• No results found

medewerking te verlenen aan een consultatie ten behoeve van de visie op de postmarkt.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "medewerking te verlenen aan een consultatie ten behoeve van de visie op de postmarkt."

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Visie op de postmarkt Geachte heer/mevrouw,

Elk jaar spreekt het college van OPTA, de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit, zich uit over de verwachte toekomstige ontwikkelingen op de post- en telecommunicatiemarkt, als wettelijk verplicht onderdeel van zijn jaarverslag (artikel 17.2 van de OPTA-wet). Deze zogeheten “visie op de postmarkt” bevat een analyse van de huidige marktsituatie en een visie op de wijze waarop de postmarkt zich in de komende jaren zal gaan of zou moeten ontwikkelen. Daarmee fungeert de visie op de

postmarkt als nuttige indicatie voor de agendabepaling van partijen op de postmarkt, de politiek en voor die van OPTA als toezichthouder. Met deze brief verzoekt het college van de OPTA u om

medewerking te verlenen aan een consultatie ten behoeve van de visie op de postmarkt.

Consultatie

Uit contacten met marktpartijen is gebleken dat bepaalde thema’s in de postmarkt spelen. Deze thema’s

hebben betrekking op toegang tot postbussen, toegang tot het netwerk van TPG op andere onderdelen

dan postbussen, het onderscheid tussen brieven en drukwerk en document exchangediensten. Het nu

voorliggende consultatiedocument heeft tot doel tot een gebalanceerd overzicht te komen van de

inzichten van marktpartijen op deze thema’s en tot een verduidelijking van de weging die aan deze

inzichten moet worden toegekend. Inzichten van partijen op de postmarkt zijn van groot belang voor de

visie van OPTA op de postmarkt en daarmee voor de agendabepaling van het toezicht op diezelfde

postmarkt.

(2)

Het consultatiedocument is als volgt opgebouwd. In paragraaf 1 is een toelichting gegeven op de missie van OPTA en het doel van de consultatie. Tevens stelt het college in deze paragraaf een algemene vraag omtrent de verwachte ontwikkeling van de postmarkt. Daarna volgt in paragraaf 2 het theoretisch kader inzake het belang van toegang tot de markt en toegang tot netwerken. Tenslotte stelt het college in paragraaf 3 enkele specifieke vragen over thema’s die leven in de markt.

Vragen

Het college stelt u enkele vragen ten aanzien waarvan hij graag uw inzichten zou willen vernemen

1

. Deze vragen luiden in grote lijnen als volgt (gerangschikt per thema):

- Welke ontwikkelingen voorziet u ten aanzien van de postmarkt?

- Wat betekent toegang tot de postbussen voor uw bedrijf?

- Hoe zou toegang tot de sorteercentra een rol kunnen spelen bij het aanbieden van uw diensten?

- Hoe zou toegang tot de postbode een rol kunnen spelen bij het aanbieden van uw diensten?

- Zijn er andere, niet in het consultatiedocument besproken, vormen van toegang tot het postale netwerk van TPG die een rol zouden kunnen spelen bij het aanbieden van uw diensten?

- Onderscheid drukwerk/direct mail/brieven: is er behoefte aan meer duidelijkheid over het onderscheid tussen brieven, drukwerk en direct mail?

- Document exchange: is er belangstelling voor het aanbieden van document-uitwisselingsdiensten en aan welke randvoorwaarden zou volgens u moeten worden voldaan om een document-

uitwisselingsdiensten te kunnen opzetten?

De volledige vraagstelling treft u aan in paragrafen 1 en 3 van het consultatiedocument.

Termijn

Graag zou het college uw zienswijze vernemen op de in het consultatiedocument gestelde vragen. Het college verzoekt u tevens aan te geven welke gegevens u als bedrijfsvertrouwelijk behandeld wenst te zien.

