• No results found

De predikant als academisch theoloog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De predikant als academisch theoloog"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De predikant als academisch theoloog

De predikant is theoloog, althans veel kerkgenootschappen stellen de eis dat hun voorgangers een academische theologische opleiding moeten hebben ge- volgd. Deze eis is echter niet onomstreden. Zo heeft binnen de Protestantse Kerk in Nederland inmiddels de kerkelijk werker een eigen plaats verworven.

Om als kerkelijk werker aangesteld te kunnen worden, moet deze persoon eerst een opleiding theologie op hbo-niveau hebben gevolgd. Een aantal van deze kerkelijke werkers is in gemeenten werkzaam waar de predikantsplaats structureel vacant is. Ondanks het kerkordelijk afgebakende werkterrein blij- ken deze kerkelijk werkers plaatselijk gewoon het werk van een predikant te doen. Behalve dat ze voor een plaatselijke gemeente goedkoper zijn dan een predikant, hebben ze in de ogen van sommige gemeenteleden nog een ander voordeel: hun preken vallen veel beter te begrijpen dan die van aca- demisch geschoolde predikanten. Ook het boek Biografie van de dominee van Gerben Heitink roept de vraag op in hoeverre er behoefte is aan predikanten met klassiek theologische competenties. In het laatste hoofdstuk over de toekomst van het predikantschap – Om de toekomst van een ‘overbodig’

beroep – legt Heitink zijn visie op tafel, waaruit blijkt dat de verkondiging van Gods Woord volgens hem niet tot het takenpakket van iedere predikant hoeft te behoren. In het team van predikanten kunnen volgens hem naast academisch geschoolde theologen ook hbo-theologen, agogen en antropolo- gen een plek krijgen.1

De Protestantse Kerk in Nederland heeft kerkordelijk vastgelegd wat de opleiding van de predikanten dient te omvatten. Toekomstige predikanten dienen naast de beheersing van de grondtalen van de heilige Schrift werk te maken van de wetenschappelijke bestudering van een aantal in de ogen van de kerk relevante zaken, alsmede een stage te volgen (Ordinantie 13-1- 3.4). De expliciete vereiste van beheersing van de grondtalen laat zien dat de protestantse kerk ervan uitgaat dat de predikant nog steeds en allereerst dienaar van het Woord is.2 Van iedere predikant wordt immers verwacht dat hij in kerkdiensten voorgaat en er Gods Woord verkondigt. Dat is zijn

1 Gerben Heitink, Biografie van de dominee, Baarn: Ten Have 2001, 286.

2 Vgl. dienstboek II voor de Protestantse Kerk in Nederland waar bij de orden voor de bevestiging van ambtsdragers wordt gesproken over ‘een dienaar des Woords’. Dienstboek. Een proeve: Leven, Zegen, Gemeenschap, Zoetermeer: Boekencentrum 2004, 242, 249, 253.

(2)

core business, van waaruit de rest van het predikantschap zich ontvouwt. In het navolgende willen we nagaan waarom het voor predikanten van belang is dat zij academisch worden geschoold. Daarna zullen we nog een enkele opmerking maken over de Permanente Educatie zoals die thans binnen de Protestantse Kerk in Nederland gestalte krijgt.

Het belang van een academische theologische opleiding

Kerken in de lutherse en gereformeerde traditie vragen vanouds van al haar predikanten een academische theologische opleiding omdat zij vinden dat predikanten direct toegang moeten hebben tot de bronteksten van het chris- telijk geloof.3 Predikanten moeten deze bronteksten, zoals de heilige Schrift, geschriften van kerkvaders en belijdenisgeschriften, zelfstandig en kritisch kunnen bestuderen waardoor zij in staat zijn zelf een oordeel daarover te vormen. De directe toegang van predikanten tot de bronteksten was in het verleden reden om een universiteit te stichten of een theologische hogeschool op te richten.

