiek en concurrentie benadrukt werden (Campbell, 2004). De

5

Deze voorsortering vindt bijvoorbeeld plaats door het op regio gescheiden inleveren van post of meedrukken van sorteercodes.

6

Er is veel onduidelijkheid over de betekenis van briefpost. In 1989 lijkt men hier alle post mee te bedoelen, behalve tijdschriften, kranten en ongeadresseerd drukwerk (Lijn, 2005). Volgens PWC (1998) is er daarnaast een uitzondering voor geadresseerd drukwerk waarvan alleen de adressering per item verschilt. Als gevolg van de onduidelijkheid van de definitie zijn meerdere rechtzaken gevoerd tussen de PTT en concurrenten (PWC, 1998). Vanaf 2000 is de definitie van het monopolie duidelijker beperkt tot ‘brieven met een individuele inhoud’, waardoor alle direct mail buiten het monopolie valt.

(12)

liberalisatie wordt ingevoerd door het wettelijke monopolie op verschillende soorten post stapsgewijs op te heffen, waarbij de maximale omvang van het monopolie wordt gegeven door de Europese regels.

In Nederland leidde de Europese richtlijn 97/67/EC uit december 1997, met een maximum monopolie van post <350 gram, tot een geamendeerde postwet per 1 juni 2000. Hierin werden brieven boven de 100 gram of >3x het standaard tarief7, alle uitgaande internationale post en al het geadresseerde drukwerk (direct mail) geliberaliseerd. Vooral doordat het Nederlandse monopolie beperkt werd tot brieven, in plaats van alle post, was de postwet ‘liberaler’ dan de richtlijn. Een nieuwe Europese richtlijn 2003/39/EC vereiste een maximum monopolie van post tot 100 gram vanaf 2003, verder terug te brengen tot maximaal 50 gram per januari 2006. In Nederland is daarop de postwet in 2004

aangepast, waardoor vanaf januari 2006 alleen nog de brieven tot 50 gram onder het wettelijke monopolie vallen. Een nieuwe postwet met een volledige liberalisatie van de Nederlandse postmarkt per 2008 is op 5 juni 2007 definitief goedgekeurd door de Tweede Kamer (Het Financieele Dagblad, 6-6-2007). Op dit moment loopt een Europees debat over een volledige liberalisatie van de Europese postmarkt in 2009. De onderzoeksrapporten die de basis moeten vormen van dit debat (Kuyper, 2006 en Niederprüm, 2006) zijn positief over de voorgestelde volledige liberalisatie per 2009.

Figuur 2.4 Tijdsbalk liberalisering op EU en Nederlands niveau.

2.1.4 Toegangsregulering in de postmarkt

Hoewel het wettelijke monopolie wordt opgeheven, zijn bij bepaalde activiteiten van de postmarkt nog steeds natuurlijk monopolies aanwezig. Deze natuurlijke monopolies kunnen ontstaan als gevolg van hoge verzonken kosten of grote schaalvoordelen, waarbij de kosten van dupliceren van die activiteit niet opwegen tegen de mogelijke opbrengsten. Een voorbeeld hiervan is het netwerk van postbussen. Met toetredingsregulering kan de invloed van deze natuurlijke monopolies op de totale markt enigszins beperkt worden. Onderzoeksrapporten ten aanzien van de Nederlandse postmarkt (de Bijl, 2003; Kok, 2003; Kemp, 2005) noemen een viertal natuurlijke monopolies:

7

Standaardtarief is tarief van een brief in Nederland. Tariefgrens is ter vrijwaring van expres/koeriersdiensten.

(13)

- Consumentenpost (C2C en C2B8, oftewel alle post afkomstig van consumenten). De

combinatie van grote schaalvoordelen en hoge verzonken kosten als gevolg van een uitgebreid netwerk van brievenbussen zorgen ervoor dat er een natuurlijk monopolie rust op de collectie van consumentenpost. Op het consumentensegment is geen concurrentie te verwachten. Gezien de beperkte omvang (8% van de markt) is de collectie niet operationeel gescheiden van andere activiteiten, om zo kostensynergie tussen de verschillende activiteiten te behouden. In de postwet is een gescheiden boekhouding voorgeschreven om kruissubsidiëring tussen het ‘consumentenpost monopolie’ en het vrije marktgedeelte te voorkomen.

Gezien de beperkte bestedingen van consumenten9 hebben zij ook een kleine invloed op de dienstverlening van het postbedrijf. Om het publieke belang te waarborgen wordt door overheidsregels via de postwet een ‘universele dienstverleningsplicht’ (UDV) opgelegd aan TNT Post. Deze plicht omvat een pakket eisen ten aanzien van de dienstverlening van TNT Post, met onder andere maximum tarieven, een minimaal aantal postkantoren en

brievenbussen en de verplichte levering van een aantal diensten (BARP, 2000). De voor deze scriptie relevante eisen zullen in hoofdstuk 3 worden toegelicht. De dienstverleningsplicht werd eerst via het staatsbedrijf opgelegd en is vanaf de privatisering van PTT Post in 1989 expliciet vastgelegd in de wet (Vollebergh, 1998). Sinds 1989 zijn de vereisten in de plicht niet wezenlijk veranderd.

- Retourpost. Dit is B2C post die bijvoorbeeld verkeerd bezorgd is. Deze poststroom heeft het (monopolistische) brievenbusnetwerk nodig. In een akkoord tussen de postbedrijven is afgesproken dat TNT Post deze post tegen een redelijk tarief retourneert aan de concurrent die het stuk verstuurd heeft.

- Postbusnetwerk. De meeste bedrijven ontvangen hun post via een postbus. Het is inefficiënt en klantonvriendelijk als zij bij elke postbedrijf een postbus moeten aanhouden. Daarom is in de postwet van 2000 vastgelegd dat concurrenten tegen redelijke voorwaarden10 toegang moeten krijgen tot de postbussen die beheerd worden door TNT Post.

- Het bezorgnetwerk (C2C en B2C). Het bezorgnetwerk is de belangrijkste schakel van de postketen. In de traditionele waardeketen omvat het 50% van de operationele kosten11. Omdat de collectie van consumenten monopolistisch is, zal hier alleen concurrentie ontstaan op het B2C segment. Een bezorgnetwerk zoals TNT Post hanteert, landelijk en met dagelijkse bezorging, is moeilijk te dupliceren (Kok, 2003). Er zijn echter alternatieve mogelijkheden. Ten eerste eist de postwet dat TNT Post concurrenten ‘non-discriminerende’ toegang geeft tot

8

C2C en C2B zijn afkortingen voor ‘consumer to consumer’ en ‘consumer to business’ en verwijzen naar de verschillende verzenders en ontvangers uit figuur 2.2.

9

€ 23,- per huishouden per jaar volgens Mazor, 2004

10

Bij een geschil over ‘redelijke voorwaarden’ bepaalt de Opta de voorwaarden.

11

Dit percentage is op basis van bedrijven zoals TNT Post (Dodgson, 2004). Nieuwe concurrenten werken vaak met voorgesorteerde post, waardoor er nog meer nadruk op de bezorging komt te liggen.

