• No results found

Remigratie naar Zeeuws-Vlaanderen : de motivatie van studenten om terug te verhuizen na hun studie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Remigratie naar Zeeuws-Vlaanderen : de motivatie van studenten om terug te verhuizen na hun studie"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Remigratie naar

Zeeuws-Vlaanderen

De motivatie van studenten om terug te verhuizen na hun studie

Laura Mangnus 10217193 Eindversie Bij Hylke de Vries

22 januari 2015

(2)

2 Inhoudsopgave Pagina 1.Inleiding 3 2. Theoretisch kader 5 2.1. Zeeuws-Vlaanderen 5 2.2. De arbeidsmarkt 6

2.3. Binding aan de regio 8

2.4 Kapitaal in Zeeuws-Vlaanderen 10 2.5 Migratie en leeftijd 11 3. Interdisciplinariteit 14 4. Probleemstelling 15 4.1. Doelstelling 15 4.2. Onderzoeksvraag en deelvragen 15 4.3. Maatschappelijke relevantie 16 4.4. Wetenschappelijke relevantie 17 5. Methoden 18 5.1. Strategie 18 5.2. Onderzoeksdesign 18 5.3. Onderzoeksmethoden 18 5.4. Doelgroep en setting 19 5.5. Operationalisering 19 5.6. Dataverwerking en data-analyse 20 5.7 Ethische verantwoording 21 6. Resultaten 22 6.1. Arbeidsmarkt 22

6.2. Buurtbeleving en sociale binding 25

6.3. Voorzieningen 26 6.3.1 Activiteiten 26 6.3.2 Sense of Place 28 6.4. Levensfasen 28 6.5. Beleid 30 7. Conclusie 33 8. Discussie 35 9. Reflectie 36 10. Literatuurlijst 37 11. Bijlagen 40 11.1 Bijlage 1: Tabellen 40

11.2 Bijlage 2: Semigestructureerd interview 42

(3)

3

1. Inleiding

Waar ik geboren en getogen ben, in Zeeuws-Vlaanderen, was niet erg veel te beleven voor de gemiddelde puber. Om die reden werd het voor mij, en voor veel van mijn klasgenoten op het VWO, steeds belangrijker om een diploma te halen zodat we konden uitvliegen naar de grote steden om te gaan studeren. In die gedachtegang waren wij niet alleen. Steeds meer jongeren verhuizen weg uit Zeeuws-Vlaanderen voor studie, maar komen daarna niet meer terug. Hierdoor wordt de lokale bevolking gemiddeld steeds ouder en minder hoog opgeleid (CBS, 2013). Doordat er dus steeds minder jongeren en meer ouderen zijn, ontstaat er een

vergrijzingseffect op de Zeeuw-Vlaamse arbeidsmarkt. In 2014 was twee op de tien Zeeuwen ouder dan 65 jaar en dit was tweemaal zoveel als op dat moment in Flevoland het geval was (CBS, 2010).

Er is eerder onderzoek gedaan naar vergrijzing in grensgemeenten en daaruit blijkt dat deze vrijwel altijd hoger ligt dan in andere plaatsen in Nederland. Volgens het CBS (2005) zal dit zeker tot 2025 niet veranderen door de huidige bevolkingstrends. Ook is er eerder

onderzoek gedaan naar de migratie van recent afgestudeerden van hogescholen en

universiteiten, maar binnen die onderzoeken wordt aangegeven dat er nog veel ruimte is voor dieper onderzoek(Venhorst, 2011). Het specifieke gebied Zeeuws-Vlaanderen is daarbij nog niet onderzocht en dit onderzoek zou dan ook een hiaat in de literatuur kunnen dichten rondom dit onderwerp.

Vergrijzing kan op een aantal manieren tegengegaan worden. Eén van de meest logische daarvan is het verjongen van de arbeidsmarkt. Om dat te bereiken zullen er dus meer jongeren in Zeeuws-Vlaanderen moeten blijven of zouden er jongeren aangetrokken moeten worden uit andere gebieden. Van de jongeren die zijn opgegroeid in dit gebied, maar elders gaan studeren komt slechts een derde terug. De resterende jongeren, die niet terugkeren naar Zeeuws-Vlaanderen, blijven vaak niet eens in de stad wonen waarin ze gestudeerd hebben. Drie op die vier jongeren verhuist nog binnen Nederland, al zijn Noord-Brabant en de Randstad daarin wel het meest populair. Hoewel dit de doelgroep is die gewenst zou zijn op de Zeeuws-Vlaamse arbeidsmarkt geeft enkel 3,2% van de weggetrokken jongeren aan te overwegen ooit terug te verhuizen (Van den Berg, 2010).

Het gebrek aan eerder onderzoek naar migratieredenen van recent afgestudeerden maakt het belangrijk om te onderzoeken waarom sommige jongeren juist wel terugverhuizen naar Zeeuws-Vlaanderen, zodat deze factoren versterkt kunnen worden en zo de arbeidsmarkt weer wat verjongd kan worden. Dit zal een kwalitatief onderzoek worden, waarin binnen verschillende levensfasen gekeken wordt naar de push- en pullfactoren waar jongeren mee te

(4)

4

maken hebben bij het verhuizen naar Zeeuws-Vlaanderen. In de interviews met deze respondenten zal gevraagd worden naar hun band met zowel de mensen, maar ook de regio Zeeuws-Vlaanderen zelf. Ook zal er gekeken worden naar religie en economische

omstandigheden, zoals werkgelegenheid en huur- en koopprijs van woningen. Binnen deze scriptie zal ook gekeken worden naar het verschil in opleidingsniveau en de relatie met het blijven wonen in Zeeuws-Vlaanderen en het verschil in kansen op de lokale arbeidsmarkt daardoor.

Eerder onderzoek naar de braindrain in Zeeuws-Vlaanderen is minimaal. Enkele masterscripties van Van den Berg(2010) en Bot(2011) schrijven hierover, maar beiden

belichten niet de beweegredenen voor studenten om terug te keren. Van den Berg(2010) geeft wel zoals hierboven genoemd, door middel van een kwantitatief onderzoek, verschillende redenen als een beperkte arbeidsmarkt of sociale bindingen in het gebied zelf waarom studenten eventueel weg zouden willen blijven of terug zouden willen komen. Hij gaat daar echter niet de diepte in en dat is wel wat er in dit onderzoek gedaan zal worden door middel van diepte interviews.

(5)

5

2. Theoretisch kader

Jongeren die opgroeien in Zeeuws-Vlaanderen zijn gewend aan het idee dat, wanneer zij willen gaan studeren, zij op kamers zullen moeten gaan. 90% van de jongeren trekt dan ook weg uit dit gebied met als doel een opleiding te gaan volgen. Venhorst et al. (2009) stelt dat er in steden meer afgestudeerde HBO’ers en academici wonen dan voor hun studie het geval was en dat hiermee de steden afgestudeerden winnen en de regio’s deze dus verliezen. Slechts een derde van de vertrokken studenten keert dan ook uiteindelijk weer terug naar Zeeuws-Vlaanderen (Van den Berg, 2010). Uit een eerder onderzoek, dat zich richtte op motivaties van de twee derde studenten die niet terug keren, blijkt dat de beperkte arbeidsmarkt een grote rol speelt. Sociale binding met vrienden, familie en het gebied zelf worden genoemd als grootste redenen om na de gevolgde studie wel terug te komen (Van den Berg, 2010). In dit onderzoek zal enkel gekeken worden naar deze kant van het debat, namelijk de motivaties van in Zeeuw-Vlaanderen opgegroeide studenten om na hun studie terug te keren naar deze regio. Hierbij zal ingezoomd worden op de ervaring van de Zeeuws-Vlaamse arbeidsmarkt en in hoeverre de respondenten in hun dagelijkse behoeften kunnen worden voorzien, afgezet tegenover de studentensteden.