Er zijn tegenwoordig ook andere redenen om predikanten universitair op te leiden. De samenleving, maar ook de kerkelijke context, is de laatste decennia een stuk complexer geworden. In vergelijking tot vroeger zijn er binnen één gemeente meer opvattingen omtrent het geloof en het predi- kantschap waarmee een predikant rekening dient te houden. Daarnaast is het gemiddelde opleidingsniveau van de bevolking de laatste decennia in Nederland enorm gestegen. Waren een halve eeuw geleden in een dorp de predikant, de dokter, de notaris en misschien nog een enkeling de enigen die een universitaire opleiding hadden genoten, tegenwoordig zijn dat er veel meer. Vaak is de predikant binnen een gemeente al lang niet meer degene die veruit het meeste onderwijs heeft genoten. Bovendien zijn gemeenteleden mondiger geworden. Met het wegvallen van de traditionele gezagsstructuren maakt dat de positie van de predikant als theologische professional minder vanzelfsprekend. Hij is een gelovige geworden te midden van andere gelovi- gen. Zijn theologische deskundigheid wordt niet door iedereen gehonoreerd, omdat gemeenteleden zelf al een mening over een onderwerp hebben of hun informatie van elders halen. Tegelijkertijd wordt wel van de predikant verwacht dat hij weet om te gaan met verschillende opvattingen en moeilijke situaties binnen de gemeente. Hij moet geestelijk leiding kunnen geven, de gemeente toerusten, en in staat zijn zelfstandig te reflecteren over uiteenlo- pende onderwerpen die voor de kerk van belang zijn.

In zijn boek Paradoxaal leiderschap merkt Rein Nauta op dat veel predi-

3 In de meer bevindelijke stromingen binnen het calvinisme hecht men soms geen of weinig waarde aan een academische theologische opleiding voor predikanten.

(3)

kanten hun theologiestudie als een noodzakelijke voorwaarde zien voor het werk dat ze graag doen. Als ze eenmaal aan het werk zijn, blijkt dat er weinig tijd is om na te denken over theologische vragen, noch hebben ze het idee dat de noodzaak ertoe groot is. De theologische arbeid van een predikant beperkt zich vaak tot enkel tot de voorbereiding van de preek. ‘Tegen beter weten in heeft zich zo al spoedig de scheiding tussen theologie en pastoraat voltrokken. Het is een scheiding zowel naar tijd als ruimte. In de tijd betekent die scheiding dat theologie behoort tot dat wat men leerde en vroeger geleerd heeft. Naar ruimte betekent die scheiding dat de theologiebeoefening een zaak van anderen is geworden en elders plaatsvindt. De akelige conclusie van deze ontwikkeling die zich vrijwel onvermijdelijk voltrekt, moet zijn dat pre- dikanten en pastores worden opgeleid tot een bedrijf dat door hen niet wordt gepraktiseerd, terwijl ze voor wat zij wél doen de nodige scholing missen.’4 De observaties en de gevolgtrekking van Nauta zullen door veel predikanten worden herkend. Toch bevredigen zij niet. Niet alleen zijn er uitzonderingen – predikanten die de theologische arbeid wel serieus blijven nemen – maar ook worden (wetenschappelijke) theologie en kerkelijke praktijk uit elkaar getrokken waarbij de suggestie is dat theologie zich beperkt tot geloofsvoor- stellingen en theorieën, en pastoraat tot de handelingen die in de kerkelijke praktijk plaatsvinden. Deze tegenstelling is grotendeels artificieel. Pastoraat staat namelijk niet los van de theologie. Juist in het pastoraat komen bete- kenissen aan het licht die gelovigen aan geloofsvoorstellingen geven. En het omgekeerde geldt evenzo. Theologie staat niet los van de praktijk omdat zij reflecteert op de door gelovigen gehanteerde geloofsvoorstellingen en op kerkelijke praktijken. Wanneer predikanten mensen daadwerkelijk willen helpen bij hun geloven dan zullen zij hun theologische competentie moeten aanwenden. De vraag is dan hoe de predikant in zijn werk gebruik maakt van de theologische wetenschap.

Kennis en theologische habitus

De predikant is een theologische professional in de zin dat hij ervoor heeft geleerd. Van de predikant mag dus specifieke kennis op het terrein van ge- loof en kerk worden verwacht die gemeenteleden veelal niet hebben. Zijn theologische professie bestaat er onder andere uit dat hij die kennis vrucht- baar weet te maken. Daartoe is hij immers geroepen als herder en leraar. Ik wil dit aan de hand van een aantal voorbeelden verduidelijken.