(14)

haar bezorgnetwerk, dus onder dezelfde voorwaarden als gelijkwaardige klanten. Hierdoor hoeft een nieuwe concurrent niet (meteen) een landelijk dekkend netwerk te hebben, maar kan zij een deel van zijn post aan TNT meegeven. De tweede alternatieve mogelijkheid is de bezorgfrequentie. Zowel de theorie (Dykmann, 2003) als de praktijk12 hebben aangetoond dat een winstgevende tweewekelijkse bezorging mogelijk is, ook als deze landelijk is.

Van de vier natuurlijke monopolies zijn de monopolies in het business-segment ‘opgelost’ door middel van toegangsregulering. Op de post afkomstig van consumenten rust nog een natuurlijk

monopolie. Op de zakelijke postmarkt zijn als gevolg van het hierboven beschreven (1) expliciteren en verkleinen van het monopoliegedeelte, (2) uitzicht op volledige liberalisatie en (3) de

toegangsregulering wel meer concurrentie mogelijkheden ontstaan. Het geliberaliseerde marktgedeelte wordt weergegeven in figuur 2.5.

Monopolie Geliberaliseerd Vrij marktgedeelte

B2C:

Brieven tot 50 gram

B2C:

Brieven 50-500 gram Brieven naar het buitenland

B2C: Brieven >500 gram Drukwerk Alle C2C en C2B B2B:

Brieven tot 50 gram

B2B:

Brieven >50 gram

Brieven naar het buitenland Drukwerk

B2B:

Consum. 8% Zakelijke markt 92%

Figuur 2.5 De postmarkt opgedeeld in monopolie anno 2007, vrij gedeelte anno 1998 en gedeelte geliberaliseerd tussen 1998 en 2007.

2.1.5 Marktafbakening van de postmarkt

Nu het geliberaliseerde marktgedeelte bekend is, kan een voor deze scriptie relevante marktafbakening worden gemaakt. Marktdefinities in de postmarkt verschillen vrij sterk. In de Europese wetgeving is de markt nog gedefinieerd als monopolie: ‘de geadresseerde post, bezorgt door de universele

dienstverlener (= [voormalig] staatspostbedrijf)’, waarbij de diensten van de huidige concurrentie dus niet meegerekend zijn. In deze scriptie staat marktwerking centraal, het gaat om diensten aangeboden in de postmarkt. Een eis van deze scriptie is dan ook dat de diensten openlijk toegankelijk dienen te zijn voor potentiële klanten. Ook wordt het consumentensegment uitgesloten, omdat er nu en in de toekomst een natuurlijk monopolie rust op dit segment13. Het aanbod is daardoor niet afhankelijk van

12

Er zijn naast TNT Post in Nederland inmiddels 2 andere landelijk dekkende netwerken voor post aan consumenten, namelijk Sandd en Selekt Mail.

13

Voor een onderzoek naar consumentenwensen in de postmarkt wordt verwezen naar Mazor (2004).

(15)

concurrentie, maar vooral van de regelgeving in de universele dienstverleningsplicht. De OECD (1999) legt in haar definitie van de postmarkt de nadruk op de aanwezigheid van een fijnmazig vast bezorgnetwerk14. Als er post van verschillende klanten naar verschillende bezorgadressen toegaat, zal enige mate van sortering ook noodzakelijk zijn. Collectie van post is niet noodzakelijk, in figuur 2.3 is al aangegeven dat zakelijke klanten hun post vaak zelf aanleveren bij een sorteercentrum. De minimaal aanwezige activiteiten zijn dan ook de sortering en de bezorging, welke verwerkt zijn in de volgende definitie:

De postmarkt omvat open toegankelijke diensten die zakelijke geadresseerde post verwerken via een fijnmazig en vast sorteer- en bezorgnetwerk in Nederland..

Ter verduidelijking worden een aantal activiteiten genoemd die niet binnen de definitie van de postmarkt in deze scriptie vallen:

- Grensoverschrijdende post, die qua differentiatiemogelijkheden vooral afhankelijk is van de sorteer- en bezorgactiviteiten buiten Nederland.

- Interne postdiensten. Deze vervoeren wel post, maar slechts tussen een beperkt aantal collectie- en bezorgpunten. Er is daardoor geen sprake van een fijnmazig bezorgnetwerk. - Eigen bezorgorganisaties, van bijvoorbeeld kranten. Deze organisaties zijn niet toegankelijk

voor andere potentiële klanten en geven daardoor niet meer keuzevrijheid aan de totale markt. - Postbuskoeriers, welke de post voor bedrijven vanaf hun postbus op het postkantoor naar de

bedrijfsvestiging vervoeren. Hier is slechts sprake van A-naar-B vervoer en geen netwerk. - Expresdiensten en pakketten >2 kg. Deze diensten maken geen gebruik van een fijnmazig,

vast netwerk. Pakketten en expresstukken zijn namelijk veelal handmatig gesorteerd en bezorgd via een ‘incidentele’ route in plaats van een vaste route. In lijn met de Europese wetgeving (en daardoor met het merendeel van de onderzoeken in de postmarkt) is de grens tussen ‘briefpakketten’ (dus wel via het vaste netwerk) en pakketten vastgesteld op 2 kg. In de praktijk worden de afmetingen van een brievenbus ook wel als grens gebruikt.

Tot slot kan worden opgemerkt dat in de marktafbakening de voor 1998 al vrije B2C

drukwerkbezorging wel wordt meegenomen in de analyse. Het is echter niet mogelijk en niet

wenselijk om dit segment uit te sluiten. De grens tussen briefpost en drukwerk was in 1998 niet geheel duidelijk. In 2007 wordt er qua diensten vaak geen onderscheid meer gemaakt tussen drukwerk en brieven boven de 50 gram, of tussen B2C en B2B diensten. Deze poststromen worden meestal via het zelfde proces verwerkt. Daardoor beïnvloeden de deelmarkten elkaar dermate dat het niet wenselijk is om de drukwerkbezorging buiten beschouwing te laten.

14

OECD definitie: “The ‘core business’ of postal services is the delivery of addressed goods for which the nature and volume of the goods is such as to support regular, scheduled, dense deliveries in a region (where “dense” means a delivery network which delivers to or passes close by every delivery point in a region).”

(16)

2.2 Dienstendifferentiatie

De afhankelijke variabele in deze scriptie is dienstendifferentiatie. In een markt zijn twee vormen van dienstendifferentiatie aan te wijzen. De eerste vorm wordt veroorzaakt door de diversiteit van

aanbieders op de markt, de tweede vorm door het differentiëren van de eigen diensten door één aanbieder. Na het beschrijven van deze twee vormen zullen in paragraaf 2.2.3 de

differentiatiemogelijkheden op de postmarkt worden besproken.

