PROEFSTATION VOCE DE AKKEB- EN WIIDEBOUW
No, l-gl^tf^.
Syllabus METHODEN VAN BOTANISCH (MSLANDCNDBRZCIK EN GMSLANDWAARDBBBfGnr#f c u r s u s '
epecwvb I n l e i d i n g van Prof.Dr D.M.de VRIES t e Wageningen op 25 mei 1958 1958-1959
WAT CBPBB GBAsuro VERSTAAN WCBDT
Graslanden zijn terreinen, die beweid warden of waarvan veevoeder gewannen • wordt door maaien. 3h ons land wordt bovendien de e i s gesteld, dat op
der-gelijke terreinen grassen of grasachtige planten de toon aan moeten gevwi» Een klaver- of luzemeakker, een begraasde heide of een rietveld i s dus nog geen grasland,
WAT GRASUW) BIOlffLIJK 13
Oud© graslanden zijn plantengemeenschappen, waarvan de aamenstelling in even-wicht is met het milieu (klimaat, bodem en behandeling). Bij ongewijzigde be-handeling van het grasland b l i j f t de plantesoorten-inventaris (gemiddeld 32 soorten per 100 plukjes) dezelfde, maar de massaverhouding der soorten is aan -' ' schommeling onderhevig tengevolge van seizoen (14) en weersgesteldheid (13), KBIfZB VAM DB MBTHCOB- VAK CffDEIZCg
Deze wordt In hoofdiaak bepaald door het doel van het onderzoek, daarnaast door de lengte van het grasgewas en door oostandlgbedeti«
Indien het in de bedoeling l i g t verschuivingen in de massaverhouding der soorten vast t e s t e l l e n (ten gevolge van eultuurfflaatregelen, t e r toepaltag van seizoene- of weersinvloeden of voor waardering van het momentele gras-gewas), dan verkiest men de drooggewichteanalyse of haar vervangende schat-tingen van de gewichtsverhouding der soorten. Herhaald gewdchtsanalytiseh onderzoek van eenzelfde t e r r e i n l e e r t ons de dynamiek van het grasland ken-nen«
Wil men door een enkele bemonstering grasland typeren dan i s men aangewezen op de frequentie-methode, Chder frequentie (van voorkomen) wordt verstaan in hoeveel van een aantal oppervlakten van bepaalde grootte een soort aanwe-zig i s zonder meer. Het kont hierbij dus niet aan op de produktivlteit der-soorten of het aantal spruiten, waardoor z i j vertegenwoordlgd zij»» » a r op hun verspreidingsdichtheid, welke uiteraard minder aan schoaaeling onderhe-vig i s , vooral b i j een grote vakoaat. Uit een landbouwkundig oogpunt i s het echter ook gewenst, dat de »eest frequente of typerende soorten althans van betekenis z i j n , wat hun aandeel in de massa b e t r e f t , d.w.z, minstens 5% daar-van uitmaken. Daartoe i s de kleine oppervlakteaaat daar-van i/4 dm2 gekoaaa. De
1/4 ,dar~frequentie geeft toch nog een aanmerkelijk geringere schoaaeling t e . alen in de loop dér*tijd dan de produktie der soorten of de t a l r i j k h e i d van hun spruiten (U)ê
Verder hangt de keuze van de Methode ook af van de t i j d en kosten, die »en wil besteden, en van het personeel, waarover men beschikt. Zeer deskundig© . krachten kunnen binnenshuis en gemakkelijker nog in het veld, waar glans, kleur en groelwijae beter waarneembaar z i j n , schattingen verrichten, ' wat e « grote tijdsbesparing met aich mee brengt. Schattingen zijn uiteraard aiisder nauwkeurig dan analyses. Deme l a a t s t e worden op grote schaal verricht op de Afdeling V©getati#kunde van het I.B.S.
