• No results found

Bundel van de Raadsplein info/debat Raadzaal van 11 december 2017

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bundel van de Raadsplein info/debat Raadzaal van 11 december 2017"

Copied!
136
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bundel van de Raadsplein info/debat Raadzaal van 11 december 2017

Agenda bijlagen

Korte terugblik Raadsplein info-debat Raadzaal d.d. 11 december

1.a Opening en mededelingen (19.30 – 19.35 uur) 1.b Vaststelling van de agenda

1.c Inspreken niet-geagendeerde onderwerpen

2 Debatronde

De onderwerpen 3a 'wijziging GR jeugdzorg' en 3b 'verordening jeugdzorg' worden gecombineerd behandeld.

3.a Toestemming wijziging gemeenschappelijke regeling uitvoeringsorganisatie jeugdzorg IJsselland

De 11 gemeenten in de jeugdzorgregio IJsselland voeren gezamenlijk een aantal bedrijfsvoeringstaken uit via de Gemeenschappelijke Regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland. De afgelopen periode is de regionale samenwerking geëvalueerd. Op basis hiervan wordt via de nieuwe gemeenschappelijke regeling (GR), waarvan de boogde inwerkingtreding 1 januari 2018 is, governance en positionering versterkt en rollen en verantwoordelijkheden verduidelijkt. In lijn met de visie op Jeugdhulp, waarmee de raad eind 2016 heeft ingestemd, wordt de regionale samenwerking verder bestendigd met veel ruimte voor lokale autonomie en vernieuwing. De keuze om de lichte vorm van de GR voort te zetten sluit aan bij het uitgangspunt dat de transformatie lokaal moet plaatsvinden. Een belangrijke wijziging ten aanzien van de huidige GR is dat de coördinatie van de beleidsafstemming in de GR wordt ondergebracht. Daarbij worden geen bevoegdheden overgedragen aan de GR.

Voor technische en feitelijke vragen: Jacomien van der Bij (2534) j.van.der.bij@zwolle.nl

Beslisnota Toestemming wijziging gemeenschappelijke regeling uitvoeringsorganisatie jeugdzorg Ijsselland

1. Bedrijfsvoeringsorganisatie Jeugdhulp

2. Overzicht gemeenschappelijke regeling huidige regeling en voorgestelde gewijzigde regeling 3.b Vaststellen verordening Jeugdhulp 2018

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van nieuwe taken vanuit de Jeugdwet (o.a. preventie, jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen) binnen het daarvoor beschikbare budget.

Eind 2014 is de verordening voor 2015 vastgesteld, op dit moment is er aanleiding om de verordening te wijzigen. Het vaststellen van de subsidieverordening Jeugdhulp is noodzakelijk voor een wettelijke grondslag voor subsidiering van de regionaal gecontracteerde jeugdhulp. Met de wijziging wordt beoogd de

onderwerpen te actualiseren die verband houden met het reeds vastgestelde inkoopbeleid Jeugdhulp 2018 e.v. Daarnaast moet de nieuwe verordening beter aansluiten bij de huidige uitvoeringspraktijk en

rechtspraak.

Voor technische en feitelijke vragen: Jacomien van der Bij (2534) j.van.der.bij@zwolle.nl Beslisnota Vaststellen verordening Jeugdhulp 2018

1. Verordening Jeugdhulp Zwolle 2018

2. Toelichting bij de verordening Jeugdhulp Zwolle 2018 3. Advies Participatieraad d.d. 23 november 2017 4. Reactie college op het advies van de Participatieraad 4 Pauze (21.15 – 21.20 uur)

5 Wijkopgaven 2017-2018 (21.20 - 22.15 uur)

Op 30 oktober 2017 stond deze informatienota ter kennisname op de lijst van ingekomen stukken. Op verzoek van de fracties van GroenLinks heeft de raad besloten deze nota te agenderen voor een debatronde.

In de nota informeert het college de raad over de vijf stadsdeeladviezen, met daarin opgenomen de opgaven per wijk. Deze zijn tot stand gekomen door de uitkomsten van het Buurt-voor-Buurt Onderzoek 2016 met wijkbewoners te bespreken in de vorm van wijkdialogen en de opbrengsten hiervan vervolgens, samen met inbreng van wijkwerkers en instellingen en organisaties, uit te werken tot wijkopgaven voor de verschillende wijken. In totaal zijn 34 opgaven geformuleerd, deels nieuw, deels opgaven die voortzetting vragen en eventueel aangescherpt zijn. Via diverse bewonerswerkgroepen en uitvoeringsteams wordt al gewerkt aan de uitvoering van de opgaven.

De agenderende fractie wil het college input geven voor de verdere ontwikkeling van het wijkgericht werken, het formuleren van wijkopgaven, het betrekken van een representatieve groep inwoners en de rol van de gemeenteraad. De debatvraag luidt: Terugblikkend: zijn inwoners en raad op een goede manier betrokken bij de wijkopgaven en de doorontwikkeling van het wijkgericht werken? Vooruitkijkend: in welke vorm geven we een vervolg aan het wijkgericht werken?

Voor technische en feitelijke vragen: Hanneke Valkeman (2279) whj.valkeman@zwolle.nl

(2)

SDA Midden SDA Noord SDA West SDA Zuid SDA Oost

5-2 Agenderingsverzoek GL informatienota Wijkopgaven 2017-2018 6 Sluiting (22.15 uur)

(3)

Korte terugblik Pagina 1 van 3

Raadsplein info/debat Raadzaal

Vergadering d.d.

11 december 2017

Locatie

Raadzaal

Aanvang

19.30

Eindtijd

22.15

Voorzitter

Dhr. H. Schippers

Griffier/secretaris Mevr. M. Zweers

1.a. Opening en mededelingen (19.30 – 19.35 uur) De voorzitter opent de vergadering.

1.b. Vaststelling van de agenda

De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.

1.c. Inspreken niet-geagendeerde onderwerpen Er hebben zich geen insprekers gemeld.

2. Debatronde

3.a. Toestemming wijziging gemeenschappelijke regeling uitvoeringsorganisatie jeugdzorg IJsselland

De fracties zijn overwegend positief over de wijziging van de gemeenschappelijke regeling (GR) jeugdzorg en de aanpassing van de verordening. De wijzigingen moeten bijdragen aan integraliteit en vernieuwing. Men kan zich vinden in de keuze om via de GR de regionale samenwerking te bestendigen met veel lokale autonomie. Wel wordt door een aantal fracties vragen gesteld over sturings- en controlemogelijkheden binnen de GR, over

beheersmaatregelen en over het hanteren van outcome criteria bij de inkoop van jeugdhulp.

In zijn reactie op het debat gaat wethouder Anker om te beginnen in op het proces. Het klopt dat de raad pas op een zeer laat moment betrokken wordt en dat zou anders moeten. In dat kader is het goed dat er gekozen is voor versteviging van de governance. De raad moet hierin in positie gehouden worden. In de regio is op dit moment nog geen antwoord op wat hiervoor de beste methode is, maar hier wordt wel op ingezet. Volgens de wethouder is het goed om met de raad niet zozeer te spreken over de uitvoeringsorganisatie GR zelf, maar juist over de inhoud en de grote vragen en dilemma’s, zoals bijvoorbeeld ook de overgang 18-min naar 18-plus.