2.1 Zeeuws-Vlaanderen

Zeeuws-Vlaanderen is de onderste regio van de provincie Zeeland en grenst daarmee aan België. Zeeuws-Vlaanderen bestaat uit de drie gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis. Binnen alle drie gemeenten is het afgelopen decennium een vergrijzingstrend opgemerkt. Dit komt mede door het eerder genoemde feit dat jongeren uit de regio vertrekken om een studie te volgen. Een regio waar jongeren wegtrekken neigt sneller te vergrijzen dan een regio waar jongeren naartoe worden getrokken (CBS, 2006).

In Zeeland zijn nu 2 op de 10 mensen ouder dan 65. Dit is twee keer zoveel als dat het geval is in Flevoland (CBS, 2010). De werkeloosheid is opvallend laag in Zeeland. Als de vergelijking met Flevoland nog eens gemaakt wordt, valt op dat in Zeeland maar 5,5% van de bevolking werkeloos is, tegenover 9,5% in Flevoland (CBS,2015). De lage werkeloosheid in Zeeland is opmerkelijk, de hoge vergrijzing echter niet. In veel grensgemeenten van

Nederland doet dit verschijnsel zich voor. De stijging in ouderen zal in alle gemeenten is verwacht aan te houden tot minimaal 2025. In grensgemeenten zal de stijging wel sneller gaan, gezien daar ook veel oudere Westerse allochtonen wonen.(CBS, 2006).

Zeeuws-Vlaanderen is een krimpregio, wat betekent dat de regio te maken heeft met bevolkingsdaling die sinds 2003 steeds grotere vormen aanneemt (Staals, 2010). Krimp kan

(6)

6

Figuur 1 Werking van de Arbeidsmarkt (De Deken, 1999)

verschillende oorzaken hebben, namelijk ontgroening, vergrijzing en migratie. Ontgroening betekent dat er minder kinderen worden geboren, hierdoor wordt de bevolking automatisch gemiddeld ouder en blijft gelijk in plaats van dat ze groeit. Alle drie deze oorzaken kunnen gevonden worden in Zeeuws-Vlaanderen, maar in dit onderzoek ligt de focus op migratie. Deze bevolkingsdaling heeft gevolgen binnen verschillende aspecten, zoals onderwijs, wonen en werken (Staals, 2010). Voorbeelden van deze gevolgen zijn dat scholen worden minder makkelijk te onderhouden door een terugloop in het aantal leerlingen vanwege de

ontgroening, er worden geen nieuwe woningen meer gebouwd om geen woningoverschot te creëren en de landelijke AOW leeftijd verhogen om de vergrijzing tegen te gaan. Staals (2010) ziet echter ook kansen in de krimp, namelijk zaken ruimte voor natuur en recreatie en zelfs woningen in een rustiger gebied. Voor deze zaken leent een regio als

Zeeuws-Vlaanderen zich uitstekend en dit zouden zeker ook beweegredenen toe kunnen voegen voor studenten om te remigreren. Om de bestaande verhuismotivaties te bekijken zal in de

volgende paragraaf eerst gefocust worden op de arbeidsmarkt. 2.2 De arbeidsmarkt

De vergrijzing die binnen Zeeuws-Vlaanderen speelt dus ook een groot effect op de lokale arbeidsmarkt. Doordat er meer ouderen dan jongeren zijn ontstaat er een disbalans tussen werkenden en gepensioneerden. Hieronder is in figuur 1 te zien hoe deze disbalans zich uitspeelt: Door een overschot aan gepensioneerden ( een te grote c’), is er een grotere groep nodig die wel actief bijdraagt aan de arbeidsmarkt (c). Wanneer dit niet het geval is, ontstaat er vergrijzing (De Deken, 2002).

(7)

7

Een grotere terugstroom van jongeren naar Zeeuws-Vlaanderen zou dus mee kunnen helpen aan het tegengaan van vergrijzing. Maar de problematiek rondom vergrijzing is niet het enige dat studenten ervan weerhoudt om terug te verhuizen. Jongeren geven in eerder onderzoek in grote getalen aan dat het feit dat de Zeeuws-Vlaamse arbeidsmarkt zeer beperkt is nog een groter struikelblok lijkt te zijn (Van den Berg, 2010). Dit valt ook te zien in de pendelcijfers van de gemeente Hulst. Waar 1900 mensen van buiten de gemeente in Hulst komen werken, gaan er 4500 mensen uit de gemeente Hulst elders werken, buiten de

gemeente. Dit brengt de gemeente op een negatief pendel saldo van -2600 (KvK, 2009, pp.29-31, in Van den Berg, 2010). Dit is een opvallend cijfer aangezien in hetzelfde jaar in geen enkel stedelijk gebied in Nederland een negatief pendelsaldo te vinden is (Geijer, 2009). Deze cijfers bevestigen daarmee de visie die jongeren uitstralen over de Zeeuws-Vlaamse

arbeidsmarkt. Door een grotere influx van recent afgestudeerden aan te trekken zouden er wel nieuwe bedrijven kunnen ontstaan. Afgestudeerden in een stad kunnen namelijk een positief effect hebben op consumptie of op de arbeidsmarkt, onder andere omdat zij sneller eigen bedrijven opzetten (Venhorst et al., 2009). Venhorst et al. (2009) omschrijft dit met de woorden: ‘jobs follow people’.

De beperktheid van de Zeeuws-Vlaamse arbeidsmarkt limiteert zich niet enkel tot het aantal banen, maar ook tot het opleidingsniveau. Büchel en Van Ham (2003) hebben een onderzoek gedaan naar regionale arbeidsmarkten en hoe vaak mensen daarvoor

overgekwalificeerd zijn. Zij vonden dat mannen vaak op de internationale of nationale arbeidsmarkt een baan zoeken. Hoger opgeleiden blijken namelijk meer getrokken te worden naar werken dan wonen (Venhorst et al., 2009). En wanneer er op de lokale arbeidsmarkt geen passende baan gevonden kan worden, blijven er drie andere opties over. De eerste van die opties is het niet deelnemen aan de arbeidsmarkt en daarmee dus werkeloos blijven. De tweede is om toch een baan aan te nemen onder het opleidingsniveau en de derde optie is het uitweiden naar andere plaatsen en dus buiten de lokale arbeidsmarkt een functie te zoeken (Büchel & Van Ham, 2003). Naar de plaats waar een baan gevonden wordt, in dit geval Zeeuws-Vlaanderen, wordt dan verhuisd en de vrouw beperkt haar zoektocht naar een baan dan tot de regionale arbeidsmarkt. Vrouwen met een man en kinderen hebben daarom een hoger risico om overgekwalificeerd te zijn voor de baan die ze doen. Wanneer er dus voor gekozen wordt om naar Zeeuws-Vlaanderen te verhuizen voor een goede baan, zou het kunnen dat de partner van die persoon een baan moet aannemen waar hij of zij voor

overgekwalificeerd is en daardoor onder het persoonlijke niveau moet gaan werken. Vrouwen zijn rondom werk beter in het bijstellen van hun prioriteiten binnen de nabije toekomst. Zo

(8)

8

kunnen zij ook beter op het ‘comfortabele’ niveau van hun huidige functie blijven binnen een bedrijf en daarmee hun ambitie bijstellen (Braam, 2011) Vrouwen zouden sneller hiermee het company-property-syndroom willen ontlopen, wat wijst op het 24 uur per dag beschikbaar zijn voor een werkgever (Braam, 2011). Ook vonden Büchel & Van Ham (2003) dat naarmate de leeftijd toeneemt de mate van overkwalificatie ook toeneemt, wat ook een interessant punt is voor vervolgonderzoek met betrekking tot de vergrijzing in Zeeuws-Vlaanderen.

