• No results found

De erkende boekhouder (-fi scalist) geconfronteerd met een tuchtprocedure – praktische aspecten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De erkende boekhouder (-fi scalist) geconfronteerd met een tuchtprocedure – praktische aspecten"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-33

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ De erkende boekhouder(-fiscalist) geconfronteerd met een tuchtprocedure – praktische aspecten p. 8/ Omzetting door de fiscus van roerende inkomsten

in beroepsinkomsten

De erkende boekhouder

(-fi scalist) geconfronteerd met een

tuchtprocedure – praktische aspecten

I. Inleiding

Deze bijdrage is de eerste in een reeks praktische artike- len die onze leden1 wegwijs zullen maken in het rader- werk van regels en procedures die voor velen onder hen nog onbekend zijn. Eén van de doelstellingen van het Bureau dat in mei van vorig jaar verkozen werd, bestaat erin de banden tussen de leden en hun Instituut nauwer aan te halen. Als eerste stap in die richting vindt men het het dan ook erg belangrijk om de structuur, werking en bestaansreden nader toe te lichten.

Dit artikel geeft een concrete beschrijving van het ver- loop van een tuchtprocedure, vanaf de inleidende fase tot de procedure voor de Kamer van Beroep (een voorzie- ning in cassatie is ook mogelijk, maar valt uiteraard niet onder de bevoegdheid van de tuchtinstanties van het In- stituut) en de controle op een sanctie van schrapping of schorsing door de bevoegde autoriteiten (de diensten van de FOD Economie) ongeacht of deze procedure door of tegen u uitgeoefend wordt, hetzij ten persoonlijke titel, hetzij als raadgever van één van uw cliënten. We zullen vooral stilstaan bij de rechten die u hebt als klager of als aangeklaagde in een tuchtprocedure.

Indien u een grondiger en meer juridische analyse van deze materie wenst (meer bepaald inzake de termijnen, de territoriale bevoegdheid van de Kamers, hun samen-

1 We zullen de term «lid/leden» gebruiken ongeacht of het een «erken- de boekhouder», «erkende boekhouder-fi scalist», «stagiair boekhou- der», «stagiair boekhouder-fi scalist» of een «buitenlandse boekhouder die tijdelijk en occasioneel de activiteit van boekhouder(-fi scalist) mag uitoefenen» betreft.

stelling, de wraking, de rechtsmiddelen, het eerherstel, enz.) raden wij u aan om het artikel te lezen van mevrouw Véronique Sirjacobs, juriste bij het BIBF, met als titel «Le droit disciplinaire des comptables et comptables-fiscalistes agréés IPCF» (verschenen in het tijdschrift Droit Pénal de l’Entreprise 2012 – 1, maart 2012, p. 33-50).

II. Tuchtinstanties en plichtenleer

Uw Instituut werd opgericht om zijn leden een wette- lijk monopolie te garanderen en in staat te stellen een kwalitatief hoogstaande dienstverlening aan de onder- nemers en particulieren te verstrekken. Onnodig te her- halen hoe belangrijk de opleiding van de boekhouder is die houder moet zijn van een erkend diploma (artikel 50 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoud- kundige en fi scale beroepen), een stage moet doorlopen (en slagen voor een praktisch bekwaamheidsexamen) en zijn beroepskennis voortdurend moet bijscholen.

De kwaliteit van de dienstverlening wordt ook gegaran- deerd en aangevuld met een reeks deontologische voor- schriften die terug te vinden zijn in het reglement van plichtenleer (koninklijk besluit van 23 december 1997 tot goedkeuring van het reglement van plichtenleer van het Beroepsinstituut van Boekhouders). De controle op de naleving van deze voorschriften van plichtenleer vereist het bestaan van tuchtinstanties die onafhankelijk zijn van de Nationale Raad en het Bureau van het Instituut.

Als we ons aan een vergelijking (met het gebruikelijke voorbehoud uiteraard) met de strafrechtspraak wagen, kunnen we stellen dat de rol van het Openbaar Ministe-

(2)

rie in tuchtzaken uitgeoefend wordt door de rechtskun- dige assessor van de Uitvoerende Kamer. Zodra hij in kennis gesteld wordt van de overtreding van een tucht- regel of een klacht bij hem aanhangig gemaakt wordt, beslist hij of een lid van het Instituut al dan niet ver- volgd zal worden.

De instanties die zich moeten uitspreken over de tucht- dossiers zijn de Uitvoerende Kamers en de Kamers van Beroep.

III. De inleidende fase

A. Het vertrekpunt van een tuchtprocedure

Een tuchtdossier kan gebaseerd zijn op een informatie verstrekt door een administratie of het Openbaar Mi- nisterie of een schriftelijke klacht van een cliënt of een confrater (wegens achterhouden van documenten, niet- neerlegging van btw-aangiften of NBB-jaarrekeningen, bijvoorbeeld), of zelfs een interne oorsprong hebben, meer bepaald wanneer de rechtskundige assessor meent dat het mogelijk is dat een lid van het BIBF (wettelijke, reglementaire, deontologische) bepalingen overtreden heeft betreffende de uitoefening van het beroep door te verzuimen zijn bijdrage te betalen, zijn burgerlijke be- roepsaansprakelijkheid te verzekeren of de permanente vorming te volgen, of nog, door een handelsactiviteit of zelfs een activiteit in overtreding van andere verplichtin- gen (jaarrekening van zijn boekhoudvennootschap niet neerleggen bijvoorbeeld) uit te oefenen.

