• No results found

Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: aanvraag: aanvraag tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, WEB

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: aanvraag: aanvraag tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, WEB"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van , MBO/28119603, houdende regels ten behoeve van de aanvraag voor de vorming, wijziging en beëindiging van een verticale scholengemeenschap (Regeling verticale scholengemeenschap)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3 van het Uitvoeringsbesluit WEB en artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluiten:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvraag: aanvraag tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, WEB;

afsplitsing: afsplitsing van scholengemeenschap door een of meer scholen of een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, WVO;

bestuursoverdracht: bestuursoverdracht als bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel c, WVO of artikel 1.1.1 WEB;

bevoegd gezag: bevoegd gezag van een school, instelling of scholengemeenschap;

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs;

institutionele fusie: fusie als bedoeld in artikel 53e, eerste lid, onderdeel b, WVO of 1.1.1 WEB;

medezeggenschapsraad: medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 3 Wms;

Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

ouderraad: ouderraad als bedoeld in artikel 8a.1.3, eerste of tweede lid, WEB;

splitsing: splitsing van een of meer scholen of een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 64, derde lid, WVO, of van een instelling als bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b,

subonderdeel 1°, WEB;

studentenraad: studentenraad als bedoeld in artikel 8a.1.2, eerste lid, WEB;

WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs;

Wms: Wet medezeggenschap op scholen;

WVO: Wet op het voortgezet onderwijs.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen aanvraag

Artikel 2. Aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap

1. Het bevoegd gezag kan bij de Minister een aanvraag doen tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap.

2. Een aanvraag wordt gedaan in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

Artikel 3. Termijnen

1. De Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan met ten hoogste 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 4. Bij de aanvraag mee te zenden gegevens De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

a. naam van de contactpersoon;

b. correspondentieadres;

c. telefoonnummer van de contactpersoon;

d. e-mailadres van de contactpersoon;

(2)

e. naam en bestuursnummer van de rechtspersoon die het bevoegd gezag is; en f. statuten van die rechtspersoon.

Artikel 5. Postcode-eis

Van elke school of scholengemeenschap die deel uit gaat maken van een verticale

scholengemeenschap, dient ten tijde van de aanvraag als bedoeld in artikel 6 of 8 één procent van de leerlingen van een vestiging van de betreffende school of scholengemeenschap afkomstig te zijn uit dezelfde postcodegebieden als de studenten van de instelling die deel uitmaakt of deel gaat uitmaken van de verticale scholengemeenschap en, in voorkomend geval, van de leerlingen van de school, scholen of scholengemeenschap die al deel uitmaken van de verticale scholengemeenschap.

Hoofdstuk 3. Vorming nieuwe verticale scholengemeenschap Artikel 6. Aanvraag tot vorming verticale scholengemeenschap

1. Een aanvraag tot vorming van een nieuwe verticale scholengemeenschap bevat in aanvulling op artikel 4 de volgende gegevens:

a. naam en BRIN-nummer van de school, scholen of scholengemeenschap waarmee het bevoegd gezag voornemens is de verticale scholengemeenschap te vormen;

b. soort van de school, scholen of scholengemeenschap, bedoeld in onderdeel a:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO; of

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat.

c. naam en BRIN-nummer van de instelling waarmee het bevoegd gezag voornemens is de verticale scholengemeenschap te vormen;

d. documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag de medezeggenschapsraad of - raden van de school, scholen of scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot vorming van een verticale scholengemeenschap op grond van artikel 11, eerste lid, onderdelen d en f, Wms;

e. documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag de studentenraad van de instelling om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot vorming van een verticale scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB; en

f. documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag de gemeente of gemeenten waarin de betreffende school, scholen of scholengemeenschap is of zijn gevestigd op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot vorming van een verticale

scholengemeenschap.

2. Bij goedkeuring van de aanvraag wordt de verticale scholengemeenschap gevormd met ingang van de eerstvolgende 1 augustus na die goedkeuring.

Artikel 7. Samenloop bestuursoverdracht

1. Indien de school, scholen of scholengemeenschap en instelling, bedoeld in artikel 5,

onderdelen a en c, nog niet in stand worden gehouden door hetzelfde bevoegd gezag, dient voorafgaand aan of gelijktijdig met de vorming van de verticale scholengemeenschap een bestuursoverdracht plaats te vinden.

2. De betrokken bevoegde gezagsorganen kunnen de aanvraag tot vorming van een verticale scholengemeenschap desgewenst gezamenlijk doen. In dat geval dienen de gegevens, bedoeld, in artikel 4 voor alle betrokken bevoegde gezagsorganen te worden meegezonden.

Hoofdstuk 4. Wijziging bestaande verticale scholengemeenschap Paragraaf 1. Uitbreiding verticale scholengemeenschap

Artikel 8. Wijzen van uitbreiding verticale scholengemeenschap Een verticale scholengemeenschap kan worden uitgebreid door:

(3)

a. een of meer scholen of een scholengemeenschap aan de verticale scholengemeenschap toe te voegen;

b. institutionele fusie van een school, scholen of een scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap met een of meer scholen of een scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap; of

c. institutionele fusie van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap met een of meer instellingen buiten de verticale scholengemeenschap.

Artikel 9. Aanvraag tot uitbreiding verticale scholengemeenschap door toevoegen een of meer scholen of scholengemeenschap

1. Een aanvraag tot uitbreiding van een bestaande verticale scholengemeenschap op de wijze, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, bevat in aanvulling op artikel 4 de gegevens, bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid.

2. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort van de school, scholen of scholengemeenschap, bedoeld in onderdeel b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover de verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de aan de verticale scholengemeenschap toe te voegen school, scholen of scholengemeenschap:

a. naam en BRIN-nummer van de aan de verticale scholengemeenschap toe te voegen school, scholen of scholengemeenschap; en

b. soort van de school, scholen of scholengemeenschap, bedoeld in onderdeel a:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO; of

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat.

4. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag:

a. de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot uitbreiding van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB;

b. de medezeggenschapsraad of medezeggenschapsraden van de aan de verticale scholengemeenschap toe te voegen school, scholen of scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot uitbreiding van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 11, eerste lid, onderdelen d en f, Wms; en

c. de gemeente of gemeenten waarin de aan de verticale scholengemeenschap toe te voegen school, scholen of scholengemeenschap is of zijn gevestigd op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot uitbreiding van de verticale

scholengemeenschap.

5. Indien de aan de verticale scholengemeenschap toe te voegen school, scholen of

scholengemeenschap nog niet in stand wordt of worden gehouden door hetzelfde bevoegd gezag, is artikel 7 van overeenkomstige toepassing.

6. Bij goedkeuring van de aanvraag wordt de verticale scholengemeenschap uitgebreid met ingang van de eerstvolgende 1 augustus na die goedkeuring.

(4)

Artikel 10. Aanvraag tot uitbreiding verticale scholengemeenschap door institutionele fusie met een of meer scholen of scholengemeenschap en samenloop

1. Indien het bevoegd gezag voornemens is een bestaande verticale scholengemeenschap uit te breiden op de wijze, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als aanvraag tot uitbreiding van de verticale

scholengemeenschap. De artikelen 3 en 4 zijn in dat geval niet van toepassing.

