• No results found

‘Durf je dromen te dromen’ Gebruik van vaardigheden uit de sport in het onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Durf je dromen te dromen’ Gebruik van vaardigheden uit de sport in het onderwijs"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

1 Inleiding

Durf je dromen te dromen; als je topsporter kan worden moet je die kans met twee handen aangrijpen. Hoe jong je ook bent. Zeker in de sport geldt: jong geleerd is oud gedaan. Alleen al die lessen op school en al dat huiswerk, dat past niet in het programma. Maar zonder opleiding heb je eigenlijk geen toekomstperspectief voor een maatschappelijke carrière. Om dit te kunnen combineren, is er de LOOT-status voor leerlingen.

Op de OSG-Sevenwolden zijn volop ontwikkelingen gaande met betrekking tot het LOOT(Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport) onderwijs dat er wordt gegeven. Topsport gaat een steeds

belangrijkere rol spelen in onze samenleving en daar probeert de stichting LOOT op in te spelen. In heel Nederland zijn LOOTscholen. Op deze scholen worden er op verschillende manieren

aanpassingen gedaan in het lesprogramma om de topsporters de mogelijkheid te geven om naast hun school de sport zo optimaal mogelijk te bedrijven. De aanpassingen die Sevenwolden aanbrengt in het lesprogramma bestaan eigenlijk uit een tweetal facetten. Enerzijds zijn dit vrijstellingen voor een aantal vakken waaronder LO. Anderzijds bestaat dit uit de mogelijkheid om onder schooltijd te trainen. In dit tweede geval missen de leerlingen ook lessen van vakken waarvoor ze geen vrijstellingen hebben. Voor deze vakken moeten zij gewoon de toetsen maken net als alle andere leerlingen.

Ondanks de mogelijkheden die Sevenwolden biedt, zijn er vanuit meerdere partijen wensen om een nog verdergaande vorm van samenwerking tussen het onderwijs en de topsport te ontwikkelen. Binnen de LOOT-scholen staat het onderwijs voorop, maar in de nieuw te ontwikkelen school zal de topsport leidend moeten zijn. Het onderwijs moet daar omheen worden vormgegeven. Op dit ogenblik zijn er vergevorderde plannen om in Heerenveen zo’n topsportschool op te starten.

Mede dankzij deze nieuwe ontwikkelingen is er belangstelling om te achterhalen op welke wijze de LOOT-leerlingen hun gemiste lessen compenseren. Vooral in het nieuwe onderwijsconcept is het van groot belang om de leerlingen te kunnen sturen in hun studiewerkzaamheden. Hierbij is het in eerste instantie van belang of er een aansluiting is tussen de mogelijkheden welke de school aan de LOOT-leerlingen aanbiedt om de gemiste uren te compenseren en de daadwerkelijke wijze welke door de LOOT-leerlingen wordt toegepast om de gemiste lessen te compenseren.

Om een goede aansluiting te krijgen tussen hetgeen de school aanbiedt en hetgeen de leerlingen gebruiken is het belangrijk om te kijken welke metacognitieve vaardigheden de LOOT-leerlingen inzetten in het onderwijs. De veronderstelling is vaak dat (Top) sporters een aantal vaardigheden zoals doelgerichtheid, motivatie, planning en analyse beter ontwikkeld hebben dan andere leerlingen. De vraag is echter of deze vaardigheden ook gebruikt kunnen worden als basis in het begeleiden van LOOT-leerlingen om gemiste lessen te compenseren.

Mijn eigen motivatie voor dit onderzoek is dat ik als net aangestelde lootcoördinator de echte

(3)

2 Inhoudsopgave

1 INLEIDING ... 1 2 INHOUDSOPGAVE ... 2 3 ONDERZOEKSOPZET ... 3 3.1DOELSTELLING ... 3 3.2HOOFD EN DEELVRAGEN ... 3

3.3STRUCTUUR VAN HET ONDERZOEK... 3

3.4SAMENVATTING ... 4 4 METACOGNITIE ... 5 4.1THEORIE ... 5 4.2ENQUÊTES ... 5 4.3RESULTATEN ... 6 4.4SIGNIFICANTE VERSCHILLEN ... 8 4.5 SAMENVATTING ... 8 5 AANGEBODEN FACILITEITEN ... 9 5.1GEMISTE LESSEN ... 9 5.2LOOT-COÖRDINATOR ... 10 5.3HULPLESSEN ... 11 5.4EFFECT ... 11 5.5SAMENVATTING ... 11

6 INHALEN GEMISTE UREN / STOF ... 12

6.1LEERLING WENSEN ... 12

6.2SAMENVATTING ... 12

7 INZET VAN METACOGNITIE BINNEN HET ONDERWIJS ... 13

7.1DOELGROEP ... 13

7.2 ZELFSTANDIG LEREN ... 13

7.3 IN TE ZETTEN VAARDIGHEDEN ... 13

7.4 VERSCHIL MET HUIDIGE SITUATIE ... 14

7.5 SAMENVATTING ... 15

8 CONCLUSIES EN ADVIES ... 16

8.1SAMENVATTING ... 16

8.2CONCLUSIES ... 16

(4)

3 Onderzoeksopzet

In de inleiding is er verteld wat er ten grondslag ligt aan dit onderzoek. De steeds verdergaande eisen van de topsport leggen een steeds groter beslag op de leerlingen waardoor de standaard aangeboden faciliteiten van Sevenwolden soms tekort schieten of simpelweg niet de beste methode voor deze leerlingen zijn. Om in dit onderzoek structuur aan te brengen, zal er eerst een precieze doelstelling bepaald worden, daaruit zullen de deelvragen worden afgeleidt. Vervolgens zal kort worden uitgewerkt hoe het onderzoek gestructureerd zal worden en welke onderzoeksmethoden daarvoor toegepast zullen worden.

3.1 Doelstelling

In de huidige situatie is er geen concreet beeld of de geboden faciliteiten om gemiste lessen te compenseren ook daadwerkelijk gebruikt worden door de LOOT-leerlingen. Om een goede begeleiding van de topsportleerlingen op te zetten is het van belang om te weten op welke wijze de leerlingen het beste de gemiste uren kunnen compenseren zodat ze ook op school goede prestaties kunnen halen. Hierbij is de doelstelling om vaardigheden welke binnen de sport extra worden ontwikkeld ook te gebruiken binnen het onderwijs van deze leerlingen.

3.2 Hoofd en deelvragen Hoofdvraag

Op welke wijze kunnen LOOT-leerlingen het beste worden begeleid om gemiste uren en lesstof te compenseren?