Naast vergrijzing en overkwalificatie is een ander gevolg van de uitstroom van jongeren om te gaan studeren en het feit dat zij niet terugkomen is dat er een systematisch verlies van kennis optreedt. Dit wordt ook wel een braindrain genoemd (Ritzer, 2010, p. 326). Ritzer (2010, p.303) geeft aan dat dit geen nieuw verschijnsel is, maar dat dit door de

geschiedenis heen al voorkomt. Ook stelt hij dat de flows waarin de braindrain stroomt vaak verschillen van plaats en tijd, maar dat het uiteindelijk bijna altijd bi-directioneel is.

Opvallend is dus dat dit niet gezegd lijkt te kunnen worden van de situatie in Zeeuws-Vlaanderen, omdat hier op dit moment netto enkel kennis wegstroomt. Dit zou er wel op kunnen wijzen dat de flow zich in de toekomst nog omdraait.

Ritzer (2010, p.326) heeft het naast de braindrain zelf ook over de redenen die

motiverend kunnen zijn om de daadwerkelijke verhuizing door te zetten. Aan de ene kant zijn daar de push-factoren; redenen die iemand wegduwen uit de huidige situatie waarin hij verkeert. Voorbeelden hiervan zijn werkeloosheid, lage lonen en hoge huurprijzen. En aan de andere kant trekken de pull-factoren. Dat zijn de redenen die iemand naar de nieuwe situatie toe trekken. Denk daarbij aan hoge lonen, lage huurprijzen, een groot sociaal dan wel zakelijk netwerk en banenkansen (Ritzer, 2010, p. 303). In het geval van Zeeuws-Vlaanderen is dat gebied aantrekkelijk om terug naartoe te verhuizen door het grote sociale netwerk van de studenten en lage huurprijzen; dit zijn dus de pull-factoren. Push-factoren zouden in deze situatie de hoge huurprijzen in studentensteden kunnen zijn.

2.3 Binding aan de regio

Naast de rationele redenen die vallen onder de bovengenoemde push- en pullfactoren zit er natuurlijk ook een emotionele kant aan verhuizen. Mensen raken gewend aan hun omgeving, zowel geografisch als sociaal, en dat is niet voor iedereen even makkelijk in te ruilen. Deze connectie voor een specifieke plaats wordt ‘sense of place’ genoemd (Storey, 2001). Storey (2001) noemt hier als voorbeelden: de plaats waar men is opgegroeid, waar een tijd gewoond is en plaatsen die geassocieerd wordt met liefde. Dit geldt echter ook andersom. Plaatsen waar men nare gebeurtenissen heeft meegemaakt en daardoor negatieve herinneringen aan heeft

(9)

9

gekregen, krijgen een negatieve sense of place. Als gevolg daarvan zal men daarom dus ook minder snel daar naartoe verhuizen of blijven wonen.

De sense of place heeft dus een invloed op hoe men verschillende plaatsen ervaart, maar daarnaast speelt ook het begrip sense of belonging een belangrijke rol. Sense of belonging wordt door Hagterty et al. (1992) omschreven als ‘de ervaring van persoonlijke betrokkenheid in een systeem of milieu op een manier dat ze zich een belangrijk deel van dat systeem of milieu voelen’. Dit gaat dus niet om het geografische, maar meer om het sociale aspect van een plaats. Wanneer men meer sociaal betrokken is in een bepaalde plaats is de sense of belonging dus hoger. Een voorbeeld hiervan kan een hechte kerkgemeenschap zijn. In Zeeland speelt bij, ondanks de secularisering, veel mensen religie een grote rol in het leven. Religie is de laatste decennia flink afgenomen. De grootste reden hiervoor lijkt te zijn omdat het de sociale en publieke relevantie ervan afneemt (Achterberg, 2009). Maar binnen het geloof hoort vaak een hechte kerkgemeenschap. Durkheim(1994) zag dit dan ook als een kritiek deel van het sociale systeem. Naast sociale cohesie zorgt religie ook voor sociale controle en een doel voor de massa, wat ook een nieuwe vorm van communicatie schept en sociale normen en waarden versterkt. Door een groter aantal attachements, of sociale bindingen met andere personen, zal men sneller hetzelfde gedrag gaan vertonen en zich deel van een groep voelen. Wanneer men dus deel uitmaakt van een groep die zo sterk samenhangt en dezelfde levensvisie deelt, zal het moeilijk zijn een hierop gelijkende groep te vinden in andere steden en dit vergroot dus de terugkeerkans (Stark & Bainbrigde, 2013). Religie zal daarom ook onderzocht worden binnen deze scriptie tegenover de mate waarin studenten willen terugkeren.

Binding aan de regio dus zou een belangrijk thema kunnen zijn in de beslissing om terug te verhuizen, maar wanneer men een aantal jaar in een andere, grote, stad heeft gewoond zou in die regio uiteraard ook binding kunnen plaats vinden. Als er dan teruggekeerd wordt, zowel als starter of in een latere levensfase, lijkt het contrast vele malen groter. Daardoor zou het ‘Calimero-complex’ kunnen optreden; een negatieve attitude tegenover, in dit geval, een grotere stad (Dekker, 1999). Het bewust of onbewust constant vergelijken van de twee regio’s legt een nadruk op welke kwaliteiten een grotere stad wel zou hebben, maar

Zeeuws-Vlaanderen niet. Binnen dit onderzoek zal daarom ook gekeken worden naar het verschil in behoefte verzadiging in Zeeuws-Vlaanderen, hoe de respondenten dit ervaren tegenover hun studentenstad en hoe dit de binding met de buurt beïnvloedt (Dekker, 1999).