2. In aanvulling op de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie dat die fusie een of meer scholen of een scholengemeenschap betreft die onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap en zendt het tevens de gegevens mee als bedoeld in het derde tot en met vijfde lid.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort van de school, scholen of scholengemeenschap, bedoeld in onderdeel b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover de verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

4. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de school, scholen of scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap en de institutionele fusie:

a. naam en BRIN-nummer van de school, scholen of scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap;

b. soort van de school, scholen of scholengemeenschap als bedoeld onder a:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat;

5°. een andere school voor voortgezet onderwijs, voor zover de verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020 en een

scholengemeenschap met die schoolsoort toen onderdeel was van die verticale scholengemeenschap; of

6°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover de verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020 en een scholengemeenschap met die schoolsoort toen onderdeel was van die verticale scholengemeenschap;

c. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap waar de school, scholen of scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap institutioneel mee zal of zullen fuseren; en d. naam van de school, scholen of scholengemeenschap zoals luidend na de

institutionele fusie.

5. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag:

a. de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot uitbreiding van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB;

b. de medezeggenschapsraad of medezeggenschapsraden van de school, scholen of scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap om advies heeft

(5)

gevraagd met betrekking tot het voornemen om als gevolg van de institutionele fusie tevens onderdeel te gaan uitmaken van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 11, eerste lid, onderdelen d en f, Wms; en

c. de gemeente of gemeenten waarin de school, scholen of scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap is of zijn gevestigd op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot uitbreiding van de verticale scholengemeenschap.

6. Een besluit tot goedkeuring van de institutionele fusie geldt tevens als goedkeuring van de uitbreiding van de verticale scholengemeenschap en beiden vinden gelijktijdig plaats.

Artikel 11. Aanvraag tot uitbreiding verticale scholengemeenschap door institutionele fusie instelling en samenloop

1. Indien het bevoegd gezag voornemens is een bestaande verticale scholengemeenschap uit te breiden op de wijze, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als aanvraag tot uitbreiding van de verticale

scholengemeenschap. De artikelen 3 en 4 zijn in dat geval niet van toepassing.

2. In aanvulling op de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie dat die fusie een instelling betreft die onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap en zendt het tevens de gegevens mee als bedoeld in het derde tot en met vijfde lid.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort school, scholen of scholengemeenschap, bedoeld in onderdeel b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover de verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

4. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de instelling of instellingen buiten de verticale scholengemeenschap en de institutionele fusie:

a. naam en BRIN-nummer van de instelling of instellingen buiten de verticale scholengemeenschap; en

b. naam van de instelling zoals luidend na de institutionele fusie.

5. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag:

a. de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot uitbreiding van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB; en

b. de studentenraad of studentenraden van de instelling of instellingen buiten de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen om als gevolg van de institutionele fusie tevens onderdeel te gaan uitmaken van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB.

6. Een besluit tot goedkeuring van de institutionele fusie geldt tevens als goedkeuring van de uitbreiding van de verticale scholengemeenschap en beiden vinden gelijktijdig plaats.

Pararaaf 2. Inkrimping verticale scholengemeenschap

Artikel 12. Wijzen van inkrimping verticale scholengemeenschap Een verticale scholengemeenschap kan worden ingekrompen door:

a. een of meer scholen of een scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap te brengen;

(6)

b. het bestuur over een of meer scholen of een scholengemeenschap over te dragen aan een ander bevoegd gezag en zo die school, scholen of scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap te brengen;

c. splitsing van een of meer scholen of een scholengemeenschap binnen de verticale

scholengemeenschap te splitsen en zo de school, scholen of scholengemeenschap die door de splitsing zal of zullen ontstaan, buiten de verticale scholengemeenschap te brengen;

d. afsplitsing van een scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap door een of meer scholen of een scholengemeenschap en zo de afgesplitste school, scholen of scholengemeenschap buiten de verticale scholengemeenschap te brengen; of

e. splitsing van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap en zo een of meer instellingen buiten de verticale scholengemeenschap te brengen.

Artikel 13. Aanvraag tot inkrimping verticale scholengemeenschap door een of meer scholen of scholengemeenschap buiten verticale scholengemeenschap te brengen

1. Een aanvraag tot inkrimping van een bestaande verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 12, onderdeel a, bevat in aanvulling op artikel 4 de gegevens als bedoeld in het tweede tot en met vierde lid.

2. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort van de school, scholen of scholengemeenschap, bedoeld in onderdeel b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover de verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

3. De aanvraag vermeldt welke school, scholen of scholengemeenschap als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, buiten de verticale scholengemeenschap wordt gebracht.

4. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag:

a. de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot inkrimping van de verticale

scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB; en

b. de gemeente of gemeenten waarin de buiten de verticale scholengemeenschap te brengen school, scholen of scholengemeenschap is of zijn gevestigd op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot inkrimping van de verticale scholengemeenschap.

5. Bij goedkeuring van de aanvraag wordt de verticale scholengemeenschap ingekrompen met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op die goedkeuring.

Artikel 14. Aanvraag tot inkrimping verticale scholengemeenschap door

bestuursoverdracht een of meer scholen of scholengemeenschap en samenloop

1. Indien het bevoegd gezag voornemens is een bestaande verticale scholengemeenschap in te krimpen op de wijze, bedoeld in artikel 12, onderdeel b, geldt de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht tevens als aanvraag tot inkrimping van de verticale

scholengemeenschap. De artikelen 3 en 4 zijn in dat geval niet van toepassing en artikel 7, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. In aanvulling op de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag tot goedkeuring van de bestuursoverdracht dat die overdracht een of meer scholen of een scholengemeenschap betreft die onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap en zendt het tevens de gegevens, bedoeld in het derde tot en met vijfde lid, mee.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

(7)

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort van de school, scholen of scholengemeenschap als bedoeld in onderdeel b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover de verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

4. De aanvraag vermeldt van welke school, scholen of scholengemeenschap als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, het bestuur wordt overgedragen.

5. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag:

a. de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot inkrimping van de verticale

scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB; en

b. de gemeente of gemeenten waarin de school, scholen of scholengemeenschap waarvan het bestuur wordt overgedragen, is of zijn gevestigd op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot inkrimping van de verticale scholengemeenschap.

6. Een besluit tot goedkeuring van de bestuursoverdracht geldt tevens als goedkeuring van de inkrimping van de verticale scholengemeenschap en beiden vinden gelijktijdig plaats.

Artikel 15. Aanvraag tot inkrimping verticale scholengemeenschap door splitsing een of meer scholen of scholengemeenschap en samenloop

1. Indien sprake is van een inkrimping van een bestaande verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 12, onderdeel c, geldt de aanvraag om de school, scholen of

scholengemeenschap die door de splitsing zal of zullen ontstaan voor bekostiging in aanmerking te brengen, tevens als aanvraag tot inkrimping van de verticale

scholengemeenschap. De artikelen 3 en 4 zijn in dat geval niet van toepassing.