Toelichting

De verwachting is dat LOOT-leerlingen als echte topsporters over een aantal goed ontwikkelde cognitieve vaardigheden beschikken waarvan zeer goed gebruik gemaakt kan worden binnen het vormgeven van de werkwijze om gemiste lessen en stof in te halen of te compenseren. Als het eventuele gebruik hiervan duidelijk in beeld gebracht is, moet het mogelijk zijn om de faciliteiten en begeleiding van de LOOT-leerlingen daarop af te stemmen.

Deelvragen

1. Welke metacognitieve vaardigheden zijn bij (top) sporters sterker ontwikkeld dan bij gewone leerlingen van het middelbaar onderwijs?

2. Welke faciliteiten en ondersteuning wordt er op Sevenwolden aangeboden aan LOOT-leerlingen om de gemiste lessen te compenseren?

3. Op welke wijze wordt de gemiste stof door de LOOT-leerlingen gecompenseerd?

4. Op welke wijze kunnen bij sporters specifiek ontwikkelde cognitieve vaardigheden kunnen worden ingezet bij het compenseren van de gemiste uren?

5. Welke hiaten zitten er tussen de aangeboden faciliteiten door Sevenwolden en de situatie waarbij de verder ontwikkelde metacognitie van topsporters zouden worden gebruikt bij het compenseren van de gemiste uren?

3.3 Structuur van het onderzoek

(5)

afgenomen. Tevens is deze enquête afgenomen bij een aantal reguliere leerlingen hebben om zo een vergelijking tussen beide groepen mogelijk te maken. Er is gekozen voor het afnemen van enquêtes, omdat het zelf toetsen van de leerlingen (wat misschien een beter beeld geeft) uit praktische

overwegingen niet haalbaar was binnen dit onderzoek. Het kost simpelweg teveel tijd.

De tweede stap in dit onderzoek is het in kaart brengen van de faciliteiten welke de school aanbiedt om de LOOT-leerlingen te ondersteunen bij hun school/studie werkzaamheden en de faciliteiten welke de school aanbiedt om het sporten naast de studie mogelijk te maken. Hiermee moet duidelijk worden wat de huidige opzet van Sevenwolden is in de begeleiding en van de leerlingen bij de combinatie studie en sport. Naast de aangeboden faciliteiten is het daarbij van groot belang om een beeld te krijgen van de mate waarin de aangeboden faciliteiten worden gebruikt door de leerlingen. Hiervoor zijn ook een aantal vragen meegenomen in de enquête.

Nadat de eventuele extra ontwikkelde metacognitieve vaardigheden en de aangeboden faciliteiten door Sevenwolden in kaart zijn gebracht is er een studie gedaan onder de LOOT-leerlingen welke wijze zij nu eigenlijk toepassen om hun gemiste lessen te compenseren. Dit is gebeurd door een enquête onder een kleinere groep leerlingen waarin gevraagd wordt de wijze te omschrijven hoe zij hun gemiste lessen compenseren.

Uit de resultaten van de eerste stap moet blijken welke vaardigheden er bij de topsportleerlingen beter ontwikkeld zijn dan bij de gewone leerlingen. Deze informatie kan enerzijds verkregen worden uit de literatuur en eerdere onderzoeken van de faculteit Bewegingswetenschappen. Anderzijds kunnen de verschillende resultaten uit de enquête onder de leerlingen van het OSG Sevenwolden dienen als input. Als de verder ontwikkelde metacognitieve vaardigheden in beeld zijn gebracht, dient er gekeken te worden op welke wijze deze vaardigheden toegepast kunnen worden binnen het onderwijs voor de topsporters. Specifiek zal hierbij gekeken worden naar de mogelijkheid om deze vaardigheden in te zetten om gemiste uren in te halen en welke faciliteiten vanuit de school hierbij gewenst zijn. Van belang is om hierbij de variabelen welke de ontwikkelde metacognitie beïnvloeden mee te nemen. Als er een groot verschil is tussen individuele sporters en teamsporters dan zal dit ook in de aanpak naar voren moeten komen.

De verkregen beschreven situatie waarbij gebruik gemaakt wordt van de verder ontwikkelde metacognitie zal vergeleken worden met de aangeboden faciliteiten door de school. Hiermee dienen eventuele hiaten in de huidige faciliteiten/begeleiding blootgelegd te worden. Hierbij dient ook de door de leerlingen aangegeven werkwijze voor het inhalen van gemiste stof moeten worden meegenomen.

3.4 Samenvatting

Dit onderzoek zal zich richten op de inzetbaarheid van vaardigheden binnen het onderwijs welke zijn aangeleerd binnen het sporten. Het onderzoek zal een literatuurgedeelte bevatten waarin de

(6)

4 Metacognitie

4.1 Theorie

Het belangrijkste aspect binnen dit onderzoek is te kijken welke bij topsporters verder ontwikkelde vaardigheden gebruikt kunnen worden binnen het onderwijs. Er zijn verschillende overeenkomsten gevonden in de denkprocessen welke benodigd zijn binnen de sport als binnen het onderwijs. Hierbij is het belangrijk om te weten hoe de hersenen omgaan met verkregen informatie (cognitieve

processen). De cognitieve processen kunnen worden onderverdeeld in drie vormen van kennis welke bij de leerlingen aanwezig zijn: feitelijke kennis, procedurele kennis en strategische kennis.

Feitelijke kennis, wordt gezien als de dingen die je uit het hoofd kan leren. Deze kennis is voor dit onderzoek niet relevant. Immers bij het sporten leer je niet om dingen zomaar uit je hoofd te leren. Het is dan ook niet zo dat verondersteld kan worden dat topsportleerlingen dit beter kunnen dan gewone leerlingen.

Procedurele kennis, wordt gezien als die vorm van kennis waardoor je precies weet wat je moet doen als je een bepaalde taak uitvoert. Bijvoorbeeld optellen bij rekenen. Ook deze procedures kan je niet uit de sport halen. Daarom is ook deze vorm van kennis niet relevant voor dit onderzoek.