Over de verhouding PGB-ZIN geeft de wethouder aan dat wettelijke regelingen gevolgd worden. Bij ZIN is bijvoorbeeld sprake van zwaardere regelgeving waaraan de aanbieder moet voldoen. Bij PGB ligt een deel van de administratieve last bij de houder en niet bij de aanbieder. Dat hoor er helaas bij om zicht te houden op wat er gebeurt, maar beperken daarvan is het uitgangspunt. PGB is altijd een mogelijkheid als dat voor een cliënt beter past dan ZIN. Reden voor het stoppen met het verantwoordingsvrije budget is dat zorggeld aan zorg uitgegeven moet worden, dat geldt net zozeer voor PGB als voor ZIN. Als de raad dat wil, dan kan dat anders, maar dan gaat dat deel van het budget wel af van het zorgbudget.

Het gezins-PGB is er op dit moment nog niet, maar is al wel in de verordening

meegenomen. Hoe dit precies opgepakt gaat worden is nog niet uitgewerkt, daarop komt de

wethouder nog terug. Wat betreft de vraag over de stand van zaken binnen jeugdhulp op dit

moment kan de wethouder een informatienota aankondigen waarin wordt ingegaan op de

financiën en ook de wachtlijsten. Na het derde kwartaal is er nog maar een afwijking van een

paar procent in het rood, wellicht zijn dat aan het eind van het vierde kwartaal weer zwarte

cijfers. Door de monitoringssystematiek is nu per zorgsoort inzichtelijk waar het geld naartoe

gaat. Daarmee is men steeds meer in control. De volgende stap is dat kan worden

(4)

Korte terugblik Pagina 2 van 3

afgerekend op basis van behaalde prestaties. Met de aanbieders is constant gesprek over de wachtlijsten, waarbij passende zorg op zo kort mogelijke termijn centraal staat. Op de vraag of een gemeente bij slecht presteren uit de GR gezet kan worden geeft de wethouder aan dat dit niet onmogelijk is, maar dat solidariteit nog steeds het uitgangspunt is.

Tenslotte doet de wethouder de toezegging dat er nog een informatienota naar de raad zal gaan over de wijze waarop met klachten wordt omgegaan, zowel voor aanbieders als voor cliënten. Daarbij wordt de Participatieraad ook betrokken.

De voorzitter constateert dat het onderwerp voldoende besproken is. De beslisnota kan worden geagendeerd voor de besluitvormingsronde op 18 december a.s.

3.b. Vaststellen verordening Jeugdhulp 2018 4. Pauze (21.15 – 21.20 uur)

5. Wijkopgaven 2017-2018 (21.20 - 22.15 uur)

Op verzoek van de fracties van GroenLinks en D66 heeft de raad besloten de informatienota over de wijkopgaven 2017-2018 te agenderen voor deze debatronde. De agenderende fracties willen het college input geven voor de verdere ontwikkeling van het wijkgericht werken.

Van de zijde van de eerste agenderende fractie wordt het college gevraagd om het

wijkgericht werken op een aantal specifieke punten door te ontwikkelen. Ten eerste zouden opgaven concreter en beter evalueerbaar geformuleerd worden. Op die manier kan ook beoordeeld worden of doelstellingen behaald worden. Verder is behoefte aan afstemming over de rol van raadsleden binnen het wijkgericht werken en specifiek (de vormgeving van) de wijkdialogen. Ook vindt de fractie communicatie een verbeterpunt. Inwoners moeten bijvoorbeeld op de gemeentelijke website gemakkelijk informatie over hun eigen wijk kunnen raadplegen en ideeën aandragen. Tenslotte wordt de oproep gedaan om te gaan werken met wijkbegrotingen. De tweede agenderende fractie is positief over de insteek van het wijkgericht werken en het buurt-voor-buurt onderzoek. Samenwerking met bewoners is groeiende. Maar voor jongeren moet nog een specifieke aanpak ingezet worden. Deze doelgroep moet benaderd worden op een manier die bij hen past. Ook de rol van raadsleden behoeft nadere aandacht en tenslotte wijst de fractie op de eerdere toezegging dat bij grote voorstellen de communicatieparagraaf zal worden uitgebreid met een krachtenveldanalyse, inclusief impact van een voorstel voor bewoners, dat is nog onvoldoende het geval.

De overige fracties geven aan overwegend positief te zijn over het wijkgericht werken en de insteek van het Buurt-voor-buurt onderzoek. Het betrekken van inwoners op buurt- en wijkniveau is essentieel. Er is vertrouwen in de verdere doorontwikkeling van het wijkgericht werken. Uiteraard zijn verbeteringen mogelijk, zoals bijvoorbeeld op communicatie.

In zijn reactie geeft portefeuillehouder Meijer aan dat de gemeente trots mag zijn op het Buurt-voor-Buurt onderzoek, waarin al jaren aan informatie is opgebouwd op buurt- en wijkniveau. Daarbij is de afgelopen jaren getracht de raad zo goed mogelijk te betrekken bij de wijze waarop de wijkdialogen zijn vormgegeven. De komende maanden zal het college ter voorbereiding op de nieuwe college- en raadsperiode een document opstellen over brede ontwikkelingen in de stad, waarin ook het wijkgericht werken en bijvoorbeeld het

wijkwethouderschap aandacht zal krijgen. In de nieuwe periode kan dan ook gesproken worden over de rol van de raad. Het concreter en meer meetbaar maken van de opgaven blijft lastig omdat met Buurt-voor-buurt en indexen gewerkt wordt, waarbij niet altijd een 1 op 1 relatie gelegd kan worden tussen de inzet en resultaten. Verder erkent de portefeuilleouder dat de communicatie altijd beter kan en in ieder geval up-to-date moet zijn. Daaraan wordt de komende periode gewerkt. Verder is de doelgroep jongeren zeker belangrijk. Het uitgangspunt is om jongeren zelf op verschillende manieren te vragen hoe ze tegen zaken aan kijken. Overigens wordt momenteel ook (verder) gewerkt aan de jongerenindex.

Tenslotte blijft de krachtenveldanalyse en communicatieparagraaf in voorstellen voor

verbetering vatbaar, waarbij het altijd lastig blijft als inwoners zich niet kunnen vinden in een

voorgenomen besluit.

(5)

Korte terugblik Pagina 3 van 3

De voorzitter constateert tenslotte dat daarmee het onderwerp op dit moment voldoende besproken is en dat de informatienota alsnog voor kennisgeving kan worden aangenomen.

6. Sluiting (22.15 uur)

De voorzitter sluit de vergadering om 22.00 uur.

(6)

Voorstel Pagina 1 van 1

Raadsplein info/debat Raadzaal

Datum

11 december 2017

onderwerp Toestemming wijziging gemeenschappelijke regeling uitvoeringsorganisatie jeugdzorg IJsselland

portefeuillehouder Ed Anker

informant Bij, Jacomien van der (2534) medeopstellers

afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling

bijlagen Voorstel: Beslisnota Toestemming wijziging gemeenschappelijke regeling uitvoeringsorganisatie jeugdzorg Ijsselland

Bijlage: 1. Bedrijfsvoeringsorganisatie Jeugdhulp

Bijlage: 2. Overzicht gemeenschappelijke regeling huidige regeling en voorgestelde gewijzigde regeling

Voorgesteld besluit raad

het college toestemming te verlenen tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoering Jeugdzorg IJsselland overeenkomstig bijlage 1.