1

Met dit document beoogt het college belanghebbenden te consulteren over eventueel bij hen aanwezige

voorkeuren en standpunten ten aanzien van de door aanbieders op de postmarkt aangedragen onderwerpen en

vragen. Het consultatiedocument biedt op generlei wijze uitzicht op een (toekomstig) oordeel van het college ten

aanzien van de behandelde onderwerpen en vragen. Er kunnen dan ook geen rechten aan worden ontleend.

(3)

De uiterste ontvangstdatum voor reacties op het consultatiedocument is vrijdag 1 februari 2002.

Reacties kunt u richten aan het college van OPTA, afdeling Eindgebruikersmarkt, ter attentie van drs.

T.S.F. Buijs, postbus 90420, 2509 LK Den Haag. Een elektronische versie van deze brief en het consultatiedocument treft u aan op de OPTA-website (www.opta.nl). Indien u dat wenst kunt u uw reactie op het consultatiedocument ook per e-mail versturen (f.buijs@opta.nl).

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

het hoofd van de afdeling Eindgebruikersmarkt,

drs. K. Noorlag

(4)

CONSULTATIEDOCUMENT POST

1. INLEIDING

1.1 OPTA, toezichthouder op de post- en telecommunicatiemarkt

Voor de post- en telecommunicatiemarkt in Nederland is OPTA, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, toezichthouder. De missie van OPTA luidt als volgt:

“OPTA stimuleert bestendige concurrentie in de telecommunicatie- en postmarkten. Dat wil zeggen: een duurzame situatie waarin particuliere en zakelijke eindgebruikers een keuze kunnen maken tussen aanbieders en tussen diensten, zodanig dat het prijs- en kwaliteitsaanbod op diverse deelmarkten totstandkomt door effectieve marktprikkels. Bij onvoldoende keuze beschermt OPTA eindgebruikers.”

OPTA houdt toezicht op de postmarkt. Enerzijds is het de taak van OPTA erop toe te zien dat de TNT Post Groep N.V. (hierna: TPG), als concessiehouder voor het postvervoer, haar taken op een juiste manier vervult en dat geen inbreuk wordt gemaakt op het monopolie op vervoer van brieven tot en met 100 gram. Anderzijds is het ook een taak van OPTA om erop toe te zien dat de concurrentie op de postmarkt, voor zover OPTA daartoe bevoegd is, op gang komt, teneinde eindgebruikers meer keus te geven en de postmarkt verder te ontwikkelen.

Vragen: Welke ontwikkelingen voorziet u op korte en wat langere termijn ten aanzien van de Nederlandse postmarkt?

Welke rol verwacht u zelf daarin te gaan spelen?

1.2 Doel consultatie

Elk jaar spreekt OPTA zich uit over de verwachte toekomstige ontwikkelingen op de post- en

telecommunicatiemarkt, als wettelijk verplicht onderdeel van haar jaarverslag (artikel 17.2 van de OPTA- wet). Deze zogeheten “visie op de postmarkt” bevat een analyse van de huidige marktsituatie en een visie op de wijze waarop de postmarkt zich in de komende jaren zal gaan of zou moeten ontwikkelen. Daarmee fungeert de visie op de postmarkt als nuttige indicatie voor de agendabepaling van partijen op de postmarkt, de politiek en voor die van OPTA als toezichthouder

2

.

2

Met dit document beoogt het college belanghebbenden te consulteren over eventueel bij hen aanwezige

voorkeuren en standpunten ten aanzien van de door aanbieders op de postmarkt aangedragen onderwerpen en

vragen. Het consultatiedocument biedt op generlei wijze uitzicht op een (toekomstig) oordeel van het college ten

aanzien van de behandelde onderwerpen en vragen. Er kunnen dan ook geen rechten aan worden ontleend.

(5)

Naar aanleiding van een informatieronde van OPTA in 2001 bij partijen die in de postmarkt opereren, is de indruk ontstaan dat in de postmarkt een aantal thema’s leeft die door meerdere partijen worden gedeeld. Deze thema’s hebben betrekking op toegang tot de postbussen, toegang tot het netwerk van TPG op andere onderdelen dan postbussen, het onderscheid tussen brieven en drukwerk en document exchangediensten.