Van een predikant wordt allereerst kennis van het christelijk geloof, de Bijbel en de christelijke traditie verwacht. Zo kunnen preken die niet boven

4 Rein Nauta, Paradoxaal leiderschap. Schetsen voor een psychologie van de pastor, Nijmegen:

Valkhof Pers 2006, 112v.

(4)

het niveau van een zondagsschoolverhaal uitkomen vaak niet op veel waar- dering van kerkgangers rekenen. Veel mensen gaan op zondag naar de kerk in de hoop dat zij op enigerlei wijze geraakt zullen worden. Dat kan tijdens de preek gebeuren als Gods Woord wordt verkondigd en in verband wordt gebracht met de levens van de kerkgangers. Dit geraakt worden zal alleen dan plaatsvinden als de predikant zelf geïnspireerd is én zijn opdracht als uitlegger van de heilige Schrift en hermeneut serieus neemt. Immers, slechts weinigen worden in een preek door herhalingen en gemeenplaatsen geraakt.

Omdat de predikant weet heeft van de ontstaansgeschiedenis van de Bij- bel, de uitlegtraditie, het belijden van de kerk en de context waarbinnen de verkondiging plaatsvindt, mag van hem een diepgravende omgang met Bijbelteksten worden verwacht. Ook mag worden verwacht dat hij zijn ge- meenteleden kritisch maakt ten aanzien van populaire geloofsvoorstellingen.

Gods woord gaat dieper dan enkel ‘God is liefde’ en ‘als je maar goed voor je medemens bent, komt het wel goed’.

Ten aanzien van de liturgie mag van een predikant worden verwacht dat hij weet wat hij doet. Enerzijds worden hem soms liturgische suggesties aangereikt waarbij zich theologische vragen laten stellen. Zo stond er op het Oecumenisch Leesrooster voor de eerste zondag van de veertigdagentijd 2014 als alternatieve lezing het verhaal van Jezus’ intocht in Jeruzalem, een verhaal dat traditioneel op de laatste zondag van de veertigdagentijd wordt gelezen. Van een predikant mag worden verwacht dat hij met zijn kennis van liturgie niet alles domweg overneemt wat hem van verschillende kanten wordt aangereikt. Anderzijds vraagt het ook dat hij kritisch naar zichzelf kijkt. Sommige predikanten hebben de neiging zich bij hun gemeenteleden populair te maken door de kerkdienst vooral ‘niet te zwaar’ te maken. An- ders gezegd, een kerkdienst moet ook ‘leuk’ zijn. Wanneer een predikant op zondag tijdens het EK-voetbal met een oranje ‘Hup Holland Hup-sjaaltje’

in plaats van de gebruikelijke stola over zijn toga de kerk binnenkomt en vervolgens ‘Piet Hein!, Piet Hein!, Piet Hein, zijn naam is klein’ en andere vaderlandslievende liederen laat zingen5, dan geeft hij niet alleen blijk geen verstand van liturgie te hebben maar ook van weinig kritisch vermogen over zijn rol als liturg binnen een geloofsgemeenschap na te denken. ‘Zalig ben je [als liturg] als je weet wat je doet!’6

Buiten kerkdiensten om is er ook vraag naar kennis over geloven, de Bijbel en de christelijke traditie. In de jaren zeventig en tachtig van de vo- rige eeuw waren het met name de leerhuizen die in die behoefte aan ken-

5 Dit voorval is niet fictief. Het vond plaats in een protestantse gemeente in de provincie Overijssel en werd me verteld door een emeritus-predikant die naar eigen zeggen voor het eerst in zijn leven tijdens een dienst de kerk is uitgelopen.

6 Uitspraak van Jezus in de Codex Bezae Cantabrigensis (zie: kritisch apparaat bij Lucas 6,4).

(5)