B. Er wordt een dossier tegen u geopend

Wanneer een klacht neergelegd wordt tegen een lid of deze laatste duidelijk zijn deontologische plichten over- treden heeft, neemt de rechtskundige assessor, via de ju- ridische dienst van het Instituut, contact met het lid per brief of e-mail.

De assessor zal hem laten weten welke feiten hem ten laste gelegd zijn en, in voorkomend geval, enige tijd ver- lenen om op zijn vragen te antwoorden. Vergeet niet dat artikel 9 van het Reglement van plichtenleer het BIBF- lid verplicht te antwoorden op de vragen van de Uitvoe- rende Kamer en dus ook van de rechtskundige assessor die, hoewel hij volledig onafhankelijk is van deze Kamer (hij neemt niet deel aan de beraadslagingen), de zitting moet bijwonen telkens als de Uitvoerende Kamer een tuchtdossier dient te behandelen.

C. Van welke Uitvoerende Kamer hang ik af ?

De bevoegdheid van de Kamers (en van hun rechtskun- dige assessor) wordt bepaald door de plaats van de voor-

naamste vestiging van het lid (de plaats waar hij zijn activiteit van zelfstandig boekhouder uitoefent). Indien die plaats in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad ge- legen is, hangt de bevoegdheid af van de taal die in de inschrijvingsaanvraag gebruikt werd.

Voor de burgerlijke boekhoudvennootschappen wordt de bevoegdheid van de Kamers bepaald door de taalrol van de maatschappelijke zetel van die vennootschappen. In- dien die zetel in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gelegen is, hangt de bevoegdheid af van de taal die in de inschrijvingsaanvraag gebruikt werd.

De leden die hun beroep uitoefenen in een gemeente die in het «Duitse taalgebied» gelegen is, hangen af van de verenigde Uitvoerende Kamers.

De boekhouders in de faciliteitengemeenten hangen op hun beurt af van de Kamer van het taalgebied waarin die gemeenten gelegen zijn.

D. Het vermoeden van onschuld, de noodzaak om geschriften voor te leggen en de verplichting om te antwoorden op de vragen van het BIBF

1. Het vermoeden van onschuld

We beseffen maar al te goed welke schok een lid te ver- werken krijgt wanneer hij een brief van een rechts- kundig assessor krijgt terwijl deze, in de overgrote meerderheid van de gevallen, zijn beroep met de nodi- ge eerlijkheid uitoefent en zonder dat ooit eerder door een cliënt een klacht werd geformuleerd. Naast het juridisch jargon en de onpersoonlijke indruk die zo’n brief kan geven (wat onder meer met zijn duidelijkheid en zijn neutraliteit te maken heeft) moet u weten dat de rechtskundige assessor u nooit enige tekortkoming ten laste zal leggen zonder eerst naar uw argumenten te luisteren of, meer bepaald, zonder kennis te nemen van uw schriftelijk antwoord. U wordt bovendien steeds ver- moed onschuldig te zijn zolang er geen eindbeslissing tegen u genomen is.

2. De noodzaak om geschriften voor te leggen vergezeld van bewijsstukken en de verplichting om te antwoorden op de vragen van het Instituut

Artikel 9 van het Reglement van plichtenleer bepaalt dat het lid ertoe gehouden is alle informatie die van hem gevraagd wordt aan de Kamers over te maken. Er wordt steeds een schriftelijk antwoord geëist en, we kunnen het niet genoeg herhalen, schriftelijk antwoorden moet een refl ex voor elk BIBF-lid worden, zowel ten aanzien van zijn cliënten, de verschillende besturen als zijn In- stituut : dit is geen blijk van wantrouwen, maar wel een

(3)

rechtmatige voorzorg om bewijzen van zijn handelingen of woorden te bewaren. Woorden en andere telefonische oproepen die niet met een geschrift bevestigd zijn, zullen nauwelijks (of zelfs geen) gewicht in de schaal leggen tij- dens een strafrechtelijke, burgerlijke of tuchtprocedure.

Een geschrift staat voor bescherming. Beschouw dit niet als een bureaucratische afstand die uw Instituut tegen- over zijn leden wil bewaren, want u mag onze diensten steeds telefonisch raadplegen.

Onthoud goed dat wanneer de assessor u vragen stelt, hij geen enkel vooroordeel tegen u koestert en dat hij niet alles wat een klager u aanwrijft voor zoete koek zal slikken. Maar om zich een idee te kunnen vormen moet hij u wel ondervragen over alle punten die de kla- ger opgeworpen heeft. In dat stadium van de procedure kunt u zich reeds punt per punt verdedigen tegen het- geen u verweten wordt. Merken we hierbij nog op dat het hardnekkig stilzwijgen van de boekhouder vaak de hoofdreden voor zijn oproeping vormt. Als u niet rea- geert, hoe wilt u dan dat de rechtskundige assessor het dossier ernstig kan opvolgen en aan de rechtmatige ver- wachtingen van een eventuele klager kan voldoen (die zelf een lid van het Instituut of een andere cijferberoeper kan zijn, vergeet dat vooral niet !). Het is altijd spijtig wanneer de Kamer en de rechtskundige assessor tijdens een tuchtzitting aan de opgeroepen boekhouder moeten uitleggen dat als hij tijdig geantwoord had en meege- deeld had wat hij zojuist op de zitting verklaard heeft, hij mogelijks niet voor de tuchtinstantie had moeten ver- schijnen, hetgeen hem heel wat nutteloze heisa, verloren tijd, verplaatsingskosten en het ereloon van zijn advo- caat had kunnen besparen.