(10)

10

2.4 Kapitaal in Zeeuws-Vlaanderen

Hierboven is al belicht dat er zowel een emotionele kant als een rationele kant aan het kiezen van een woonplaats zit als het om de geografie gaat. Binnen de sociologie kan dat op een andere manier bekeken worden, zoals met kapitaal. Bourdieu (2011) maakt hier een duidelijke verdeling in. Hij scheidt de verschillende vormen kapitalen in drieën, namelijk sociaal, cultureel en economisch kapitaal. Elke van deze drie vormen van kapitaal kan helpen verklaren waarom men wel of niet in de randstad zou blijven wonen of juist terug verhuist naar Zeeuws-Vlaanderen. Sociaal kapitaal duidt voornamelijk op iemands sociale netwerk. Bourdieu (2011) legt sociaal kapitaal ook wel uit als een lidmaatschap tot een bepaalde groep. Dit concept sluit daarmee goed aan bij het eerder genoemde sense of belonging. Sociaal kapitaal wordt verwacht een belangrijke beweegreden te zijn voor studenten om in Zeeuws-Vlaanderen te gaan wonen, vanwege het reeds grote netwerk van vrienden, familie en kennissen dat zij daar door de jaren heen al opgebouwd zouden kunnen hebben. Nu kan dit netwerk uiteraard ook gevormd worden tijdens de studietijd en in combinatie met het los willen komen van ouders en het vroegere milieu juist een tegenargument zijn voor de

terugkomst. Daarom zal ook naar het sociale leven van de respondenten in hun studentenstad gevraagd worden.

Ook cultureel kapitaal kan een rol spelen binnen de terugverhuismotivaties van de respondenten. Cultureel kapitaal kan worden opgedeeld in drie verschillende vormen.

Allereerst de belichaamde staat, die de lange-termijn disposities voor zowel lichaam als geest omvangt. De tweede vorm is de geobjectiveerde staat, waaronder materiele zaken vallen als boeken, woordenboeken en foto’s. En de laatste vorm van cultureel kapitaal is de

geïnstitutionaliseerde staat, die op een educatief niveau werkt. Dit zijn dus titels of behaalde diploma’s. Cultureel kapitaal zou een motivatie kunnen zijn om niet terug te verhuizen naar Zeeuws-Vlaanderen omdat daar een meer beperkte arbeidsmarkt is waar niet alle diploma’s die zijn behaald ook daadwerkelijk benut kunnen worden. De kans is groter dat er een baan gevonden wordt in de randstad. Ook dit argument kan omgedraaid worden; doordat er in Zeeuws-Vlaanderen weinig hoogopgeleiden zijn zullen de banen die beschikbaar komen in dat veld ook minder concurrentie aantrekken. Daarnaast zal terugverhuizen wanneer er meer cultureel kapitaal vergaard is ook bijdragen aan de braingain die Zeeuws-Vlaanderen zo hard nodig heeft. Het remigreren om een eigen bedrijf op te zetten in de hoop meer

werkgelegenheid te creëren is uit maatschappelijk oogpunt ook een goede reden om daarom terug te verhuizen.

(11)

11

Figuur 2 Verhuiskansen van intergemeentelijke verhuizingen naar leeftijd (CBS, 2009)

gedaan naar economische redenen voor verhuizen. Deze vorm van kapitaal wordt daarom uitvoerig bevraagd in de interviews. Economisch kapitaal slaat op het geld dat iemand bezit en daarnaast elke andere vorm van eigendomsrechten. Onder economisch kapitaal vallen dus ook zaken als een huis of auto. De huizenprijzen verschillen flink per regio en

Zeeuw-Vlaanderen is dan ook nog een relatief goedkoop gebied. Dat zou dus bijvoorbeeld een goede economische motivatie kunnen zijn om uiteindelijk niet een huis in Amsterdam of Breda te kopen, maar in Zeeuws-Vlaanderen. Echter is de banenmarkt in Zeeuws-Vlaanderen minder uitgebreid en daardoor zou er een ook economisch voordeel kunnen zijn in het verhuizen naar de randstad in verband met een baan met een hoger salaris. Deze afweging wordt de

respondenten ook voorgelegd. Voor elk van de drie vormen kapitaal kunnen dus

beweegredenen gevonden worden om in de Randstad of Noord-Brabant te blijven of om juist terug te verhuizen naar Zeeuws-Vlaanderen. Daarom zullen deze concepten meerdere malen terugkomen in dit onderzoek. De drie soorten kapitaal die Bourdieu (2011) beschrijft zijn dus allemaal goede verklarende factoren voor het verhuizen of wegblijven uit

Zeeuws-Vlaanderen.

De verschillende soorten kapitaal lijken dus allemaal goede beweegredenen te bevatten om de keuze op te baseren of men terug wil verhuizen of niet. Maar deze vormen van kapitaal hebben niet voor iedereen dezelfde waarde. Om in dit onderzoek een zo volledig mogelijk beeld te creëren van de motivaties om terug te verhuizen, zal er daarom ook worden gekeken naar verschillende levensfasen en hoe prioriteiten die gesteld worden binnen

verhuismotivaties daarin verschillen.

2.5 Migratie en leeftijd

Er kunnen bij verschillende leeftijdsfasen

verschillende verhuismotivaties gevonden worden. Zo wordt er, zoals eerder genoemd, veel naar grote steden verhuisd voor een opleiding rond de leeftijd van 18 jaar, maar ook na studies wordt veel verhuisd. Dit maakt van de groep tussen de 18 en de 26-28 de meest mobiele groep (Willaert, 1999). In figuur 2 valt deze trend ook duidelijk terug te zien (CBS, 2009). Dit migratiepatroon gepaard met een

(12)

26-12

28 in het stedelijk gebied en hier juist een tekort aan in Randstedelijk gebied, maar ook de landelijke gebieden. Een levensfase later, tot het veertigste levensjaar, valt precies het omgekeerde te zien. Een ander migratiepatroon is dat kinderen, jonger dan 10 jaar, en ouderen, ouder dan 75, minimaal naar steden toe verhuizen (Willaert, 1999). Er is dus weldegelijk verschil te zien tussen verschillende levensfasen en hun patronen van migratie. Bij verschillende leeftijden horen verschillende levensfasen. De leeftijdsklassen 27 tot en met 40 jaar en 41 tot en met 65 kunnen worden gezien als de groepen waarin gezinnetjes worden gevormd. Stellen verhuizen dan ook veel sneller wanneer ze geen kinderen hebben. Gezinnen met kinderen hebben specifieke kenmerken als het om migratie gaat. Zo wordt er sneller verhuisd als beide ouders werkeloos zijn en minder snel wanneer er familie of vrienden in de buurt wonen (Mulder, 2014). Ook verhuizen gezinnen minder snel wanneer één of allebei de ouders wonen in het gebied waar ze geboren zijn, wat zeker een factor kan zijn binnen remigratie naar Zeeuws-Vlaanderen na de studie. Als laatste wordt er ook sneller verhuisd wanneer men niet over een koophuis beschikt, wel als er gehuurd wordt (Mulder, 2014). In het geval van Zeeuws-Vlaanderen zou er bij het verhuizen van gezinnen ook sprake kunnen zijn van een moral panic. Wanneer men altijd enkel het platteland gewend is, kan de stad een angstaanjagende plek lijken, zeker voor gezinnen met kinderen. Een moral panic wordt dan ook wel omschreven als een moment waarin een groot deel van een bepaalde groep zorgen heeft over een bepaalde dreiging die na het nuchter bekijken van de situatie onschuldig of niet-bestaand lijkt te zijn. In dit geval zou men dus bang zijn van het onbekende en massale van de stad, dat vaak uitvergroot gevaarlijk in beeld wordt gebracht door media (Goode & Ben-Yehuda, 2014). Om te onderzoeken of jonge gezinnen terugverhuizen vanwege deze moral panic, zal hier in de interviews naar gevraagd worden.