In de voorbereiding op haar jaarverslag stelt de OPTA u in de gelegenheid uw inzichten te geven op

bovengenoemde thema’s. In de volgende paragraaf worden de thema’s ingeleid. OPTA verzoekt u tevens

aan te geven welke gegevens u als vertrouwelijk aanmerkt.

(6)

2. ALGEMEEN

2.1 Het belang van toegang tot de markt

Op een markt met volmaakte mededinging zijn zowel veel vragers als veel aanbieders, zijn alle gevraagde en aangeboden goederen aan elkaar gelijk (bijvoorbeeld één soort suiker), zijn de marktpartijen op de hoogte van alle relevante informatie en kunnen de bedrijven vrij tot de markt toe- en uittreden. In zo’n markt met volmaakte mededinging kan geen van de marktpartijen misbruik van zijn marktpositie maken.

Zo kan een aanbieder van een goed op een markt met volmaakte mededinging nooit boven de marktprijs gaan zitten; een consument kan dan altijd naar de concurrentie gaan (er zijn veel aanbieders op een markt met volmaakte mededinging). De consument heeft immers alle relevante informatie van de markt en weet dus waar de goedkopere aanbieders zijn. En omdat alle goederen aan elkaar gelijk zijn, maakt het de consument niet uit of hij het goed bij aanbieder X of aanbieder Y koopt. De vrije toe- en uittreding is ook een waarborg voor de concurrentie. Indien dit niet het geval is, loopt de aanname dat er veel aanbieders op een markt zijn gevaar.

Uiteraard is een markt met volmaakte mededinging zoals hierboven beschreven niet erg realistisch. In het beste geval zal er sprake zijn van een situatie van effectieve marktwerking. Er is dan voldoende

concurrentie en toetredingsbelemmeringen ontbreken.

Op een markt waar slechts één bedrijf een goed X aanbiedt, kan dat monopoliede bedrijf strategisch handelen. De monopolist zal dan zijn prijs dusdanig bepalen dat hij zijn winst maximaliseert. Dit kan hij doen door zijn aanbod te beperken (hij is immers de enige aanbieder), waardoor hij de prijs hoog kan houden. Indien echter toetredingsbelemmeringen ontbreken, worden andere bedrijven door deze winst tot de markt van goed X aangetrokken. Dit kan de concurrentie op de markt voor goed X vergroten waardoor de situatie van effectieve mededinging ontstaat. Deze resulteert uiteindelijk in een voordelige prijs- en kwaliteitverhouding, ruime keuzemogelijkheden voor consumenten, normale winsten voor de producenten en technologische vernieuwing waarmee bedrijven nieuwe klanten kunnen lokken.

De overgang van een monopoliede markt naar een markt met effectieve mededinging gaat in het

algemeen niet van de ene op de andere dag. Om er voor te zorgen dat bedrijven in de overgangsfase geen misbruik van hun marktmacht maken, heeft de overheid instellingen zoals OPTA in het leven geroepen om toezicht op de markt te houden.

Bij het houden van toezicht op een markt kunnen twee marktsituaties worden onderscheiden. De eerste is de markt die in transitie is van een monopolie naar een markt met effectieve mededinging. Zoals het hierboven gegeven voorbeeld over de markt voor goed X reeds aangaf, speelt het ontbreken van

toetredingsbelemmeringen een grote rol. Indien deze er zijn, is het voor het creëren van een situatie van

effectieve marktwerking van belang om deze toetredingsbelemmeringen weg te werken.

(7)

De tweede te onderscheiden marktsituatie is die marktsituatie waarbij de markt wordt gekenschetst door een infrastructureel monopolie. Dit is het geval in een situatie waarin een bestaande onderneming (bijvoorbeeld de NS op het spoor) zeggenschap heeft over de beschikbaarheid van en de toegang tot schaarse infrastructurele voorzieningen (netwerken). In dat geval blijft specifiek toezicht noodzakelijk.