Antwoorden is één ding, antwoorden met de nodige ar- gumenten en staving van uw beweringen is nog veel effi - ciënter ! Vergeet nooit om in alle stadia van de procedure uw geschriften te verantwoorden met bewijsstukken. In- dien u aan de assessor (of later de Uitvoerende Kamer) antwoordt dat u uw cliënt gewaarschuwd hebt, een boete ten laste genomen hebt of een bezwaar bij een bestuur ingediend hebt, voeg de kopie van de brieven of mails die u naar de betrokkenen verstuurd hebt en het bewijs van de verrichte betalingen bij uw brief. Op die manier verkort u de duur van de procedure (we zijn ons ervan bewust dat ze een beproeving voor onze leden kan zijn) en vermijdt u dat men uw mondelinge beweringen weer- legt met andere beweringen die misschien wel gestaafd zijn met de nodige stukken.

Beschouw dit vooral niet als slechte wil van het perso- neel van het Instituut, maar weet ook dat u in voorko- mend geval moet antwoorden, hetzij aan de rechtskun- dige assessor, hetzij aan de verslaggever, hetzij aan de Uitvoerende Kamer zelf en dat u zich er niet kunt van af maken met een telefoontje naar de diensten van het Instituut of de secretaris van de Uitvoerende Kamer door

uw grieven of uw verdedigingsmiddelen aan hen voor te leggen : eenmaal de tuchtprocedure gematerialiseerd is door een oproeping of een aanstelling van een verslagge- ver, moet u zich wenden tot de Kamer, de verslaggever of de rechtskundige assessor. De secretaris van de Kamer kan u weliswaar adviseren over de lopende procedure, maar hij mag zich nooit in de plaats stellen, noch van de wettelijk gemachtigde instanties om een tuchtdossier te behandelen, noch van uw advocaat.

E. De eventuele aanstelling van een verslaggever

Nadat de rechtskundige assessor kennis genomen heeft van uw antwoord (of bij gebreke daaraan, wat wij stel- lig afraden) kan hij u ofwel voor de Uitvoerende Kamer oproepen, ofwel oordelen dat hij u niet hoeft te vervol- gen (hij klasseert het dossier) of dat het aanstellen van een verslaggever (een lid van de Uitvoerende Kamer, in- geschreven op het tableau van de erkende boekhouders (-fi scalisten)) nuttig is voor het onderzoek van het dossier en dus tot deze aanstelling overgaan (en u hierover in- lichten).

Indien uw dossier zonder gevolg geklasseerd wordt, dan is dat nooit defi nitief in die zin dat er een heropening kan volgen wanneer de rechtskundige assessor nieuwe informatie over dat dossier ontvangt (de herhaling van een overtreding van zijn deontologische plichten, de niet-naleving van een belofte om documenten terug te geven of een prestatie uit te voeren, enz.). Zodra er ech- ter een tuchtbeslissing door een Kamer gewezen werd, zullen dezelfde feiten nooit meer het voorwerp van een tuchtprocedure kunnen vormen (non bis in idem).

Nadat de assessor van het verslag kennis genomen heeft, kan hij, in dit stadium van de procedure, beslissen om het dossier zonder gevolg te klasseren of het lid op te roepen. In dat laatste geval zal de verslaggever ook verzocht worden om zijn verslag op de zitting toe te lich- ten. De Kamer is geenszins verplicht om zich te schik- ken naar de conclusies van de verslaggever, die niet deel- neemt aan de beraadslagingen.

IV. De procedure voor de Uitvoerende Kamer

A. De oproeping tot een zitting van de Uitvoerende Kamer

Wanneer de rechtskundige assessor meent dat het dos- sier voldoende gestaafd is en dat bepaalde elementen aantonen dat het geval door de Uitvoerende Kamer on- derzocht dient te worden, gelast hij de secretaris van deze Kamer om de betrokkene voor de Uitvoerende Ka- mer op te roepen. Deze oproeping moet 30 dagen vóór de zitting verzonden worden.

(4)

De oproeping moet de boekhouder in staat stellen zich te verdedigen voor elk feit dat hem verweten wordt. Bij- gevolg dient ze een uiteenzetting te bevatten van alle ten laste gelegde grieven en de wettelijke bepalingen of be- palingen van het Reglement van plichtenleer die daar- bij geschonden zouden kunnen zijn. De aangeklaagde boekhouder zal dus (onder voorbehoud van vrijwillige verschijning) ondervraagd en eventueel gestraft kunnen worden, doch enkel voor de feiten die in zijn oproeping tot verschijning vermeld staan. Elke andere grief aange- voerd door de rechtskundige assessor zou het voorwerp van een nieuwe oproeping moeten vormen zodat de boek- houder zich hierop kan verdedigen. Dit is een normale vereiste in een rechtsstaat die meer bepaald opgenomen is in het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en in de algemene rechtsbeginselen.