2.2.1 Dienstendifferentiatie als gevolg van diversiteit van aanbieders

Differentiatie in de eerste vorm vindt plaats op marktniveau, zoals beschreven in een markt met monopolistische concurrentie (Chamberlin, 1933). De differentiatiemogelijkheden van deze eerste vorm worden uitgebreid beschreven in de strategische management literatuur. Het centrale idee binnen het strategisch management is, dat een bedrijf door afwijkende (productie)middelen een bepaald concurrentievoordeel heeft ten opzichte van bedrijven in dezelfde marktpositie (Boone, 2004a). Doordat bedrijven kiezen voor afwijkende productiemiddelen, zullen ook de geproduceerde producten of diensten afwijken van de producten of diensten van de concurrent. Een belangrijke persoon ten aanzien van differentiatie was Porter (1980), die in zijn boek Competitive Strategy voorschreef dat bedrijven niet ‘stuck in de middle’ moesten geraken. In de praktijk herkende hij een viertal succesvolle generieke concurrentiestrategieën, gebaseerd op unieke eigenschappen, lage kosten en de mate van focus. Een gelijkwaardige indeling wordt gevormd door de waardedisciplines van Treacy en Wiersema (1993). Zij noemden de strategievarianten ‘product leadership, operational excellence en customer intimacy’. Een alternatieve benadering van Miles en Snow (1978) benadrukt de afstemming tussen interne bedrijfseigenschappen, strategie en de externe omgeving (Daft, 2001). Deze prospector, analyzer, defender en reactor strategieën zeggen echter weinig over de geproduceerde producten of diensten en zullen daarom verder niet worden behandeld. Hoewel de indelingen van Porter en Treacy en Wiersema een ander uitgangspunt hebben, is het wel mogelijk een ruwe indeling te maken ten aanzien van de product- of dienstenoriëntatie van de strategie. Het overzicht in tabel 2.1 doet geen recht aan alle specifieke eigenschappen van de strategieën, maar geeft wel weer op welke manier zij kunnen leiden tot een bepaalde dienstendifferentiatie. Zo benadrukken de differentiatie- en product leadership-strategie het creëren van een unieke eigenschap van een dienst, bijvoorbeeld door innovatie. Cost leadership en de operational excellence strategie benadrukken de interne

kostenefficiëntie. Ook hier kan de strategie innovatie stimuleren, maar dan vooral procesinnovatie. De laatste oriëntatie richt zich door middel van specifieke eigenschappen op één bepaalde kleine niche (differentiatie-focus) of meerdere kleine niches tegelijk (customer intimacy).

(17)

Product/dienstoriëntatie Generieke strategieën (Porter)

Waardedisciplines (Treacy&Wiersema)

Unieke eigenschap (innovatie) Differentiatie Product leadership

Kosten-efficiëntie Cost leadership/cost-focus Operational excellence

Specifieke eigenschappen Differentiatie-focus Customer intimacy

Tabel 2.1 Indeling van strategieën naar product/dienstoriëntatie

2.2.2 Dienstendifferentiatie door een individuele aanbieder

De tweede vorm van dienstendifferentiatie is het differentiëren van de eigen diensten door één aanbieder. Hierbij richt de aanbieder zich dus, in tegenstelling tot de spelers in een monopolistische concurrentie15, op meerdere dienstenvarianten. Deze vorm kan door de aanbieder worden gebruikt om meerdere niches te bereiken. Dit gedrag komt vooral overeen met de intentie van een customer intimacy strategie. Op tactisch niveau kan deze vorm ook worden toegepast bij een differentiatie of product leadership strategie, om zo de unieke eigenschap zo volledig mogelijk uit te buiten. Met een ‘operational excellence’ strategie daarentegen, zal de onderneming proberen om kostenbesparingen te behalen, bijvoorbeeld door het aantal dienstenvarianten te beperken.

2.2.3 Dienstendifferentiatie op de postmarkt

De manier waarop aanbieders hun diensten differentiëren hangt af van de mogelijkheden op de markt waarin ze actief zijn. In de praktijk is de differentiatie van diensten meestal op veel verschillende manieren mogelijk. Service management literatuur geeft een hogere heterogeniteit van diensten als een van de belangrijkste verschillen met producten (Fitzsimmons, 2006). Deze heterogeniteit wordt mede veroorzaakt door interactie met de klant. Doordat de postverwerking meer procesmatig en

gestandaardiseerd plaatsvindt, is het aantal relevante differentiatiemogelijkheden beperkt. Voor deze scriptie heeft dat als voordeel dat de meetbaarheid verbeterd en ook enigszins objectiveerbaar wordt. Allereerst zullen hieronder de differentiatiemogelijkheden worden geanalyseerd, waarna deze worden gerelateerd aan de zojuist besproken theoretische differentiatie-indeling.

In de onderzoeken op de postmarkt komen verschillende differentiatiemogelijkheden naar voren. Kok (2003) en Kemp (2005) onderscheiden een aantal differentiatie- of segmenteringcriteria. Van de door Kok en Kemp genoemde criteria zijn een tweetal vooral ‘beperkende’ variabelen: een dienst kan bijvoorbeeld beperkt worden tot partijen vanaf een bepaalde omvang of tot bezorging bij alleen bedrijven. De twee criteria worden in deze scriptie als volgt omschreven:

- Bereik van een dienst heeft als variabele twee dimensies. Allereerst is er onderscheid tussen (1) landelijk of (2) lokaal bereik van het bezorgnetwerk. Daarbinnen wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende ontvangers, zoals omschreven in figuur 2.3. Voor de zakelijke

15

In een monopolistische concurrentie leveren bedrijven slechts 1 variant (Ottaviano e.a., 1999)

(18)

postdiensten worden (a) B2C en (b) B2B onderscheiden, waarbij straatadressen als B2C worden beschouwd en postbusadressen als B2B.

- Minimum ordervolume is vaak een voorwaarde voor diensten in de postmarkt. Op basis van de tariefoverzichten van de landelijke postbedrijven is gekozen voor een categorisering van (1) vanaf 1 stuk, (2) vanaf 250 stuks, (3) vanaf 5000 stuks, (4) vanaf 100.000 stuks.

Het onderscheid tussen collectie via brievenbus of postkantoor (door Kok) en tussen frankering via postzegels of partijenpost (door Kemp) wordt in dit onderzoek niet gebruikt, omdat brievenbussen en postzegels voornamelijk in de monopolistische consumentenmarkt gebruikt worden. Andere criteria genoemd in Kok (2003) en Kemp (2005) kunnen door postbedrijven gebruikt worden als

differentiatievorm in het gebruik van één van de differentiatiestrategieën. Zo leidt een overkomstduur van 72 uur ten opzichte van een bezorging binnen 24 uur bijvoorbeeld vaak tot een goedkoper verwerkingsproces, waarmee het bijdraagt aan een ‘cost leadership’ strategie. De beschreven

differentiatiemogelijkheden zijn in een viertal vormen te vatten. Voor elk van de vier vormen kunnen een aantal categorieën worden weergegeven, op basis van diensten van postbedrijven genoemd in de onderzoeksrapporten. Hierbij wordt beschreven wanneer deze categorieën bijdragen aan

kostenefficiëntie enerzijds of waarde-verhoging door unieke eigenschappen anderzijds.