WIJZE VAN »«STBüBfG
Vroeger t r a c h t t e men voor botanisch onderzoek van een grasland een typische plek u i t t e soeken, die geheel werd geanalyseerd. Dit principe i s reeds lang verlaten en vervangen door het nemen van veel klefe» Monstertjes, regelmatig over het t e r r e i n verdeeld, ten eind® een goed gemiddeld beeld t e verkrijgen» Telkens voor de punt van i e schoen wordt er b i j een lang, b.v, n a a i r i j p , ge-m s ge-mn plukje gras afgesneden ge-met e « eplnaslenes, b i j kort g » s een booreel g œ « » met een grondboor (doorsnede 1/4 da?)# Dit geldt »owel voor
gtwichts-anmiyse a l s voor frequent ièbepaling^ net d i t verschil nochtans dat TOOT ceaeV
voegd worden an een grote, dubbele, geparaff ineerde zak, terwijl voor
laatst-genoemde method© elk© greep of elk boorsel in een apart papieren zakje wordt
gedaan, welke papieren zakjes dan worden verzameld in een grote zak»
De bij voorkeur gebezigde verdelingswijze van de looplijnen voor het nemen van grepen of boorsels is op een rechthoekig perceel aldusî een diagonaal met aân elke zijde op gelijke afstanden drie daaraan evenwijdige lijnen
(4,10,18),
Deze bemonsteringffwijie is beter dan te lopen volgens lijnen evenwijdig aan de lange kant van het perceel, omdat de greppels vaak evenwijdig lopen aan de sloten of houtwallen, bovendien vele akkers bol en talrijke percelen hol liggen. A n krijgt dan geen evenredige verdeling van de monstertjes overeen-komstig de hoogteligging. Indien men tot taak heeft een heel lang en smal
perceel te bemonsteren, is het echter*praktisch alleen een diagonaal te vol-gen en geen lijnen evenwijdig daaraan«
AANTAL TE N M B M MONSTERTJES
1 " " ' " ' ' ' " "" °' ' -»-»-«-•" ""•"*"' •" '"* %
Ter verkrijging van voldoende betrouwbare uitkomaten dient men voor gewichts-analytisch onderzoek van lang gras Î00 grepen af t e snijden (l8)j mocht het grasgewas zeer zwaar zijn, dan kan met 70 grepen worden volstaan.
Van kort gras moet men meer boorsels nemen om voldoende massa t e verkrijgen? 160 is voldoende (10)« Voor frequentiebepaling dient aan 100 grepen of boor-sels t e nemen (5)»
Genoemde aantallen gelden voor percelen t e r grootte van ongeveer Î ha»¥oor kleinere veldjes kan men met minder monstertjes volstaan {1,4,18}, naar het
i s niet raadzaam voor objecten van een proefveld beneden de 50 t e gaan, DE DROCffiEWICHTSAiALYSE
Dit is.de aangewezen werkwijze voor het botanisch onderzoek van proefveld-objecten.
Bij deze methode (10,18) worden de grasmonsters volgens de soortensainenstel-l i n g gesorteerd, de porties der afzondersoortensainenstel-lijke soorten in papieren aakjes gedaan en in een droogstof gedroogd, Later worden de inhouden der zakjes van eenzelfde monster achter elkaar luchtdroog gewogen, waarna de verkregen ge-wichten per soort in procenten van het t o t a a l worden omgerekend,
Monsters van een lang grasgewas zijn verreweg het bewerkelijkst, omdat a l het lange en grove materiaal, het zogenaamde bovengras, er eerst stuk voor' stuk moet worden uitgehaald. Het overblijvende ondergras, korter dan 15 e% kan worden gemengd, waarna ongeveer 1/8 of I/16 ervan wordt geanalyseerd, Monsters van kort gras daarentegen kunnen in htm "geheel wordœ gemengd. Be-staan deze echter u i t Doorsteken, dan moeten eerst de grasspruiten worden afgeknipt van de plekjes zode, die b i j het boren," l i e f s t met so weinig moge-l i j k grond moeten worden afgesneden.