Strategische kennis, is de manier waarop je dingen aanpakt. Deze kennis kan je in bepaalde gebieden opdoen en in andere gebieden toepassen. Voor de topsportleerlingen zou dat kunnen betekenen dat ze vaardigheden opdoen bij hun sport en deze toepassen binnen het onderwijs. Daarom is deze kennis zeer relevant voor dit onderzoek en zal dit onderzoek zich ook verder richten op de inzetbaarheid van deze vaardigheden binnen het onderwijs voor de topsporters (LOOT-onderwijs). Binnen de literatuur spreekt men ook wel over Metacognitieve vaardigheden. Metacognitie bevat de volgende zes

componenten (vaardigheden):

1. Plannen (kennis wat nodig is om een taak op te lossen voordat je eraan begint) 2. Monitoren (kennis wat nodig is om een taak op te lossen tijdens het oplossen) 3. Evaluatie (kennis over wat nodig was om een taak op te lossen)

4. Reflectie (het gebruik van kennis over de taak, de eigen persoon en de strategieën tijdens elke stap die je maakt bij het oplossen

5. Effort (inspanning welke je bereid bent te leveren om een bepaalde taak succesvol af te ronden.

6. Self-efficiacy (kennis over en vertrouwen in eigen kunnen)

Deze zes verschillende vaardigheden kunnen mede ontwikkeld en gebruikt worden in de sport. Vandaar de vooronderstelling dat deze bij topsporters verder ontwikkeld zijn. Maar ook daarbinnen zijn weer verschillen mogelijk doordat de éne sporter meer traint en meer wedstrijden heeft dan een andere. Een ander mogelijk verschil kan ontstaan doordat de ene sporter sport in teamverband en de andere individueel.

4.2 Enquêtes

In een onderzoek van de faculteit bewegingswetenschappen doet men onderzoek naar de aanwezigheid en aantoonbaarheid van deze metacognitieve vaardigheden bij topsporters. Daarbij proberen ze een relatie te leggen tussen de aanwezigheid van deze vaardigheden en (1) het wel of niet ‘topsporter’ zijn. Verder probeert men de relatie te leggen tussen deze vaardigheden en (2) de verschillende

(7)

de planning 9 vragen opgesteld, voor monitoren 8 vragen, voor evaluatie 8 vragen, voor reflectie 5 vragen, voor effort 10 vragen en voor self-efficiacy 10 vragen. Op de vaardigheden 1,2,3 en 4 kunnen de leerlingen scoren in een schaal van 1 tot 4 en voor de vaardigheden 5 en 6 op een schaal van 1 tot 5. De totale steekproef bestond uit 113 leerlingen, waarvan 67 LOOT-leerlingen. In de volgende

paragraaf zullen de belangrijkste uitkomsten worden weergegeven.

4.3 Resultaten

4.3.1 LOOT versus reguliere leerlingen.

Middels een Manova analyse is er gekeken of de LOOT-leerlingen significant verschillen ten opzicht van de reguliere leerlingen. Het Significantieniveau bedraagt 0,001. Daarmee is aangetoond dat er een significant verschil is tussen de ontwikkelde metacognitie bij de LOOT-leerlingen ten opzichte van de reguliere leerlingen (een significantieniveau kleiner dan 0,05 wordt als een daadwerkelijk significant verschil beschouwd). Gespecificeerd per vaardigheid blijkt er een significant verschil te zijn op de onderdelen planning, effort en evaluatie. Ook op de andere vaardigheden scoren de LOOT-leerlingen beter dan de reguliere leerlingen echter is daarbij het verschil niet significant. In onderstaande grafiek staan de resultaten weer gegeven. De verdere resultaten staan vermeld in bijlage 1.

LOOT vs Regulier 0,0000 0,5000 1,0000 1,5000 2,0000 2,5000 3,0000 3,5000 4,0000 4,5000 Pla nnin g mon itorin g se lf-effic acy effort refle ctie eval uatie Vaardigheden S c o re LOOT Regulier

4.3.2 Toptalenten versus Subtoptalenten

Het eerste wat belang is bij het meten van het verschil in metacognitie tussen Toptalenten en Subtoptalenten is het definiëren van een toptalent. Als uitgangspunt hierbij is het hebben van een topsportstatus genomen. Deze status kunnen de sporters verkrijgen als ze voldoen aan de eisen van hun bond en wordt vergeven door de topsportsteunpunten in Nederland. Binnen de LOOT-leerlingen van de steekproef bevonden zich 25 toptalenten en 42 subtoptalenten. Met een significantieniveau van 0,422 is er duidelijk geen sprake van een significant verschil tussen de toptalenten en de

(8)

Toptalent vs Subtoptalent 0,0000 0,5000 1,0000 1,5000 2,0000 2,5000 3,0000 3,5000 4,0000 4,5000 Pla nnin g mon itorin g se lf-effic acy effort refle ctie eval uatie Vaardigheden S c o re Toptalent Subtoptalent

4.3.3 Verschil onderbouw vs bovenbouw

In tegenstelling tot wat gebruikelijk is wordt de onderbouw niet gekwalificeerd als klas 1 tot en met 3, maar als klas 1 en 2. Dit omdat deze klassen zich op een aparte locatie bevinden dan de klassen 3 tot en met 6. Met een significantieniveau van 0,309 is er ook geen aantoonbaar verschil tussen onderbouw en bovenbouw locatie. Wat wel opvalt is dat er een indicatie is dat de leerlingen op de onderbouw hoger scoren dan op de bovenbouw. Op zich een vreemd verschijnsel aangezien de metacognitie zich in de loop van de tijd verder ontwikkeld. Hier is echter wel een verklaring voor. Zoals in de theorie te lezen valt zijn er drie verschillende intelligenties waarop leerlingen kunnen terugvallen bij het

oplossen bij een probleem. Hiervan zijn met name feitelijke en procedurele kennis bij jonge leerlingen minder ontwikkeld dan bij oudere leerlingen. Hierdoor zullen ze relatief gezien meer gebruik maken van hun strategische kennis. Aangezien de leerlingen middels de enquêtes zichzelf scores geven is de kans groot dat jongere leerlingen hoger scoren op de metacognitieve vaardigheden (strategische kennis) dan oudere leerlingen welke er relatief minder gebruik van maken. In absolute zin zal

waarschijnlijk de metacognitie bij oudere leerlingen verder ontwikkeld zijn. Dat is echter middels deze enquête niet aan te tonen. Daarom wordt de variabele onderbouw vs bovenbouw leerlingen niet als relevant beschouwd. Resultaten zijn verder te vinden in bijlage 3.

4.3.4 verschil individuele sporters, teamsporters (excl voetballers) en voetballers

Bij Sevenwolden bestaat een groot deel van de LOOT-leerlingen uit voetballers. Mede vanwege de studieresultaten welke bij de voetballers de laatste jaren vaak achter bleven bij de andere sporters is besloten deze groep apart te onderzoeken. Het significantieniveau is echter dermate hoog (0,459) dat er geen enkel aantoonbaar verschil is tussen de verschillende groepen. Er is aan de hand van de resultaten ook geen indicatie mogelijk van welke groep het beste scoort. In het landelijke onderzoek scoren de individuele sporters echter structureel hoger op de ontwikkelde metacognitie dan de teamsporters. Een verklaring hiervoor is dat de individuele sporters vaak meer zelf moeten doen voor hun sport zodat ze op deze wijze ook zelf meer ontwikkelen naast de fysieke eigenschappen welke benodigd zijn voor de sport. De verdere resultaten zijn te vinden in bijlage 4.