1. Overkomstduur: Dit is de tijd die de post onderweg is vanaf verzending tot ontvangst. Hierop worden ten eerste 24uurs en ten tweede 48uurs post onderscheiden, diensten die ook door de voormalige monopolist werden uitgevoerd. Uit het onderzoek van Kemp (2005) blijkt dat veel post van bedrijven van tevoren te plannen is en daarom ook langer onderweg mag zijn. Een langere overkomstduur wordt meestal gehanteerd op netwerken die slechts 2 of 1 keer per week bezorgen. Naast de tijd tussen collectie en bezorging kan er hierdoor, afhankelijk van de bezorgdag, ook nog ‘wachttijd’ ontstaan. De derde en vierde categorie zijn dan ook verzameld in 2 dagen bezorging (meestal 72-96 uurs) en 1 dag per week bezorging (72u-1week). Een langere overkomstduur draagt bij aan kostenefficiëntie en gaat gepaard met lagere tarieven. 2. Zekerheid van ontvangst: Een verzender van post kan op een tweetal manieren zekerheid van

ontvangst op een bepaalde dag krijgen. Allereerst kan een postbedrijf een standaardgarantie geven dat post op een bepaalde bezorgdag aankomt, zoals ‘de volgende dag’ bij 24uurs post. Daarnaast kunnen extra garanties worden gegeven, bijvoorbeeld een aangetekende brief of een aangetekende brief die alleen wordt afgegeven aan iemand die zich kan legitimeren. Extra garanties zijn over het algemeen waarde- en kostenverhogend.

3. Mate van voorsortering: Dit is de wijze waarop post door de verzender qua sortering wordt aangeleverd. Het sorteerproces kan gefaciliteerd worden door de poststukken op een bepaalde volgorde, dus voorgesorteerd, aan te leveren. Post kan volledig voorgesorteerd of gedeeltelijk voorgesorteerd worden aangeleverd. Voorbeelden van gedeeltelijke voorsortering zijn de

(19)

Differentiatievorm:

Kwaliteit

(differentiatie/focus)

Kostenefficiëntie

Overkomstduur 24u 48u 72-96u 72u-1wk

Zekerheid van ontvangst Aangetekend Vaste dag Onzekere dag Mate van voorsortering Ongesorteerd Gedeelte gesort. Alle post gesort.

<50gr 1 per gram

50-500gr 1 (aantal gewichtsklassen) per gram Gewichts-

Klassen

500-2000gr 1 per gram

Figuur 2.6 Categorisering van differentiatievormen (“Gedeelte gesort.”= gedeeltelijke voorsortering voor post, “Alle post gesort.”= voorsortering voor alle post).

voorsortering tussen streek- en landelijke post, het aanbrengen van sorteer(streepjes)codes of het voorsorteren van post die het postbedrijf zelf niet machinaal kan sorteren. Omdat de klant met voorsorteren een deel van de activiteiten van het postbedrijf overneemt, is dit

kostenbesparend.

4. Gewichtsklassen: Gewicht is een belangrijke indicator van het type post16. Ten aanzien van differentiatie staat het aantal gewichtsklassen per aanbieder centraal. Bij een groter aantal gewichtsklassen is het namelijk vaak mogelijk een scherpere prijs voor een bepaald gewicht te vragen17. Een beperkt aantal klassen verhoogt juist het gemak voor de klant: hij hoeft zijn post slechts beperkt te splitsen naar gewichtsklasse. Gezien het gedeeltelijke monopolie op brieven <50 gram en eerder op <500 gram wordt een onderscheid gemaakt tussen 0-50 gram, 50-500 gram en 500-2000 gram.

De zojuist beschreven differentiatievormen zijn samengevat in figuur 2.6.

2.3 De relatie tussen liberalisering en dienstendifferentiatie

Eén van de doelstellingen, of verwachte uitkomsten, van liberalisatie is een toename in het aanbod en de variëteit van diensten. Om tot deze toegenomen variëteit te komen zal dienstendifferentiatie plaats moeten vinden. Dat kan enerzijds door nieuwe aanbieders en anderzijds door wijzigingen in het aanbod van de huidige aanbieders. Alhoewel de beschrijving uit paragraaf 2.2 wel een beeld geeft van het concept dienstendifferentiatie, is het nog niet mogelijk om een relatie met liberalisatie te geven. Dit

16

Dat dit een belangrijke indicator is, wordt bewezen door het vaststellen van het monopolie op basis van gewichtsklassen.

17

Dit komt doordat (a) de verwerkingskosten afhankelijk zijn van gewicht (Dodsgson, 2004) en (b) lichtere poststukken gemiddeld veel meer verzonden worden (Campbell, 2004). Ter illustratie: Deutsche Post, het Duitse nationale postbedrijf, vraagt hetzelfde tarief voor alle standaard stukken tussen de 50 en 500 gram. TNT Post heeft 3 tariefsstappen. Daardoor is de veel voorkomende 50/100 grams post in verhouding goedkoper bij TNT Post (bron: Website Deutsche Post, 2006 en het tarievenboekje 2006 van TNT Post).

(20)

heeft verschillende redenen. Boone e.a. (2004a) stellen dat indelingen zoals Porters strategieën statisch zijn en uitgaan van een stabiele (bedrijfs)omgeving. Liberalisatie is juist een grote verandering in de omgeving. Organisatie ecologie wordt hierbij als alternatief genoemd, omdat deze theorie concurrentie als een dynamisch proces ziet. Liberalisatie is, naast een veranderingsproces, ook een proces op marktniveau, terwijl dienstendifferentiatie vooral wordt beschreven op bedrijfsniveau. Om inzicht te krijgen in de reacties van bedrijven op liberalisering, dient dan ook een relatie te worden gelegd tussen liberalisering en differentiatie op marktniveau. In de nu volgende paragraaf zal een

marktwerkingsmodel worden uitgelegd, dat vervolgens zal worden gerelateerd aan differentiatie en liberalisatie en daarna in paragraaf 2.3.2 wordt toegepast op de postmarkt.

2.3.1 Een dynamisch marktwerkingsmodel

Van Witteloostuijn en Boone (2006) hebben een dynamisch marktwerkingmodel gecreëerd met een combinatie van concepten uit de organisatie ecologie en industrie organisatie (industrial organisation). Juist door deze combinatie van concepten omvat het model meerdere marktvormen, waardoor het kan worden toegepast in een groot aantal markten. De marktvorm wordt getypeerd door de marktstructuur en de aanwezige organisatievormen. Voor deze scriptie zijn vooral de organisatievormen relevant, omdat per vorm wordt beschreven op welke wijze organisaties concurreren en hun diensten zullen differentiëren. De organisatievormen worden ten eerste ingedeeld in specialisten en generalisten. Specialisten richten hun producten of diensten op zeer specifieke klantwensen. Generalisten proberen juist een breed marktbereik te behalen (Carroll, 1985; Geroski, 2001). De tweede indeling is op productrange. Zo kunnen generalisten een breed marktbereik behalen door het aanbieden van één gestandaardiseerde dienst of door een breed scala van diensten. Voor elk van de vier

organisatievormen – ééndienst generalist, multidiensten generalist, ééndienst specialist en

multidiensten specialist – wordt ten slotte beschreven of zij concurreren op basis van kwaliteit of prijs. De invulling van de marktvorm wordt bepaald door een tweetal variabelen.

− De eerste variabele is de resource space. Dit is de verzameling van resources die een bedrijf nodig heeft om te opereren. Twee belangrijke resources zijn klanten en leveranciers (inclusief

werknemers) (Geroski, 2001). In een markt kan een verdeling worden waargenomen van

verschillende resources (heterogeniteit) of een concentratie van gelijke resources (homogeniteit). Daarnaast kan, in geval van heterogeniteit, de verdeling van resources leiden tot niches van gelijke grootte, of tot enkele grote niches en enkele kleinere. In het laatste geval spreken Van

Witteloostuijn en Boone van een marktcentrum, welke ontstaat uit de grotere niches.