2. In aanvulling op artikel 67a, eerste tot en met derde lid, WVO en artikel 5 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020 vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag dat de te splitsen school, scholen of scholengemeenschap onderdeel uitmaakt van een verticale

scholengemeenschap en zendt het tevens de gegevens mee als bedoeld in het derde en vierde lid.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort van de school, scholen of scholengemeenschap als bedoeld onder b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover die verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

4. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag:

a. de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot inkrimping van de verticale

(8)

scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB; en

b. de gemeente of gemeenten van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholen of scholengemeenschap die door de splitsing zal of zullen ontstaan, op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot inkrimping van de verticale scholengemeenschap.

5. Een besluit tot goedkeuring van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, geldt tevens als goedkeuring van de inkrimping van de verticale scholengemeenschap en beiden vinden gelijktijdig plaats.

Artikel 16. Aanvraag tot inkrimping verticale scholengemeenschap door afsplitsing en samenloop

1. Indien sprake is van een inkrimping van een bestaande verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 12, onderdeel d, geldt de aanvraag om de af te splitsen school, scholen of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking te brengen tevens als aanvraag tot inkrimping van de verticale scholengemeenschap. De artikelen 3 en 4 zijn in dat geval niet van toepassing.

2. In aanvulling op artikel 67a, eerste tot en met derde lid, WVO en artikel 5 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020 vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag dat de te splitsen school, scholen of scholengemeenschap onderdeel uitmaakt van een verticale

scholengemeenschap en zendt het tevens de gegevens mee als bedoeld in het derde en vierde lid.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

b. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

c. soort school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover die verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

4. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de school, scholen of scholengemeenschap die afsplitst of afsplitsen van de scholengemeenschap:

a. namen van de af te splitsen school, scholen of scholengemeenschap zoals luidend na de afsplitsing; en

b. schoolsoort van de af te splitsen school, scholen of scholengemeenschap.

5. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag:

a. de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot inkrimping van de verticale

scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB; en

b. de gemeente of gemeenten waarin de af te splitsen school, scholen of scholengemeenschap is of zijn gevestigd op de hoogte heeft gesteld van het voornemen tot inkrimping van de verticale scholengemeenschap.

6. Een besluit tot goedkeuring van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, geldt tevens als goedkeuring van de inkrimping van de verticale scholengemeenschap en beiden vinden gelijktijdig plaats.

Artikel 17. Aanvraag tot inkrimping verticale scholengemeenschap door splitsing instelling en samenloop

1. Indien sprake is van een inkrimping van een bestaande verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 12, onderdeel e, geldt de aanvraag om de instelling of instellingen die door de splitsing zal of zullen ontstaan voor bekostiging in aanmerking te brengen, tevens als

(9)

aanvraag tot inkrimping van de verticale scholengemeenschap. De artikelen 3 en 4 zijn in dat geval niet van toepassing.

2. In aanvulling op artikel 5 Regeling splitsingtoets BVE vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag dat de te splitsen instelling onderdeel uitmaakt van een verticale

scholengemeenschap en zendt het tevens de gegevens, bedoeld in het derde en vierde lid, mee.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort van de school, scholen of scholengemeenschap, bedoeld in onderdeel b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover die verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

4. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de splitsing:

a. naam de instelling of instellingen die door de splitsing zal of zullen ontstaan;

b. type van de instelling of instellingen die door de splitsing zal of zullen ontstaan:

1°. regionaal opleidingencentrum; of 2°. beroepscollege; en

c. type van de instelling die onderdeel van de verticale scholengemeenschap blijft uitmaken:

1°. regionaal opleidingencentrum; of 2°. beroepscollege.

5. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot inkrimping van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB.

7. Een besluit tot goedkeuring van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, geldt tevens als goedkeuring van de inkrimping van de verticale scholengemeenschap en beiden vinden gelijktijdig plaats.

Paragraaf 3. Wijzen van wijziging binnen een verticale scholengemeenschap Artikel 18. Wijzen van wijziging verticale scholengemeenschap

Een verticale scholengemeenschap kan in aanvulling op artikel 8 en 12 van samenstelling worden gewijzigd door:

a. een institutionele fusie van scholen of scholengemeenschappen binnen de verticale scholengemeenschap; of

b. afsplitsing van een scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap door een of meer scholen of een scholengemeenschap, waarbij de afsplitsende school, school of

scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap blijft of blijven.

Artikel 19. Aanvraag tot wijziging samenstelling verticale scholengemeenschap door institutionele fusie scholen of scholengemeenschappen en samenloop

1. Indien sprake is van een wijziging van de samenstelling van een bestaande verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 18, onderdeel a, geldt de aanvraag tot

goedkeuring van de institutionele fusie tevens als aanvraag tot uitbreiding van de verticale scholengemeenschap. De artikelen 3 en 4 zijn in dat geval niet van toepassing.

2. In aanvulling op de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag dat het een institutionele fusie tussen scholen of

(10)

scholengemeenschappen betreft die onderdeel van een verticale scholengemeenschap uitmaken en zendt het tevens de gegevens, bedoeld in het derde tot en met vijfde lid, mee.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort van de school, scholen of scholengemeenschap, bedoeld in onderdeel b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover die verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

4. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de institutionele fusie:

a. namen van de institutioneel te fuseren scholen of scholengemeenschappen; en b. naam van de school of scholengemeenschap zoals luidend na de institutionele fusie.

5. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot wijziging van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB.

6. Een besluit tot goedkeuring van de institutionele fusie geldt tevens als goedkeuring van de wijziging van de samenstelling van de verticale scholengemeenschap en beiden vinden gelijktijdig plaats.

Artikel 20. Aanvraag tot wijziging verticale scholengemeenschap door afsplitsing van scholengemeenschap en samenloop

1. Indien sprake is van een wijziging van een bestaande verticale scholengemeenschap als bedoeld in artikel 18, onderdeel b, geldt de aanvraag om de af te splitsen school, scholen of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking te brengen tevens als aanvraag tot wijziging van de verticale scholengemeenschap. De artikelen 3 en 4 zijn in dat geval niet van toepassing.

2. In aanvulling op artikel 23 van de Regeling voorzieningenplanning vo 2020 vermeldt het bevoegd gezag in de aanvraag dat de scholengemeenschap waarvan een of meer scholen of een scholengemeenschap zal of zullen worden afgesplitst, onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap en dat de afgesplitste school, scholen of scholengemeenschap tevens onderdeel van die verticale scholengemeenschap uit blijft maken. Daarbij zendt het bevoegd gezag tevens de gegevens, bedoeld in het derde tot en met vijfde lid, mee.

3. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de bestaande verticale scholengemeenschap:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. schoolsoort van de school, scholen of scholengemeenschap als bedoeld onder b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover die verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020; en

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

(11)

4. De aanvraag bevat de volgende gegevens over de af te splitsen school, scholen of scholengemeenschap:

a. naam van de af te splitsen school, scholen of scholengemeenschap;

b. soort van de school, scholen of scholengemeenschap als bedoeld onder a.

5. De aanvraag bevat documentatie waaruit blijkt dat het bevoegd gezag de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot wijziging van de verticale scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB.

6. Een besluit tot goedkeuring van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, geldt tevens als goedkeuring van de wijziging van de verticale scholengemeenschap en beiden vinden gelijktijdig plaats.

Hoofdstuk 5. Beëindiging bestaande verticale scholengemeenschap Artikel 21. Aanvraag tot beëindiging verticale scholengemeenschap

1. Een aanvraag tot beëindiging van een bestaande verticale scholengemeenschap bevat, naast de gegevens, bedoeld in artikel 2, derde lid, de volgende gegevens:

a. BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap;

b. naam van de school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale scholengemeenschap;

c. soort van de school, scholen of scholengemeenschap als bedoeld onder b:

1°. een school voor praktijkonderwijs;

2°. een school voor vbo;

3°. een school voor mavo of een school voor mavo met een afdeling havo als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO;

4°. een scholengemeenschap die ten minste uit twee van voorgaande schoolsoorten bestaat; of

5°. een scholengemeenschap die tevens uit een andere schoolsoort voor voortgezet onderwijs bestaat, voor zover die verticale scholengemeenschap reeds bestond op 1 januari 2020;

d. naam van de instelling binnen de verticale scholengemeenschap.

e. de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap om advies heeft gevraagd met betrekking tot het voornemen tot beëindiging van de verticale

scholengemeenschap op grond van artikel 8a.2.2, vierde lid, onderdeel a, WEB respectievelijk artikel 8a.2.4, tweede lid, onderdeel b, WEB; en

f. documentatie waaruit blijkt dat de gemeente of gemeenten waarin de betreffende school, scholen of scholengemeenschap is of zijn gevestigd op de hoogte is of zijn gesteld van het voornemen tot beëindiging van de verticale scholengemeenschap.

2. Bij goedkeuring van de aanvraag wordt de verticale scholengemeenschap beëindigd met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op die goedkeuring.

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

Artikel 22. Wijziging Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 De Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien de fusie een of meer scholen, een scholengemeenschap of een instelling betreft die onderdeel uitmaakt of uitmaken van een verticale scholengemeenschap, bevat de aanvraag naast de gegevens op het formulier, bedoeld in het eerste lid, tevens de gegevens, bedoeld in artikel 10, 11, 14 of 19 van de Regeling verticale scholengemeenschap.

2. In Bijlage 1. bij artikel 2, eerste lid, van de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017 aan onderdeel 2 na subonderdeel 2.2 een subonderdeel toegevoegd:

2.3 De gevolgen van de fusie voor een verticale scholengemeenschap

○ Niet van toepassing

○ Uitbreiding

○ Inkrimping

(12)

Artikel 23. Wijziging Regeling voorzieningenplanning vo 2020 De Regeling voorzieningenplanning vo 2020 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 18 vervalt de zinsnede ‘en artikel 72a, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b’.

2. Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Indien de splitsing een of meer scholen of een scholengemeenschap betreft die onderdeel uitmaakt of uitmaken van een verticale scholengemeenschap, bevat de aanvraag naast de

gegevens op het formulier, bedoeld in het eerste lid, tevens de gegevens, bedoeld in artikel 15 van de Regeling verticale scholengemeenschap.

3. Aan artikel 23 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien het een aanvraag als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, onderdeel b, WVO betreft en de betrokken scholengemeenschap onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap, bevat de aanvraag naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, tevens de gegevens, bedoeld in artikel 16 of 20 van de Regeling verticale scholengemeenschap.

Artikel 24. Wijziging Regeling splitsingstoets BVE

Artikel 5 van de Regeling splitsingstoets BVE wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt het woord ‘en’.

2. In onderdeel b wordt de punt vervangen door ‘, en’.

3. Er wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

c. indien de te splitsen instelling onderdeel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap: de gegevens, bedoeld in artikel 18 van de Regeling verticale scholengemeenschap.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 27. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verticale scholengemeenschap.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Ingrid van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Arie Slob

(13)

Toelichting ALGEMEEN Inleiding

Op 1 januari 2022 is de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs (hierna: Wet BHB) gedeeltelijk in werking getreden. De Wet BHB wijzigt onder andere de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) en de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO). Om bestuurlijke en organisatorische samenwerking tussen het voortgezet onderwijs (hierna: vo) en middelbaar beroepsonderwijs (hierna: mbo) te verbeteren, wordt het op grond van de WEB en de WVO weer mogelijk om nieuwe verticale scholengemeenschappen te vormen en bestaande verticale scholengemeenschappen uit te breiden, in te krimpen of te beëindigen.

In het nieuwe artikel 2.6.2, eerste en tweede lid, van de WEB wordt bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb) nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap. Met het Besluit tot wijziging van diverse onderwijsbesluiten in verband met de Wet bestuurlijke harmonisatie

beroepsonderwijs1, wordt onder andere het Uitvoeringsbesluit WEB (hierna: UWEB) gewijzigd. Dit besluit is eveneens, grotendeels, op 1 januari 2022 in werking getreden. In het nieuwe artikel 4.1.2 van het UWEB wordt bepaald dat de regels voor een aanvraagprocedure voor de vorming, wijziging of beëindiging zullen worden neergelegd in een ministeriële regeling, omdat het voorschriften van administratieve aard betreft. Onderhavige ministeriële regeling geeft hier invulling aan.

In deze toelichting zal eerst kort worden toegelicht wat een verticale scholengemeenschap is (paragraaf 1) en onder welke wetgeving een verticale scholengemeenschap valt (paragraaf 2). Tot slot wordt toegelicht welke hoe de aanvraagprocedure eruit ziet (paragraaf 3).

1. Inrichting verticale scholengemeenschap

Met de Wet BHB wordt ook in de WEB een onderscheid aangebracht tussen de verticale scholengemeenschap en de (‘horizontale’) scholengemeenschap.2 Een verticale

scholengemeenschap is een organisatorische eenheid die bestaat uit een mbo-instelling en een of meer categorale vo-scholen en/of een scholengemeenschap. De scholengemeenschap verzorgt meerdere onderwijssoorten binnen het vo.3

Binnen een verticale scholengemeenschap mag wat betreft het voortgezet onderwijs alleen praktijkonderwijs (hierna: pro), voorbereidend beroepsonderwijs (hierna: vbo) en/of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (hierna: mavo) worden verzorgd. De twee verticale

scholengemeenschappen waar havo en/of vwo reeds deel van uitmaken, behouden deze

schoolsoorten. Schematisch zien de mogelijkheden binnen een verticale scholengemeenschap er als volgt uit:

De verticale scholengemeenschap bestaat uit:

Het vo-deel van de verticale scholengemeenschap bestaat uit:

1. Mbo-instelling en één of meer categorale vo-scholen

• een school voor pro;

• een school voor vbo;

• een school voor mavo

(met eventueel een afdeling havo4) 2. Mbo-instelling en een

scholengemeenschap

• scholengemeenschap met pro, vbo, mavo (met eventueel een afdeling havo)

3. Mbo-instelling, één categorale school en een

scholengemeenschap

Hier zijn verschillende variaties zijn mogelijk. Hieronder volgt een voorbeeld met één categorale school:

• een school voor pro;

1 Stb later nog toevoegen

2 Kamerstukken II 2020/21, 35606, nr. 3, p. 35, 46.

3 Een categorale vo-school verzorgt één onderwijssoort en een scholengemeenschap verzorgt dus meerdere onderwijssoorten binnen het vo.