4.3.5 verschil in trainingsuren

(9)

blijkt dat leerlingen welke meer sporten wel daadwerkelijk een beter ontwikkelde metacognitie hebben. Dit sluit ook aan bij de kennis over metacognitie, dat deze zich beter ontwikkeld als het meer wordt toegepast. De verdere resultaten staan in bijlage 5.

4.3.6 verschil in schoolniveau

Omdat de populatie topsporters welke is onderzocht te klein is om per schoolniveau op te delen, is de groep opgedeeld in twee verschillende niveau’s. VMBO + VMBO/HAVO versus HAVO/VWO. Hoewel je bij hoger ontwikkelde kinderen een betere metacognitie zou verwachten is dit niet het geval. Het verschil tussen beide groepen is niet significant. Dit komt ook overéén met de resultaten van de landelijke groep. Binnen de landelijke groepen is ook de vergelijking sporttalent en reguliere leerling gemaakt. Daaruit kwam naar voren dat op ieder niveau de sporters beter scoren dan de reguliere leerlingen, verder kwam zelfs naar voren dat VMBO talenten beter scoren dan reguliere VWO leerlingen. De verdere resultaten zijn te vinden in bijlage 6.

4.4 Significante verschillen

Het enige significante verschil dat er is aangetoond binnen OSG Sevenwolden is het verschil in ontwikkelde metacognitie tussen LOOT-leerlingen en reguliere leerlingen. Dit komt dus overéén met de verwachtingen voor aanvang van het onderzoek. Er zijn dus gegronde redenen om het onderwijs tussen beide groepen te laten variëren. Voor de vaardigheden planning, effort en evaluatie scoren de LOOT-leerlingen op Sevenwolden significant hoger dan de reguliere leerlingen. Ook op de andere vaardigheden scoren de sporters hoger maar is er geen sprake van een significant verschil. Echter zullen deze vaardigheden wel worden meegenomen in het ontwerp, alleen zullen zij een minder prominente rol krijgen.

Binnen de steekproef onder de populatie topsporters is geen variabele gevonden welke een significant effect heeft op de aanwezige metacognitie. Als er echter naar alle onderzochte LOOT-leerlingen binnen Nederland wordt gekeken, is er wel een significant verschil tussen de hoeveelheid

trainingsuren welke de sporters maken en de mate van ontwikkelde metacognitie. Verder scoorden in het landelijke onderzoek de individuele sporters beter dan de teamsporters. Deze variabelen zullen worden meegenomen in de doelgroep voor het ontwerp om gemiste stof op een andere wijze in te halen dan nu het geval is.

4.5 samenvatting

(10)

5 Aangeboden faciliteiten

Sevenwolden biedt als LOOT-school verschillende faciliteiten voor de leerlingen om gemiste uren te compenseren. Van belang is om in kaart te brengen welke faciliteiten er eigenlijk door de school geboden worden. Hiervoor is er gesproken met de verschillende betrokkenen voor het LOOT-onderwijs binnen het OSG-sevenwolden. Hoofdzakelijk zijn er drie verschillende zaken die aan de leerlingen worden aangeboden. In eerste instantie is dat het verkrijgen van vrijstellingen voor bepaalde lessen en in enkele gevallen bepaalde vakken zodat de leerlingen op tijden kunnen trainen welke voor hun beter uitkomen. (bijvoorbeeld twee keer per dag in plaats van één keer per dag). Naast het krijgen van deze vrijstellingen is er een specifieke LOOT-coördinator welke de leerlingen kan helpen met advies voor het combineren van hun sport met het onderwijs. Hierbij gaat het voor namelijk om hulp bij het inpassen van de trainingen binnen het huidige lesrooster en de eventuele aanpassingen welke aan dit lesrooster mogelijk zijn om toch zoveel mogelijk lessen bij te wonen. Als laatste kunnen de LOOT-leerlingen ook nog hulplessen volgen mocht dat nodig zijn en daar vanuit de leerling belangstelling voor zijn.

5.1 Gemiste lessen

Om een beter beeld te krijgen waarom deze faciliteiten benodigd zijn is het van belang te weten om hoeveel lessen het nu eigenlijk gaat dat de LOOT-leerlingen structureel missen per week. Ook is het van belang hoeveel dagen de leerlingen incidenteel per maand afwezig zijn. Hiermee kan een beeld geschetst worden waarvoor vervanging moet worden geboden aan de leerlingen. Het missen van deze lessen kan ook gezien worden als een faciliteit die de school biedt aan de leerlingen. Hieronder staat gespecificeerd weergegeven in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid die de school biedt om een aantal lessen per week te missen. Ook deze vragen waren verwerkt in de enquête welke in samenwerking met de faculteit bewegingswetenschappen is afgenomen.

gemiste lessen per week

0 5 10 15 20 25 30

Nee, maak ik geen gebruik van

Ja, 1-3 lessen per week

Ja, 4-7 lessen per week

Ja, 8 of meer lessen per week gemiste lessen a a n ta l ll

Wat bij nader onderzoek opvalt is dat de subtoptalenten nooit meer dan 3 uur per week missen. Dus de leerlingen welke meer dan 3 uur missen (21 leerlingen) zijn allemaal leerlingen met een topsportstatus. Het gebruik van de extra ontwikkelde metacognitie voor het inhalen van gemiste stof is dus alleen maar relevant voor de groep leerlingen met een status, aangezien de rest een minimaal aantal lessen per week mist. (de gegevens over de gemiste lessen zijn te vinden in bijlage 7)

Gemiste dagen 0 5 10 15 20 25 30

Nee, daar maak ik geen gebruik van

Ja, 1-3 dagen per maand

Ja, 4-7 dagen per maand

Ja, 8 of meer dagen per maand

(11)

Inhaalmomenten toetsen 0 5 10 15 20 25 30 35

Nee, ik maak daar geen gebruik van

Ja, maar minder dan 1 keer per

week

Ja, 1 of 2 keer per week

Ja, meer dan 2 keer per week

aantal keer per week

a a n ta l ll

Bij een heel groot aantal LOOT-leerlingen zie je dat ze maar heel weinig lessen missen en dat ze nagenoeg nooit toetsen hoeven in te halen of te verschuiven. Hierbij kan je dan ook concluderen dat deze leerlingen minimaal verschillen van de reguliere leerlingen en in beginsel dezelfde aanpak kunnen krijgen als de reguliere leerlingen. Het belangrijkste wat de school hen aanbiedt als zijnde LOOT-school is een bepaalde flexibiliteit in de lesroosters en dat hebben ze eigenlijk al nauwelijks nodig. Specifieke hulp ten opzichte van de normale leerlingen in de combinatie sport en school door de LOOT-coördinator is daarbij ook minder van belang. Er is echter ook een groep leerlingen welke wel structureel meerdere lessen per week missen en ook vaker hele dagen afwezig zijn in verband met wedstrijden of specifieke trainingskampen. Dit is dan eigenlijk ook de groep waarvoor er eventueel specifieke faciliteiten moeten worden geboden om het onderwijs toch goed te combineren met de sport.