Immers, het monopoliede bedrijf zal proberen andere bedrijven te weren van de markt, waardoor het door strategisch gedrag zijn winst kan maximaliseren. De toezichthouder corrigeert dan voor het ontbreken van marktwerking, waarbij gebruik wordt gemaakt van prijs- en toegangscontrole. Het is echter niet onmogelijk dat een infrastructureel monopolie in de loop van de tijd door (technologische) vernieuwing zijn monopoliekarakter verliest. Dat is het geval wanneer alternatieve netwerken ontstaan die onderling met elkaar concurreren. Ook hier kan verbeterde toegang tot een (zij het alternatief) netwerk dus leiden tot een verbetering van de marktwerking.

2.2 Toegang tot netwerken nader beschouwd

OPTA oefent zoals gezegd toezicht uit op de telecommunicatie- en postmarkt op basis van de bepalingen uit de Telecommunicatie- en de Postwet. Er zijn tal van overeenkomsten tussen de netwerken voor telecommunicatie en post. De wettelijke voorzieningen voor bevordering van toetreding en concurrentie op de telecommunicatiemarkt zijn echter van een andere orde dan die voor de postmarkt.

Toetreding tot de telecommunicatie- of postmarkt is gerelateerd aan de mogelijkheden voor toegang tot concurrerende netwerken. Er geldt uiteraard dat gebruikers van verschillende netwerken met elkaar verbonden moeten zijn; zij moeten immers met elkaar kunnen communiceren. Ook zijn nieuwe toetreders vaak afhankelijk van toegang tot het netwerk van bestaande partijen om hun diensten aan te kunnen bieden. Partijen kunnen zich vaak niet direct een volledige netwerkinfrastructuur veroorloven.

Bij de liberalisering van de telecommunicatiemarkt was de overweging voor het openstellen van het telecommunicatienetwerk van KPN voor concurrenten dat daarmee de concurrentie op dienstenniveau zo snel mogelijk kon beginnen. Concurrenten kunnen zodoende hun klantenbestand uitbreiden en in de tussentijd een eigen netwerk opbouwen, zodat op langere termijn concurrentie tussen netwerken kan plaatsvinden.

De vraag is of de postsector een netwerksector is. Er is sprake van een netwerksector indien voor het uitoefenen van één of meerdere activiteiten in de bedrijfskolom een partij dient te beschikken over een netwerk dan wel toegang tot een netwerk dient te hebben. Bij post is dat het geval.

In tegenstelling tot de nieuwe toetreders op de postmarkt beschikt TPG over een modern en landelijk dekkend postnetwerk. Een dergelijk netwerk valt op korte termijn niet rendabel door nieuwe toetreders te kopiëren. De (aanvankelijk) vaak beperkte omvang van de activiteiten, en daarmee de langere

terugverdientijd, vormt voor nieuwe toetreders een drempel voor investeringen. Wellicht is het opportuun

om anderen dan TPG toegang te verlenen tot het netwerk van TPG teneinde een gelijk speelveld tussen

aanbieders te creëren. Het is de vraag of andere aanbieders zonder toegang tot onderdelen van het

postale netwerk van TPG in staat zullen zijn een substantieel klantenbestand op te bouwen dat verdere

investeringen in de vertakking van hun eigen netwerken rechtvaardigt.

(8)

Het fysieke postnetwerk van TPG heeft brievenbussen, sorteercentra, distributiecentra, postbodes, postbussen. Ten aanzien van het TPG-postnetwerk voorziet de Postwet alleen in het vooraf reguleren van de toegang tot de postbussen en niet in het vooraf reguleren van toegang tot de overige onderdelen van het netwerk. Sommige marktpartijen merken op dat het desalniettemin nu al mogelijk is om toegang te verkrijgen tot punten van het netwerk van TPG anders dan via de postbussen. Verderop in dit

consultatiedocument worden onderdelen van het postnetwerk van TPG uitgebreider behandeld.

Het college is geïnteresseerd in de zienswijze van marktpartijen over de rol die toegang tot onderdelen

van het postale netwerk van TPG speelt bij de verdere concurrentie-ontwikkeling op de postmarkt.