(7)

Beslisnota voor de raad

Datum 1 november 2017

1/5

voorstel

Openbaar

Onderwerp Toestemming wijziging gemeenschappelijke regeling uitvoeringsorganisatie jeugdzorg IJsselland

Versienummer 01

Portefeuillehouder E.W. Anker

Informant Jacomien van der Bij

Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling / OWS

Telefoon (038) 498 2534

Email J.van.der.Bij@zwolle.nl

Bijlagen

1. Gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland 2. Overzicht gemeenschappelijke regeling: huidige regeling en voorgestelde gewijzigde regeling

De raad wordt voorgesteld te besluiten om:

het college toestemming te verlenen tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoering Jeugdzorg IJsselland overeenkomstig bijlage 1.

(8)

Datum 1 november 2017

2/5

voorstel

Inleiding

De 11 gemeenten in de jeugdzorgregio IJsselland voeren gezamenlijk een aantal

bedrijfsvoeringstaken uit. Hiertoe hebben de 11 gemeenten de Gemeenschappelijke Regeling

Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland ingesteld. Op 19 december 2016 heeft de gemeenteraad ingestemd met het verlengen van de regeling voor de duur van één jaar (tot en met 31 december 2017).

Eind 2016 heeft de raad ingestemd met de regionale visie op de jeugdhulp. Hierin wordt zowel ingegaan op de lokale autonomie als de kern voor regionale samenwerking. Alle gemeenten in IJsselland kiezen voor een sterke inhoudelijke transformatie die vanuit het lokale veld wordt aangevlogen. Iedere gemeente is hier zelfstandig voor verantwoordelijk. Door regionale

samenwerking ontstaan zowel inhoudelijke voordelen (we worden inhoudelijk gezaghebbend en we kunnen sneller meer meters maken) en schaalvoordelen (zoals massa en dus marktmacht bij inkoop).

De afgelopen maanden heeft er een uitgebreid evaluatieproces plaatsgevonden omtrent de regionale samenwerking op het gebied van jeugd. Dit in navolging van de eerste evaluatie eind 2015. Op basis van dit evaluatieproces wordt de governance en positionering versterkt, rollen en

verantwoordelijkheden verduidelijkt. Met inachtneming van en in lijn met de vastgestelde visie op Jeugdhulp zijn bouwstenen geformuleerd voor de bestendiging van verdere samenwerking met veel ruimte voor lokale autonomie. Deze bouwstenen zijn vertaald in een nieuwe gemeenschappelijke regeling waarvan de beoogde inwerkingtreding 1 januari 2018 is. De gewijzigde gemeenschappelijke regeling krijgt de naam Gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal

Serviceteam Jeugd IJsselland. Het adviesrapport ‘Samenwerking regionale Jeugdhulp IJsselland’ is opvraagbaar

U wordt gevraagd het college toestemming te verlenen tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling, waarin bepaald wordt dat dit een regeling voor onbepaalde tijd is.

Beoogd effect

Het continueren van zorg aan jeugdigen in 2017 in het licht van de beoogde vernieuwing van de jeugdhulp, met meer oog voor maatwerk, integraliteit en effectievere en efficiëntere ondersteuning.

Het continueren van de regionale samenwerking draagt bij het bereiken van de beoogde vernieuwing.

De keuze om deze lichte vorm van GR te continueren sluit aan bij het uitgangspunt dat de transformatie lokaal moet plaatsvinden.

Argumenten

1. De gewijzigde gemeenschappelijk regeling sluit aan bij de vastgestelde kaders door de raad en het is de bevoegdheid van de raad om toestemming te verlenen.

De argumenten om de genoemde bedrijfsvoeringstaken in gezamenlijkheid uit te voeren, staan beschreven in het raadsvoorstel van 19 december 2016 inzake de Regionale visie jeugdhulp IJsselland. Het doel van de gemeenschappelijke regeling zoals beschreven in artikel 2 sluit aan bij deze argumenten.

De keuze om de lichte vorm van GR te continueren sluit aan bij het uitgangspunt dat de

(9)

Datum 1 november 2017

3/5

voorstel

transformatie lokaal moet plaatsvinden. Dit uitgangspunt staat centraal in Regionale visie jeugdhulp IJsselland 2017-2020. De samenwerking in een bedrijfsvoeringsorganisatie beperkt zich tot de uitvoeringstaken.

De belangrijkste wijzingen ten aanzien van de huidige gemeenschappelijke regeling zijn:

1. In artikel 2 is het doel van de regeling uitgebreid met 'de uitvoering van regionale inhoudelijke thema's'.

2. In artikel 4 is een aantal bepalingen toegevoegd die voorzien in situaties waarin wijzigingen in het bestuur noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld ten gevolge van beëindiging van de ambtsperiode van een van de bestuursleden).

3. De huidige functie van 'manager BVO' wordt vervangen door de functie van regiomanager. Dit komt tot uiting in de aanpassing van artikel 8, waar de leden 1 tot en met 3 en lid 5 zijn toegevoegd. Ook wordt deze functie met taken uitgebreid ten behoeve van het bestendigen van de regionale samenwerking.

4. In artikel 18 en 19 zijn bepalingen opgenomen die voorzien in situaties waarin sprake is van een klacht of een geschil.

5. In artikel 20 en 21 zijn bepalingen op genomen die voorzien in situaties waarin een gemeente wil toetreden tot of uittreden uit de gemeenschappelijke regeling.

6. In artikel 23 zijn bepalingen opgenomen die die voorzien in opheffing van de gemeenschappelijke regeling.

7. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd (artikel 24).

Een volledig overzicht van de wijzigingen is te vinden in bijlage 2 ('Overzicht van wijzigingen GR Jeugdhulp').

De argumenten voor deze wijzigingen zijn als volgt.

1. Binnen deze functie gaat het om het voorbereiden van regionale thema’s en uitwerken van regionale vraagstukken. En komt vervolgens met een voorstel wat lokale gemeenten wel of niet kunnen over. Daarnaast ontstaat er een betere verbinding tussen beleidsmatige kaders en de uitvoering van bedrijfsvoeringstaken. Het onderbrengen van de coördinatie van de

beleidsafstemming in de GR sluit aan bij de erkenning dat voor een efficiënte en effectieve uitvoering van de bedrijfsvoeringstaken heldere beleidsmatige kaders nodig zijn. Daarnaast sluit deze wijziging aan bij de erkenning dat de slagkracht van individuele gemeenten beperkt is als het gaat om transformatie binnen de hoogspecialistische hulp. Hiervoor is bundeling van krachten noodzakelijk. NB: het onderbrengen van de beleidsmatige afstemming past binnen het lokale primaat in de transformatie, daar er geen bevoegdheden worden overgedragen aan de GR. Alle beleidsbepalende besluiten worden lokaal genomen.