Gewichtspercentages zijn uiteraard r e l a t i e f , hetgeen betekent, dat werkelij--ke toeneming of afneming van een soort pas kan worden vastgesteld na eœre-kening van'de gewichtspercentages op de t o t a l e droge stofopbrengsten«
SCBftTTBfG YAM HET GEWIOÏTSAANDEEL DER SOOR» . ' Bese ie wel mogelijk gebleken door zeer geroutineerde krachten, maar contra».*
Ie af en toe door een analyse b l i j f t geboden. Het is moeilijk werk, vooral binnenshuis en wanneer het monsters van gecompliceerde samenstelling betreft» zoals voor oud grasland regel i s . Deze methode is in d© oorlogsjaren b i j
personeelsschaarste veelvuldig toegepast, maar uiteindelijk i s er na voort-gezette contrôle, althans voor monstesvan oud grasland van afgezien, oaimt de uitkomsten meermalen t e grote afwijkingen van die van analysée t e »ien
gaven 13),
Dit ia hieraan toe t e schrijven, dat d i t pcone«atri»«rd© werk s©«r vermoeiend i s , zodat het niet meevalt d i t dag aan dag t e doen — . en »en i s au eenmaal niet a l t i j d geheel to conditie, Schattingswerk vereint s e l f v e r t r o î » ^ en b l i j f t a l t i j d min of meer subjectief.
DE MNGORDESCHATTJG
Dit i s een betrouwbare, weinig subjectieve schattingsmethode« Het i s immers veel gemakkelijker om t e l k e n s op een k l e i n plekje t e b e s l u i t e n , welke soortai . achtereenvolgens de e e r s t e , tweede, derde enz« p l a a t s innemen in massa, dan
de gewichtspercentages t e schatten»
Voor buitenwerk'door deskundige krachten i s deze methode voor veldwerk aan-bevelenswaardig. Men gebruike daartoe een dm -raampje, d a t men 50 keer op een p e r c e e l n e e r l e g t t e n .einde betrouwbare waarden t e v e r k r i j g e n . Het a a n t a l keren, d a t een soort de e e r s t e , tweede of derde p l a a t s inneemt;, omgerekend op 100 kwadraatjes, het zogenaamde b e l a n g r i j k h e i d s - p e r c e n t a g e , g e e f t , mits ^ r e l a t i e f u i t g e d r u k t , goede overeenstemming met het gewichtspercentage op
gecompliceerd samengesteld oud grasland ( 7 ) . De moderne wijze van bewerking i s om aan een e e r s t e p l a a t s 3 punten t o e t e kennen tegenover aan een tweede p l a a t s 2 punten en een derde p l a a t s êên punt.
DE ŒCCHBTOEgRDE .yiS^UMTl^MNGORDSi-gTHfflE
De rangordeschatting i s ook voor het laboratorium geschikt gemaakt door haar t e koppelen aan de ï / 4 dm-frequentie-methode ( 9 ) . Bij nummering van de
zak-j e s wordt een f r a a i beeld verkregen van de v e r d e l i n g der s o o r t e n , ook in mass a , over het t e r r e i n ( 8 ) , Dit kan onmass a t t e n t maken op p l a a t mass e l i j k e v e r mass c h i l -l e n in bodemgeste-ldheid of vochtigheidsgraad»
De (aanwezigheids)frequentieprocenten, aangevend op hoeveel per 100 plekjes van bepaalde g r o o t t e een soort voorkomt, z i j n in t e g e n s t e l l i n g t o t gewichts-percentages n i e t r e l a t i e f , bovendien v r i j w e l s t e e d s hoger dan laatstgenoemde. Daar z i j , zoals reeds vermeld, minder aan v a r i a t i e onderhevig z i j n onder i n -vloed van seizoen en weersgesteldheid, lenen z i j zich b i j u i t s t e k om de mate van voorkomen der v e r s c h i l l e n d e plantesoorten na t e gaan in v e r s c h i l l e n d e m i l i e u ' s , daarnaast ook voor t y p e r i n g van grasland en waardering hiervan op lange t e r m i j n .