Merken we op dat de rechtskundige assessor, kan beslis- sen, zij het dat dit uitzonderlijk is, om u, op basis van de stukken waarover hij beschikt en zonder uw reactie af te wachten, onmiddellijk op te roepen (of onmiddellijk een verslaggever aan te stellen die het dossier moet onder- zoeken). Ook hier moet u weten dat dit niets zegt over de eventuele «schuld» van het BIBF-lid dat in elk geval beoordeeld zal worden door een instantie die onafhanke- lijk is van de Nationale Raad van het Instituut én van de rechtskundige assessor.

B. Mag ik mijn dossier raadplegen ?

U kunt een afspraak aanvragen (een telefoontje volstaat) bij het secretariaat van de Uitvoerende Kamer om uw dos- sier ter plaatse te komen raadplegen (het dossier is ten minste 30 dagen vóór de datum van de zitting tot uw be- schikking). U mag ook stukken uit het dossier kopiëren.

C. Mag ik om uitstel van mijn oproeping vragen ?

U mag vragen om de behandeling van uw dossier uit te stellen, een verzoek dat de Uitvoerende Kamer al dan niet zal inwilligen. De oproeping vermeldt dat het verzoek tot uitstel (in geval van uitzonderlijke omstandigheden) binnen 10 dagen na de verzending ervan gevraagd moet worden. De Uitvoerende Kamer (dat geldt ook voor de Kamer van Beroep) zal ook kunnen eisen dat u (of uw raadsman) uw verzoek tot uitstel komt bepleiten.

Indien u uitstel vraagt, vergeet dan niet om elk docu- ment dat dit staaft, erbij te voegen (medisch attest, boe- kingsbewijs van een reis, enz.).

In geval van een kennelijk laattijdig verzoek raden wij u aan toch om naar de aanvankelijk geplande zitting te komen (of uw raadsman te sturen) om het uitstel van de behandeling van het dossier aan te vragen. Indien dit ge- weigerd wordt, kan u dan tenminste zelf (of de persoon

die u vertegenwoordigt) de argumenten voor uw verdedi- ging uiteenzetten en vermijden dat een eventuele beslis- sing genomen wordt zonder dat u gehoord kon worden.

Uw dossier kan na een eerste onderzoek van de zaak ook uitgesteld worden indien de Kamer u vraagt om som- mige, voor uw verdediging nuttige, documenten over te maken (betalingsbewijzen van de opgelegde boete aan de cliënt, betalingsbewijs van uw bijdrage of verzekerings- premie, bewijs dat u de opleidingen gevolgd hebt of dat u ingeschreven bent voor verschillende opleidingen of con- ferentiecycli, enz.) of als deze beslist om een verslaggever aan te stellen om aanvullende informatie te bekomen.

D. Kan ik me laten vertegenwoordigen op de zitting ?

De tuchtprocedure laat u toe om (buiten de gevallen waarin de Kamer uw persoonlijke verschijning eist, waarvan u verwittigd wordt) u op de zitting te laten ver- tegenwoordigen door een lid van het BIBF (en niet door een accountant of een bedrijfsrevisor) dat voldoet aan de voorwaarden om voor de Kamer verkozen te kunnen worden en over een schriftelijk mandaat daartoe beschikt of door een advocaat (deze laatste moet geen schriftelijk mandaat hebben en dit in tegenstelling tot uw confraters die lid zijn van het BIBF).

De oproeping die u ontvangt, verwijst naar deze verte- genwoordigingsmogelijkheid. Het gaat steeds om een mogelijkheid en niet om een verplichting om u door een advocaat te laten vertegenwoordigen, in tegenstelling tot hetgeen sommige leden wel eens denken, wellicht omdat ze de oproeping iets te snel gelezen hebben.

E. Plicht tot loyaliteit en oprechtheid tegenover de tuchtoverheden. Houding op de zitting

1. Plicht tot loyaliteit en oprechtheid

De regelgeving betreffende uw Instituut waakt erover dat de rechten van de verdediging van zijn leden nage- leefd worden. Elk lid tegen wie een tuchtprocedure ge- opend wordt, geniet (indien men de vergelijking met de strafrechtelijke procedure doortrekt) het vermoeden van onschuld en het is dus de rechtskundige assessor die moet trachten te bewijzen (vooral op basis van het dos- sier en het eventuele verslag van een lid van de Kamer dat als verslaggever aangesteld werd) dat u de tuchtre- gels geschonden hebt en, in fine, de Uitvoerende Kamer die zal beslissen of deze feiten u ten laste gelegd kunnen worden en u een tuchtsanctie moet krijgen.