4 Dit is een mavo-school waar leerlingen na het volgen van de mavo tevens havo kunnen volgen, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, WVO.

(14)

• scholengemeenschap met vbo, mavo en/of mavo met een afdeling havo

Een verticale scholengemeenschap kan ook zowel een of meer categorale scholen als een of meer scholengemeenschappen omvatten en dus een combinatie van de categorieën 1 en 2 betreffen. De verticale scholengemeenschap mag echter maximaal één vo-school per schoolsoort omvatten. Zo kan een verticale scholengemeenschap niet twee categorale vbo-scholen omvatten. Ook kan een verticale scholengemeenschap niet een categorale vbo-school en een scholengemeenschap met vbo omvatten.

Het vo-deel van een verticale scholengemeenschap wordt in deze toelichting verder kortheidshalve aangeduid als vo-school. Hieronder kunnen dus ook meerdere vo-scholen of een

scholengemeenschap worden verstaan. Indien de context dat vergt, zal wel apart worden gerefereerd aan meerdere vo-scholen of een scholengemeenschap.

2. Wettelijk kader verticale scholengemeenschap

Binnen een verticale scholengemeenschap blijft de passende sectorwetgeving van toepassing. Dit betekent dat op de vo-school de WVO en op de mbo-instelling de WEB van toepassing is. De enige uitzonderingen hierop zijn de medezeggenschap, huisvesting en uitkeringskosten voor gewezen personeel. Met betrekking tot deze onderwerpen geldt ook voor de vo-school het WEB-regime.5

In het kader van de medezeggenschap betekent dit dat de Wet medezeggenschap op scholen (hierna: Wms) niet langer van toepassing is op de vo-school binnen een verticale

scholengemeenschap. De leerlingen en ouders van de vo-school zullen dus ook niet meer worden vertegenwoordigd door een medezeggenschapsraad, maar voortaan door een studenten- en ouderraad.

Als een vo-school onderdeel wordt van een verticale scholengemeenschap gaat de

verantwoordelijkheid voor de huisvesting over van de gemeente naar het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag ontvangt vanaf het eerstvolgende kalenderjaar een vergoeding voor de huisvesting voor de vo-leerlingen uit het macrobudget mbo. De gemeente behoudt het economisch claimrecht op de gebouwen.

3. Inhoud regeling

3.1 Wijze van aanvragen en beslistermijnen

De aanvraag tot vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap dient te worden ingediend via het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO), www.duo.nl. DUO neemt de aanvraag namens de minister in behandeling en zal ook namens de minister op de aanvraag beslissen.

Voor de beslistermijnen is aangesloten bij die voor aanvragen tot goedkeuring van fusies, namelijk dertien weken. In de meeste gevallen neemt DUO binnen die eerste dertien weken na ontvangst van de aanvraag een besluit. Als dat (bijvoorbeeld wegens een vakantieperiode) niet lukt, kan DUO de beslistermijn met nog eens dertien weken verlengen. Indien de aanvraag niet alle informatie bevat om op de aanvraag te beslissen, kan de beslistermijn bovendien worden opgeschort op grond van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het is aan het bevoegd gezag om met voorgaande termijnen rekening te houden om op het gewenste tijdstip een verticale scholengemeenschap te kunnen vormen, wijzigen of beëindigen.

Een verticale scholengemeenschap kan slechts worden gevormd, gewijzigd of beëindigd op 1 augustus van enig jaar. Welk jaar dit is, hangt af van de situatie. Dit wordt hierna per situatie toegelicht.

3.2 Algemene gegevens bij de aanvraag

Een aantal gegevens moet bij alle tot aanvragen tot vorming, wijziging en beëindiging van een verticale scholengemeenschap worden meegezonden. Deze gegevens zijn opgenomen in artikel 4

5 Zie nader Kamerstukken II 2020/21, 35606, nr. 3, onder 3.2.4.

(15)

van de regeling. Het betreffen gegevens om vast te stellen om welk bevoegd gezag en welke vo- school en mbo-instelling het gaat. Ook wordt gevraagd welke contactgegevens gedurende de aanvraagprocedure kunnen worden gebruikt.

3.3 Postcode-eis

In artikel 5 is een postcode-eis vastgelegd dat om te zorgen dat er - in enige mate - overlap is in het ‘voedingsgebied’ van leerlingen en studenten die onderwijs zullen volgen binnen de mbo- instelling en de vo-school, scholen of scholengemeenschap binnen de verticale

scholengemeenschap.

3.4 Datum vorming, wijziging en beëindiging verticale scholengemeenschap

Een verticale scholengemeenschap kan enkel op 1 augustus gevormd, gewijzigd of beëindigd worden. Met deze datum wordt aangesloten op de school- en studiejaren van de vo-school en mbo- instelling. Vorming en uitbreiding van een verticale scholengemeenschap kan steeds met ingang van de eerstvolgende 1 augustus na die goedkeuring.6 De inkrimping of beëindiging van de verticale scholengemeenschap kan gevolgen hebben voor de huisvestingsverantwoordelijkheid van de gemeente waar die scholengemeenschap gevestigd is. Als een vo-school buiten de verticale scholengemeenschap gebracht wordt door wijziging of beëindiging, is het bevoegd gezag immers niet meer verantwoordelijk voor de huisvesting, maar de gemeente. Om de gemeente de tijd te geven de huisvesting voor te bereiden, kan een dergelijke inkrimping pas plaatsvinden met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op die goedkeuring. Voor de inkrimping van het mbo binnen de verticale scholengemeenschap geldt dit niet; het bevoegd gezag is en blijft

verantwoordelijk voor de huisvesting van het mbo.

Als de vorming of wijziging van de verticale scholengemeenschap afhankelijk is van een bestuursoverdracht of institutionele fusie, kan deze overdracht of fusie pas plaatsvinden op de datum van de vorming of wijziging van de verticale scholengemeenschap. Ditzelfde geldt voor de inkrimping van een verticale scholengemeenschap door splitsing; de splitsing vindt pas plaats op het moment van inkrimping van de verticale scholengemeenschap.

3.5 Aanvraag tot vorming nieuwe verticale scholengemeenschap

Bij een aanvraag tot vorming van een nieuwe verticale scholengemeenschap dient het bevoegd gezag naast de algemene gegevens zoals opgesomd in paragraaf 3.2 een aantal aanvullende gegevens mee te zenden. Deze zijn opgenomen in artikel 6 van de regeling.