(9)

3. THEMA’S

3.1 Toegang tot de postbussen

In artikel 2d van de Postwet is opgenomen dat de houder van de concessie verplicht is aan andere aanbieders van postvervoer toegang te verlenen tot zijn postbussen tegen redelijke, objectief

gerechtvaardigde en non-discriminatoire voorwaarden en vergoedingen. In het najaar van 2001 heeft het college beleidsregels opgesteld over de toegang tot de postbussen. Deze beleidsregels geven uitleg aan artikel 2d van de Postwet. In de beleidsregels is onder meer bepaald dat een redelijke vergoeding in ieder geval een kostengeoriënteerde vergoeding is en dat de vergoeding dient te bestaan uit de meerkosten die de concessiehouder moet maken voor het verlenen van toegang tot de postbussen. Deze meerkosten bestaan in beginsel uit een administratieve en een feitelijke handeling. Verder is in de beleidsregels onder meer bepaald dat als uitgangspunt geldt dat de concessiehouder voorwaarden en vergoedingen voldoende gesplitst dient vast te stellen, zodat de concessiehouder geen voorwaarden en vergoedingen vaststelt die voor andere aanbieders van postvervoer niet nodig zijn om de toegang tot postbussen te bewerkstelligen. De beleidsregels zijn te vinden op de website van OPTA (www.opta.nl), onder “thema’s” -

“post” – “richtsnoeren”.

Op 4 juli 2001 (kenmerk: OPTA/EGM/2001/201832) heeft het college een uitspraak gedaan in een geschil inzake de toegang tot de postbussen. Het geschil ging over de voorwaarden die TPG aan de toegang tot de postbussen stelde, te weten de vorm, gewicht, afmeting, verpakking en adressering van

postbuszendingen, het maximumaantal aan te leveren postzendingen, aanlevertijden, de

informatievoorziening door TPG, retourzendingen, prestatieverplichtingen alsmede herkenbaarheid en frankering van postzendingen. Het besluit inzake dit geschil is eveneens te vinden op de website van OPTA (www.opta.nl), onder “thema’s” - “post” – “oordelen en besluiten”.

Vragen: Wat betekent toegang tot de postbussen voor uw bedrijf?

Hebt u het afgelopen jaar toegang gevraagd tot postbussen en zo ja, wat is daarvan het resultaat?

Hoe vindt u dat toegang tot postbussen thans functioneert?

3.2 Toegang tot onderdelen van het postnetwerk van TPG

Ten aanzien van het TPG-postnetwerk voorziet de Postwet alleen in het vooraf reguleren van de toegang tot de postbussen (toegang tegen redelijke, objectief gerechtvaardigde en non-discriminatoire

voorwaarden en vergoedingen) en niet in het vooraf reguleren van toegang tot de overige onderdelen

van het netwerk. Het college wil graag een beeld krijgen in hoeverre toegang tot de overige onderdelen

van het netwerk een rol speelt bij de verdere concurrentie-ontwikkeling op de postmarkt. Hieronder zal

een aantal vormen van toegang tot het netwerk van TPG worden besproken.

(10)

3.2.1 Toegang tot de sorteercentra TPG. Uit gesprekken met aanbieders is gebleken dat er belangstelling bestaat voor toegang tot de sorteercentra van TPG. De grootte van het verzorgingsgebied van kleine(re) postbedrijven zal aanzienlijk kunnen toenemen als ze gebruik kunnen maken van de sorteercentra van TPG. Enerzijds is deze vorm van toegang geschikt voor het sorteren van post naar gelang de bestemming, anderzijds kan deze vorm van toegang gebruikt worden om snel post naar een andere regio te verzenden voor verdere bewerking.

Vragen: Hoe zou toegang tot de sorteercentra een rol kunnen spelen bij het aanbieden van uw diensten?

Hebt u hierover met TPG gesproken en zo ja, met welk resultaat?