− De tweede variabele is de aanwezigheid of afwezigheid van schaal- en scopevoordelen, ook wel getypeerd als ‘market economies’. Er is sprake van schaalvoordelen als er (kosten)voordelen ontstaan uit het in grote aantallen produceren van één product. Scopevoordelen zijn voordelen die ontstaan uit de productie en verkoop van een portfolio van verschillende diensten.

(21)

Figuur 2.7 Een resource-gebaseerde theorie van de marktvorm met liberalisatie (aangepast uit Van Witteloostuijn en Boone, 2006).

Het model van Van Witteloostuijn en Boone geeft nog niet weer hoe liberalisatie, door de introductie van concurrentie, invloed kan hebben op de marktvorm. In de paragraaf over liberalisatie is gesteld dat concurrentie de marktpartijen disciplineert in hun allocatieve efficiëntie. In lijn met het model valt te verwachten dat dit bereikt wordt door beter gebruik te gaan maken van de aanwezige markt economies en eigenschappen van de resource space. Het valt te verwachten dat dit gebruik ten tijde van het monopolie niet optimaal was, omdat de monopolist geen noodzaak had tot optimaal gebruik. Zo zou de monopolist ten behoeve van kostenefficiëntie zijn diensten meer kunnen standaardiseren dan de markt eigenlijk wenst. In dat geval blijven er in de resource space bepaalde niches over die beter bediend kunnen worden. Een voorbeeld van het sub-optimaal benutten van market economies zijn scopenadelen, waarbij een bedrijf diensten aanbiedt, die misschien beter door een aparte onderneming zouden kunnen worden aangeboden.

Concurrentiemogelijkheden maken het optimaal gebruiken van de resource space en de market economies voor de monopolist en mogelijke beginnende spelers noodzakelijk. Bij een sub-optimaal gebruik zijn er interventiemogelijkheden voor nieuwe bedrijven, die de markt zullen disciplineren. In deze scriptie wordt aangenomen dat de markt, qua dienstendifferentiatie, als gevolg van liberalisatie

(22)

zal bewegen richting de door het bovenstaande model gegeven marktvorm. Van Witteloostuijn en Boone plaatsen echter wel de opmerking, dat de praktijk zich vaak niet in één van de ideaaltypen laat drukken; hybride vormen zullen veel voorkomen. Ook wordt de dynamiek in de markt benadrukt: de resource space en market economies kunnen veranderen, ook als gevolg van beïnvloeding door de bedrijven in de markt zelf. Een voorbeeld van deze dynamiek is een innovatie die leidt tot een productietechniek met hogere schaalvoordelen.

2.3.2 Marktwerkingproces op de postmarkt

Aan de hand van hun model creëren Van Witteloostuijn en Boone een stappenplan, waar de resource space en market economies in zes stappen uitmonden in één van acht marktvormen. Door de

eigenschappen van de postmarkt toe te passen in het model kan een indicatie worden verkregen van een marktvorm voor de geliberaliseerde postmarkt, met bijbehorende dienstendifferentiatie. Het voert te ver om hier het stappenplan en de acht marktvormen te bespreken. In bijlage A wordt het

stappenplan weergegeven en behandeld ten aanzien van de postmarkt. Een praktische tekortkoming van de postmarkt is dat slechts sinds kort sprake is van marktwerking. Daardoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld wat het marktcentrum in de postmarkt is. Er is daarom een aanname gemaakt dat het marktcentrum, op basis van het oude monopolie, bestaat uit de 24uurs briefpost. Het model voorspelt in dat geval, op basis van de genomen stappen, in de postmarkt een ‘duale

marktstructuur’, met grote generalisten in het marktcentrum en specialisten actief in de kleinere niches. Naast de, niet geheel solide, theoretische voorspelling dat deze marktvorm in de postmarkt zal ontstaan, is er ook een praktische reden om de postmarkt met deze marktstructuur te omschrijven. De ongelijkheid van de marktpartijen in een duale marktstructuur komt namelijk overeen met een liberaliserende markt, met de grote voormalige monopolist en kleine nieuwe spelers.

In een duale marktstructuur kiezen generalisten voor het marktcentrum, omdat daar de schaal- en scopevoordelen het grootst zijn. Deze keuze laat niches over voor specialisten, die daar met een bepaalde differentiatiestrategie kunnen concurreren met de generalist (Van Witteloostuijn en Boone, 2004b, 2006). Gezien de beginsituatie, met alleen de monopolist, wordt TNT Post in deze scriptie als generalist beschouwd. Nieuwkomers zijn de specialisten, die gebruik maken van de niches die niet (optimaal) bediend worden door de generalist. Het marktproces in een duale marktstructuur wordt beschreven door twee theorieën (Boone et al., 2004b):

− Resource partitioning legt de nadruk op schaalvoordelen in het marktcentrum, waarbij

generalisten met één of enkele diensten elkaar beconcurreren op kosten. Deze op schaalvoordelen gerichte concurrentie maakt ruimte vrij in de markt voor specialisten, die zich met

gedifferentieerde producten proberen te onderscheiden van de generalisten om zo beter aan specifieke klantwensen te kunnen voldoen (Carroll, 1985).

(23)

− De investeringsescalatie- of verzonken kosten theorie beschrijft een alternatieve duale

marktstructuur, met vooral scopevoordelen in het marktcentrum. Deze scopevoordelen ontstaan door investeringen van de generalisten. Zij proberen het marktcentrum voor zich te winnen door te investeren in een hoge kwaliteit, hetzij objectief (door investeringen in R&D) of subjectief (door investeringen in adverteren). Om de kwaliteitsinvesteringen maximaal te benutten, zullen de generalisten zich richten op meerdere diensten. Zo kan een opgebouwde merknaam of een bepaalde procesinnovatie worden ingezet voor een hele serie producten of diensten. Specialisten, die de grote investeringen niet kunnen doen, zullen zich vooral richten op prijsgevoelige

marktgedeelten, waar ze met investeringsextensieve diensten goedkoper proberen te zijn dan de generalisten (Sutton, 1991; Robinson et al., 1996; Boone et al., 2004b).

Tijdens het monopolie was het marktcentrum van de postmarkt al bezet door de generalist, TNT Post. Met de komst van de liberalisatie heeft TNT Post ten aanzien van dienstendifferentiatie in de zojuist omschreven marktvorm twee mogelijkheden. TNT Post kan, in lijn met resource partitioning, bepaalde diensten afstoten of homogeniseren. TNT Post zal zich in dat geval bewegen richting een ééndienst generalist, of in ieder geval zijn dienstendifferentiatie verminderen. Het

concurrentievoordeel is vooral gebaseerd op schaalvoordelen en de strategische focus zal dan ook op kostenefficiëntie gericht zijn. Bij het alternatief, beschreven door de investeringsescalatie theorie, is door middel van investeringen een bepaalde unieke kwaliteit opgebouwd. Als een multidiensten generalist kan TNT Post deze unieke eigenschap het beste uitbuiten, dus zullen diensten aan het aanbod worden toegevoegd. De strategie zal gericht zijn op de unieke eigenschap, zoals in een differentiatie (Porter) of product leadership (Treacy & Wiersema) strategie. Beide opties zijn weergegeven in figuur 2.8.