BËHABDBLING VAN G-BAS!'CWSTERS YCOR BOTMISCH ONDERZOEK
Deze dienen van h e t f r i s s e gewas en v r i j van aanhangend water genomen t e wor-den, mogen n i e t geperst worden en moeten zo snel mogelijk a l s b r i e f verzonden worden, opdat z i j n i e t gaan broeien of r o t t e n . Mits in goede hoedanigheid op het laboratorium aangekomen, kunnen z i j in een k o e l c e l b i j een temperatuur van even boven het vriespunt ongeveer een maand bewaard b l i j v e n zonder a l t e v e e l van hun f r i s h e i d t e v e r l i e z e n . Verkeren de monsters i n mulder goede t o e s t a n d , dan i s e r v e e l meer t i j d met het onderzoek ervan gemoeid en z i j n ook onbetrouwbare r e s u l t a t e n t e verwachten. Zie in d i t verband ook de publif-k a t i e s V, 2 en 4 ,
Door h e t gebruik van koelruimten i s h e t mogelijk, d a t j a a r l i j k s duizenden monsters onderzocht worden, voorheen op het Laboratorium voor Botanisch Gras-land onderzoek "van h e t C.I.L, 0« en s e d e r t 1957 aan de Afdeling Vegetatiekunde van h e t I . B . S , Door deze afdeling worden aanvraagformulieren v e r s t r e k t , w a a r van i n v u l l i n g v e r e i s t i s en die t e ge lij k er t i jd met het monster, maar a p a r t , d i e -nen t e worden verzonden»
G^SIANDWftARDERING
Afgezien van economische oorzaken, z o a l s l i g g i n g d e r percelen t e n opzichte van de b o e r d e r i j , wordt de waarde van een grasland u i t e i n d e l i j k bepaald door de p l a n t e n , d i e e r g r o e i e n . Opbrengst en- chemische samenstelling hangen weer af van de soortensamenstelling, hoewel n i e t a l l e e n hiervan»
Een waardering van grasland op grond van de plantkundige samenstelling i s z e e r wel mogelijk gebleken. Daartoe z i j n aan de v e r s c h i l l e n d e p l a n t e s o o r t e n w a a r d e r i n g s c i j f e r s toegekend i n de schaal van 0 - 1 0 {12, 16, 1 7 ) . Deze z i j n toegekend op grond van landbouwkundige eigenschappen a l s opbrengstvermogen, oogstzekerheid, chemische samenstelling, smaak, ruwheid, beharing, s t e k e l i g -h e i d , g i f t i g -h e i d , vroeg- of l a a t r i j p -h e i d , -herstellingsvermogen, groeiwijze en r e s i s t e n t i e tegen droogte en v o r s t . Voor g i f t i g e planten worden p u n t « , in mindering gebracht» Nadrukkelijk z i j vermeld, d a t z i j a l l e e n geldig, z i j n
i - voor oud grasland en voor de omstandigheden, waarin ons land verkeert»
3h deze toekenning van w a a r d e r i n g s c i j f e r s l i g t een v e e l verder gaand© mogel i j k h e i d t o t beoordemogeling van h e t grasmogeland dan in de onderscheiding d e r ' s o o p
-LITERATUUR
ten in landbouwkundige groepen: goede grassen, vlinderbloemigen, matige gras-sen, minderwaardige grasgras-sen, schijngrassen (zeggen, biezen, rusgras-sen, paarde-staarten) en overige kruiden (12). Zij leveren immers de mogelijkheid om de botanische kwaliteit van een grasland in één c i j f e r : de hoedanigheidsgraad
(Hg) u i t t e drukken.
Voor de waardering van het momentele grasgewas vermenigvuldige men de soor-t e l i j k e waarderingscijfers mesoor-t de respecsoor-tieve drooggewichsoor-tspereensoor-tages, waar-na men de som dezer produkten door 100 deelt, 3h de literatuuropgave JM2 wor-den voorbeelwor-den gegeven van het gebruik van de Hg o.a. voor de waardering van de diverse soorten grasland van een gebied, van de verschillende percelen van een bedrijf en van de objecten van een proefveld.