Met dit voorstel wordt deze reeds bestaande functie binnen de BVO belegd en daarmee in de samenwerking geborgd. Tot op heden was er geen sprake van een rechtspersoon voor deze functie met veel onduidelijkheid tot gevolg.

2. De huidige GR heeft steeds een beperkte looptijd gehad. Nu wordt voorgesteld om de GR voor onbepaalde tijd aan te gaan (zie punt 7), waardoor bepalingen noodzakelijk zijn over wijziging in bestuursleden, toetreden of uittreden uit de gemeenschappelijke regeling en het opheffen van de gemeenschappelijke regeling.

3. Met de instelling van de functie regiomanager worden de uitvoering van de bedrijfsvoeringstaken, de coördinatie van de beleidsafstemming en de regie op de

samenwerking onder één aansturing te liggen, hetgeen de afstemming tussen deze drie taken

(10)

Datum 1 november 2017

4/5

voorstel

ten goede komt.

4. De bepalingen omtrent de klachtenregeling en geschillen spreken voor zich.

5. zie hierboven bij punt 2.

6. zie hierboven bij punt 2.

7. Wij voorzien op dit moment geen ontwikkelingen die zullen leiden tot een fundamentele heroverweging van onze samenwerking in de jeugdzorgregio IJsselland. Daarnaast zijn wij van mening dat de gewijzigde regeling voldoende basis biedt voor de verdere samenwerking.

We vinden het belangrijk om ons te committeren aan deze samenwerking en hiervoor een stabiele basis te leggen, vandaar dat u wordt voorgesteld ons toestemming te verlenen tot het aangaan van de regeling voor onbepaalde tijd.

Risico’s

Aan het wijziging van de regeling zijn geen noemenswaardige risico's verbonden.

Aangezien het voorstel in lijn is met de visie op de Jeugdhulp, welke is vastgesteld door alle 11 samenwerkende regiogemeenten, is de verwachting is dan ook dat andere 10 gemeenteraden zullen instemmen met het voorstel.

Financiën

Dit voorstel heeft geen effect op de reeds in de begroting opgenomen kosten, deze kosten wijzigen niet.

Communicatie

De GR is opgesteld in onderlinge afstemming tussen de 11 gemeenten in de jeugdzorgregio IJsselland, met inbegrip van de lokale juridische afdelingen. Nadat alle 11 colleges het besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling hebben genomen, zal de gemeente Zwolle de gewijzigde regeling bekend maken in de Staatscourant.

Vervolg

De gewijzigde regeling verwijst naar een reeks onderliggende documenten, zoals de

dienstverleningsovereenkomst, de bijdrageregeling, de archiefregeling en het reglement van orde.

Nadat de 11 colleges het besluit tot wijziging van de regeling (met toestemming van de raden)hebben genomen, zullen deze onderliggende documenten in lijn worden gebracht met de gewijzigde

gemeenschappelijke regeling.

De regeling biedt de mogelijkheid om de financiële administratie zelf uit te voeren. Enkele gemeenten doen dit al per 2018 en enkele gemeenten hebben dit voornemen per 2019, waaronder de gemeente Zwolle in relatie tot monitoringsgegevens en efficiency in de eigen organisatie.

Openbaarheid

Dit voorstel is openbaar.

Burgemeester en Wethouders van Zwolle,

de heer drs. H.J. Meijer, burgemeester

(11)

Datum 1 november 2017

5/5

voorstel

mevrouw mr. I. Geveke, secretaris

(12)

besluit Pagina 1 van 1

besluit

Jaargang 2017

Kenmerk 40492

Onderwerp Toestemming wijziging gemeenschappelijke regeling uitvoeringsorganisatie jeugdzorg IJsselland

De raad van de gemeente Zwolle;

Gelezen het voorstel van burgemeesters en wethouders, d.d. 14-11-2017

besluit:

Aldus besloten in de openbare vergadering van 11 december 2017,

de voorzitter,

de griffier,

(13)

1 / 6

Gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd

gelet op

hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 2.8 van de Jeugdwet,

de toestemming van de gemeenteraden van Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

hebben besloten

de Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland te wijzigen.

De wijzingen houden verband met het verder ontwikkelen van de regionale samenwerking op het gebied van jeugdhulp en het omzetten van de looptijd van de regeling van een regeling voor bepaalde tijd naar een regeling voor onbepaalde tijd.

De regeling komt te luiden als volgt:

De colleges hebben besloten de navolgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

Gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland, hierna te noemen Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Artikel 1: Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aankoopcentrale: een aankoopcentrale als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

b. bestuur: het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 14a van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

c. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

d. deelnemer: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

e. deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten: Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

f. raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

g. regeling: de gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland;

h. voorzitter: de voorzitter van het bestuur, bedoeld in artikel 6.

Artikel 2: Belang

De regeling wordt getroffen ter ondersteuning en uitvoering van de taken van de colleges in het kader van de Jeugdwet, in het bijzonder de inkoop van diensten in het kader van de specialistische

jeugdzorg, het contractmanagement, de (financiële) administratie, monitoring en de uitvoering van regionale inhoudelijke thema’s, tenzij het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie op

zwaarwegende gronden anders beslist en uitsluitend met instemming van alle elf gemeenten.

Hoofdstuk 2: Bedrijfsvoeringsorganisatie

(14)

2 / 6 Artikel 3: Bedrijfsvoeringsorganisatie

1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland.

2. De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Zwolle.

Artikel 4: Bestuur

1. De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid van het bestuur aan.

2. De leden van het bestuur hebben ieder één stem.

3. Het bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen.

4. De colleges wijzen voor ieder door hen aangewezen lid tevens een plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij afwezigheid in het bestuur kan vervangen.

5. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, blijven aftredende leden hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de raden der deelnemers de nieuwe wethouders hebben benoemd en de deelnemers de nieuwe leden vervolgens hebben aangewezen.

6. De deelnemers beslissen binnen twee maanden na de benoeming als bedoeld in het vijfde lid over de aanwijzing van de nieuwe leden.

7. Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt het lid de voorzitter van het bestuur, alsmede de deelnemer die hem heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Het ontslag gaat in per direct of per de door het ontslag nemende lid aangegeven datum en is

onherroepelijk.

8. De deelnemer die een lid heeft aangewezen dat niet langer diens vertrouwen bezit, kan dat lid schorsen of ontslaan. De schorsing of het ontslag gaat onmiddellijk in.

9. De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt binnen twee maanden.

10. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het bestuur eindigt eveneens op het moment van uittreding uit deze regeling van de deelnemer die het (plaatsvervangend) lid vertegenwoordigt.

11. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 5: Reglement van orde

1. Het bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en werkzaamheden vast.

2. Het bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal.

3. Artikel 22, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6: Voorzitter

1. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan.

2. De voorzitter ondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

3. De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur en tevens voor de vergaderorde binnen het bestuur, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 5.

4. Het bestuur kan de voorzitter of één of meer bestuursleden machtigen om namens het bestuur te handelen.

5. Het bestuur regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 7: Secretaris

1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris. De secretaris mag niet lid zijn van het bestuur.

2. De secretaris is bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig en staat het bestuur bij in de uitvoering van zijn taken.