3.2.2 Toegang tot de postbode. Uit gesprekken met aanbieders op de postmarkt is gebleken dat er belangstelling bestaat voor toegang tot de postbode. TPG beschikt over een uiterst fijnmazig netwerk, waarmee in Nederland elk adres meerdere malen per week wordt aangedaan of wordt gepasseerd. Met toegang tot de uitgang van de sorteercentra dan wel toegang tot de distributiecentra wordt feitelijk toegang tot het daadwerkelijke fijnmazige distributienetwerk (de postbode) van TPG mogelijk gemaakt, teneinde zelf gebruik te kunnen maken van de fijnmazige bezorgstructuur van PTT Post. Het is de vraag of dit gedeelte van het netwerk van TPG op korte termijn economisch rendabel is na te bouwen.

Vragen: Hoe zou toegang tot de postbode een rol kunnen spelen bij het aanbieden van uw diensten?

Hebt u hierover met TPG gesproken en zo ja, met welk resultaat?

Vragen: Zijn er andere dan de hiervoor besproken vormen van toegang tot het postale netwerk van TPG die een rol zouden kunnen spelen bij het aanbieden van uw diensten?

Zo ja, wat behelzen die?

3.3 Drukwerk/direct mail/brieven

Ter afbakening van dat deel van de postmarkt waarin TPG een monopolie heeft en de rest van de postmarkt die open is voor concurrentie, heeft de wetgever een onderscheid gemaakt tussen brieven en drukwerk. Brieven zijn in artikel 1 sub b van de Postwet gedefinieerd als “bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, met uitzondering van die welke door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht”. Drukwerken zijn in artikel 1 sub c van het Postbesluit gedefinieerd als

“bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, die door toepassing van druk- of andere

vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter

verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of

aanduidingen zijn aangebracht”. Met deze definities zijn drukwerken expliciet uitgezonderd van brieven.

(11)

Kenmerk van drukwerk is dat het handelt om een aantal geheel gelijkluidende exemplaren behoudens de adressering. Met deze omschrijving wordt tot uitdrukking gebracht dat drukwerken, waarin wijzigingen zijn aangebracht die het karakter hebben van een geïndividualiseerde schriftelijke mededeling, worden aangemerkt als een brief; verder is van toepassing dat een bescheid of schriftelijke mededeling drukwerk blijft indien na de druk in drukwerken een persoonlijke boodschap is aangebracht die als een wijze van adressering kan worden opgevat (Nota van Toelichting bij het Postbesluit; Staatsblad 2000/200).

OPTA heeft uit de markt vernomen dat er verwarring bestaat over het verschil tussen drukwerken en brieven (bijvoorbeeld: is drukwerk met een toegevoegde code nu drukwerk of een brief?). Een duidelijk onderscheid is wel van belang, omdat brieven tot en met 100 gram alleen door de concessiehouder mogen worden vervoerd. In de Postwet is echter het begrip “direct mail” niet gedefinieerd. In de Europese postrichtlijn 97/67/EG is direct mail wel gedefinieerd, namelijk als “een mededeling die uitsluitend uit reclame-, marketing- of publiciteitsmateriaal bestaat en die dezelfde boodschap bevat, met uitzondering van de naam, het adres en het identificatienummer van de geadresseerde, alsmede andere veranderingen die de aard van de boodschap niet wijzigen, die aan een aanzienlijk aantal geadresseerden wordt toegezonden met het oog op vervoer naar en bestelling op het adres dat de afzender op de eigenlijke zending of op de verpakking ervan heeft vermeld”. Hieruit kan worden opgemaakt dat direct mail zowel onder de definitie van drukwerk als onder de definitie van brieven kan worden geschaard. OPTA heeft uit de markt vernomen dat het voorkomt dat direct mail bij aanbieding aan TPG als brief wordt getarifeerd, omdat er onduidelijkheid bestaat over het onderscheid tussen brieven, drukwerk en direct mail.

Vragen: In hoeverre is er voor uw bedrijf voldoende duidelijkheid over het onderscheid tussen brieven, drukwerk en direct mail?