Allereerst wordt gevraagd om welke vo-school en bijbehorende schoolsoort het gaat. Een bevoegd gezag kan namelijk meerdere vo-scholen in stand houden. DUO kan aan de hand van de algemene gegevens dus niet altijd opmaken welke vo-scholen onderdeel van de verticale

scholengemeenschap gaan uitmaken. Bovendien kan op die manier worden gecheckt of de inrichting van de verticale scholenscholengemeenschap aan de vereisten aan het vo-deel zal voldoen (zie paragraaf 1). Ook wordt gevraagd om welke mbo-instelling het gaat.

De vo-school valt tot aan de vorming van de verticale scholengemeenschap onder de Wms en heeft dus nog een medezeggenschapsraad. Uit de aanvraag dient daarom te blijken dat de

medezeggenschapsraad van het voornemen tot vorming van een verticale scholengemeenschap op de hoogte is gebracht en in de gelegenheid is gesteld daarover advies uit te brengen. Dit kan door middel van een afschrift van de adviesaanvraag en/of het eventueel gegeven advies, maar kan ook een andere vorm hebben. De inhoud van het eventueel gegeven advies wordt niet beoordeeld; dit is iets tussen het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad.

De mbo-instelling heeft een studentenraad. Ook daarvoor geldt dat uit de aanvraag dient te blijken dat de studentenraad om advies met betrekking tot het voornemen tot vorming van een verticale scholengemeenschap is gevraagd. Een mbo-instelling dient daarnaast een ouderraad hebben als 25 of meer ouders daarom verzoeken.7 Een ouderraad van een mbo-instelling heeft echter geen wettelijk adviesrecht bij de vorming van een verticale scholengemeenschap. Daarom hoeft niet uit de aanvraag te blijken dat de ouderraad om advies is gevraagd. Dit neemt overigens niet weg dat het bevoegd gezag wel uit zichzelf kan of op basis van het medezeggenschap moet besluiten tot

6 Artikelen 6, tweede lid, en 9, zesde lid.

7 Artikel 8a.1.3, eerste lid, WEB.

(16)

raadpleging van de eventuele ouderraad. Tevens dient de mbo-instelling een ondernemingsraad te hebben. De rechten van de ondernemingsraad volgen uit de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en niet uit de onderwijswetgeving. Daarom hoeft evenmin uit de aanvraag de blijken dat de ondernemingsraad om advies is gevraagd.

Tot slot dient uit de aanvraag te blijken dat de gemeente(n) waarin de vo-school is gevestigd, op de hoogte is of zijn gesteld van het voornemen tot vorming van een verticale scholengemeenschap.

Dit geldt dus niet alleen voor de gemeente van de hoofdvestiging van de school, maar ook voor gemeenten van eventuele nevenvestigingen. Met de vorming van de verticale scholengemeenschap is de gemeente immers niet langer verantwoordelijk voor de huisvesting. Of en welke afspraken hierover tussen het bevoegd gezag en de gemeente zijn gemaakt, is niet van invloed op de goedkeuring van het verzoek tot vorming van een verticale scholengemeenschap. Die afspraken zijn iets tussen het bevoegd gezag en de gemeente. Voorgaande geldt niet voor de huisvesting van de mbo-instelling, aangezien het bevoegd gezag daar reeds voor verantwoordelijk is.

Bij goedkeuring van de aanvraag tot vorming van een verticale scholengemeenschap, kan de verticale scholengemeenschap per de eerstvolgende 1 augustus na de goedkeuring worden gevormd. In het geval de school en instelling nog niet onder hetzelfde bevoegd gezag vallen, is bovendien vereist dat eerst een bestuursoverdracht heeft plaatsgevonden. De bestuursoverdracht zelf moet overigens ook worden goedgekeurd door de minister; hier geldt een separate procedure voor. De twee betrokken bevoegde gezagsorganen kunnen ervoor kiezen de aanvraag tot de vorming van een verticale scholengemeenschap samen te doen.

Bij de vorming van een verticale scholengemeenschap dient het bevoegd gezag een keuze te maken tussen het BRIN-nummer van de vo-school, de scholengemeenschap of het BRIN-nummer van de mbo-instelling. Het is ook mogelijk een nieuw BRIN-nummer aan te vragen bij DUO.

3.6 Aanvraag tot uitbreiding bestaande verticale scholengemeenschap

Een verticale scholengemeenschap kan op de volgende drie wijzen worden uitgebreid:

- Het toevoegen van een vo-school aan de verticale scholengemeenschap;

- Institutionele fusie van een vo-school binnen met een vo-school buiten de verticale scholengemeenschap; en

- Institutionele fusie van de mbo-instelling binnen met een mbo-instelling buiten de verticale scholengemeenschap.

Het toevoegen van een mbo-instelling aan de verticale scholengemeenschap zonder institutioneel te fuseren is niet mogelijk, aangezien een verticale scholengemeenschap maximaal één mbo- instelling kan omvatten.

Bij alle bovenstaande wijzen van uitbreiding wordt allereerst gevraagd welke vo-scholen en bijbehorende schoolsoorten op het moment van de aanvraag onderdeel van de verticale scholengemeenschap uitmaken. Ook wordt gevraagd welke mbo-instelling onderdeel van de verticale scholengemeenschap uitmaakt. Omdat de verticale scholengemeenschap reeds bekend is bij DUO, worden deze gegevens automatisch gegenereerd bij het invullen van het BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap op het aanvraagformulier. Dit kost het bevoegd gezag in de praktijk dus weinig werk.

Verder heeft elke verticale scholengemeenschap een studentenraad en een ouderraad.8 Daarom dient bij al deze wijzen van uitbreiding tevens uit de aanvraag te blijken dat deze raden van het voornemen tot uitbreiding op de hoogte zijn gebracht en in de gelegenheid zijn gesteld daarover hun advies uit te brengen. Dit kan door middel van een afschrift van de adviesaanvraag en/of de eventueel gegeven adviezen, maar kan ook een andere vorm hebben. De inhoud van de eventueel gegeven adviezen wordt niet beoordeeld; dit is iets tussen het bevoegd gezag en de raden.9

8 Zie artikel 8a.1.2, eerste lid, WEB en 8a.1.3, tweede lid, WEB.

9 De verticale scholengemeenschap dient daarnaast een ondernemingsraad te hebben. De rechten van de ondernemingsraad volgen uit de WOR en niet uit de onderwijswetgeving. Daarom hoeft niet uit de aanvraag de blijken dat de ondernemingsraad om advies is gevraagd.

(17)

In de paragrafen 3.4.1 tot en met 3.4.3 wordt per wijze van uitbreiding nader toegelicht welke informatie daarnaast nog bij de aanvraag dient te worden meegezonden.

In alle gevallen van uitbreiding krijgt de school of instelling die deel uit gaat maken van de verticale scholengemeenschap het BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap.