5.2 LOOT-coördinator

Eén van de belangrijkste faciliteiten die de school aanbiedt is de LOOT-coördinator welke extra begeleiding aan de leerlingen kan bieden om school en sport te combineren. In praktijk is de

coördinator naast de begeleider vooral een schakel tussen de leerlingen en de overige collega’s bij het wel of niet vergeven van vrijstellingen voor bepaalde vakken of toestemming voor het missen van bepaalde lessen. In deze is het vooral ook een administratieve functie voor het bijhouden van de verkregen vrijstellingen en het inlichten van de verschillende betrokken collega’s over de vergeven vrijstellingen. Hoeveel contact er is met de coördinator is ook in de enquête verwerkt.

Contact 0 5 10 15 20 25 30 35 40

Met vaste regelmaat Onregelmatig Nooit

a a n ta l ll

(12)

5.3 Hulplessen

De LOOT-leerlingen kunnen net als de reguliere leerlingen aanspraak maken op hulplessen en specifieke bijlessen. Echter gebeurd dit op het OSG Sevenwolden maar minimaal. Om een beeld te krijgen hoeveel er door de LOOT-leerlingen gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid is er gekeken of de leerlingen naast de reguliere lessen en het huiswerk nog extra dingen doen voor school. Eén van de extra dingen die ze kunnen aangeven zijn de hulplessen / bijlessen. Binnen het OSG zijn op de locatie Fedde Schurerplein een aantal docenten aangewezen welke specifiek voor de LOOT-leerlingen extra bijlessen kunnen verzorgen. Uit de enquêtes zijn de LOOT-leerlingen gehaald welke bijlessen volgen. Hieruit kwam naar voren dat er maar 15,4% van de LOOT-leerlingen bijlessen volgen.

Resultaten hiervan staan in bijlage 9.

Over het algemeen kan je zien dat er van de mogelijkheid om extra bijles te volgen minimaal gebruik wordt gemaakt. Het is een volledig vrije keuze of de leerlingen van deze hulplessen gebruik willen maken. Het feit dat dit een faciliteit is waarvoor de leerlingen langer op school moeten blijven of eerder op school moeten komen maakt ook dat dit bij een groot aantal leerlingen niet hoog op het verlanglijstje staat. Tijdens de hulplessen staat alles ook in het teken van extra uitleg en niet in de vorm van specifieke uitleg hoe de leerlingen de studie het beste kunnen aanpakken. Het is dus geen specifieke hulp voor LOOT-leerlingen om efficiënt met hun spaarzame tijd om te gaan.

5.4 Effect

Naast de verschillende faciliteiten welke worden aangeboden is het ook van belang om in te schatten of de huidige leerlingen denken dat de LOOT-regeling effect heeft voor hen. Dit kan je op twee verschillende manieren benaderen. Enerzijds kan de regeling bijdragen in betere trainingstijden / trainingsmogelijkheden waardoor de leerling beter kan presteren. Anderzijds kan de regeling ook de druk van school verminderen waardoor het makkelijker kan worden toch voldoende tijd efficiënt te besteden aan de studie. De mening van de leerlingen over het effect van de LOOT-regeling is ook meegenomen in de enquête. De resultaten hiervan zijn verder verwerkt in bijlage 10. Misschien wel het meest opvallende is dat meer dan de helft van de leerlingen aangeeft dat de regeling geen invloed heeft op een sportprestaties. Bij deze leerlingen zou er misschien afgevraagd worden of et wel zinvol is om ze binnen de LOOT-regeling te laten vallen. De bedoeling hiervan is om sport beter te kunnen combineren met school. Als het dan geen invloed heeft op de sportprestaties, zou je de regeling ook als zinloos voor hen kunnen beschouwen.

Betere sportprestaties 0 5 10 15 20

Ja, zeker wel Ja, waarschijnlijk

wel

Nee, zeker niet Nee, waarschijnlijk niet a a n ta l ll 5.5 Samenvatting

(13)

6 Inhalen gemiste uren / Stof

Een deel van de LOOT-leerlingen mist een structureel aantal lessen. Om een beeld te krijgen van de wijze waarop deze leerlingen toch de lesstof bijhouden, zijn hiervoor ook een aantal specifieke vragen gesteld naast de enquête welke in samenwerking met bewegingswetenschappen is afgenomen. Hierbij zijn een aantal kwalitatieve vragen gesteld over de werkwijze van de leerlingen om toch hun stof bij te houden ondanks het feit dat ze zoveel lessen missen. Ook is hierbij gekeken naar de werkwijze van de leerlingen bij het maken en eventueel inhalen van toetsen. In totaal is deze enquête bij tien leerlingen afgenomen. De belangrijkste antwoorden van de leerlingen staan hieronder per vraag weergegeven.

6.1 Leerling wensen

Hoe houden de leerlingen de lesstof bij?

 It’s learning (Elektronische leeromgeving)

 Tijdens LO (waarvoor vrijstelling is), lessen volgen bij andere klassen.  Zelfstandig dmv het gebruik van studiewijzers.

Extra uitleg (vraag je extra uitleg als je lessen hebt gemist, zo ja waarover)  Stof welke gemist wordt en niet wordt begrepen.

 Navraag naar de belangrijkste punten. Wanneer vraag je toetsstof op?

 Gewoon een week van tevoren.

 Niet specifiek opvragen, gewoon overnemen van de studiewijzer.

Wat doe je als je een toets mist?Houdt je daarbij rekening met je trainingsschema?

 Zelf voorstel, geen rekening met trainingsschema. Alleen met het feit wanneer ik op school kan zijn en de docent dan ook beschikbaar is.

 Ja, probeer de toetsen in te halen op dagen wanneer ik niet al teveel hoef te trainen zodat er meer tijd is om te leren.