nis voorzagen. Predikanten voorzagen geïnteresseerde gemeenteleden van kennis over het ontstaan van de Bijbel, de verschillende wijzen van uitleg, godsbeelden, praktische kanten van geloven, etc. Vanuit de universitaire we- reld kwamen daarvoor handreikingen in de vorm van boekjes die de toen- malige stand van de theologische wetenschap populariserend weergaven.7 Deze boekjes vonden hun weg naar het grondvlak van de kerk en hebben veel bijgedragen aan de theologische kennis binnen de gemeenten. In de loop van de jaren is dat veel minder geworden. Allereerst wordt er vanuit de universitaire wereld nauwelijks nog de moeite genomen om wetenschap- pelijke inzichten te vertalen naar het grondvlak van de kerk. Een predikant die zijn gemeenteleden maar ook anderen nieuwe inzichten vanuit de theo- logische wetenschap wil aanbieden, moet nu veelal zelf de vertaalslag naar het grondvlak maken. Daarnaast, althans dat is mijn indruk met betrekking tot veel midden-orthodoxe gemeenten, worden er in het kader van ‘Vorming en Toerusting’ vaak boeken gelezen die een persoonlijk verhaal vertellen van iemands eigen omgang met de geloofstraditie. 8 Dit persoonlijke verhaal kan zeer verschillende vormen aannemen. Het kan een afscheid inhouden van aloude geloofsvoorstellingen, zoals de voorstelling van een persoonlijke God tot wie een mens zich kan richten. Zo’n verhaal zal bij sommige gemeen- teleden herkenning oproepen omdat zij het levensgevoel delen dat achter deze verhalen schuilgaat. De predikant zou met zijn kennis moeten laten zien wat er op het spel staat wanneer bepaalde geloofsvoorstellingen worden losgelaten. Wat dat betekent voor de beelden van God en mens, en hoe die beelden zich vervolgens verhouden tot de Bijbel en de christelijke traditie.

Het persoonlijke verhaal kan ook de vorm aannemen van een spirituele zoektocht waarbij ideeën uit de esoterie of gnostiek worden omarmd. Als theoloog zou de predikant de implicaties van zulke verhalen moeten kunnen overzien en weten waar deze verhalen afwijken van de kerkelijke traditie.

Bovendien moet hij erop bedacht zijn dat verschillende van deze boeken met persoonlijke verhalen weerklank vinden binnen de gemeente, ook wanneer ze niet gezamenlijk in de gemeente worden gelezen.

De specifieke kennis van een predikant reikt verder dan alleen kennis over geloven en de Bijbel. Ten tijde van het Samen op Weg-proces beheers- ten soms karikaturen en spookbeelden de plaatselijke discussie over een

7 Een willekeurige greep: Cahiers voor de gemeente (10 delen), Kampen: Kok 1966-1976; C.J. La- buschagne, Wat zegt de bijbel in GODS naam? Nieuwe bijbeluitleg en modern godsgeloof, ’s Gra- venhage: Boekencentrum 1977; C.J. Labuschagne, Gods oude plakboek. Visie op het oude testament,

’s Gravenhage: Boekencentrum 1978; M. de Jonge & H.M.J. van Duyne, Van tekst tot uitleg. Luis- teroefeningen in het Nieuwe Testament, ’s Gravenhage: Boekencentrum 1982; Ed Noort, Geweld in het Oude Testament. Over woorden en verhalen aan de rand van de kerkelijke praktijk (Ter Sprake 28), Delft: Meinema 1985.

8 Recente voorbeelden zijn Carel ter Linden, Wat doe ik hier in godsnaam? Een zoektocht, Amster- dam: Arbeiderspers 2013; Werner Pieterse, Wat blijft. God na de kaalslag, Utrecht: Kok 2014.

(6)

eventueel samengaan van de hervormde gemeente met de gereformeerde kerk. Zo zouden gereformeerden bijvoorbeeld de hervormde kerk hebben verlaten waarna er door sommige hervormden werd opgemerkt dat zij dan maar moeten terugkeren naar de moederkerk. Afgezien van het feit dat er destijds redenen waren om met de Nederlandse Hervormde Kerk te breken, klopt deze redenering op sommige plaatsen gewoonweg niet.9 Het is de rol van de predikant deze karikaturen bloot te leggen. Dit kan hij alleen doen als hij weet heeft van de plaatselijke kerkgeschiedenis die hij kan relateren aan de Nederlandse kerkgeschiedenis. Een ander voorbeeld is de regionali- sering die thans in sommige streken in Nederland plaatsvindt. Doordat de predikant van buiten de gemeente komt, kan hij met iets meer distantie naar de plaatselijke situatie kijken en daardoor soms dingen opmerken die ande- ren niet zien. Zo liggen in Oost-Groningen twee dorpen vlak naast elkaar die elk een hervormde gemeente en gereformeerde kerk hebben. In het ene dorp, Midwolda, werd vanouds de hervormde kerk bevolkt door de (here-) boeren en de gereformeerde kerk door landarbeiders. Deze kerk is vlak na de Afscheiding ontstaan. In het andere dorp, Oostwold, is de gereformeerde kerk ten tijde van de Doleantie ontstaan en werd deze met name door boeren bevolkt, terwijl het overgrote deel van de landarbeiders de hervormde kerk trouw bleef. De hervormde gemeente van Oostwold heeft een duidelijke con- fessionele/gereformeerde bonds-signatuur terwijl de andere drie kerken als midden-orthodox kunnen worden gekarakteriseerd. Hoewel zij alle vier niet meer in staat zijn afzonderlijk een predikant te beroepen, lukt het hen niet tot een vorm van structurele samenwerking te komen. Door landelijke ont- wikkelingen voelt men echter wel de druk om tot een vorm van samengaan te komen. In deze situatie zou de predikant met kennis van sociologische processen en van de geschiedenis van de kerk de afzonderlijke gemeenten/