De dienstendifferentiatie van specialisten is in beide theorieën een reactie op de generalist. In het geval van de ééndienst generalist ontstaat vraag naar diensten met waardeverhogende eigenschappen, zoals dienstenkwaliteit of flexibiliteit. Specialisten kunnen de niches die deze eigenschappen waarderen

Figuur 2.8 Differentiatiemogelijkheden in duale markten (deels gebaseerd op Boone et al., 2004b, p. 708).

(24)

beter bedienen dan de op schaalvoordelen gerichte generalisten. Dit kunnen één- of multidienst specialisten zijn, met een focus- of customer intimacy strategie gericht op waardeverhogende differentiatie. Bij het alternatief, de multidienst generalist gericht op scopevoordelen, zijn er voor specialisten (te) grote investeringen nodig om qua kwaliteit te kunnen concurreren met deze generalist. De specialist zal zich in dat geval met name richten op prijsgevoelige niches met een strategie gericht op kostenefficiëntie.

De verschillende tijdstippen van strategische keuzes zoals hierboven omschreven, lijken overeen te komen met een liberaliserende markt. De monopolistische generalist kan, nog tijdens zijn monopolie, een bepaald strategisch commitment maken. Als de markt eenmaal geliberaliseerd wordt, dienen de nieuwkomers dit commitment te accepteren en kunnen zij hierop alleen maar anticiperen. Beide duale marktwerkingtheorieën bevatten dus een onderlinge exclusiviteit. De voormalige monopolist, TNT Post, moet kiezen voor een schaalvoordelenstrategie of een investeringsstrategie met scopevoordelen. In het eerste geval is de verwachting dat het dienstenaanbod van de voormalige monopolist kleiner zal worden, dus minder gedifferentieerd, waarbij dit aanbod zich zal richten op lagere kosten. Het

dienstenaanbod van de nieuwkomers zal gericht zijn op waardeverhogende eigenschappen zoals kwaliteit en flexibiliteit. Bij de investeringsescalatie theorie zou het dienstenaanbod van de voormalige monopolist groter (meer gedifferentieerd) moeten worden, waarbij de monopolist zich zal richten op kwaliteit. Het dienstenaanbod van de nieuwkomers zal dan, ten opzichte van TNT Post, gericht zijn op kostenefficiëntie.

(25)

3. ONDERZOEKSOPZET

De ontwikkeling van dienstendifferentiatie zal empirisch worden onderzocht op de postmarkt. Hierbij wordt een analyse gemaakt van het dienstenaanbod in 1998 en in januari 2007. In dit hoofdstuk zal de opzet van dit onderzoek worden gegeven aan de hand van de methodiek van Cooper en Schindler (2003).

Onderzoeksomgeving

Het onderzoek vindt plaats op de Nederlandse zakelijke postmarkt. Dit is slechts één van de markten waarop geliberaliseerd wordt. Het onderzoek is dan ook een case onderzoek. Er is sprake van een ‘veld setting’, waarbij de onderzoeker geen invloed heeft op de variabelen (ex post facto). In de afbakening is het echter wel mogelijk om verstorende invloeden uit te sluiten. De belangrijkste twee zogenoemde modererende factoren zijn het resterende monopolie en politieke regels, zoals de universele dienstverleningsplicht (UDV). De invloed van deze factoren is verminderd door in de marktafbakening de consumentenmarkt uit te sluiten.

Binnen de zakelijke postmarkt rest dan nog een wettelijk monopolie in 2007 voor brieven <50 gram. Dit monopolie zal vooral effect hebben op het (beperkte) marktaandeel van de concurrenten. Het tijdstip van de volledige wettelijke liberalisering is wel bekend. Daardoor valt te verwachten dat de aanbieders ten aanzien van dienstendifferentiatie veel strategische keuzes hebben gemaakt op basis van een volledig geliberaliseerde markt.

De invloed van de UDV wordt verder beperkt door de Nederlandse postmarkt te analyseren. In vergelijking met andere landen is de omvang van de UDV beperkt. Verder is TNT Post in 1989 als eerste, en tot nu toe een van de weinige, van de nationale postbedrijven geprivatiseerd. Als gevolg van de privatisering zijn politieke invloeden op de dienstverlening beperkt en is de UDV al in 1989 opgesteld. De voor deze scriptie relevante verplichtingen uit de UDV18 zijn (BARP, 2000):

- Het aanbieden van een 24uurs overkomstduur, waarbij 95% van de 24uurs post daadwerkelijk binnen 24 uur wordt bezorgd.

- Het aannemen van ongesorteerde verzendingen vanaf 1 poststuk.

- Het aanbieden van een dienst aangetekend standaard, met verzekering en handtekening retour. TNT Post voldeed voor 1998 al aan deze eisen (Vollebergh, 1998), maar zal dus ook na 1998 deze mogelijkheden moeten handhaven. De eisen zijn tussen 1998 en 2007 niet gewijzigd, maar mogelijk was TNT Post zonder de verplichting in deze periode gestopt met het aanbieden van deze diensten. Als dit het geval is, heeft de UDV tot extra diensten geleid en daardoor een positieve invloed gehad op

18

Dit zijn de verplichtingen uit de UDV die invloed hebben op de beschreven differentiatievariabelen.

(26)

dienstendifferentiatie. Bij het analyseren van de resultaten van dit onderzoek dient ook rekening gehouden te worden met de invloed van de UDV op strategische keuzes van TNT Post.

Tot slot dient te worden opgemerkt dat Nederland, ten opzichte van andere Europese landen, relatief gunstige omstandigheden heeft om een postbedrijf te starten. Dit wordt veroorzaakt door de hoge bevolkingsdichtheid en het relatief hoge aantal postzendingen per inwoner (Kuypers, 2006).

Tijdsdimensie

Er wordt een analyse gemaakt van een bepaalde periode in de tijd. Dit ‘longitudinaal’ onderzoek behelst de periode van 1 januari 1998 tot 1 januari 2007. De datum 1 januari 1998 is gekozen omdat enkele dagen later (21 januari) de officiële versie van de Europese postrichtlijn 97/67/EC is

gepubliceerd. De eerstgenoemde twee data vormen de meetmomenten. Als gevolg van beperkte beschikbaarheid van gegevens kan enigszins worden afgeweken van de meetmomenten, hetgeen in dat geval vermeld wordt.

Dataverzameling

Dit onderzoek omvat zowel een literatuurstudie als een empirisch onderzoek. In beide gevallen is er sprake van het monitoren van data. In tegenstelling tot andere markten is primaire informatie in de postmarkt beperkt, mede doordat deze markt tot voor kort nog een staatsmonopolie was. De beschrijving van de eigenschappen, liberalisatie en differentiatiemogelijkheden van de postmarkt is daarom gebaseerd op onderzoeksrapporten. Deze zijn uitgevoerd in opdracht van overheden op nationaal en Europees niveau en in sommige gevallen het nationale postbedrijf. In bijlage B worden voor deze rapporten de uitvoerder, de opdrachtgever en het onderzoeksdoel vermeld. Het empirisch onderzoek behelst een analyse van de aangeboden diensten in de postmarkt op beide meetmomenten. Op basis van een marktbeschrijving in bijlage C zijn de relevante bedrijven in 1998 en 2006

geselecteerd, welke in tabel 3.1 en 3.2 zijn weergeven. Uit de vele lokale postbedrijfjes is in bijlage D een steekproef getrokken, om zo hun diensten te kunnen beschrijven.