3. De secretaris medeondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

4. Het bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

Artikel 8: Medewerkers en organisatie

(15)

3 / 6 van de regiomanager verder uitwerken.

2. Het bestuur beslist over het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

3. Het bestuur kan de in het vorige lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de regiomanager, tenzij het medewerkers betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard die rechtstreeks onder de regiomanager ressorteren, alsmede de regiomanager zelf.

4. Op het personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn de collectieve

arbeidsvoorwaardenregeling en de uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten van het College van Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (CAR-UWO) van toepassing.

5. Waar in de in het vorige lid bedoelde regelingen wordt gesproken van 'gemeenteraad, college, burgemeester of hoofd van dienst' wordt voor de toepassing in het kader van deze

gemeenschappelijke regeling gelezen: ‘bestuur’ onderscheidenlijk ‘regiomanager’.

Artikel 9: Archief

1. Het bestuur is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

2. Overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen regeling, welke aan gedeputeerde staten van Overijssel wordt medegedeeld, draagt het bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

3. De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde zorg, komen ten laste van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

4. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het bestuur een archiefbewaarplaats vaneen van de gemeenten aan.

5. Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van het bestuur, voor zover deze

archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het bestuur een regeling vast, welke aan gedeputeerde staten van Overijssel wordt medegedeeld.

6. De archivaris wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

7. In afwijking van het vorige lid kan het bestuur ook de archivaris van de gemeente als bedoeld in het vierde lid aanwijzen als archivaris van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

Hoofdstuk 3: Taken en verantwoording Artikel 10: Taken

1. De bedrijfsvoeringsorganisatie voert voor de deelnemers taken uit of doet taken uitvoeren die betrekking hebben op het in artikel 2 genoemde belang. De uitvoering van deze taken is uitsluitend voorbehouden aan de bedrijfsvoeringsorganisatie, tenzij het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie op zwaarwegende gronden anders beslist en uitsluitend met instemming van alle elf gemeenten.

2. De bedrijfsvoeringsorganisatie fungeert als aankoopcentrale van de deelnemers.

3. De bedrijfsvoeringsorganisatie beheert de in het kader van de inkoop gesloten overeenkomsten.

4. De deelnemers en de bedrijfsvoeringsorganisatie zullen in een dienstverleningsovereenkomst nadere afspraken maken over de taken van de bedrijfsvoeringsorganisatie in het kader van dit artikel, alsmede over rapportages en overige informatie die de bedrijfsvoeringsorganisatie beschikbaar moet stellen over de uitvoering van deze taken.

5. De colleges dragen er zorg voor dat de deelnemende gemeenten de benodigde mandaten, volmachten en machtigingen geven die de bedrijfsvoeringsorganisatie nodig heeft voor het kunnen uitvoeren van taken.

Artikel 11: Bevoegdheden

1. De colleges dragen geen bevoegdheden over aan het bestuur.

(16)

4 / 6 zijn bestuursorganen komen toe aan het bestuur.

Artikel 12: Inlichtingen en verantwoording

1. Het bestuur verstrekt de raden de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

De inlichtingen worden schriftelijk verstrekt.

2. Een lid van het bestuur legt aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording af over het door hem in het bestuur gevoerde beleid. Het lid kan zowel mondeling als schriftelijk verantwoording afleggen.

3. Een lid van het bestuur verstrekt het college dat hem heeft aangewezen alle door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen. De inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt.

4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden.

Hoofdstuk 4: Financiën Artikel 13: Gemeentewet

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken.

Artikel 14: Financiële verantwoordelijkheid

1. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de bedrijfsvoeringsorganisatie te allen tijde over voldoendemiddelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

2. Indien een deelnemer weigert deze uitgaven op de gemeentelijke begroting te zetten, dan doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten van Overijssel het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

3. Het bestuur stelt een bijdrageregeling vast, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de deelnemers financieel bijdragen aan de middelen van de

bedrijfsvoeringsorganisatie.

Artikel 15: Kadernota

Het bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Artikel 16: Zienswijzenprocedure en vaststelling begroting

1. Het bestuur zendt de ontwerp-begroting ten minste acht weken voordat deze wordt vastgesteld toe aan de raden.

2. De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

3. De raden kunnen bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen.

4. Het bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.

5. Na vaststelling van de begroting zendt het bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten van Overijssel hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

6. Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van Overijssel.

7. Het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten. Het bepaalde in het vierde en zesde lid is van toepassing, met dien verstande dat wijzigingen in de begroting ook kunnen worden vastgesteld gedurende het jaar waarvoor de begroting geldt, en in dat geval inzending aan gedeputeerde staten niet voor 1 augustus hoeft plaats te vinden.

Artikel 17: Jaarrekening

(17)

5 / 6 heeft.

2. Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de raden.

3. Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor15 juli van het jaar volgende waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Overijssel.

Hoofdstuk 5: Geschillenbeslechting Artikel 18: Klachten

Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, treft het bestuur een voorziening.

Artikel 19: Geschillen

Indien tussen deelnemers of tussen één of meer deelnemers en het bestuur een geschil ontstaat over de interpretatie of uitvoering van de regeling, spant het bestuur zich in om het geschil minnelijk met elkaar op te lossen, alvorens als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen over het geschil te laten beslissen door gedeputeerde staten.

Hoofdstuk 5: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 20: Toetreding

1. Toetreding van een college van een gemeente kan plaatsvinden bij daartoe strekkend verzoek van die gemeente aan het bestuur.

2. Het bestuur zendt het verzoek tot toetreding onverwijld door aan de deelnemers.

3. De toetreding als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk nadat ter vergadering van het bestuur blijkt dat elke deelnemer een daartoe strekkend besluit heeft genomen.

4. Het bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding, voordat over de toetreding wordt besloten.

5. De toetreding treedt in werking op de datum die in het besluit van het bestuur is bepaald.

Artikel 21: Uittreding

1. Een deelnemer kan uittreden door toezending van een daartoe strekkend besluit van deze deelnemer aan het bestuur.

2. Alvorens een college tot besluitvorming komt, als bedoeld in het eerste lid, wordt eerst over het voornemen overleg met de andere colleges gevoerd.

3. Het bestuur zendt het besluit tot uittreden onverwijld aan de overige deelnemers.

4. De uittreding kan niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het tweede jaar volgend op dat waarin het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen.

5. Het bestuur regelt de financiële verplichtingen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

Tenzij het bestuur hierover een ander besluit neemt, komen de kosten die rechtstreeks gevolg zijn van de uittreding voor de uittredende partij. Als uitgangspunt geldt dat de overige deelnemers geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.

Artikel 22: Wijziging

1. Het bestuur kan een voorstel voor wijziging van de regeling aan de colleges zenden.

2. De regeling is gewijzigd indien de colleges unaniem tot de wijziging besluiten, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 23: Opheffing

1. De regeling wordt opgeheven wanneer ter vergadering van het bestuur blijkt dat de colleges van tenminste twee derde van de deelnemers tot deze opheffing hebben besloten.

(18)

6 / 6 nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

3. Het liquidatieplan wordt door het bestuur vastgesteld.

4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot bijdragen in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel en regelt ook de gevolgen voor de door de bedrijfsvoeringsorganisatie gevormde archieven.