De Hg*s worden in de volgende klassen ingedeeld: 0 - 3 slecht, 3,1 - 5 onvoldoende, 5 * 1 6 matig, 6 , 1 7 onvoldoende, 7,1 8 goed en meer dan 8 u i t -stekend grasland» Voor karteringsdoeleinden Itamen deze klassen in kleuren worden aangegeven a l s volgt: rood, oranje, geel, lichtgroen, donkergroen en blauw»
Voor de'bepaling van de hoedanigheidsgraad i s n i e t per se een gewichtsanalyse vereist» Zij kan ook t e velde sehattenderwijs worden benaderd. Dit kost min-der moeite dan schatting van de gewichtsprocentuele soortensamenstelling« Dit komt, omdat verscheidene soorten eenzelfde waarderingscijfer bezitten of hiervan weinig verschillen. Men schat daartoe eerst de gewichtspercentages van bovenvermelde landbouwkundige groepen en kent vervolgens aan deze groepen een gemiddeld waarderingscijfer t o e , afhankelijk van de verdeling der soor-ten binnen die groepen. Zo zal het geheel van de gewiehtsverhoudjuig van
Engels raaigras (waarderingscijfer 10) en ruw beemdgras (w.c» 8} afhangen of het waarderingcijfer van de groep goede grassen boven of onder de 9 valt of er aan gelijk is»
De rest van de goede grassen wordt immers met een 9 gewaardeerd» De glans i s b i j de graslandbeoordeling t e velde een belangrijk hulpmiddel, daar in het algemeen de goede grassen glanzen, de matige en minderwaardige soorten dof z i j n .
Vooral Engels raaigras glanst sterk, zodat goed grasland onmiddellijk door zijn glans opvalt.
De ervaring heeft intussen geleerd, dat er uitstekend met de toegekende waarderingscijfers t e werken v a l t , niettegenstaande zij. zeker voor verbete-ring vatbaar zijn» Gebleken i s , dat de Hg*s over het algemeen goed overeen-stemmen met de beoordeling van de percelen grasland door de veehouders zelf« Voor de waardering van grasland op langere termijn bezige men typeringen van grasland. Ook kan men t o t dat doel de' soortelijke waarderingscijfers in plaats van met gewichtspercentages vermenigvuldigen met frequentie-percen-tages.
De Hg, die men dan verkrijgt, wordt potentiSle hoedanigheidsgraad genoemd« Een andere mogelijkheid is toch u i t t e gaan van gewichtspercentages, maar deze door correctie onafhankelijker t e maken van seizoen en abnormale* weers-gesteldheid (14),
Voor de invloed van bemesting op de Hg of naar de samenhang tussen Hg en milieu-eigenschappen z i j verwezen naar de literatuuropgaven ê en Jjj,
1» C.I.L.0»: Grasmonsters voor botanisch onderzoekf Handleiding voor Veld-proeven, derde, herziene druk, Landbouwvoorlichtingsdienst.« Mededeling Mo 59. p.120 - 123, 1949, H.Veenman en Zonên7'l^énlng«S# "
2, C.I.L.0»: aanvullingen en verbeteringen van de derde druk Handleiding voor Veldproeven, Landbouwvoorlichtingsdieist, Ifededeling; No». 59-4«, p*fé - ?8f
• 1952, C. I.L. 0., "Wägeningenr""*""""^"*"'
3» KEUXJ», A.A., .en W.D.ï&BGâDâMîï De betrouwbaarheid van dè l A t o i m t o r f » -schattteg b i j het grasmonsteronderzoekj Verslag van het C«X«L«0» over " 1948, p, 14 - M9 1949» Wageningen» '
4« M001, H. : Het nemen van grasmonsters voor botanisch onderzoekf Coimissfe vdor onderzoek naar bekwaamheid" in proefveldtechniek, Stencil C.l.L.Ö», • S.23j|6x 4 ' p g . , 1955, Wageningen.