Toetreding Volume in mln. Dataverzameling

In rapporten In vragenlijst TNT Post Selekt Mail Sandd Dutchpost Businesspost Lokale postbedrijven 2002 2001 2002 2006 5.139* 240* 210* ? ? ? 4.918 300 320 1,2 1,7 0,12 tot 2,25 Website + e-mail Website + telefonisch Website + e-mail Website + e-mail Website + telefonisch Interviews + e-mail Totaal

Tabel 3.1 Marktoverzicht in 2006 (*=data in rapporten voor 2005)

(27)

Uittreding Volume in mln. Dataverzameling In rapporten In vragenlijst PTT/TNT Post Media Expresse Selektvracht Lokale postbedrijven 2001-2006 2002 ±5.000 225* 21** ?? ±5.550 260 10-50 0,12 tot 1,5 Museum Interview Interview Interviews Totaal

Tabel 3.2 Marktoverzicht in 1998 (data in rapporten: *= data van 1996; **=data van 1993)

Omdat er slechts twee meetmomenten zijn, zijn wijzigingen in het bedrijfsaanbod in de tussenliggende periode geanalyseerd in bijlage C. Er zijn hierbij geen belangrijke veranderingen gevonden die gemist worden door het gebruik van enkel de twee meetmomenten. Op basis van de differentiatievormen uit paragraaf 2.2.3 is een vragenlijst samengesteld. Deze vragenlijst is weergegeven in bijlage E. Aan de hand van beschikbare dienstenoverzichten van de postbedrijven is deze vragenlijst zo compleet mogelijk ingevuld. Vervolgens is deze ingevulde lijst ter controle per e-mail opgestuurd naar de betreffende bedrijven. Op deze manier konden ook mogelijke officieuze regelingen, welke bijvoorbeeld alleen beschikbaar zijn voor zeer grote klanten, opgespoord worden.

Respons

De bedrijven waaraan de vragenlijst verstuurd is zijn na twee weken telefonisch benaderd om te controleren of de vragenlijst goed is ontvangen. Mede dankzij deze telefonische herinnering is de vragenlijst gecontroleerd door alle bedrijven met een landelijk bezorgnetwerk. Van vier benaderde lokale bedrijven hebben twee bedrijven aangegeven niet mee te willen werken aan het onderzoek. Om toch een lokaal bedrijf te hebben opgenomen uit elke regio, in het bijzonder de dichtbevolkte

Randstad, zijn vervolgens twee andere bedrijven benaderd. Deze bedrijven wilden wel meewerken aan het onderzoek. Enkele bedrijven retourneerden de vragenlijst via de e-mail, anderen prefereerden een antwoord via de telefoon om de vragenlijst toe te lichten, wat per bedrijf in tabel 3.1 en 3.2 vermeld is. Met betrekking tot het jaar 1998 hadden de bedrijven vaak geen eigen dienstenoverzichten meer beschikbaar. Voor de PTT Post is de benodigde informatie gevonden in dienstenoverzichten en informatiebrochures in de collectie van het Museum voor Communicatie in Den Haag, voor Media Expresse en Selektvracht is de informatie verkregen tijdens interviews19 op basis van de vragenlijst. De ingevulde vragenlijsten zijn terug te vinden in bijlage F, een overzicht van de bedrijven en de omschrijving van hun netwerk zijn te vinden in tabel 3.3.

Businesspost, een samenwerking van sociale werkplaatsen, heeft sinds 2006 een landelijk

bezorgnetwerk. Tussen de regionale werkplaatsen wordt echter nog geen post uitgewisseld, dus de bezorgdiensten van Businesspost zijn alleen lokaal.

19

Tijdens deze interviews zijn ook documenten, zoals handleidingen, ter inzage getoond ter onderbouwing van de gegevens.

(28)

Netwerk omvat:

Bedrijf Actief in

B2C landelijk B2B landelijk B2C lokaal

1998 2007 Vanaf Tot Vanaf Tot Vanaf Tot

PTT/TNT Post Ja Ja <1998* Heden** <1998 Heden

Media Expresse Ja Nee <1998 2004 2004 2006

Selekt Vracht Ja Nee <1998 2002

Sandd Nee Ja 2004 Heden 2005 Heden 2001 2004

Selekt Mail Nee Ja 2002 Heden 2002*** Heden

Dutchpost Nee Ja 2004 Heden

Businesspost**** Nee Ja 2006 Heden

Regiopost Ja Ja <1998 Heden

Streekpost.nl Nee Ja

Metropost Ja Ja

Stadspost Delft Ja

Tabel 3.3 Overzicht van bedrijven en hun netwerk. *: bij ‘<1998’ was het bedrijf al voor 1998 actief. **: heden is het moment waarop de vragenlijsten zijn ontvangen, januari en februari 2007. ***: De B2B activiteiten van Selektmail werden tot 2005 uitgevoerd in een aparte zusteronderneming, Mailmerge. ****: De dienstverlening van Businesspost bleek lokaal te zijn.

De ondervraagde lokale postbedrijven hadden allen een beperkt bezorggebied en zijn daardoor niet aantrekkelijk voor de meeste verzenders van post. Het volume varieert, van enkele 100.000 stukken tot 3.000.000 poststukken per jaar. Na 2001 bezorgen sommige lokale bedrijven in opdracht van Sandd. In dat geval worden er wel meer poststukken bezorgd, maar worden de diensteigenschappen van het extra volume ook bepaald door Sandd. Uit bijlage D blijkt dat de invloed van de liberalisatie op de lokale postbedrijven beperkt is gebleven. Gezien deze beperkte invloed en de geringe volumes, worden de lokale postbedrijven niet meegenomen in de verdere analyse. De resultaten van de lokale postbedrijven zijn terug te vinden in bijlage F.

Data-analyse

De data-analyse zal kwalitatief zijn, omdat het aantal landelijke postbedrijven te beperkt is om statistisch harde uitspraken aan te ontlenen. Ten dienste van een kwalitatieve analyse zullen de data gecategoriseerd worden. Een eerste categorisering van de diensten, aan de hand van de twee beperkende variabelen (bereik en volume) en de vier differentiatievormen, is verwerkt in de

vragenlijst. Ten tweede zijn er binnen deze variabelen een beperkt aantal categorieën bepaald, waarbij ook een kosten/kwaliteitsdimensie ontstaat. Een voorbeeld is de indeling van overkomstduur in 24 uren, 48u., 72-96u. en >96u. In de vragenlijst zijn deze categorieën slechts als voorbeeld genoemd, zodat bedrijven ook andere mogelijkheden konden geven. Alle mogelijkheden bleken echter onder de geformuleerde categorieën te vallen. Ten slotte zullen de resultaten verder worden uitgesplitst naar de generalist (TNT Post) en specialisten. De conclusies zullen zich richten op de ontwikkeling van dienstendifferentiatie in het geliberaliseerde, vrije en monopoliegedeelte van de postmarkt. Daarnaast zullen de resultaten gerelateerd worden aan de voorspelde dienstendifferentiatie in de beschreven marktwerkingtheorie.