Welke hulp is gewenst voor het goed bijhouden van de lesstof?

 Hulplessen welke korte samenvattingen van de belangrijkste stof geven

 Antwoordmodellen, zodat er zelf nagekeken kan worden als de lessen gemist zijn waarin de antwoorden zijn besproken.

 Studieadvies, hoe kan je het beste de gemiste stof inhalen. Wat doe je als je meerdere dagen achter elkaar mist?

 Schoolwerk meenemen en kijken of er tijd is om te leren tijdens het trainingskamp  Achteraf kijken wat de schade is

 Indien mogelijk van tevoren maken, zodat er geen achterstand is bij terugkomst en er direct kan worden vervolgd met de stof waar de klas ook mee bezig is.

 Achteraf specifiek enkele belangrijke opgaven maken en de rest overslaan.

(14)

7 Inzet van metacognitie binnen het onderwijs

7.1 Doelgroep

De bij de topsporters verder ontwikkelde vaardigheden zouden zeker gebruikt kunnen worden binnen het onderwijs van deze leerlingen. Echter hier is direct al een probleem, want wie is de topsporter? Voor een groot aantal LOOT-leerlingen hoeven niet of nauwelijks aanpassingen in hun lesrooster gedaan te worden. Deze leerlingen missen ook maar weinig lessen. In die zin hebben zij eigenlijk ook weinig extra en specifieke ondersteuning nodig voor het inhalen van gemiste stof. De doelgroep voor het te maken ontwerp zijn dan ook de leerlingen welke wel structureel lessen missen. Dit zijn ook voor een groot deel de leerlingen welke de sport op een hoger niveau beoefenen en er meer tijd aan

besteden. Hierbij kan dan ook de aanname gedaan worden dat deze leerlingen ook een beter

ontwikkelde metacognitie hebben. Dit zijn vaardigheden welke je namelijk leert door ze vaker toe te passen. Als je meer tijd aan de sport besteed zal je deze hoogstwaarschijnlijk dus ook beter ontwikkeld hebben. Dit blijkt niet uit het onderzoek naar de leerlingen op het OSG Sevenwolden, maar komt wel duidelijk naar voren uit het landelijke onderzoek. Tevens zie je bij de topsporttalenten ook een indicatie dat hun metacognitie beter ontwikkeld is dan bij subsporttalenten. Binnen de toekomstige talentenacademie heeft men om in aanmerking te komen twee belangrijke voorwaarden gesteld. Men moet meer dan een gemiddelde LOOT-leerling trainen en men moet behoren tot de echte top in zijn of haar sport. Deze kwalificatie is dus ook middels dit onderzoek gerechtvaardigd.

7.2 zelfstandig leren

Wat eigenlijk het belangrijkste voor de topsportleerlingen is als ze vaak afwezig zijn is zelfstandig leren. Ook de leerlingen geven zelf aan dat ze daarin extra ondersteuning kunnen gebruiken. Dit is eigenlijk ook het verhaal achter de tweede fase. Echter het belangrijkste kritiekpunt op de tweede fase is dat de vaardigheden die het zelfstandig werken mogelijk moeten maken vaak onvoldoende

ontwikkeld zijn. Zoals het rapport Dijsselbloem schreef: de politiek is vaak ambitieuzer dan de mogelijkheden welke er binnen het onderwijs en binnen de leerlingen liggen. Echter deze specifieke strategische vaardigheden zijn juist de vaardigheden welke bij de topsporters beter ontwikkeld zijn. In de situatie waar je dus optimaal gebruik zou willen maken van de vaardigheden van de topsporters zou je de uitgangspunten van de tweede fase met betrekking tot het zelfstandig leren kunnen gebruiken. Daarbij dient dan specifiek gekeken worden welke vaardigheden gebruikt kunnen worden en op welke manier en vooral welke rol de school daarbij moet spelen in de ondersteuning.

7.3 in te zetten vaardigheden

Uit het onderzoek kwam duidelijk naar voren dat de vaardigheden planning, effort en evaluatie beter ontwikkeld waren bij de topsporters. Dit kunnen dan ook de drie belangrijkste pijlers worden bij het aanbieden van specifieke hulp aan topsportleerlingen voor het inhalen van gemiste lessen. Ook voor de drie andere vaardigheden geldt dat er een indicatie is dat ze beter ontwikkeld zijn, er is daarbij echter geen significant verschil opgetreden. Echter op basis van deze indicatie zullen ze toch worden belicht over hun eventuele toepasbaarheid. Hoe de vaardigheden toegepast kunnen worden is een eerste opzet. Deze opzet is echter nog niet getest. Als uitgangspunt is genomen hoe er binnen veel (individuele) sporten gewerkt wordt. Eerst worden er doelen gesteld (door de school), vervolgens zal daar een planning voor gemaakt moeten worden. Om het doel te bereiken zullen ook de andere vaardigheden worden aangesproken.

7.3.1 planning

(15)

geremd worden in hun voortgang en altijd weten wat er uiteindelijk gedaan moet zijn om een bepaalde stof te beheersen.

7.3.2 effort

Dit is misschien wel één van de belangrijkste pijlers achter het succes van topsporters in zowel het onderwijs als in de sport. Het gaat over de moeite die leerlingen willen doen om iets te halen. Veel topsporters zijn gewend om echt iets te moeten doen om een bepaalde taak te halen. Door duidelijk te maken wat er nodig is om iets te halen zullen veel sporters dat dan ook doen. Daarbij kan het van groot belang om vooral de belangrijkste dingen aan te dragen aan de leerlingen. Als ze weten dat iets belangrijk is zullen zij ook eerder geneigd zijn dat te doen, ook al kost het veel tijd. Problemen ontstaan vaak bij taken welke als overbodig worden beschouwd, dan is er vaak de gedachte dat er wel wat anders en belangrijker gedaan kan worden (bijvoorbeeld trainen voor de sport). Hierbij zouden specifieke studiewijzers met daarop alleen de kernpunten en de belangrijkste punten de leerlingen kunnen helpen.