De leeftijdsklasse van 65 jaar en ouder kenmerkt zich door een aantal andere zaken die verschillen van alle andere levensfase. Zo wordt er vaak verhuisd naar kleinere woningen, moet er daarom vaak afstand worden gedaan van bezittingen en zijn de motivaties om te verhuizen anders (Sergeant & Ekerdt, 2008). Voor deze groep wordt er voornamelijk gekeken naar de fysieke conditie en of huis daarbij past en hoe veilig het is. Ook worden voor deze leeftijdsklasse vaak de beslissingen rond verhuizingen gemaakt door anderen, zoals familieleden. Hierdoor wonen zij vaak ook dichtbij die familieleden voor eventuele

verzorging en sociaal contact (Sergeant & Ekerdt, 2008). Bij andere leeftijdsklassen wegen deze zaken veel minder zwaar mee binnen de motivaties om te verhuizen.

Door de leeftijdsklassen binnen de respondenten te laten verschillen kan er een goed beeld gecreëerd worden van de mate waarin de voorzieningen, arbeidsmarkt, buurtbinding en

(13)

13

de sociale aspecten daarvan aansluiten per levensfase. Ook wordt er aan de respondenten gevraagd in hoeverre zij verwachten dat deze zaken aansluiten bij de behoeften van mensen in andere levensfasen dan die van hunzelf. Op die manier kan een compleet plaatje geschetst worden dat een combinatie is van de verwachtingen en ervaringen van de respondenten. Dit beeld helpt bij het vinden van de onderliggende redenen waarom de respondenten de keuze hebben gemaakt om terug te verhuizen naar Zeeuws-Vlaanderen. Er kan gekeken worden naar de afweging die op dat moment gemaakt is, maar ook de afweging voor de toekomst en eventuele kinderen. Door de concepten arbeidsmarkt en buurtbinding te exploreren op zowel een fysiek als een sociaal-emotioneel niveau, zullen de verhuismotivaties richting Zeeuws-Vlaanderen, en daarmee de remigratie van de respondenten, verklaard kunnen worden.

(14)

14 3. Interdisciplinariteit

Uit het theoretisch kader komt naar voren dat verschillende disciplines nodig zijn om naar de problematiek rond weg verhuizende jongeren uit Zeeuws-Vlaanderen te kijken. Deze

disciplines zijn nodig om een beter overzicht te krijgen van de verschillende motivaties om uit de studentenstad terug te keren. Vanuit de sociologie wordt de nadruk gelegd op grote

thema’s als de disfuncties op de lokale arbeidsmarkt en in hoeverre verschillende mate van zowel cultureel, sociaal en economisch kapitaal invloed heeft op de remigratie. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar verschil in opleidingsniveau, bindingen met de buurt.

Het economische aspect, dat in de interviews duidelijk naar voren komt, is ook een zeer belangrijke beweegreden om te verhuizen en hier is dan ook al veel eerder onderzoek naar gedaan(Venhorst et al., 2011). Het verschil in huizenprijzen en andere kosten voor levensonderhoud is een onmisbare factor binnen dit onderzoek. Vanuit de sociologie kan ook bekeken worden hoe verschillende levensfasen invloed hebben op de verhuismotivaties en prioriteiten die daarin gesteld worden. Zo kan in dit onderzoek gekeken worden welke onderliggende redenen de respondenten zouden hebben om in een bepaalde levensfase terug te verhuizen en welke motivaties zij hebben om ook in Zeeuws-Vlaanderen te blijven over voor te kiezen in de toekomst toch ergens anders te gaan wonen.

Omdat het binnen deze scriptie een kleine groep respondenten betreft, kan er veel worden ingegaan op individuele redenen om terug te verhuizen naar de regio waar de respondenten opgegroeid zijn en daardoor speelt psychologie ook een grote rol. Venhorst et al.(2011) geeft aan dat migratie zeer selectief is. Individuele beweegredenen voor verhuizen, zoals ervaring, vaardigheden en inzet, blijken veel invloed te hebben. Door positieve

herinneringen te koppelen aan specifieke plaatsen is met meer geneigd hier te blijven, of gaan wonen. Ook laat eerder onderzoek zien dat wanneer een individu sociaal meer betrokken is in een bepaalde buurt er minder snel weg verhuisd zal worden.

Ook antropologisch gezien zijn de verhuismotivaties van Zeeuws-Vlamingen

interessant omdat het wegtrekken van de jongeren een vanzelfsprekendheid geworden lijkt te zijn. Het beeld van de ‘wegtrekkende student’ lijkt in de Zeeuws-Vlaamse cultuur eerder de regel dan een uitzondering met 90% van de jongeren die verhuisd om elders een studie te gaan volgen. In dit onderzoek worden er verbanden gezocht tussen de herinneringen en ervaringen van de verschillende terug verhuisde respondenten, die dus zowel op een

sociologisch, antropologisch, psychologisch of economisch niveau uitgelegd moeten worden. De integratie van deze disciplines is dan ook nodig om een volledig beeld te creëren van de remigratie binnen dit onderzoek.

(15)

15

4. Probleemstelling 4.1 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is het beter in beeld brengen van verhuismotivaties van Zeeuws-Vlamingen die voor hun studie zijn verhuisd en er toen voor hebben gekozen terug te komen naar de regio waar zij zijn opgegroeid. Hierbij wordt ingegaan op de arbeidsmarkt en in hoeverre deze aansluit bij de geremigreerde studenten en in hoeverre hun behoeften bevredigd kunnen worden in Zeeuws-Vlaanderen tegenover de mate waarin dit gebeurde in hun

studentenstad. Eerder onderzoek richt zich voornamelijk op de push-factoren, die ervoor zorgen dat Zeeuws-Vlaamse jongeren hun heil ergens anders zoeken, maar in dit onderzoek zal de nadruk liggen op de pull-factoren van dit gebied.

Dit onderzoek richt zich op Zeeuws-Vlamingen van verschillende leeftijdsklassen die een aantal jaar actief ergens anders gewoond hebben en zo vanuit een breder perspectief kunnen kijken naar hun redenen voor de regio te kiezen als woon- en werkplaats. In het licht van de problematiek rondom vergrijzing, dat anno 2016 een maatschappelijk probleem is op nationale schaal, is het onderzoeken van motivaties waarom jongeren die een opleiding gevolgd hebben graag terug zouden komen naar Zeeuws-Vlaanderen van maatschappelijk belang. Twee derde van weggetrokken jongeren remigreert namelijk niet en blijft dus in de stad waar ze gestudeerd hebben of verhuisd elders naartoe (Van den Berg, 2010). Dit zorgt voor een disbalans binnen de arbeidsmarkt die de studenten die wel teruggekeerd zijn niet kunnen opvullen.

Om een beeld te scheppen waarom Zeeuws-Vlaanderen wel aantrekkelijk is als woon- en werkomgeving zal daarom binnen dit onderzoek gekeken worden naar de positieve kanten en eventuele gebreken binnen de regio binnen onderwerpen als de woningmarkt,

arbeidsmarkt, entertainment en onderwijs. Naar aanleiding van dit onderzoek zal op basis van de meningen en behoeften van de respondenten een advies worden opgesteld dat voorgelegd zal worden aan een afgevaardigde van de gemeente Hulst.