5. Het bestuur blijft ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

6. De opheffing gaat in op een door het bestuur te bepalen ingangsdatum.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen Artikel 24: Duur

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 25: Onvoorzienbaarheden

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 26: Inzenden regeling en bekendmaking

1. Het college van burgemeester en wethouders van de in artikel 3, tweede lid, genoemde gemeente zendt deze regeling aan gedeputeerde staten van Overijssel.

2. Het college, bedoeld in het eerste lid, draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling in de gemeenten, onverminderd het bepaalde in artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 27: Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018, onverminderd het bepaalde in artikel 26, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 28: Citeerwijze

De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland.

(19)

1 / 13 Overzicht gemeenschappelijke regeling ‘huidige regeling’ en voorgestelde gewijzigde regeling

(Wijzigingen ten opzichte van de huidige regeling zijn in paars aangegeven.)

Huidige regeling Voorstel Toelichting

Gemeenschappelijke regeling

Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland Gemeenschappelijke regeling

Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal

Serviceteam Jeugd IJsselland, hierna te noemen Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland

Titel overgenomen uit het vastgestelde adviesrapport Samenwerking

regionale Jeugdhulp IJsselland.

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aankoopcentrale: een aankoopcentrale als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

b. bestuur: het bestuur van de

bedrijfsvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 14a van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

c. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

d. gemeenten: de gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

e. uitvoeringsorganisatie: de

bedrijfsvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 3;

f. raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

g. regeling: de gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland;

h. voorzitter: de voorzitter van het bestuur, bedoeld in artikel 6.

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aankoopcentrale: een aankoopcentrale als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

b. bestuur: het bestuur van de

bedrijfsvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 14a van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

c. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

d. deelnemer: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

e. deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten: Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

f. raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

g. regeling: de gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland;

h. voorzitter: de voorzitter van het bestuur, bedoeld in artikel 6.

Het begrip ‘uitvoeringsorganisatie’ is niet meer opgenomen. Dit begrip komt in de titel en de regeling niet meer voor. In plaats daarvan is de term

‘bedrijfsvoeringsorganisatie’ uit de Wet gemeenschappelijke regelingen gebruikt.

(art. 8, lid 3 Wgr)

Art 1 lid d deelnemer toegevoegd

Artikel 2: Belang

De regeling wordt getroffen ter ondersteuning en uitvoering van de taken van de colleges in het kader van de Jeugdwet, in het bijzonder de inkoop van diensten in het kader van de specialistische jeugdzorg.

Artikel 2: Belang

De regeling wordt getroffen ter ondersteuning en uitvoering van de taken van de colleges in het kader van de Jeugdwet, in het bijzonder de inkoop van diensten in het kader van de specialistische jeugdzorg, het contractmanagement, de (financiële) administratie,

Belang uitgebreid op basis van de ontwikkelingen in de regionale samenwerking.

(art. 1 en 10 Wgr)

(20)

2 / 13 monitoring en de uitvoering van regionale inhoudelijke

thema’s, tenzij het bestuur van de

bedrijfsvoeringsorganisatie op zwaarwegende gronden anders beslist en uitsluitend met instemming van alle elf gemeenten.

Artikel 3: Bedrijfsvoeringsorganisatie

1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland.

2. De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Zwolle.

Artikel 3: Bedrijfsvoeringsorganisatie

1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland.

2. De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Zwolle.

(art. 8, lid 3 Wgr)

Artikel 4: Samenstelling

1. Het bestuur bestaat uit elf leden. De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid van het bestuur aan.

2. De leden van het bestuur hebben ieder één stem.

3. Het bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen.

4. De colleges wijzen voor ieder door hen

aangewezen lid tevens een plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij afwezigheid in het bestuur kan vervangen.

Artikel 4: Bestuur

1. De colleges wijzen uit hun midden ieder één lid van het bestuur aan.

2. De leden van het bestuur hebben ieder één stem.

3. Het bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen.

4. De colleges wijzen voor ieder door hen

aangewezen lid tevens een plaatsvervangend lid uit hun midden aan, dat het lid bij afwezigheid in het bestuur kan vervangen.

5. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de

gemeenteraden afloopt. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, blijven aftredende leden hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de raden der deelnemers de nieuwe wethouders hebben benoemd en de deelnemers de nieuwe leden vervolgens hebben aangewezen.

6. De deelnemers beslissen binnen twee maanden na de benoeming als bedoeld in het vijfde lid over de aanwijzing van de nieuwe leden.

7. Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt het lid de voorzitter van het bestuur, alsmede de deelnemer die hem heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Het ontslag gaat in per direct of per de door het ontslag

Bepalingen toegevoegd vanwege omzetting van de regeling naar een regeling voor onbepaalde tijd.

(art. 9, lid 3 Wgr) (art. 14a Wgr)

(art. 13, lid 2 en 5 Wgr)

(21)

3 / 13 nemende lid aangegeven datum en is

onherroepelijk.

8. De deelnemer die een lid heeft aangewezen dat niet langer diens vertrouwen bezit, kan dat lid schorsen of ontslaan. De schorsing of het ontslag gaat onmiddellijk in.

9. De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt binnen twee maanden.

10. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het bestuur eindigt eveneens op het moment van uittreding uit deze regeling van de deelnemer die het (plaatsvervangend) lid vertegenwoordigt.

11. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

Artikel 5: Reglement van orde

1. Het bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en werkzaamheden vast.

2. Het bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal.

3. Artikel 22, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5: Reglement van orde

1. Het bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en werkzaamheden vast.

2. Het bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal.

3. Artikel 22, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing.

Ongewijzigd

Artikel 6: Voorzitter

1. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan.

2. De voorzitter ondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

3. De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur en tevens voor de vergaderorde binnen het bestuur, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 5.

4. Het bestuur kan de voorzitter machtigen om namens het bestuur te handelen.

5. Het bestuur regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 6: Voorzitter

1. Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan.

2. De voorzitter ondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

3. De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur en tevens voor de vergaderorde binnen het bestuur, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 5.

4. Het bestuur kan de voorzitter of één of meer bestuursleden machtigen om namens het bestuur te handelen.

5. Het bestuur regelt de vervanging van de voorzitter.

Ongewijzigd (art. 14a Wgr) (art. 13, lid 9 Wgr)

(22)

4 / 13 Artikel 7: Secretaris

1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris. De secretaris mag niet lid zijn van het bestuur.

2. De secretaris is bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig en staat het bestuur bij in de uitvoering van zijn taken.

3. De secretaris medeondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

4. Op de secretaris, en enig ander personeel in dienst van de uitvoeringsorganisatie, is de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten van het College van

Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van toepassing.

5. Het bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

Artikel 7: Secretaris

1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris. De secretaris mag niet lid zijn van het bestuur.

2. De secretaris is bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig en staat het bestuur bij in de uitvoering van zijn taken.

3. De secretaris medeondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

4. Het bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

Ongewijzigd, de bepaling over

arbeidsvoorwaarden is verplaatst naar art. 8.

Artikel 8: Medewerkers en organisatie

1. De secretaris is tevens regiomanager. Het bestuur kan in een managementstatuut de rol en taken van de regiomanager verder uitwerken.