Indien uw bedrijf momenteel op praktische problemen stuit daar waar het gaat om het onderscheid tussen brieven, drukwerk en direct mail, kunt u aangeven welke dat zijn?

3.4 Document Exchange (document-uitwisselingsdienst)

Onder document exchangedienst (DX-dienst) wordt de dienst verstaan die bestaat uit de

terbeschikkingstelling van middelen, met inbegrip van het verschaffen van ad hoc-ruimte en vervoer voor derden, voor zelfbestelling door de wederzijdse uitwisseling van brieven tussen gebruikers die zich op deze dienst abonneren (artikel 2c lid 2 van de Postwet). Uitvoering van de DX-dienst is een uitzondering op het verbod om brieven tot en met 100 gram te vervoeren anders dan krachtens de concessie.

Marktpartijen zijn terughoudend om de DX-dienst te gaan aanbieden, omdat er twijfels zijn over de

financiële haalbaarheid, marktpartijen geen landelijk dekkend netwerk hebben en TPG een hoge kwaliteit

van dienstverlening heeft. Een onderzoek dat OPTA heeft laten uitvoeren naar de DX-dienst is te vinden

op de website van OPTA (www.opta.nl), onder “thema’s” – “post” – “achtergrondinformatie”.

(12)

Vragen: Heeft uw bedrijf interesse om een document exchangedienst aan te gaan bieden in de nabije of verre toekomst?

Aan welke randvoorwaarden zou volgens u moeten worden voldaan om een document exchangedienst te kunnen opzetten?

3.5 Tot slot

Het college is geïnteresseerd in uw zienswijze op de besproken thema’s en vragen, maar heeft eveneens belangstelling voor thema’s die naar uw mening niet aan bod zijn gekomen en wel relevant zijn voor de totstandkoming van de visie op de postmarkt.

De uiterste ontvangstdatum voor reacties op het consultatiedocument is vrijdag 1 februari 2002. Reacties kunt u richten aan het college van OPTA, afdeling Eindgebruikersmarkt, ter attentie van de heer drs.

T.S.F. Buijs, postbus 90420, 2509 LK Den Haag. Een elektronische versie van deze brief en het

consultatiedocument treft u aan op de OPTA-website (www.opta.nl). Indien u dat wenst kunt u uw reactie

op het consultatiedocument ook per e-mail versturen (f.buijs@opta.nl). Voor telefonische inlichtingen

kunt u contact opnemen met de heer mr. F.J.G. van der Plas, clustercoördinator Post van de afdeling

Eindgebruikersmarkt, telefoon 070-3153546.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart in verband met het vervallen van nationale regels voor vrije ballonnen en voor CSR op CPL-brevetten,

Wat ik echter zoveel mogelijk wil voorkomen, is dat mensen een beroep doen op de Wlz, terwijl duidelijk is dat zij niet voldoen aan de daarvoor geldende toegangscrlteria (en

2.3 Relatie minister – Stichting Uitvoering Omslagregeling WTZ Voor de relatie tussen de minister en de SUO geldt dat de minister de bevoegdheid moet hebben de heffingen of tarieven

Het college zal bij de beoordeling van verzoeken toetsen in hoeverre de concessiehouder andere aanbieders van postvervoer en zichzelf, indien hij niet opgedragen postvervoer

De vergoeding voor de eenmalige kosten, alsmede de kosten voor collocatie die in rekening worden gebracht aan aanbieders die een redelijk verzoek om bijzondere toegang tot

Het college kan PTT Post niet volgen in haar betoog dat een garantieverplichting voor PTT Post ter zake van de voorgeschreven aflevering van de zendingen van MailMerge in de

Indien er volgens u ontwikkelingen in de zorgsector zijn die in de huidige Richtsnoeren onvoldoende aan de orde komen en die relevant zijn voor de mededingingsrechtelijke

Door de eigenaren van het perceel Bolwerk 1 te Zuidlaren is verzocht om een principe- uitspraak te doen of medewerking kan worden verleend aan de vestiging van een kampeerplaats