7.3.3 evaluatie

Bij de evaluatie zou men onder andere kunnen meenemen of de manier van werken wel geschikt was voor het eigen maken van de stof. Doordat er veel zelfstandig gedaan dient te worden zal er ook vrijer omgegaan moeten worden met de wijze waarop de leerlingen leren. Deze werkwijze dient echter wel geëvalueerd te worden. Hierbij dienen de leerlingen ondersteund te worden door de school. Er moet samen met hen gekeken worden wat er de volgende keer anders moet en welke hulp daar eventueel bij nodig is. Vooral van belang is om te kijken wat er uiteindelijk gedaan is om het doel te halen en hoe je dat de volgende keer weer kan toepassen. Er zou gekozen kunnen worden voor vaste

evaluatie-momenten per periode tussen een begeleider van school en de leerling. Daarin kan naast de evaluatie ook het huidige proces gemonitoord worden. Dat zal onder het volgende punt behandeld worden. 7.3.4 monitoring

Tijdens het monitoren dient eigenlijk zeer frequent te worden bijgehouden of de leerlingen nog op schema liggen met alles en waar eventueel extra ondersteuning bij nodig is om bepaalde stof toch bij te houden. Dit is iets wat ze in de sport ook vaak gewend zijn. Daar wordt ook continu gekeken of alles goed loopt in de trainingen en waar er eventueel moet worden bijgestuurd. Door het monitoren te laten plaatsvinden samen met een begeleider vanuit de school blijft er meer feeling met de voortgang van de leerlingen welke veel lessen missen.

7.3.5 self-effiacy

Dit is niet een taak welke direct op een bepaalde manier kan worden toegepast door de topsporters, maar dit kan ze wel helpen bij het zelfstandig werken. Bij het zelfstandig werken is het van groot belang om ook vertrouwen te hebben in je eigen kunnen en vooral te weten wat je wel en wat je niet zelf kan. Vooral het laatste zal voor de leerlingen van belang zijn. Het is belangrijk dat ze zelf tijdig aan de bel trekken als ze iets niet beheersen. Hiervoor moeten dan ook de periodieke gesprekken tussen de begeleiders en de leerlingen dienen. Daarin moeten de leerlingen eventueel een beroep kunnen doen op extra begeleiding bij bepaalde vakken.

7.3.6 reflectie

(16)

• Er zijn ook geen duidelijke evaluatiemomenten waarin wordt gekeken of de huidige

werkwijze ervoor zorgt dat men de stof tijdig beheerst en de toetsen gehaald kunnen worden. Ook kan er daarmee gekeken worden of de leerlingen wel voldoende tijd hebben om alle stof bij te houden of dat er eventueel aanvullende afspraken nodig zijn.

• Er zijn geen specifieke studiewijzers waarin de kernpunten worden benoemt en daarbij vooral de belangrijkste opgaven benoemen met daaraan gekoppeld antwoordmodellen om zelf na te kijken.

• Er wordt nu door de huidige LOOT-leerlingen die veel afwezig zijn geen concrete planning voor de studietaken gemaakt waarop ze later kunnen worden aangesproken.

• Het belangrijkste is dat de leerlingen eigenlijk net als in de sport een coach moeten hebben die hen kan sturen. Ze zullen het werk uiteindelijk zelf moeten doen, maar de richting moet wel aangegeven worden.

7.5 samenvatting

(17)

8 Conclusies en advies

In dit laatste hoofdstuk zal kort een samenvatting worden gegeven van het gehele onderzoek, vervolgens zullen de belangrijkste conclusies worden opgesomd en als laatste zal er een eindadvies worden vermeld.

8.1 Samenvatting

De aanleiding voor dit onderzoek vormde de ontwikkelingen omtrent het LOOT-onderwijs wat gegeven wordt op het OSG-Sevenwolden. Hiervoor worden meerdere faciliteiten aangeboden

waaronder de mogelijkheid om onder schooltijd te trainen. Hierdoor moeten veel leerlingen de gemiste uren compenseren. Binnen de huidige vorm is er niet een duidelijk beeld wat de benodigde faciliteiten zijn voor de leerlingen voor het inhalen van de gemiste stof.

Vervolgens is er de vooronderstelling gedaan dat sporters vaardigheden ontwikkelen binnen de sport welke ook bruikbaar zijn binnen het onderwijs (strategische vaardigheden ook wel metacognitie genoemd). Dat sporters deze vaardigheden meer bezitten dan reguliere leerlingen is getoetst middels een uitgebreide enquête welke in samenwerking met de faculteit bewegingswetenschappen van de RUG is afgenomen bij zowel LOOT-leerlingen als reguliere leerlingen. Hierbij bleek dat de

vooronderstelling dat sporters een beter ontwikkelde metacognitie zouden bezitten gegrond. Verder werden er op de school zelf geen andere variabelen gevonden welke van invloed waren op de metacognitie. Deze werden wel gevonden in het landelijke onderzoek op de volgende punten aantal trainingsuren, sportniveau en type sport (team of individueel)

Een volgende stap was het in kaart brengen van de faciliteiten welke op OSG worden aangeboden en vooral de mate waarin er gebruik gemaakt werd van deze faciliteiten. Hierbij is er gekeken naar de hoeveelheid gemiste lessen, aantal extra verlofdagen voor de sport, contact met de LOOT-coördinator en het gebruik maken van extra hulples. Hierbij viel op dat een groot deel van de leerlingen niet of nauwelijks gebruik maakt van de aangeboden faciliteiten.

Nadat de faciliteiten in kaart waren gebracht zijn bij de leerlingen zelf enquêtes afgenomen waarin de werkwijze van leerlingen bij het inhalen van gemiste stof in kaart gebracht. Tevens zijn de wensen van de leerlingen over extra hulp of faciliteiten in beeld gebracht. Extra hulp bij zelfstandig de studie bijhouden was daarbij gewenst.

Met de verkregen informatie over de beter ontwikkelde metacognitie bij sporters, het gebruik van de huidige faciliteiten en de wensen van de leerlingen is een ontwerp gemaakt voor de manier waarop de metacognitie kan worden ingezet bij het zelfstandig compenseren van gemiste uren. Hierbij ontstaat een werkwijze welke erg lijkt op de werkwijze binnen de sport waarbij een coach de sporter stuurt, wat binnen de school vertaald kan worden naar een studiecoach welke de leerling begeleidt. Dit vergt ten opzichte van het reguliere onderwijs nogal wat aanpassingen.

8.2 Conclusies

De belangrijkste bevindingen van dit onderzoek zullen hieronder puntsgewijs worden toegelicht. Wat hierbij opvalt is dat een aantal conclusies van dit onderzoek erg aansluiten bij de toekomstige

(18)

• Binnen de topsporters op Sevenwolden worden er geen significante verschillen in ontwikkelde metacognitie gevonden als er vergeleken wordt op subtoptalent versus toptalent, verschil in trainingsuren, verschil in schoolniveau, verschil in soort sport en verschil tussen onderbouw en bovenbouw. Wel is er een aanwijzing dat er een verschil is tussen subtoptalent en toptalent.