4.2 Onderzoeksvraag en deelvragen

Met als doel de verhuismotivatie van Zeeuws-Vlaamse studenten te vinden, is de centrale vraag binnen dit onderzoek: : ‘Welke push- en pullfactoren motiveren studenten terug te keren naar Zeeuws-Vlaanderen als woon- en werkplaats?’.

(16)

16

worden gekeken, zoals de leeftijdsfase waarin de respondenten zich bevinden en hoe de arbeidsmarkt ervaren wordt. Ook zal worden gekeken naar de mate waarin de voorzieningen van Zeeuws-Vlaanderen aansluiten bij behoeften van de respondenten zelf, maar ook hoe zij dit zien voor andere levensfasen. Op basis van deze concepten zijn er drie deelvragen

opgesteld.

1. Hoe ervaren naar Zeeuws-Vlaanderen teruggekeerde studenten de Zeeuws-Vlaamse arbeidsmarkt?

In deze deelvraag zal de nadruk liggen op de perceptie van de respondenten op de Zeeuws-Vlaamse arbeidsmarkt. Hier wordt voornamelijk gekeken naar hun ervaringen bij het zoeken en vinden van banen binnen het eigen expertiseveld en in hoeverre zij daar zaken in missen of juist waarderen. Binnen deze deelvraag worden daarmee de push- en pullfactoren rondom de arbeidsmarkt onderzocht.

2. In hoeverre verschillen beweegredenen om in Zeeuws-Vlaanderen te gaan en blijven wonen per levensfase?

Deze deelvraag komt voort uit het feit dat in eerder onderzoek duidelijk naar voren komt dat wanneer men zich in de levensfase bevindt waarin er een gezin gesticht zal gaan worden, er andere prioriteiten gevormd worden dan wanneer er nog gestudeerd wordt (Mulder, 2014). In deze deelvraag zal ook gekeken worden of de motivaties om in Zeeuws-Vlaanderen blijven wonen veranderd zijn sinds het moment waarop zij zijn terugverhuisd.

3. In hoeverre sluiten de Zeeuws-Vlaamse voorzieningen aan bij de behoeften van de terugverhuisde studenten?

Na in een grote stad gewoond te hebben, en daarmee een meer bewogen omgeving hebben leren kennen, bestaat de mogelijkheid dat mede door het Calimero-complex Zeeuws-Vlaanderen niet langer alle voorzieningen heeft die men eerst gewend was (Dekker, 1999). In deze deelvraag zal er gekeken worden in hoeverre de

voorzieningen die Zeeuws-Vlaanderen bezit genoeg zijn voor de geremigreerde studenten en dit zal worden afgezet tegenover de voorzieningen die zich in de studentenstad van de respondent bevonden.

4.3 Maatschappelijke relevantie

Van de Zeeuws-Vlaamse jongeren trekt ruim 90% weg uit de regio om een opleiding te gaan volgen (Van den Berg, 2010). Van die weggetrokken jongeren komt slechts een derde terug om in Zeeuws-Vlaanderen te gaan werken. Dit zorgt niet alleen voor vergrijzing, maar ook

(17)

17

voor een disbalans op de arbeidsmarkt. Omroep Zeeland schrijft naar aanleiding van een onderzoek van SCOOP, waaruit blijkt dat steeds meer studenten hun opleidingen buiten de provincie zoeken: ‘Het dalend aantal studenten in Zeeland zal de komende jaren ook invloed hebben op de arbeidsmarkt. Zeeuwse bedrijven moeten rekening houden met een sterke daling van afgestudeerde schoolverlaters bij het invullen van vacatures.’(30-04-2015, Omroep

Zeeland) Een direct gevolg deze braindrain zou dus kunnen zijn dat bedrijven niet langer geïnteresseerd zijn om zich in Zeeland te vestigen en bedrijven die al vestigingen hebben in Zeeland ze verplaatsen, wat de banenmarkt niet ten goede komt. Het is daarom belangrijk dat deze regio aantrekkelijker wordt gemaakt voor net afgestudeerden, zodat deze regio ook voor bedrijven aantrekkelijk blijft.

4.4 Wetenschappelijke relevantie

Hoewel er al verschillende onderzoeken zijn gedaan naar vergrijzing in grensgebieden en het wegtrekken van jongeren in deze gebieden, is dit nog nooit gekoppeld aan een levensfase bewust beleid. Hiermee wordt dus een nieuw aspect aan het debat toegevoegd, wat een interessante toevoeging kan zijn aan de theorie rondom krimpregio’s. Ook is er een gebrek aan literatuur rondom het migratie gedrag van recent afgestudeerden aan hogescholen en universiteiten (Venhorst et al., 2009). Venhorst et al. (2009) stelt dat de migratie van afgestudeerden voornamelijk eendimensionaal benaderd wordt en dat enkel het aantal van deze afgestudeerden dat de studiestad verlaat belicht. Door de remigratie van studenten te bekijken en dit af te zetten tegen de voorzieningen die hen aantrekt per levensfase in de grensregio Zeeuws-Vlaanderen, wordt een hiaat in de literatuur gedicht. Verder is er voornamelijk kwantitatief onderzoek gedaan naar de migratie van studenten of naar

problematiek rondom de arbeidsmarkt regio Zeeuws-Vlaanderen. Doordat in dit onderzoek diepte interviews gebruikt worden kunnen er meer onderliggende motieven gevonden worden en op deze manier ook nieuwe concepten aan het licht komen.

(18)

18

5. Methoden 5.1 Strategie

Om een goed overzicht te krijgen van de motivaties voor remigratie is er in dit onderzoek voor gekozen om een kwalitatieve onderzoeksstrategie te gebruiken. Hier is voor gekozen omdat er zo dieper kan worden ingegaan op de onderliggende factoren die te maken zouden kunnen hebben met het terug verhuizen naar de regio Zeeuws-Vlaanderen. Door een

kwalitatief onderzoek te doen kunnen zo dus meerdere nieuwe redenen worden gevonden omdat er dieper wordt ingegaan op het onderwerp met de respondenten. Binnen deze scriptie zal er verder ook sprake zijn van een interpretivistische epistemologie, omdat er sprake zal zijn van een subjectieve betekenisgeving aan sociale acties, de respondenten creëren zelf een sociale werkelijkheid. De ontologie is constructionisme, omdat niet alle concepten binnen dit onderzoek een vaste betekenis hebben en deze betekenissen daarmee per persoon kunnen verschillen. Deze betekenissen hangen dan ook veel samen met de sociale context waarin de respondenten zich bevinden, die zowel deels de Zeeuws-Vlaamse als deels de context uit de studiestad kan zijn.

5.2 Onderzoeksdesign

Omdat dit onderzoek zich specifiek richt op terug verhuisde studenten in de regio Zeeuws-Vlaanderen, is er gekozen voor een casestudy design. Daar is voor gekozen zodat er

nadrukkelijk ingezoomd kan worden op hoe de respondenten de verschillende aspecten van dit onderzoek beleven. De verschillende soorten kapitaal van Bourdieu (2001) zijn daar een goed voorbeeld van. Hoewel er in andere grensgemeenten vergelijkbare situaties plaatsvinden betreft het wegtrekken van jongeren en een vergrijzende arbeidsmarkt, kan dit onderzoek omdat het een casestudy binnen een specifiek gebied geen generaliseerbare uitkomsten genereren. Wel kunnen deze uitkomsten aanzetten tot vervolgonderzoek, wat wel kan leiden tot een bredere conclusie.