3.6.1 Uitbreiding door toevoegen vo-school aan verticale scholengemeenschap

Als een verticale scholengemeenschap wordt uitgebreid door daar een vo-school aan toe te voegen, dient het bevoegd gezag bij de aanvraag aan te geven om welke vo-school en bijbehorende

schoolsoort het gaat. Op die manier kan worden gecheckt of de inrichting van de verticale

scholenscholengemeenschap aan de vereisten aan het vo-deel blijft voldoen (zie paragraaf 1). Zo kan geen mavo-school worden toegevoegd aan een verticale scholengemeenschap die reeds een mavo-school omvat. Ook kunnen er geen havo- of vwo-scholen aan de verticale

scholengemeenschap worden toegevoegd.

De toe te voegen vo-school heeft nog een medezeggenschapsraad op grond van de Wms. Daarom dient tevens uit de aanvraag te blijken dat die medezeggenschapsraad om advies met betrekking tot het voornemen tot toevoeging aan een verticale scholengemeenschap is gevraagd.

Ook valt de toe te voegen vo-school voor wat betreft de huisvesting nog onder de

verantwoordelijkheid van de gemeente. Daarom dient tot slot uit de aanvraag te blijken dat de gemeente(n) waarin die vo-school is gevestigd, op de hoogte is of zijn gesteld van het voornemen tot vorming van een verticale scholengemeenschap. Dit geldt dus niet alleen voor de gemeente van de hoofdvestiging van de school, maar ook voor gemeenten van eventuele nevenvestigingen. Of en welke afspraken hierover tussen het bevoegd gezag en de gemeente zijn gemaakt, is niet van invloed op de goedkeuring van het verzoek tot vorming van een verticale scholengemeenschap. Die afspraken zijn iets tussen het bevoegd gezag en de gemeente.

Bij goedkeuring van de aanvraag tot uitbreiding van een verticale scholengemeenschap kan de verticale scholengemeenschap per de eerstvolgende 1 augustus na de goedkeuring worden gevormd. In het geval de toe te voegen school en verticale scholengemeenschap nog niet onder hetzelfde bevoegd gezag vallen, is bovendien vereist dat eerst een bestuursoverdracht heeft plaatsgevonden. De bestuursoverdracht zelf moet overigens ook worden goedgekeurd door de minister; hier geldt een separate procedure voor. De twee betrokken bevoegde gezagsorganen kunnen ervoor kiezen de aanvraag tot de vorming van een verticale scholengemeenschap samen te doen.

3.6.2 Uitbreiding door institutionele fusie vo-school

Als een verticale scholengemeenschap wordt uitgebreid door een vo-school binnen de verticale scholengemeenschap institutioneel te fuseren met een vo-school buiten de verticale

scholengemeenschap, ontstaat een nieuwe, samengevoegde school.

De institutionele fusie zelf moet ook worden goedgekeurd door de minister, maar is onlosmakelijk verbonden met de uitbreiding van de verticale scholengemeenschap. Immers, eenmaal

institutioneel gefuseerd is het niet mogelijk om als school deels wel, deels geen onderdeel van de verticale scholengemeenschap uit te maken. Daarom is ervoor gekozen om de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie tevens als de aanvraag tot goedkeuring van de uitbreiding van de verticale scholengemeenschap te beschouwen. Wel dient het bevoegd gezag in aanvulling op de gegevens zoals opgenomen in de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs 2017, een aantal extra gegevens bij de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie mee te zenden. Deze gegevens zullen allemaal worden opgenomen in het (hiertoe vernieuwde)

aanvraagformulier van DUO voor goedkeuring van de institutionele fusie en kosten het bevoegd gezag dus zo min mogelijk extra werk.

Het bevoegd gezag dient ten eerste bij de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie aan te geven dat er een verticale scholengemeenschap betrokken is en om welke verticale

scholengemeenschap het gaat. Ook dient het bevoegd gezag aan te geven welke scholen institutioneel met elkaar gaan fuseren en welke schoolsoorten daarbij horen. Op die manier kan

(18)

worden gecheckt of de inrichting van de verticale scholenscholengemeenschap aan de vereisten aan het vo-deel blijft voldoen (zie paragraaf 1). Voor een verticale scholengemeenschap die uit een categorale pro-school en een scholengemeenschap met vbo en mavo bestaat, geldt bijvoorbeeld dat de scholengemeenschap niet nog eens institutioneel mag fuseren met een pro-school. Daardoor zouden er immers zowel een categorale pro-school als een scholengemeenschap met pro onder de verticale scholengemeenschap komen te vallen. Wel kan een categorale pro-school binnen een verticale scholengemeenschap bijvoorbeeld institutioneel fuseren met een andere pro-school.

De toe te voegen vo-school heeft nog een medezeggenschapsraad op grond van de Wms. Uit de aanvraag dient daarom ook te blijken dat die medezeggenschapsraad om advies met betrekking tot het voornemen tot de toevoeging aan de verticale scholengemeenschap is gevraagd. De

toevoeging van de school aan de verticale scholengemeenschap is een (automatisch) gevolg van de institutionele fusie. De medezeggenschapsraad heeft overigens ook adviesrecht met betrekking tot de institutionele fusie zelf.

Tot slot valt de toe te voegen vo-school voor wat betreft de huisvesting nog onder de

verantwoordelijkheid van de gemeente. Daarom dient tot slot uit de aanvraag te blijken dat de gemeente(n) waarin die vo-school is gevestigd, op de hoogte is of zijn gesteld van het voornemen tot toevoeging aan een verticale scholengemeenschap. Dit geldt dus niet alleen voor de gemeente van de hoofdvestiging van de school, maar ook voor gemeenten van eventuele nevenvestigingen.

Of en welke afspraken hierover tussen het bevoegd gezag en de gemeente zijn gemaakt, wordt niet door DUO beoordeeld. Die afspraken zijn iets tussen het bevoegd gezag en de gemeente.

3.6.3 Uitbreiding door institutionele fusie mbo-instelling

Als een verticale scholengemeenschap wordt uitgebreid door de mbo-instelling binnen de verticale scholengemeenschap institutioneel te fuseren met een mbo-instelling buiten de verticale

scholengemeenschap, ontstaat nieuwe, samengevoegde mbo-instelling.

Ook hier is de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie onlosmakelijk verbonden met de uitbreiding van de verticale scholengemeenschap en kunnen beide aanvragen in één keer worden gedaan (zie paragraaf 3.6.2).

Het bevoegd gezag dient ten eerste bij de aanvraag tot goedkeuring van de institutionele fusie aan te geven dat er een verticale scholengemeenschap betrokken is en om welke verticale

scholengemeenschap het gaat. Ook dient het bevoegd gezag bij de aanvraag aan te geven om welke mbo-instelling buiten de verticale scholengemeenschap het gaat.

De mbo-instelling buiten de verticale scholengemeenschap heeft nog een eigen studentenraad. Die studentenraad heeft adviesrecht met betrekking tot de institutionele fusie én de toetreding tot een verticale scholengemeenschap als gevolg van die fusie. Daarom dient niet alleen uit de aanvraag te blijken dat de studentenraad van de verticale scholengemeenschap, maar ook de studentenraad van de mbo-instelling buiten de verticale scholengemeenschap om advies is gevraagd.