• Een groot deel van de LOOT-leerlingen maakt niet of nauwelijks gebruik van de belangrijkste faciliteit, de flexibiliteit in het rooster. (het krijgen van vrijstellingen of toestemming om bepaalde lessen te missen)

• Een groot deel van de leerlingen geeft aan dat de LOOTregeling maar weinig invloed heeft op zowel de sport als de schoolprestaties.

• LOOT-leerlingen geven vooral aan ondersteuning te willen in het zelfstandig eigen maken van de leerstof.

• De doelgroep van dit ontwerp zijn de toptalenten die daarnaast ook nog eens een meer dan gemiddeld aantal uren traint. Bij hen is de metacognitie vaak ook het beste ontwikkeld.

• In de huidige situatie wordt er eigenlijk nauwelijks specifiek ingespeeld op de metacognitieve vaardigheden welke bij de sporters beter ontwikkeld zijn.

• De leerlingen hebben eigenlijk een coach nodig net als in de sport die hun helpt bij het bijhouden van het studieproces (plannen, monitoren, evalueren en reflecteren)

• Wil je gebruik maken van de aanwezig ‘effort’ bij de topsporters dan zal je ze ook moeten helpen deze inspanning zo efficiënt mogelijk te leveren. Gerichte studiewijzers met daarbij de kernpunten/opgaven aangegeven kunnen daarbij helpen.

8.3 Eindadvies

De hoofdvraag van dit onderzoek was hoe LOOT-leerlingen het beste hun gemiste uren kunnen compenseren. Voor de ontwikkeling van goed LOOT-onderwijs is het zeer belangrijk dat leerlingen ondanks het missen van de stof toch in staat zijn om de uren te compenseren. Naar aanleiding van dit onderzoek kan hierover dan ook een advies worden gegeven aan alle betrokkenen bij het LOOT-onderwijs binnen OSG Sevenwolden en de toekomstige talenten academie Heerenveen TAH. Het gaat hierbij om de coördinatoren, teamleiders en ontwikkelaars van de lesprogramma’s voor de

talentenacademie.

Als je gaat kijken naar de manier waarop de leerlingen het beste de uren kunnen compenseren is het in eerste instantie van belang om te kijken naar de doelgroep. Een groot aantal leerling maakt maar minimaal gebruik van de faciliteit om lessen te missen, het is dus voor hen ook veel minder relevant om deze te compenseren. Bovendien kunnen zij vaak gewoon de gemiste lessen op een ander tijdstip volgen. De doelgroep zijn dus de sporters welke zoveel uren missen dat ze niet in te halen zijn op andere tijdstippen, simpelweg omdat daar de tijd niet voor is. Deze sporters trainen vaak meer uur dan de andere talenten en over het algemeen zijn dit ook de echte toptalenten. Groot voordeel van deze doelgroep is ook dat uit het landelijke onderzoek blijkt dat juist zij beter ontwikkelde strategische vaardigheden hebben.

Nu gaat het erom hoe deze strategische vaardigheden ingezet kunnen worden door de leerlingen. Hierbij gaat het om de volgende zes strategische vaardigheden (metacognitie) welke over het algemeen beter ontwikkeld zijn bij de sporters: Plannen, Monitoren, Evaluatie, Reflectie, Effort en Self-efficiacy. Leerlingen geven zelf duidelijk aan dat ze vooral gebaat zijn bij hulp voor de zelfstudie, lessen inhalen is voor hun vaak niet efficiënt, ze verprutsen voor hun gevoel gewoonweg veel tijd in de les. Daarom dient er een omgeving gecreëerd te worden waar de leerlingen vooral zelfstandig de gemiste lessen kunnen compenseren.

Van belang is om aan te sluiten bij iets wat ze al goed kennen. Binnen de sport zijn de leerlingen gewent dat ze gecoacht worden om bepaalde doelen te halen. Vooral individuele sporters zijn vanuit hun sport vaak al gewend om veel dingen zelf te moeten doen waarbij een coach hen stuurt.

(19)

zal de planning (studiewijzers, welke gezien kunnen worden als een soort trainingsprogramma) door de leerling gehandhaafd moeten worden. Uit de sport zijn de leerlingen vaak gewend om bij een ‘expert’ aan te kloppen als ze ergens niet uit komen. Ook binnen de school dienen deze experts dus beschikbaar te zijn mochten de leerlingen er zelf niet uitkomen. Verder is er binnen de sport vaak één centrale coach die de leerlingen stuurt. Binnen het onderwijs zal dat ook moeten komen. Een coach die de planning samen met de leerlingen bewaakt, hierbij dienen de leerlingen gewezen te worden op het belang van het monitoren van een studieproces. Het mag namelijk niet spaak lopen, want tijd om iets te compenseren is er niet. Daarom moet de coach vooral ook evalueren en reflecteren met de sporters. Er dient met grote regelmaat samen met de sporter gekeken te worden of de huidige werkwijze wel nuttig en efficiënt is of dat er geen andere manieren zijn welke beter uitpakken om een goed resultaat te halen. De Self-efficiacy kan worden gebruikt wanneer er echt weinig tijd is om daarmee heel berekenend met minimale resultaten toch op save te kunnen spelen doordat leerlingen precies weten wat ze wel en niet kunnen en door middel daarvan prioriteiten stellen binnen het studieproces. Eerst een aantal zwakke punten, op de sterke punten scoort men toch wel een voldoende en is de investering van de schaarse tijd van de sporters vaak zonde.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze witte wijn van Villa Blanche gemaakt van de Chardonnay druif is zo mooi, vol en rond is dat eigenlijk elke wijnliefhebber van Chardonnay’s deze witte wijn een

• Urinezakken zijn voor éénmalig gebruik en mogen na ontkoppeling niet hergebruikt worden.. In de praktijk komt het vaak voor dat katheterzakken (moeten)

[r]

In de debatten over de hervorming van het secundair onderwijs gaat het vaak over de tegenstelling tussen hoogstaand onderwijs voor de besten en opti- male kansen voor de

Om te onderzoeken of metacognitieve vaardigheden en intelligentie deels aan elkaar zijn gerelateerd in het huidige onderzoek zijn Pearson correlatie coëfficiënten berekend voor de

Aangezien mensen met meer metacognitieve vaardigheden vaker problemen goed oplossen was de verwachting in het onderzoek dat leerlingen uit de experimentele groep door

In ‘Samen werken aan Delft’, aanbevelingen voor het nieuwe gemeentebestuur (gemeente Delft 2010) staat beschreven dat empoweren werkt: versterk mensen in hun eigen

Sociale adaptatie vereist van een team dat zij zich gedraagt naar de opgestelde patronen van interactie, afgesproken regels en kennis. Een hoofdkwestie tot