5.3 Onderzoeksmethoden

Om de motivaties om terug te verhuizen zo duidelijk mogelijk in beeld te brengen, worden de data voor deze scriptie verzameld door middel van een semigestructureerde interviews. Hier is

(19)

19

voor gekozen om te zorgen dat de rode draad binnen elk interview vergelijkbaar blijft, maar er ook van de vragen afgeweken kan worden waar dit nodig blijkt voor verdere uitleg of

verdieping in een bepaald onderwerp. Hierdoor zouden eventuele motivaties voor remigratie die niet eerder genoemd waren in voorgaand onderzoek of andere interviews ook aan bod kunnen komen en op deze manier kan een overzichtelijk en compleet beeld gegeven worden rondom remigratie naar Zeeuws-Vlaanderen.

5.4 Doelgroep en setting

De doelgroep van dit onderzoek is zeer specifiek. De respondenten moeten zijn opgegroeid in Zeeuws-Vlaanderen, daarna elders een studie hebben gevolgd en daarmee ook uit huis zijn geweest en na hun studie weer terug in Zeeuws-Vlaanderen zijn gaan wonen. Zij hoeven niet perse terug te zijn verhuisd naar de plaats waar zij zijn opgegroeid, zolang zij maar terug in Zeeuws-Vlaanderen wonen. De data van dit onderzoek zullen verzameld worden door het houden van semigestructureerde interviews met 16 respondenten. De setting van de

interviews is, op twee respondenten na die waarbij het interview bij de onderzoeker thuis is afgenomen, bij de respondenten thuis. Hiervoor is gekozen om zo een vertrouwde omgeving te creëren waardoor de respondenten sneller op hun gemakt zouden zijn. Binnen deze groep zijn er verschillende leeftijdsgroepen geïnterviewd.. Hier is voor gekozen om een eventueel verschil aan te kunnen tonen in prioriteiten en opvattingen over het wonen en werken in Zeeuws-Vlaanderen per levensfase. Zoals in de inleiding aangegeven is de onderzoeker zelf afkomstig uit Zeeuws-Vlaanderen en hierdoor is de respondentenwerving relatief makkelijk gegaan.

5.5 Operationalisering

Door middel van het theoretisch kader is er een aantal centrale concepten vastgesteld. Deze zullen gebruikt worden tijdens de operationalisering van dit onderzoek (zie tabel 1). De twee vastgestelde hoofdconcepten zijn ‘buurtbinding’ en ‘arbeidsmarkt’. Deze twee concepten zijn dan ook de rode draad gedurende de semigestructureerde interviews. Het eerste hoofdconcept ‘arbeidsmarkt’ wordt onderverdeeld in twee dimensies, namelijk vergrijzing en beperktheid. Binnen vergrijzing zal er voornamelijk worden gesproken over de braindrain binnen Zeeuws-Vlaanderen en binnen de dimensie beperktheid wordt gesproken over de limitaties die aan de Zeeuws-Vlaamse arbeidsmarkt zitten. Hier worden de indicatoren overkwalificatie en

vakgebieden voor gebruikt. Het tweede concept ‘buurtbinding’ is opgesplitst in fysieke ruimte en sociaal-emotionele ruimte. Binnen fysieke ruimte wordt vooral ingegaan op de

(20)

Zeeuws-20

Vlaamse voorzieningen en of zij voldoen aan de behoeften van de respondenten en in hoeverre zijn vinden dat de voorzieningen aansluiten bij andere levensfasen dan die van henzelf. Ook wordt er ingegaan op eventuele gemiste voorzieningen en de voorzieningen uit hun studentensteden. Sociaal-emotionele ruimte is ingedeeld in sociaal netwerk en kapitaal, waar in wordt gegaan op de emotionele hechting aan plaatsen door bijvoorbeeld

vriendengroepen die in een specifieke kroeg afspreken. Daarnaast worden ook sense of belonging, sense of place en moral panic besproken, die eerder in het theoretisch kader genoemd zijn.

Tabel 1 : Operationalisatie.

Concept Dimensie Indicator

Arbeidsmarkt Vergrijzing Braindrain

Beperktheid Overkwalificatie Vakgebieden

Buurtbinding Fysieke ruimte Voorzieningen huidige levensfase Voorzieningen andere levensfasen Voorzieningen tegenover studentenstad Gemiste voorzieningen

Sociaal-emotionele ruimte Sociaal netwerk, sociaal kapitaal Sense of Place

Sense of belonging

Moral panic rondom ‘stad’

Binnen deze concepten worden verschillende levensfasen gehanteerd. Hierom zullen in dit onderzoek de levensfasen op worden gedeeld volgens het onderzoek van Willaert (1999) in 18 tot en met 26 jaar, 27 tot en met 40 jaar, 41 tot en met 65 jaar en ouder dan 65 jaar.

5.6 Dataverwerking en data-analyse

De verzamelde data uit de interviews is daarna getranscribeerd en geanonimiseerd. De 16 respondenten zijn daarom in de volgorde waarin ze geïnterviewd zijn genummerd van

respondent 1 tot en met respondent 16. Alle herkenbare personen, plaatsen en bedrijven zullen hierbij uit de transcripties worden gehaald, zodat er niet kan worden afgeleid wie is

(21)

21

geïnterviewd. Hierna werden de getranscribeerde interviews thematisch geanalyseerd door ze door middel van de hierboven in tabel 1 weergegeven indicatoren te coderen.

5.7 Ethische verantwoording.

Binnen een onderzoek naar verhuismotivaties en specifieke behoeften binnen Zeeuws-Vlaanderen zouden zich ethische bezwaren kunnen voordoen. Respondenten zouden zich bezwaard kunnen voelen negatief over bepaalde voorzieningen te praten en daardoor onvolledige informatie kunnen geven. Ook het feit dat alle interviews werden opgenomen zou hier een struikelblok kunnen zijn. Om die reden is vooraf een informed consent getekend door elke respondent, waarin te lezen is dat alle data geanonimiseerd wordt en enkel

toegankelijk is voor alle directe onderzoekers. In dit informed consent stond ook dat de interviews werden opgenomen, zodat de alle respondenten zich daarvan bewust waren.

(22)

22

6. Resultaten 6.1 Arbeidsmarkt

In het theoretisch kader komt naar voren dat in Zeeuws-Vlaanderen de arbeidsmarkt lijdt onder de vergrijzing, die mede door het vertrek van jongeren om elders te gaan studeren ontstaat. Alle respondenten hebben ook de keus gemaakt om elders te gaan studeren en er toch voor gekozen om terug te komen. Het feit dat de Zeeuws-Vlaamse arbeidsmarkt niet de makkelijkste is, is dan ook een gedragen mening onder de respondenten. Van respondent 6 wordt dan ook gehoord: ‘De sectoren zijn natuurlijk wat beperkter. Er zijn dingen die je in de randstad wel hebt, die er hier gewoon niet zijn’.

Ook in andere interviews komt deze mening duidelijk terug. ‘Hoe specifieker je opleiding, hoe moeilijker het is om een baan te vinden.’ zegt respondent 4. En bij respondent 2 wordt: ‘Ja, het kan uiteindelijk wel, maar ik denk dat de mogelijkheden meer liggen in andere gebieden.’ gehoord. Vrijwel alle hoger opgeleide respondenten vernoemen dat er simpelweg functies gemist worden die aansluiten bij hetgeen waar zij voor gestudeerd hebben.