Een bijzonder aspect van de tuchtprocedure, dat op het eerste zicht strijdig met het principe van het vermoeden van onschuld kan lijken, is de plicht tot loyaliteit en op-

(5)

rechtheid ten aanzien van de tuchtoverheden : de boek- houder moet samenwerken met zijn tuchtoverheden (de rechtskundige assessor, de verslaggever en de Kamer) en hij moet hun de informatie en documenten die zij opeisen, overmaken. Deze plicht tot loyaliteit en oprechtheid mag echter geen afbreuk doen aan het recht van het lid om te zwijgen (recht om niet tot zijn eigen tuchtveroordeling bij te dragen) die volgens de recente rechtspraak van het Hof van Cassatie2 van toepassing is op de tuchtprocedures.

Het tuchtrecht is persoonlijk en belangt enkel het lid en zijn Instituut aan. Dit betekent dat de boekhouder er ze- ker van mag zijn dat zijn verklaringen of «bekentenis- sen» nooit aan de klager meegedeeld zullen worden (het resultaat van de procedure mag aan die laatste bekendge- maakt worden, maar niet de motieven die de tuchtsancties gerechtvaardigd hebben noch de inhoud van de debatten en beraadslagingen). De zitting kan ook achter gesloten deuren plaatsvinden, wat de Kamer al dan niet kan ge- lasten naargelang van de omstandigheden van de zaak.

2. De houding op de zitting

Intussen en ook al mag het lid zich naar eigen goeddun- ken verdedigen, hebben wij uit onze ervaring als secreta- ris van de Kamer geleerd dat u er op pragmatisch vlak, de invalshoek waarop ook dit artikel geïnspireerd is, al- les bij te winnen heeft door een constructieve houding aan te nemen voor de Kamer als het duidelijk vaststaat dat u tekortkomingen begaan heeft. Het komt er op aan u te verdedigen, niet door de de klager en/of uw Insti- tuut agressief en systematisch aan te vallen, door een op herstel gerichte houding aan te nemen tegenover uw Instituut of de klager door, bijvoorbeeld, te beloven dat u alle fi nanciële kosten voor uw professionele fouten zal dragen of voortaan zorgvuldig uw deontologische plich- ten zal nakomen, zoals de naleving van de plicht om per- manente vorming te volgen.

Een laatste advies hierover : indien u wil dat uw stand- punt gehoord wordt, verschijn dan op de zitting, even- tueel bijgestaan door een confrater of een advocaat. De mondelinge procedure biedt steeds het voordeel dat u onmiddellijk kunt repliceren en de misverstanden die de debatten misleid zouden hebben, meteen kunt ophelde- ren. Als u niet verschijnt, licht dan uw verdedigingsmid- delen schriftelijk en nauwkeurig toe.

F. De debatten en de uitspraak van de beslissing

Nadat eventueel de verslaggever gehoord werd, wordt het dossier op de zitting onderzocht. De Kamer, doorgaans

2 Cass., 25 november 2011, D.11.0016.F/1, www.cassonline.be ; Cass., 1 oktober 2009, D.07.0024.N1, www.cassonline.be ; Cass., 3 juni 2005, D.04.0016.N/1, www.cassonline.be .

via de stem van zijn Voorzitter, ondervraagt u over de feiten die u verweten worden en u mag uw verdedigings- middelen aanvoeren en alle nuttige stukken die de waar- heid onthullen, voorleggen. De rechtskundige assessor mag tussenkomen en vragen stellen over de inhoud van het dossier. De rechtskundige assessor geeft zijn visie over het dossier en vraagt de Kamer om de sanctie die hij suggereert op te leggen of, gelet op de elementen van het dossier, geen sanctie te treffen; onthoud echter dat de assessor niet deelneemt aan de beraadslagingen.

U heeft steeds als laatste het recht van antwoord.

De Kamer kan beslissen om getuigen te horen die soms de klagers zelf kunnen zijn. Het gaat hier om een moge- lijkheid en niet om een verplichting om tot deze verho- ren over te gaan.

Zodra de debatten afgerond zijn (buiten het geval van uitstel) kan de Kamer ofwel zijn beslissing onmiddellijk uitspreken ofwel de uitspraak naar een latere datum ver- dagen.

G. De kennisgeving van de beslissing

De tuchtbeslissing moet u meegedeeld (betekend) wor- den binnen 15 dagen na de uitspraak door de Kamer. Ze moet gemotiveerd zijn zodat u weet waarom de Kamer u al dan niet gesanctioneerd heeft en op die manier met kennis van zaken in beroep kunt gaan. Deze motivering zal de Kamer van Beroep ook de kans geven om zijn rol in tweede aanleg voluit te spelen.

H. De sancties en hun gevolgen

In tegenstelling tot het legaliteitsbeginsel van de misdrij- ven en de straffen eigen aan het strafrecht, bepaalt het tuchtrecht dat van toepassing is op onze leden niet exact welk gedrag welk artikel van de plichtenleer schendt en welke sanctie precies op de overtreder toegepast zal wor- den. Het Reglement van plichtenleer voorziet vooral in al- gemene principes, houdingen en plichten die de boekhou- der in zijn betrekkingen met de cliënt en zijn Instituut in acht moet nemen. Ook al houden de Kamers – wees gerust – rekening met een waardeschaal wanneer zij een tuchtsanctie opleggen (u zult nooit geschrapt worden om- dat er een vermelding op uw briefpapier ontbreekt), kun- nen zij theoretisch één van de vier sancties voorzien in ar- tikel 10 van de kaderwet betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen (gecodifi ceerd door het koninklijk besluit van 3 augustus 2007) op elke overtreding van de plichtenleer toepassen : waarschuwing, berisping, schor- sing (van één dag tot twee jaar) en schrapping.