kerken kunnen uitleggen dat dit niet het moment is om over een eventueel samengaan te spreken vanwege de (nog) aanwezige culturele en modaliteits- verschillen.

Een academische theologische opleiding biedt de predikant meer dan al- leen specifieke kennis. Als het goed is ontwikkelt hij ook een theologische habitus, een attitude waarbij hij een fijngevoeligheid voor theologische vra- gen aan de dag legt maar ook theologisch positie durft te kiezen. De kerk is immers niet alleen een geloofsgemeenschap maar ook een interpretatiege- meenschap. Steeds opnieuw moet worden bepaald wat een christelijk stand- punt of houding is ten aanzien van maatschappelijke tendensen, culturele

9 In Lollum ging bijvoorbeeld de gehele hervormde gemeente onder leiding van de predikant mee met de Doleantie. Plaatselijk was er dus geen kerkscheuring; alleen een breken met de landelijke kerk.

In Harkema is de hervormde gemeente via de gereformeerde kerk in hersteld verband uit de gere- formeerde kerk voortgekomen. De gereformeerde kerk van Ameland is ten slotte ontstaan doordat een aantal leden zich van de doopsgezinde gemeente van Hollum hadden afgesplitst.

(7)

fenomenen of wetenschappelijke inzichten. Toen de landelijke overheid het burgerlijk huwelijk openstelde voor mensen van hetzelfde geslacht, werd het een vraag voor de kerken welke huwelijken zij wilde (in-)zegenen. De Protes- tantse Kerk in Nederland liet de beslissing feitelijk over aan de plaatselijke gemeenten. Iedere gemeente mocht zelf een standpunt innemen. Binnen één gemeente zijn er vaak verschillende opvattingen en bij ‘gevoelige punten’

wordt er door gemeenteleden van alles geroepen. Om de twee uitersten te noemen: twee mensen van hetzelfde geslacht kunnen voor de Nederlandse wet trouwen en dus moet hun huwelijk ook in de kerk kunnen worden inge- zegend. De andere opvatting is dat het in Gods ogen een gruwel is als twee mannen een seksuele relatie onderhouden (Lev. 18,22) en dus is het inze- genen van een huwelijk van twee mensen van hetzelfde geslacht in de kerk niet mogelijk. Aan de eerste opvatting ligt geen theologische overweging ten grondslag, terwijl de tweede opvatting in ieder geval voorbijgaat aan in- zichten en resultaten die de bijbelwetenschappen de afgelopen tweehonderd jaar hebben voortgebracht. Tot die inzichten hoort de contextafhankelijkheid van bijbelteksten waardoor wij ons bewust zijn geworden van de kloof die er in tijd en culturele omstandigheden bestaat tussen de context waarin de verschillende auteurs van de Bijbel leefden en de context waarin wij leven.

Wij kunnen daardoor bijbelteksten niet zondermeer overzetten naar onze tijd. Bovendien heeft de bijbelse theologie ons bewust gemaakt van het ver- schil in ‘soortelijk gewicht’ van teksten. Bij een theologische positiebepaling dienen wij meer gewicht toe te kennen aan bijbelteksten die aansporingen en vermaningen van Jezus bevatten dan aan bijbelteksten die bepalingen en regels weergeven die Israël als Gods volk in acht moest nemen.