(29)

4. RESULTATEN

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de enquête weergegeven. In paragraaf 4.1 wordt een overzicht gegeven van de volumeontwikkelingen in de postmarkt. In bijlage F is het dienstenaanbod weergegeven voor alle segmenten (B2C en B2B) en marktgedeelten (geliberaliseerd, monopolie en vrij deel) op beide meetmomenten. Het aantal gewichtsklassen bleek als variabele niet geschikt. Bijna alle postbedrijven hadden namelijk, naast de standaard gewichtsklassen, ook de optie om een tarief per gram vast te stellen. In paragraven 4.2, 4.3 en 4.4 wordt het dienstenaanbod per variabele behandeld. In paragraaf 4.2 wordt dit gedaan voor het geliberaliseerde marktgedeelte, in paragraaf 4.3 voor het vrije marktgedeelte en in paragraaf 4.4 voor het marktgedeelte dat valt onder het wettelijke monopolie in 2007. In paragraaf 4.5 wordt tenslotte een analyse gemaakt van het dienstenaanbod per marktspeler.

Monopolie 1998 Monopolie 2007 Par. 4.4 Geliberaliseerd Par. 4.2 Vrij gedeelte Par. 4.3 Marktvolume Par. 4.1

Figuur 4.1 Beschrijving resultaten.

4.1 Volumeontwikkeling in de postmarkt

Om de keuze voor de bedrijven nader te verantwoorden, is in de vragenlijst ook naar de volumes gevraagd. Aan de hand van deze aantallen bezorgde poststukken, is per jaar de marktontwikkeling te volgen. In bijlage F zijn de ingevulde marktvolumes voor 1998 en 2006 weergegeven en in figuur 4.2 zijn de marktontwikkelingen grafisch weergegeven. Hierin is ook de consumentenpost opgenomen, want dit volume kon op basis van de beschikbare data niet worden uitgesloten. Om de ontwikkeling van de concurrenten zichtbaar te maken, is een hiaat aangebracht op de y-as van 4 miljard poststukken.

Figuur 4.2 Volume van de postmarkt in aantal poststukken (cijfers in bijlage G)

(30)

Het totale marktvolume is in de afgelopen jaren licht afgenomen, met name door substitutie van vooral brieven naar email (Kok, 2003). Deze substitutie heeft vooral betrekking op het monopoliegedeelte (brieven <50 gram) en wordt daarom voor dit onderzoek niet als een belangrijke factor beschouwd. De daling van Media Expresse is veroorzaakt door de ontmanteling van het bedrijf. De eigenaar, een uitgeverij, besloot in 2000 dat bezorgen geen core-business was. Vanaf dat jaar zijn de contracten van de bezorgfranchisenemers niet meer verlengd en is de bezorging uitbesteed aan TNT Post. Zonder het volume van de tijdschriften hadden de franchisenemers te weinig drukwerk om het netwerk rendabel te houden. Daar waar deze ontwikkelingen op zich los staan van de liberalisering, wordt de groei van vooral Sandd en Selektmail door alle onderzoeksrapporten wel in verband gebracht met de ruimere concurrentiemogelijkheden. Qua volume is Dutchpost (nog) een kleine speler op de markt, alleen actief in de B2B postbusbezorging. De postbezorging van Selektvracht – in de grafiek tussen TNT Post en Media Expresse – is in 2002 opgegaan in Selektmail.

4.2 Dienstenaanbod per variabele in het geliberaliseerde marktgedeelte

Van de drie marktgedeelten staat in deze scriptie het geliberaliseerde gedeelte centraal. Qua volumes is dit marktgedeelte niet te isoleren. De postbedrijven maakten in 1998 namelijk geen onderscheid tussen diensten die in 2007 wel of niet geliberaliseerd zijn. Daarnaast maakt men in 2007 geen onderscheid meer tussen diensten die in 1998 wel of niet geliberaliseerd waren. Het geliberaliseerde marktgedeelte is qua dienstenaanbod echter wel te isoleren. In 1998 mocht TNT/PTT Post als enige partij diensten aanbieden in dit marktgedeelte. In 2007 bieden alle bedrijven hun diensten aan in dit marktgedeelte20. Het resultaat is weergegeven in tabel 4.1. Eén bedrijf beperkte zijn diensten tot de B2B bezorging, daarom is deze apart aangegeven in de tabel.

4.2.1 Overkomstduur

Qua overkomstduur konden klanten (in het geliberaliseerde marktgedeelte) in 1998 alleen kiezen tussen een 24uurs en vanaf 5000 stuks ook een 48uurs bezorging. In 2007 zijn er concurrenten actief met een 72-96uurs overkomstduur voor orders vanaf een bepaalde grootte. Orders met alleen postbusstukken (B2B) kunnen al vanaf 1 stuk met een overkomstduur van 48 of 72-96uur worden bezorgd. Voor zeer grote orders is sinds 2006 ook een overkomstduur van 72/96uur en 96u-1 week mogelijk bij TNT Post, deels via dochteronderneming Netwerk VSP. De nieuwe diensten zijn vooral gericht op grote orders met een goedkopere, langere overkomstduur. Ook bieden de nieuwe diensten meestal een beperkt aantal bezorgdagen, één à twee per week, wat ten opzichte van zes bezorgdagen per week ook bijdraagt aan lagere kosten.

20

Dit is een logische redenering: Doordat bedrijven in 2007 geen onderscheid maken tussen vrij en geliberaliseerd marktgedeelte, zijn hun diensten ook beschikbaar voor beide marktgedeelten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de toelichting wordt in dit kader vermeld dat de nadere eisen die in het conceptwetsvoorstel worden gesteld er onder meer voor zorgen dat in alle gevallen effectief toezicht

Deze thema’s hebben betrekking op toegang tot postbussen, toegang tot het netwerk van TPG op andere onderdelen dan postbussen, het onderscheid tussen brieven en drukwerk en

Daarnaast werden met behulp van een mediatie-analyse significante resultaten gevonden voor het voorspelde mediatiemodel waarin stress de relatie tussen uitstellen en

• Zakelijke klanten met grotere volumes post zijn volledig afhankelijk van TPG Post voor de bezorging van hun 24-uurspost en kunnen, door de hoge toetredingsdrempels, voorlopig

De grootste concurrenten voor PTT Post zijn de nationale postbedrijven uit omringende landen zoals Royal Mail en Deutsche Post. Beide hebben in Nederland hun

Als de NMa haar werk niet goed kan doen, wat Kok en Felso klaarblijkelijk aannemen, is het gepaste antwoord niet meer regulering maar aanscherping van het instrumentarium van de

De Nederlandse overheid heeft aangekondigd in 2007 de markt volledig te liberaliseren – op voor- waarde dat de Britse en Duitse markt dan ook vrij zijn.. Het stre- ven is dus iets

De Nederlandse overheid heeft aangekondigd in 2007 de markt volledig te liberaliseren – op voor- waarde dat de Britse en Duitse markt dan ook vrij zijn.. Het stre- ven is dus iets