De schorsing maakt het u onmogelijk om uw beroep uit te oefenen tijdens de duur ervan terwijl de schrapping de onmiddellijke stopzetting van de activiteiten van zelf- standig boekhouder inhoudt. De sancties van berisping

(6)

en waarschuwing hebben geen rechtstreekse gevolgen voor de uitoefening van uw beroep, maar kunnen u, net zoals de straf van schorsing, beletten (behoudens uitwis- sen van de sanctie, of zelfs eerherstel naargelang van het geval) om stagemeester te worden (of te blijven), ver- kiesbaar te zijn voor de Nationale Raad, de Uitvoerende Kamer of de Kamer van Beroep en zouden uw kansen om erelid te worden ernstig in gevaar kunnen brengen.

De voorziene sancties kunnen nooit gepaard gaan met opschorting (de overtreding werd aangetoond, maar de sanctie wordt totaal niet of slechts gedeeltelijk uitge- voerd tijdens een proeftermijn) en de opschorting van de uitspraak (de feiten zijn aangetoond, maar de sanc- tie wordt niet uitgesproken tijdens een proeftermijn) is evenmin voorzien. Merken we echter op dat als we nog- maals de vergelijking met het strafrecht maken, de Uit- voerende Kamer rekening kan houden met een eventu- ele overschrijding van de redelijke termijn wanneer hij de omvang van een sanctie vastlegt3.

Wanneer een lid het voorwerp van een tuchtsanctie vormt, kan deze nog aangevuld worden met een admi- nistratieve weglating van het tableau van de beoefenaars indien hij niet langer voldoet aan één of meer voorwaar- den om erkend te blijven als lid van het Instituut, zoals de niet-verzekering van zijn burgerlijke beroepsaanspra- kelijkheid of de niet-betaling van zijn bijdrage.

V. De verhaalmogelijkheden

A. Mogelijkheid en nut om in beroep te gaan

Hoewel er geen verzet aangetekend kan worden (moge- lijkheid om uw dossier opnieuw te laten behandelen door dezelfde instantie wanneer u afwezig was tijdens de eer- ste behandeling) voor de Uitvoerende Kamer (maar wel voor de Kamer van Beroep) kunt u wel altijd in beroep gaan tegen een beslissing gewezen door deze Uitvoeren- de Kamer (behalve bij arbitrage, maar die materie wordt hier niet verder besproken). Ook de rechtskundige asses- sor kan beroep aantekenen tegen een beslissing gewezen door de Uitvoerende Kamer, zelfs wanneer de vervolgde boekhouder dat niet doet.

We hebben vaak te maken gehad met leden die volkomen ontredderd waren omdat ze gesanctioneerd waren door een Uitvoerende Kamer en meenden dat het geen zin had om in beroep te gaan wetende dat «deze toch niet op hun beslissing zouden terugkomen».

We wijzen er hen dan op dat de leden van de Kamer van Beroep andere leden zijn (ook de Voorzitter van de Ka-

3 Het begrip verjaring van de overtredingen is daarentegen niet van toepassing.

mer van Beroep) dan die welke in de Uitvoerende Kamer zetelen, dat ze totaal onafhankelijk zijn en dat het niet zelden voorvalt dat de Kamer van Beroep een beslissing van de Uitvoerende Kamer tenietdoet (vooral wanneer het lid verdedigingsargumenten aanhaalt en/of docu- menten voorlegt die, hoewel eerder door de rechtskun- dige assessor of de Uitvoerende Kamer gevraagd, door hem nog niet waren voorgelegd).

B. Schorsende kracht van het beroep

Het beroep heeft een schorsende kracht, wat bete- kent dat een beslissing van de Uitvoerende Kamer pas uitwerking zal hebben wanneer ze, desgevallend, bevestigd wordt door de Kamer van Beroep. Concreet betekent dit dat als de Uitvoerende Kamer u een waar- schuwing, berisping, schorsing of schrapping opge- legd heeft, die sancties (of zelfs het gebrek aan sanc- tie, wetende dat de rechtskundige assessor eveneens in beroep kan gaan tegen de tuchtbeslissingen) niet onmiddellijk ingaan vanwege die schorsende kracht.

Een voorbeeld : u bent geschrapt (de zwaarste sanctie) in eerste aanleg (Uitvoerende Kamer) en de Kamer van Beroep sanctioneert u slechts met een waarschuwing.

In dat geval werd u nooit geschrapt van het tableau en zal enkel de waarschuwing in uw dossier vermeld worden.

In dit stadium van de procedure (wanneer een beslis- sing genomen en aan u betekend werd) heeft het geen zin meer om uw grieven voor te leggen aan de secretaris van de Uitvoerende Kamer of aan de Uitvoerende Kamer zelf, want die laatste is niet langer bevoegd eens hij zijn beslissing gewezen heeft. De enige verhaalmogelijkheid is dan het beroep dat (binnen 30 dagen na de kennisge- ving van de beslissing) met een aangetekend schrijven betekend moet worden aan de secretaris van de Kamer van Beroep.