De predikant kan nu op verschillende manieren reageren. Hij kan de opvatting uitdragen waarvan hij veronderstelt dat de meerderheid van zijn gemeenteleden die huldigt of waarvan hij denkt dat die van hem wordt ver- wacht, hij kan zich op de vlakte houden, óf hij kan zijn theologische compe- tentie aanspreken. Zijn theologische competentie begint ermee dat hij ver- stand van bijbelteksten heeft. De predikant kan de bijbeltekst in de grondtaal lezen (of: ontcijferen), heeft kennis van de tijd en cultuur waarin de tekst is ontstaan, kan de tekst in het grotere geheel van de Bijbel plaatsen, en heeft weet van de uitleggeschiedenis en van hermeneutiek. Deze kennis brengt de predikant in verband met de vraag waarvoor hij zich gesteld weet en zo vormt hij zich een theologische opvatting over het inzegenen van huwelijken.

Zijn opvatting wordt steviger als de predikant intellectueel eerlijk te werk gaat door ook opvattingen van anderen bij zijn overweging te betrekken, met name van hen die een andere of zelfs een tegenovergestelde opvatting hebben. Tot een gezonde theologische habitus hoort ook het vermogen zich te laten corrigeren. Ten slotte brengt de predikant zijn theologisch gemoti- veerde opvatting in de gemeente in, ook als hij vermoedt dat hij zich daar-

(8)

door niet bij iedereen geliefd maakt. Op deze wijze levert hij als theoloog een bijdrage aan het kerkelijk gesprek ter plaatse in de hoop dat hij daarmee ook zijn gemeenteleden helpt met hun geloven.

De eigen theologische positiekeuze kan de predikant soms in een lastig parket brengen want niet ieder gemeentelid zit op een voorganger te wachten die zich als een theologische professional gedraagt. (Nieuwe) theologische inzichten brengen bij sommige gemeenteleden verwarring teweeg omdat die afwijken van wat hun vroeger is geleerd over God en de Bijbel. Ook zijn er gemeenteleden die zeer hechten aan vaste structuren en ijkpunten. Dit punt speelt met name bij de prediking. Rust in de gemeente of in het uiterste geval zelfs de eigen positie kunnen op het spel komen te staan als de predikant zijn theologische habitus serieus neemt. Dit kan bij de predikant een innerlijk dilemma veroorzaken. Laat hij zich in zijn verkondiging leiden door wat de gemeente graag hoort óf is hij zozeer innerlijk overtuigd van de juistheid van theologische kennis en inzicht dat hij zich daardoor laat leiden? Daar komt bij dat in de laatste decennia in de kerkelijke praktijk steeds minder gewicht wordt toegekend aan het ambt van predikant. Dit hangt onder an- dere samen met maatschappelijke ontwikkelingen waardoor formeel gezag en gezagsverhoudingen minder vanzelfsprekend zijn geworden. Eén van de kenmerken van het ambt is dat het de persoon draagt en hem in zijn hoeda- nigheid als ambtsdrager beschermt. Nu in de praktijk het ambt steeds minder belangrijk wordt, komt het predikantschap meer en meer op de persoon van de predikant te rusten. Of anders gezegd, de persoonlijke eigenschappen van een predikant worden steeds belangrijker, getuige ook de advertenties in het blad Kerkinformatie waarin gemeenten personen uitnodigen om op de predikantsvacature in hun gemeente te solliciteren.10 Welke gemeente vraagt nog om een predikant met een uitgesproken theologische habitus? Veeleer worden er predikanten gevraagd die verschillende groepen in de gemeente weten aan te spreken, jongeren en jong volwassenen kunnen bereiken en activeren, creatief zijn, humor bezitten, etc. Predikanten worden daardoor gevoeliger voor wat men van hen vindt.

Tot slot mag van een academisch gevormde predikant ook worden ver- wacht dat hij kan reflecteren op de hem omringende cultuur en op verschil- lende situaties waarin hij zich bevindt. Vervolgens moet hij in staat zijn een visie te ontwikkelen: visie op welke werkzaamheden hij als predikant wel en niet doet, en visie op (de toekomst van) zijn gemeente en op het wezen van de kerk. Lange tijd waren geloven en kerk binnen de christelijke gemeente vanzelfsprekend. Die tijd ligt zo langzamerhand op veel plaatsen achter ons.