2. Het bestuur beslist over het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

3. Het bestuur kan de in het vorige lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de regiomanager, tenzij het medewerkers betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard die rechtstreeks onder de regiomanager ressorteren, alsmede de regiomanager zelf.

4. Op het personeel in dienst van de

bedrijfsvoeringsorganisatie zijn de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de

uitwerkingsovereenkomst voor de sector

gemeenten van het College van Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (CAR-

Toegevoegd op basis van de ontwikkelingen in de regionale samenwerking en de governance.

(23)

5 / 13 UWO) van toepassing.

5. Waar in de in het vorige lid bedoelde regelingen wordt gesproken van 'gemeenteraad, college, burgemeester of hoofd van dienst' wordt voor de toepassing in het kader van deze

gemeenschappelijke regeling gelezen: ‘bestuur’

onderscheidenlijk ‘regiomanager’.

Artikel 20: Archief

1. Het bestuur is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende

archiefbescheiden.

2. Overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen verordening, welke aan gedeputeerde staten van Overijssel wordt medegedeeld, draagt het bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de uitvoeringsorganisatie.

3. De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde zorg, komen ten laste van de uitvoeringsorganisatie.

4. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de

Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het bestuur een

archiefbewaarplaats vaneen van de gemeenten aan.

5. Ten aanzien van het beheer van de

archiefbescheiden van het bestuur, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het bestuur een verordening vast, welke aan gedeputeerde staten van Overijssel wordt

Artikel 9: Archief

1. Het bestuur is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende

archiefbescheiden.

2. Overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen regeling, welke aan gedeputeerde staten van Overijssel wordt medegedeeld, draagt het bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

3. De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde zorg, komen ten laste van de bedrijfsvoeringsorganisatie.

4. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de

Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het bestuur een

archiefbewaarplaats vaneen van de gemeenten aan.

5. Ten aanzien van het beheer van de

archiefbescheiden van het bestuur, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het bestuur een regeling vast, welke aan gedeputeerde staten van Overijssel wordt

Art 9 lid 2 verordening gewijzigd in regeling.

Art 9 lid 5 verordening gewijzigd in regeling.

BVO heeft geen verordenende bevoegdheid.

(24)

6 / 13 medegedeeld.

6. De archivaris wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

7. In afwijking van het vorige lid kan het bestuur ook de archivaris van de gemeente als bedoeld in het vierde lid aanwijzen als archivaris van de

uitvoeringsorganisatie.

medegedeeld.

6. De archivaris wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

7. In afwijking van het vorige lid kan het bestuur ook de archivaris van de gemeente als bedoeld in het vierde lid aanwijzen als archivaris van de

bedrijfsvoeringsorganisatie.

Artikel 8: Taken

1. De uitvoeringsorganisatie fungeert als

aankoopcentrale van de gemeenten. De colleges dragen er zorg voor dat de gemeenten de benodigde mandaten, volmachten en

machtigingen geven die de uitvoeringsorganisatie nodig heeft voor het kunnen functioneren als aankoopcentrale en het uitvoeren van hiermee samenhangende taken.

2. De uitvoeringsorganisatie beheert namens de gemeenten de in het kader van de inkoop gesloten overeenkomsten.

3. De gemeenten en de uitvoeringsorganisatie kunnen in een dienstverleningsovereenkomst nadere afspraken maken over de taken van de uitvoeringsorganisatie in het kader van dit artikel, alsmede over rapportages en overige informatie die de uitvoeringsorganisatie beschikbaar moet stellen over de uitvoering van deze taken.

Artikel 10: Taken

1. De bedrijfsvoeringsorganisatie voert voor de deelnemers taken uit of doet taken uitvoeren die betrekking hebben op het in artikel 2 genoemde belang. De uitvoering van deze taken is uitsluitend voorbehouden aan de bedrijfsvoeringsorganisatie, tenzij het bestuur van de

bedrijfsvoeringsorganisatie op zwaarwegende gronden anders beslist en uitsluitend met instemming van alle elf gemeenten.

2. De bedrijfsvoeringsorganisatie fungeert als aankoopcentrale van de deelnemers.

3. De bedrijfsvoeringsorganisatie beheert de in het kader van de inkoop gesloten overeenkomsten.

4. De deelnemers en de bedrijfsvoeringsorganisatie zullen in een dienstverleningsovereenkomst nadere afspraken maken over de taken van de bedrijfsvoeringsorganisatie in het kader van dit artikel, alsmede over rapportages en overige informatie die de bedrijfsvoeringsorganisatie beschikbaar moet stellen over de uitvoering van deze taken.

5. De colleges dragen er zorg voor dat de deelnemende gemeenten de benodigde

mandaten, volmachten en machtigingen geven die de bedrijfsvoeringsorganisatie nodig heeft voor het kunnen uitvoeren van taken.

Belang uitgebreid op basis van de ontwikkelingen in de regionale samenwerking en daarmee

samenhangend ook de omschrijving van de taken.

Art 10 lid 2 ‘oud’: namens de gemeente is vervallen. De BVO sluit zelfstandig overeenkomsten af.

Art 10 lid 1 en 2 gemeenten vervangen door deelnemers.

Art 10 lid 5 toegevoegd deelnemende.

Artikel 9: Bevoegdheden

1. De colleges dragen geen bevoegdheden over aan

Artikel 11: Bevoegdheden

1. De colleges dragen geen bevoegdheden over aan Ongewijzigd

(25)

7 / 13 het bestuur.

2. Alle bevoegdheden bij of krachtens enige wet van toepassing op de uitvoeringsorganisatie of zijn bestuursorganen komen toe aan het bestuur.

het bestuur.

2. Alle bevoegdheden bij of krachtens enige wet van toepassing op de bedrijfsvoeringsorganisatie of zijn bestuursorganen komen toe aan het bestuur.

(art. 9, lid 2 Wgr) (art. 30 Wgr)

Artikel 10: Verantwoording

1. Het bestuur verstrekt de raden de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

De inlichtingen worden schriftelijk verstrekt.

2. Een lid van het bestuur legt aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording af over het door hem in het bestuur gevoerde beleid. Het lid kan zowel mondeling als schriftelijk

verantwoording afleggen.

3. Een lid van het bestuur verstrekt het college dat hem heeft aangewezen alle door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen. De inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt.

4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden.

5. Een lid van het bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen worden ontslagen indien dit lid niet langer het vertrouwen van dat college bezit.

Artikel 12: Inlichtingen en verantwoording 1. Het bestuur verstrekt de raden de door een of

meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

De inlichtingen worden schriftelijk verstrekt.

2. Een lid van het bestuur legt aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording af over het door hem in het bestuur gevoerde beleid. Het lid kan zowel mondeling als schriftelijk

verantwoording afleggen.

3. Een lid van het bestuur verstrekt het college dat hem heeft aangewezen alle door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen. De inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt.

4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden.

Ongewijzigd.

(Lid 5 ‘oud’ is ongewijzigd verplaatst naar art. over ‘bestuur’.)

(art. 16, 17, 18 en 19 Wgr)

Artikel 11: Gemeentewet

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken.