De procedure in hoger beroep lijkt op de procedure in eerste aanleg.

C. De voorziening in cassatie

Na afl oop van de beroepsprocedure kan enkel nog (bin- nen de maand na de kennisgeving van de beslissing) een voorziening in cassatie ingediend worden (wat de tus- senkomst van een advocaat bij het Hof van Cassatie vergt) door het betrokken lid of de voorzitter van het BIBF sa- men met een rechtskundige assessor (of, in het belang van de wet, door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie).

In tegenstelling tot het beroep heeft de voorziening in cassatie geen schorsende kracht. Het Hof van Cassatie onderzoekt niet de grond van het dossier, maar enkel de eventuele schending van de op straffe van nietigheid

(7)

voorgeschreven substantiële of voorgeschreven vormen.

In geval van cassatie wordt het dossier teruggestuurd naar de Kamer van Beroep die anders samengesteld zal zijn.

D. Eerherstel

Via deze procedure worden de tuchtsancties die niet au- tomatisch uitgewist werden, de schorsingen alsook de schrappingen, opgeheven (enkel voor de toekomst).

De geschrapte persoon die eerherstel bekomen heeft, kan vragen om opnieuw ingeschreven te worden op het tableau en de leden die een andere sanctie gekregen hebben – buiten het feit dat ze aldus geen tuchtverleden meer hebben – zijn verkiesbaar (als lid van de Nationale Raad of van een Kamer) of kunnen ingeschreven worden op de lijst van de stagemeesters. Een lid dat eerherstel verkregen heeft zal ook makkelijker de titel van ere- boekhouder(-fi scalist) kunnen verkrijgen.

VI. Naleving van de sancties

Zodra een sanctie defi nitief is, zal het Instituut nagaan of ze werkelijk toegepast wordt. Terwijl de waarschu- wing en de berisping geen beperking voor de uitoefe- ning van het beroep met zich meebrengen, geldt dat niet voor de sancties van schorsing en schrapping. Uw In- stituut gaat na of die sancties nageleefd worden door, in voorkomend geval, een beroep te doen op de diensten van de FOD Economie die ons ook bijstaan in onze strijd tegen de onwettige uitoefening van het beroep.

De niet-naleving van een sanctie van schrapping of schorsing kan ook leiden tot strafrechtelijke vervolgin- gen terwijl de niet-naleving van een sanctie van schor- sing aanleiding kan geven tot een nieuwe schending van de plichtenleer die de rechtskundige assessor altijd ver- volgt en de Uitvoerende Kamer een nieuwe sanctie doet uitspreken die in principe zwaarder zal uitvallen dan de vorige.

VII. U hebt klacht ingediend tegen een confrater

Eén van de specifi eke kenmerken van de tuchtprocedure is dat zij enkel betrekking heeft op het lid van een beroep dat onderworpen is aan een plichtenleer en de instantie die deze plichtenleer moet doen naleven. Als klager zal u dus niet over dezelfde rechten beschikken dan wanneer u vervolgd wordt. U kunt steeds vragen om op de hoogte gehouden te worden van het verloop van de procedure, maar u kunt het dossier nooit raadplegen en zal nooit partij bij de zaak zijn. U kunt echter wel gehoord worden door een verslaggever of zelfs als getuige opgeroepen worden door de Uitvoerende Kamer (en enkel indien de Kamer dat wenst).

U zult ingelicht worden over de datum van de zitting, die u mag bijwonen tenzij de Uitvoerende Kamer ze achter gesloten deuren wil houden.

U kan geen beroep aantekenen tegen een beslissing die ten aanzien van een confrater genomen werd en even- min een voorziening in cassatie indienen. U kunt inge- licht worden over het resultaat van de tuchtprocedure, maar u kan geen kopie van de beslissing opvragen (dat is logisch, gezien de plicht tot loyaliteit en oprechtheid van het vervolgde lid wanneer hij voor een Kamer moet verschijnen).

Conclusie

We hopen dat we u het verloop van een tuchtprocedu- re beter hebben leren kennen en voldoende benadrukt hebben dat de tuchtprocedure, hoewel ze niet volledig schriftelijk is (u wordt verzocht om mondelinge toelich- tingen te geven hetzij voor een verslaggever hetzij op de zitting) toch grotendeels bepaald wordt door de voorge- legde bewijsstukken, met name documenten en geschrif- ten die uw beweringen en uw verdedigingsmiddelen ge- loofwaardig maken.

In het kader van een tuchtprocedure bent u verplicht om te antwoorden aan de rechtskundige assessor en op de vragen van de verschillende Kamers, maar de rechten van de verdediging zijn steeds gewaarborgd en u zal steeds de mogelijkheid hebben om in beroep te gaan.

Aarzel nooit om zelf de eerste stap te zetten en contact op te nemen met de diensten van het Instituut wanneer u twijfels heeft over de houding die u ten aanzien van een cliënt, een bestuur of in het kader van rechtsprocedures die tegen u aangespannen worden, moet aannemen.