Meer dan vroeger zal een predikant moeten nadenken over wat het navolgen

10 Het blad Kerkinformatie verschijnt elf keer per jaar als officieel orgaan van de Protestantse Kerk in Nederland.

(9)

van Jezus vandaag de dag inhoudt, wat kerk is, wat secularisatie voor de kerk betekent, maar ook wat krimp voor de kerk als organisatie betekent.

Enkel ‘op de winkel passen’ kan niet meer, als dat ooit al kon. Veel kerken in Nederland bevinden zich in een transitie waarvan niemand weet wat de uitkomst is. Ondertussen proberen met name op het platteland kerkelijke bestuurders soms tegen beter weten in hun plaatselijke gemeenten overeind te houden en kerkgebouwen open te houden. Hun beleid is veelal gericht op het in stand houden van wat er over is van de bloeiende gemeenten van weleer. Gelukkig zijn er ook uitzonderingen, gemeenten die nog steeds of opnieuw bloeien én kerkenraden die verder durven te kijken. Een predikant zou de kerkenraad moeten helpen bij het ontwikkelen van een reële visie op de toekomst van de gemeente waarbij het niet zozeer om de organisatorische aspecten gaat maar veeleer om het wezen van de gemeente: voor wie is zij gemeente van Christus (roeping) en waartoe is zij gemeente van Christus (identiteit)?

Permanente educatie

Sinds 1 september 2012 zijn predikanten en kerkelijk werkers binnen de Protestantse Kerk in Nederland verplicht zich blijvend te laten bij- en na- scholen. Voor predikanten die langer dan vijf jaar in de kerk werkzaam zijn, is daarvoor de voortgezette nascholing in het leven geroepen: de Permanente Educatie. Doel van de Permanente Educatie is een kwaliteitsimpuls door- dat predikanten en kerkelijk werkers verplicht worden om als predikant, catecheet of pastor hun vak bij te houden. Zij behelst het ‘[o]p peil houden en uitbreiden van de vakkennis. Werken aan eigen competenties en vaardig- heden’.11 De Protestantse Kerk in Nederland bepaalt middels de Commissie voor de Permanente Educatie het scholingsprogramma. Een deel van het programma wordt door de Protestantse Theologische Universiteit verzorgd, het zogenoemde aangestuurde deel. Alle predikanten dienen gedurende een cyclus van vijf jaren ten minste één cursus op het gebied van de bijbelse theologie te volgen, één op het gebied van de systematische theologie en één op het gebied van de praktische theologie. Verder blijkt uit het accredita- tiekader dat de Permanente Educatie vooral competentiegericht leren is. Er worden voor een gemeentepredikant niet minder dan 14 domeincompetenties onderscheiden!

Wat betekent de Permanente Educatie voor de predikant als theoloog? De predikant wordt na zijn afstuderen verplicht zijn vak serieus te nemen door

11 Zie voor de Permanente Educatie in de Protestantse Kerk in Nederland http://www.pkn.nl/actief- in-de-kerk/werken/gemeentepredikant/Paginas/Permanente-Educatie.aspx en achterliggende inter- netpagina’s.

(10)

zich blijvend te ontwikkelen middels de aangeboden scholing. Het is van de Commissie voor de Permanente Educatie een goede zet geweest predikan- ten te verplichten zich in de drie bovengenoemde gebieden te verdiepen. Zo wordt de breedte van de theologische wetenschap voor het predikantschap onderstreept en het voorkomt dat een predikant zich al te eenzijdig ontwik- kelt.

De term Permanente Educatie doet vermoeden dat er een doorgaande leerlijn is. Men zou dus verwachten dat het scholingsaanbod van de Per- manente Educatie in het verlengde van de gevolgde academische opleiding ligt, dat er aandacht is voor recente ontwikkelingen binnen de verschillende theologische disciplines. Dit is maar ten dele het geval. Het huidige scho- lingsaanbod is te veel afhankelijk van wat docenten van de Protestantse Theologische Universiteit en derden toevalligerwijs in de aanbieding heb- ben. Ook is niet altijd duidelijk wat de toegevoegde waarde van sommige cursussen is voor de uitoefening van het predikantschap. Eerlijkheidshalve moet worden opgemerkt dat dit vaker geldt voor cursussen binnen het open erkende deel dan voor het aangestuurde deel. Om er een echte permanente educatie van te maken zouden er meer updates en upgrades van de ver- schillende theologische disciplines moeten komen. Op zich hoeft dat niet zo moeilijk te realiseren zijn, omdat reguliere studenten deze vakken ook moeten volgen. In een iets aangepaste vorm zouden ze ook aan predikanten kunnen worden aangeboden. Veel van de huidige predikanten hebben bij- voorbeeld het vak theologie van het Oude Testament geleerd aan de hand van de oudtestamentische theologieën van Von Rad, Vriezen of Zimmerli.