Artikel 13: Gemeentewet

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken.

Ongewijzigd

(artt. 34, 34a, 34b en 35 Wgr)

Artikel 12: Financiële verantwoordelijkheid 1. De gemeenten dragen er zorg voor dat de

uitvoeringsorganisatie te allen tijde over voldoendemiddelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 14: Financiële verantwoordelijkheid

1. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de bedrijfsvoeringsorganisatie te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

(artt. 34, 34a, 34b en 35 Wgr)

Art 14 lid 1 toegevoegd deelnemende Art 14 lid 2 gemeente vervangen door

(26)

8 / 13 2. Indien een gemeente weigert deze uitgaven op de

gemeentelijke begroting te zetten, dan doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten van Overijssel het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

3. Het bestuur stelt een bijdrageverordening vast, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de gemeenten financieel bijdragen aan de middelen van de

uitvoeringsorganisatie.

2. Indien een deelnemer weigert deze uitgaven op de gemeentelijke begroting te zetten, dan doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten van Overijssel het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

3. Het bestuur stelt een bijdrageregeling vast, waarin in elk geval wordt geregeld op welke wijze en in welke mate de deelnemers financieel bijdragen aan de middelen van de

bedrijfsvoeringsorganisatie.

deelnemer

Art 14 lid 3 Bijdrageverordening vervangen door Bijdrageregeling.

BVO heeft geen verordenende bevoegdheid.

Art 14 lid 3 gemeenten vervangen door deelnemers

Artikel 13: Kadernota

Het bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar

voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Artikel 15: Kadernota

Het bestuur zendt uiterlijk 15 april van het jaar

voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Ongewijzigd

(artt. 34, 34a, 34b en 35 Wgr)

Artikel 14: Zienswijzenprocedure en vaststelling begroting

1. Het bestuur zendt de ontwerp-begroting ten minste acht weken voordat deze wordt vastgesteld toe aan de raden.

2. De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

3. De raden kunnen bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen.

4. Het bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.

5. Na vaststelling van de begroting zendt het bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij

gedeputeerde staten van Overijssel hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

6. Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1

augustus van het jaar voorafgaande aan dat

Artikel 16: Zienswijzenprocedure en vaststelling begroting

1. Het bestuur zendt de ontwerp-begroting ten minste acht weken voordat deze wordt vastgesteld toe aan de raden.

2. De ontwerp-begroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

3. De raden kunnen bij het bestuur hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen.

4. Het bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.

5. Na vaststelling van de begroting zendt het bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij

gedeputeerde staten van Overijssel hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

6. Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1

augustus van het jaar voorafgaande aan dat

Ongewijzigd

(artt. 34, 34a, 34b en 35 Wgr)

(27)

9 / 13 waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde

staten van Overijssel.

7. Het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten. Het bepaalde in het vierde en zesde lid is van toepassing, met dien verstande dat wijzigingen in de begroting ook kunnen worden vastgesteld gedurende het jaar waarvoor de begroting geldt, en in dat geval inzending aan gedeputeerde staten niet voor 1 augustus hoeft plaats te vinden.

waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van Overijssel.

7. Het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen van de begroting waarbij geen wijziging wordt gebracht in de bijdragen van de gemeenten. Het bepaalde in het vierde en zesde lid is van toepassing, met dien verstande dat wijzigingen in de begroting ook kunnen worden vastgesteld gedurende het jaar waarvoor de begroting geldt, en in dat geval inzending aan gedeputeerde staten niet voor 1 augustus hoeft plaats te vinden.

Artikel 15: Jaarrekening

1. Het bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

2. Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een

voorlopige jaarrekening aan de raden.

3. Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor15 juli van het jaar volgende waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Overijssel.

Artikel 17: Jaarrekening

1. Het bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

2. Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een

voorlopige jaarrekening aan de raden.

3. Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor15 juli van het jaar volgende waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Overijssel.

Ongewijzigd

(artt. 34, 34a, 34b en 35 Wgr)

Artikel 18: Klachten

Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, treft het bestuur een voorziening.

Toegevoegd. De

bedrijfsvoeringsorganisatie heeft een klachtenregeling vastgesteld.

(art. 9, lid 4 Wgr) Artikel 19: Geschillen

Indien tussen deelnemers of tussen één of meer deelnemers en het bestuur een geschil ontstaat over de interpretatie of uitvoering van de regeling, spant het

Geschillenprocedure is geregeld in art.

28 Wgr. Hier is de een aanvulling opgenomen eerst te proberen tot een minnelijke oplossing te komen.

(28)

10 / 13 bestuur zich in om het geschil minnelijk met elkaar op

te lossen, alvorens als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen over het geschil te laten beslissen door gedeputeerde staten.

Artikel 17: Toe- en uittreding

Gedurende de duur van de regeling, bedoeld in artikel 16, eerste lid, is toetreding tot of uittreding uit de regeling niet mogelijk.

Artikel 20: Toetreding

1. Toetreding van een college van een gemeente kan plaatsvinden bij daartoe strekkend verzoek van die gemeente aan het bestuur.

2. Het bestuur zendt het verzoek tot toetreding onverwijld door aan de deelnemers.

3. De toetreding als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk nadat ter vergadering van het bestuur blijkt dat elke deelnemer een daartoe strekkend besluit heeft genomen.

4. Het bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding, voordat over de toetreding wordt besloten.

5. De toetreding treedt in werking op de datum die in het besluit van het bestuur is bepaald.

Gewijzigd vanwege omzetting van de regeling naar een regeling voor onbepaalde tijd.

(art. 9, lid 1 Wgr)

Artikel 21: Uittreding

1. Een deelnemer kan uittreden door toezending van een daartoe strekkend besluit van deze deelnemer aan het bestuur.

2. Alvorens een college tot besluitvorming komt, als bedoeld in het eerste lid, wordt eerst over het voornemen overleg met de andere colleges gevoerd.

3. Het bestuur zendt het besluit tot uittreden onverwijld aan de overige deelnemers.

4. De uittreding kan niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het tweede jaar volgend op dat waarin het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen.

5. Het bestuur regelt de financiële verplichtingen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

Tenzij het bestuur hierover een ander besluit

Gewijzigd vanwege omzetting van de regeling naar een regeling voor onbepaalde tijd.

(art. 9, lid 1 Wgr)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

overwegende dat het in verband met de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen, de gemeentelijke herindeling Heerjansdam/Zwijndrecht en de toetreding van de colleges van

overwegende dat het noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling te wijzigen in verband met de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen, gemeentelijke herindelingen en

Gemeentewet 229 Grafrechten Kern Vlist: Opgenomen in de ‘Tarieventabel behorend bij de verordening lijkbezorgingsrechten’ – hoofdstuk 4, artikelen 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3

In aanvulling op de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie dat die fusie

Na de voorselectie vraagt het college voor een persoon met arbeidsvermogen waarvoor zij beschut werk wil inzetten, advies aan UWV of deze persoon uitsluitend in een beschutte

Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

Met ingang van de datum waarop het experiment eindigt, herleeft de toepasselijkheid van artikel 153, eerste lid, van de WPO, uitgaande van het aantal achtereenvolgende schooljaren,