Vergeet niet dat een oproeping voor de Uitvoerende Ka- mer vaak te wijten is aan het uitblijven van een reactie van het vervolgde lid en dat niemand erbij gebaat is : ze is kostelijk voor het lid en voor het Instituut, ze is tijd- rovend en slorpt heel wat fi nanciële, materiële en men- selijke middelen op die het Instituut liever besteedt aan de bevordering van het beroep, de verdediging van zijn leden en de bestrijding van de onwettige uitoefening van het beroep.

Sven ANDERSEN Plaatsvervangend secretaris van de Franstalige Uitvoerende Kamer sven.andersen@ipcf.be De auteur schrijft hier louter in persoonlijke naam.

De tekst is niet bindend ten aanzien van het Instituut en haar organen.

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

Omzetting door de fi scus van roerende inkomsten in beroepsinkomsten

Artikel 37 van het WIB 1992 luidt als volgt : «Onvermin- derd de toepassing van de voorheffingen, worden inkom- sten van onroerende goederen en van roerende goederen en kapitalen als beroepsinkomsten aangemerkt wanneer die goederen en kapitalen worden gebruikt voor het uitoe- fenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten».

Het gebeurt soms echter dat de administratie op basis van artikel 37 van het WIB 1992 van mening is dat roe- rende inkomsten (hoofdzakelijk interesten) die voort- gebracht worden op professionele bankrekeningen als beroepsinkomsten moeten worden beschouwd. De admi- nistratie komt soms tot dezelfde conclusie wanneer deze interesten betrekking hebben op privéspaarrekeningen die bijkomstig voor beroepsdoeleinden werden gebruikt (bv. betaling van een factuur via die rekening).

Een voorbeeld hiervan wordt gegeven door een casus die werd voorgelegd aan het hof van beroep van Gent (arrest van 20 mei 2008). Bij een belastingcontrole verkrijgt de administratie toegang tot de professionele bankreke- ning van een apotheker. De fi scus stelt vast dat de be- lastingplichtige zijn te veel aan liquide middelen op een spaarrekening stort. Af en toe worden leveranciers van die spaarrekening betaald. Volgens de administratie zijn de op die rekening geïnde interesten beroepskosten zo- als bedoeld in artikel 37 van het WIB 1992. De belasting- plichtige betwist deze belasting en is van mening dat de bedragen die op de spaarrekening worden gestort privé- gelden zijn die niet worden gebruikt voor de uitoefening van de beroepsactiviteit.

Volgens het hof van beroep van Gent dat de belasting- plichtige gelijk geeft, volstaan de verschillende vaststel- lingen van de fi scus niet om te beschouwen dat de op de bankrekening gestorte gelden gebruikt worden voor de uitoefening van de beroepsactiviteit.

Het hof formuleert het als volgt : een andere beslissing zou er toe leiden dat alle inkomsten die voortkomen uit gelden die uit beroepsinkomsten voortvloeien zelf be- roepsinkomsten vormen. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest van de wetgever. Het feit dat de belastingplich- tige zijn leveranciers af en toe van zijn spaarrekening betaalt, volstaat dus niet om te beschouwen dat de kapi- talen die op de spaarrekening worden geplaatst gebruikt worden voor de uitoefening van de beroepsactiviteit.

Dit arrest van het hof van beroep geeft een strikte in- terpretatie van artikel 37 van het WIB 1992 : opdat de inkomsten die voortkomen uit het geheel of een deel van roerende goederen en de inkomsten van kapitalen zouden worden beschouwd als beroepsinkomsten in de zin van artikel 37 van het WIB 1992, moeten de activa die deze opbrengsten voortbrengen in België of in het buitenland worden gebruikt voor de uitoefening van de beroepsactiviteit van de verkrijger. Is dat niet logisch ?

Pierre-François COPPENS Belastingconsulent, Jurist (Kantoor Stratefi) Docent bij FUCaM en bij de Chambre belge des comptables

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien geen akkoord wordt bereikt over een tijdschema, gelden de termijnen voorzien in artikel 1218 van het Gerechtelijk Wetboek, behalve in het geval van afwijking, het akkoord

Bij gebreke aan een overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de kosten hetzij omstandigheden die een andersluidende beoordeling rechtvaardigen wordt overeenkomstig art.

De rechtbank merkt vooreerst op dat het kind in deze zaak, gezien haar jonge leeftijd, niet gehoord zal worden. De voorliggende stukken in het dossier bieden overigens

8 Met dien verstande dat als de kosten een gemengd karakter hebben – een situatie die uiteraard enkel voor de natuurlijke personen bestaat – deze opgesplitst moeten worden, al

Ter herinnering : de beklaagde werd veroordeeld tot een ge- vangenisstraf van vier jaar (hij werd ook vervolgd voor an-.. dere feiten dan de onwettige uitoefening van het beroep van

Dit artikel preciseert dat «de verliezen van de ven- nootschappen die door natuurlijke personen ten laste worden genomen, geen beroepskosten zijn behoudens indien het gaat

We hopen dat een rechtbank onze redenering zal vol- gen door te oordelen dat, bij ontstentenis van een af- doende bewezen onwettige uitoefening in hoofde van een natuurlijke persoon

• het initiatief wordt via route 2 sneller mogelijk gemaakt, omdat a) de reguliere procedure van toepassing is (8 weken), b) het adviesrecht van de gemeenteraad waarschijnlijk