Wat is er tegen om hun dit vak opnieuw te laten volgen, maar nu aan de hand van de Theology of the Old Testament van Brueggemann?12 Datzelfde geldt voor de theologie van Paulus, nieuwe ontwikkelingen in de homiletiek, dogmatiek, etc. Dan wordt er daadwerkelijk gewerkt aan het op peil houden en uitbreiden van de vakkennis.

Daarnaast kan de kerk ook nadenken over wat zij vindt wat een predi- kant tegenwoordig zou moeten weten en kunnen. Voor welke problemen en uitdagingen staan predikanten en gemeenten vandaag de dag? De opgedane kennis tijdens de studie is lang niet altijd meer toereikend. Predikanten moe- ten bijvoorbeeld meer van de Islam weten dan dat de Islam vijf zuilen kent en moslims richting Mekka bidden. En hoe verhoudt zich het christelijk

12 Bij aanvang van de Permanente Educatie bestond er geen cursus Theologie van het Oude Testament.

Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst heeft de auteur van dit artikel hier naar gevraagd. Sinds het cursusseizoen 2013-2014 is er een cursus ‘Nieuwe ontwikkelingen rond de theologie van het Oude Testament’ in het scholingsprogramma opgenomen. Uitgangspunt daarbij vormt het boek van Hen- drik Koorevaar & Mart-Jan Paul (red.), Theologie van het Oude Testament. De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel. Deze cursus is een goed voorbeeld van een cursus die predikanten een update bieden van al bestaande vakkennis.

(11)

geloof tot de Islam? Hoe zou een theologia religionum eruit kunnen zien?

Vergelijkbare vragen laten zich met betrekking tot de huidige cultuur stellen.

Welke rol speelt het christelijk geloof en de kerk in het publieke domein? Wat betekent secularisatie voor de kerk? Hoe zit het met de zendingsopdracht van de kerk? Met dergelijke vragen worden sommige predikanten die al langer in de kerk werkzaam zijn nauwelijks geconfronteerd als ze deze vragen niet zelf stellen of nooit een studiedag daarover hebben gevolgd. De Permanente Educatie biedt de mogelijkheid het predikantencorps juist met actuele vra- gen in aanraking te brengen, maar dan moet de Commissie voor de Perma- nente Educatie er wel op aansturen dat er cursussen worden ontwikkeld die predikanten uitdagen om over deze vragen kritisch na te denken. Op deze wijze kan de theologische habitus van predikanten worden versterkt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl

Op mijn vraag naar de achtergrond van deze nieuwe regelgeving was zijn antwoord een forse stimulans voor mijn scepsis: ‘Dat moet van Europa, meneer.’. Paul Frissen is decaan

Freon gaat ervan uit dat de levensduur van de nieuwe windmolen tien jaar is en onafhankelijk is van de locatie. De gehele investering zal met jaarlijks gelijke bedragen in tien

Le esperan dos meses de subidas y bajadas por las montañas en compañía del rebaño, seis perros, un burro y Flaujat, el pastor que le enseñará lo necesario cuando acabe las

Met dit onderzoek komt de NZa tot de conclusie dat deze verzekeraars een eigen, interne systematiek hanteren voor het vaststellen van maximumtarieven, en niet uitgaan van

Waarschijnlijk heb ik geen larven gezien omdat ik alleen van dode bomen bast kon losmaken: daar is voor larven niks meer te halen..

Ook werd de procedure voor herziening van de richtlijn niet in alle richtlijnen beschreven en was deze procedure vaak niet geheel helder.. Een minderheid van de richtlijnen maakte

De Telegraaf heeft bericht, dat in de vertrouwelijke bespreking op 14 juli, ge- voerd door 't hoofdbestuur van onze par- tij met de dagelijkse besturen der