Een mbo-instelling dient daarnaast een ouderraad hebben als 25 of meer ouders daarom

verzoeken.10 Een ouderraad van een mbo-instelling heeft echter geen wettelijk adviesrecht bij de vorming van een verticale scholengemeenschap. Daarom hoeft tot slot niet uit de aanvraag te blijken dat de ouderraad van de mbo-instelling buiten de verticale scholengemeenschap om advies is gevraagd. Dit neemt overigens niet weg dat het bevoegd gezag wel uit zichzelf kan of op basis van het medezeggenschap moet besluiten tot raadpleging van de eventuele ouderraad. Het bevoegd gezag hoeft ook geen documentatie mee te sturen waaruit blijkt dat de gemeente op de hoogte is gesteld, aangezien het bevoegd gezag reeds zelf verantwoordelijk voor de huisvesting van de mbo-instelling is.

3.7 Aanvraag tot inkrimping bestaande verticale scholengemeenschap

Een verticale scholengemeenschap kan op de volgende vijf wijzen worden ingekrompen:

10 Artikel 8a.1.3, eerste lid, WEB.

(19)

- Een vo-school buiten de verticale scholengemeenschap brengen, waarbij de vo-school wel onder hetzelfde bevoegd gezag blijft vallen;

- Een vo-school buiten de verticale scholengemeenschap brengen door een bestuursoverdracht aan een ander bevoegd gezag;

- Een vo-school buiten de verticale scholengemeenschap brengen door splitsing;

- Een vo-school buiten de verticale scholengemeenschap brengen door afsplitsing; en - Een mbo-instelling buiten de verticale scholengemeenschap brengen door splitsing.

Het is niet mogelijk om alle vo-scholen of de mbo-instelling buiten de verticale

scholengemeenschap te brengen, aangezien een verticale scholengemeenschap sowieso een vo- school en een mbo-instelling moet omvatten. Wil het bevoegd gezag dat toch, zal het een aanvraag tot beëindiging van de hele verticale scholengemeenschap moeten doen.

Bij alle bovenstaande wijzen van inkrimping wordt allereerst gevraagd welke vo-scholen en bijbehorende schoolsoorten op het moment van de aanvraag onderdeel van de verticale scholengemeenschap uitmaken. Ook wordt gevraagd welke mbo-instelling onderdeel van de verticale scholengemeenschap uitmaakt. Omdat de verticale scholengemeenschap reeds bekend is bij DUO, worden deze gegevens automatisch gegenereerd bij het invullen van het BRIN-nummer van de verticale scholengemeenschap op het aanvraagformulier. Dit kost het bevoegd gezag in de praktijk dus weinig werk.

Verder heeft elke verticale scholengemeenschap heeft een studentenraad en een ouderraad.11 Daarom dient bij al deze wijzen van uitbreiding tevens uit de aanvraag te blijken dat deze raden van het voornemen tot inkrimping op de hoogte zijn gebracht en in de gelegenheid zijn gesteld daarover hun advies uit te brengen. Dit kan door middel van een afschrift van de adviesaanvraag en/of de eventueel gegeven adviezen, maar kan ook een andere vorm hebben. De inhoud van de eventueel gegeven adviezen wordt niet beoordeeld; dit is iets tussen het bevoegd gezag en de raden.12

In de paragrafen 3.6.1 tot en met 3.6.5 wordt per wijze van inkrimping nader toegelicht welke informatie daarnaast nog bij de aanvraag dient te worden meegezonden.

De vo-school, vo-scholen, vo-scholengemeenschap of mbo-instelling die de verticale scholengemeenschap verlaat, krijgt een nieuw BRIN-nummer.

3.7.1 Inkrimping door vo-school buiten verticale scholengemeenschap te brengen, waarbij de vo- school wel onder hetzelfde bevoegd gezag blijft vallen

Als een verticale scholengemeenschap inkrimpt door daar een vo-school buiten te brengen, dient het bevoegd gezag bij de aanvraag aan te geven om welke vo-school en bijbehorende schoolsoort het gaat. Op die manier weet DUO welke vo-scholen binnen de verticale scholengemeenschap overblijven.

De vo-school die buiten de verticale scholengemeenschap wordt gebracht, heeft geen medezeggenschapsraad op grond van de Wms zolang die school deel van de verticale

scholengemeenschap uitmaakt. Daarom is betrokkenheid van de studentenraad en ouderraad van de verticale scholengemeenschap voldoende. Eenmaal uit de verticale scholengemeenschap, zal de vo-school wel (weer) een medezeggenschapsraad moeten hebben.

Verder wordt de gemeente (weer) verantwoordelijk voor de vo-school die buiten de verticale scholengemeenschap wordt gebracht. Daarom dient tot slot uit de aanvraag te blijken dat de gemeente(n) waarin die vo-school is gevestigd, op de hoogte is of zijn gesteld van het voornemen tot vorming van een verticale scholengemeenschap. Dit geldt dus niet alleen voor de gemeente van de hoofdvestiging van de school, maar ook voor gemeenten van eventuele nevenvestigingen. Of en welke afspraken hierover tussen het bevoegd gezag en de gemeente zijn gemaakt, is niet van

11 Zie artikel 8a.1.2, eerste lid, WEB en 8a.1.3, tweede lid, WEB.

12 De verticale scholengemeenschap dient daarnaast een ondernemingsraad te hebben. De rechten van de ondernemingsraad volgen uit de WOR en niet uit de onderwijswetgeving. Daarom hoeft niet uit de aanvraag de blijken dat de ondernemingsraad om advies is gevraagd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals aangegeven in de Wet fusietoets in het onderwijs wordt voor een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 53c van de WVO - een bestuurlijke fusie tussen een openbaar en

In het jaar 2020 heb ik en/of mijn partner minimaal een half jaar gebruik gemaakt van Verpleging en/of Verzorging vanuit de Zorgverzekeringswet.. • Lever de toekenningsbeschikking

De Oude Kerk profileert zich als ‘een vrijplaats in ruimte en geest’ en ziet zichzelf nationaal en internationaal als een van de meest opvallende voorbeelden van wat de

De raad krijgt op basis van het plan weinig zicht op de ontwikkelfunctie van Het HEM: hij ziet de instelling als een presentatieplek voor onder andere hedendaagse beeldende

De naam rekeninghouder en het saldo op de rekening moet zichtbaar zijn ook als het saldo € 0,00 is of u de rekening niet gebruikt. ☐ Van uw partner de bank- en of

In de komende periode gaat Silbersee Vrijplaats een samenwerking aan met de Eindhovense instelling voor urban dance, E-moves.. De daaruit voortkomende eenakters gaan, samen met

De raad heeft bewondering voor de actieve, brede inzet van Tetem op het gebied van educatie en participatie.. Zo is er een randprogrammering (‘events’) bestaande uit activiteiten

Datum aanvraag: 10 december 2014 Aanvraagnummer: 1571761 Bevoegd gezag: Gemeente Steenbergen Pagina 1 van