>« HIELEI, G
pLanteaao-ciologische l / 4 dm frequentie-methode; Verslagen' van Landbouwkundige toder-zoekin-gen,_No,_5^, p» 1 - 27, 1950, •s-Gravenhage, " *"
6.SCKNEVELD, F . : Invloed van bemesting met N,P,K of Ca op de hoedanigheids-graad van de grasmat; Verslag van het C,I.L.0,_over lß\\, p« 29 - 34, 1952, Wageningen»
7.VRIES, D,Mé d e : De rangorde-methode. Een schattingsmethode voor plantkundig
graslandonderzoek met volgorde-bepaling; Verslagen yan Landbouwkundige Gndej>-zoekin£en,__No»29JL p» 1 - 24, 1933, 's-Gravenhäge.
8.VRIES, D.M. d e : Methods of determining the b o t a n i c a l composition of bayfields and pastures} Re£ort_of t h e Fourth _Int^ernation^_Grassland__Congress, Great-B r i t a i n , p,474 - 4ÏÏ0, Î9377 Abêry¥twyth.~~ " " " *"*"
9.VRIES, D.M, d e : De vereenigde aänwezigheids- en rangorde-methodej Tederlatids Kruidkundig Archief ,_deel 48, p« 48 - $\y 1938, Amsterdam.
10.VRÎES, D»M.de; De" d r o o g g w i c h t s a n a l y t i s c h e methode van botanisch g r a s l a n d -onderzoek voor beweid land; Verslagen van ^ndbou»öcundige toderaoekingen^ I ° _4J b P» J - 19» 1940, 's-Gravenhag"©,™ "" "" "" """""" *
11.VRIES, D.M. d e : Verslag van een vergelijkend onderzoek van een d r i e t a l methoden van botanisch graslandonderzoek, in verband met de grootte der s e i z o e n -v e r s c h i l l e n in samenstelling der graszode; Verslagen yan"Landbouwkundig ' iMeI?£eK%S2.njL No_46, p , 313 - 34-1, 1940, 's-Gravenhage,
12,VRIES, DVMT d e , M.L,~"'t HART en A.A.KRUIJNE: Een -waardering van g r a s l a n d ' o p grond van de plantkundige samenstelling; Landbouwkundig T i j d s c h r i f t ^ Jrg,j»4j. 'Noj^éójj, p . ' 2 4 5 - 265, 1942, Wageningen.
13.VRIES, D.M. d e : Grasland en Weersgesteldheid; Landboui^und3^_Tijdschrift,
" i.r£*$ß± ¥.°J^1&> 1943, Wageningen. "*
14-,VRIES, D.M7 de, en J.KOCPTANS: De botanische samenstelling van Nederlandse graslanden. I I De invloed van het j a a r g e t i j d e op de botanische samenstelling van grasland; Verslagen'yan Landbouwkundige Chderzoekingenx Nq.54, p« 1
-14, 1948, 's-Gravenhage.
15«VRIES, D.M. de, en J»KOOPMANS: Het verband t u s s e n hoedanigheidsgraad en • s t a n d p l a a t s f a c t o r e n ; Landbouwkundig^ijdschriftj. J r g , e 1A No__1, 194-9,
Vage-^ningen» ~ "" - — — — —
Î6.VR3ES, D.M. de, Th.A.de BCËR enJ.G.P.DIEVEN: Waardering van grasland en b e -oordeling van bodemeigenschappen op grond van de botanische samenstelling; L^dbowtaJiidig_TiJdschriftA Jrg._6j_,_Nrsi 5 - 6 , p . 347 - 356,
1949,Wage-' ningen« *~ "~
17»VRIES, D.M. de, en Th.A.de BOER: Waardering, t y p e r i n g en k a r t e r i n g van g r a s Land; Maa^dbLad yoor_de lAndbouwyoorlichttogsdienstj^Jrg^ójL No.8, p»357 -368, 1949, 's-Gravenhage.
18.ZULSTR4, K. : Over de botanische analyse van grasland en de bepaling van de gewichtspercentages der p l a n t e n s o o r t e n ; Verslagen yan Landbouwkundige û i d e r -zoekjji£en,_No,452j_ p , 25 - 49, 1946, 's-Gravenhage.
S789 ' I80 ex. do/Pu, '