‘Ik moet zeggen dat ik ook best opensta voor wat anders. En een paar jaar geleden heb ik mezelf bijgeschoold met een marketingopleiding, maar ook dan nog: ik zie het niet gelijk hier. In mijn opleidingsgebied is hier gewoon een stuk minder.’ – Respondent 10.

En ook wanneer er wel plekken zijn, is het moeilijk deze te bemachtigen. ‘Ik denk dat als je op dit moment terugkomt en je moet nog beginnen met banen zoeken, dat Zeeuws-Vlaanderen dan nu wel vol zit.’, vertelt respondent 3 nadat ze erop gewezen heeft dat de arbeidsmarkt in Zeeuws-Vlaanderen toch voornamelijk praktisch is en dat een universitaire studie daarmee je kansen verkleint omdat er slechts een aantal plekken zijn waar je terecht kunt. Zelf heeft ze haar baan gevonden door een berichtje op facebook dat volgens haar precies de juiste mensen bereikt heeft, waardoor zij nu kan doen wat ze leuk vindt. Wanneer het om banen gaat wordt ook in vrijwel elk interview een groot lokaal chemisch bedrijf genoemd. Hier zouden de hoger opgeleiden wel terecht kunnen, mits zij daar de juiste opleiding voor hebben. Echter lijken de respondenten hier niet op geanticipeerd te hebben met hun eigen studiekeuze.

(23)

23

Ik weet niet wat je daarvoor gestudeerd moet hebben maar als.. als je zoiets.. iets chemisch hebt gestudeerd dan kun je terugkomen en dan kun je hier wel uhm.. hier wel aan de slag. Ik denk dan dat je met chemie de grootste kans hebt.’, zegt respondent 1.

Hoewel de meeste hoger opgeleide respondenten pleiten voor meer banen voor deze groep, wordt ook gezegd dat dit te maken heeft met de problematiek van dit moment en dat het op alle niveaus moeilijk is om een baan te vinden. Hierover zegt respondent 5:

Stiekem is het op alle vlakken ellendig op de arbeidsmarkt. Het is het hoger opgeleide dat vaak het speerpunt is, dat vaak ter sprake komt. Dat we veel zien van het wegtrekken uit de gemeente. Dat we zoveel mogelijk moeten doen om die mensen toch hier te krijgen. Maar ja, het werk is ook een voornaam punt. Maar als je dan kijkt naar de bezuinigingen in mijn school. Als ik het puur op mijn vakgebied zie, de installatietechniek, dan kunnen alleen hulpmonteurs uit Terneuzen even een les volgen en daarna moeten ze naar Goes.

Dat er moeilijk aan een baan te komen is, die aansluit bij waarvoor gestudeerd is, lijkt daarmee iets waar in alle respondenten zich kunnen vinden. Overigens pleiten vijf van de zestien respondenten wel voor de potentie van een eigen bedrijf in Zeeuws-Vlaanderen. Argumenten die daarbij vooral genoemd worden zijn dat hoewel er in Zeeuws-Vlaanderen zelf geen specifieke grote doelgroep is, zijn de grote steden in Nederland én België goed bereikbaar met de auto. Ook is er in deze regio veel goedkope huurbare bedrijfsruimte en is een ondernemer, op extra benzinekosten na, goedkoper uit dan op de meeste andere plaatsen. Twee van de respondenten hebben een eigen bedrijf, respondent 6 en 16, en een ander, respondent 1, is de dochter van de lokale slager. Alle drie spreken zij zeer lovend over hoe de zaken lopen. Respondent drie pleit daarbij nog extra over het lokale, ambachtelijke van deze kleine zaken: ‘Dat is toch dat ambachtswerk dat hier dan toch zijn weg vindt. We hebben een goudsmid hier in de buurt die hekken maakt en zo, een siersmid. Ja, die rijdt gewoon in vier auto's rond. Ik denk: 'Ja, jij doet het best goed'’. Daarnaast zegt ze ook: ‘En voordeel is dan wel: sta je goed bekend dan is het een goudmijn.’

In de interviews wordt ook veel gehoord dat hoger opgeleiden de sleutel zijn naar dit soort nieuwe, kleine startups. Respondent 5 en 15, die beide actief zijn in de lokale politiek, geven aan dat het opzetten van nieuwe bedrijven door hoger opgeleide initiatief nemers, die bereid zijn te investeren in de regio, een groot verschil zouden kunnen maken in de

(24)

24

jongeren om terug te verhuizen naar Zeeuws-Vlaanderen.

In het theoretisch kader komt naar voren dat er binnen relaties vaak verhuisd wordt als de één een baan vindt die aansluit bij zijn kwalificaties en dat de partner daarna lokaal op zoek gaat naar de meest passende baan, maar daardoor vaak eindigt met een baan waar zij voor overgekwalificeerd is (Büchel & Van Ham, 2003). De respondenten binnen dit

onderzoek dit zich in een langdurige relatie bevonden, hadden allemaal een partner die ook uit Zeeuws-Vlaanderen kwam, wat toch wijst op een sterke sociale-emotionele binding met de regio of in ieder geval haar inwoners. Beide partners hebben in dat geval namelijk een sociaal netwerk in Zeeuws-Vlaanderen, waarnaar zij terug zouden kunnen keren. De motivatie om terug te komen was vaker vanwege de emotionele band dan vanwege een baan. Van alle respondenten kan zelfs gezegd worden dat zij eerst zijn verhuisd en daarna pas op zoek zijn gegaan naar een baan. De arbeidsmarkt lijkt daardoor geen eerste prioriteit te zijn in de afweging rondom het remigreren. Wel kan worden opgemerkt dat de meeste respondenten, direct na hun terugverhuizen, eerst banen hebben gehad waarvoor zij overgekwalificeerd waren. Toch komt in meerdere interviews terug dat dit simpelweg een van de concessies is die men moet doen om in Zeeuws-Vlaanderen te wonen.

Mijn vriend is ook een half jaar naar Tilburg geweest [lacht] en die kwam er na een half jaar al achter 'ik wil dit niet, anonimiteit is niks voor mij'. Die onafhankelijkheid. Maar dat maakt wel het voor hem ook makkelijker om in een dorp te wonen zonder voorzieningen. Want hij weet dat hij in een drukke stad ook niet gelukkig wordt, dus dan pak je de auto voor 10 min of dan accepteer je dat je 10 min moet rijden voor een brood. Of uhm, dan accepteert hij ook dat hij in de arbeidsmarkt weinig kansen heeft en dat hij nu een baan heeft waar hij geen bal aan vindt. Maar dat is dan de consequentie van hier wonen en toch brood op de plank willen hebben. – Respondent 3

De arbeidsmarkt van Zeeuws-Vlaanderen lijkt dus niet voor iedereen even toegankelijk, maar wanneer men bereid is om onder zijn niveau te werken zou het moeten kunnen. Dat is een veel gehoorde mening, die ook respondent 4 volledig ondersteunt. Zij hoopt echter niet dat mensen hier liever achter de kassa gaan zitten dan dat ze een baan elders, zoals in Brabant, gaan zoeken. Zelf zou ze zeker verhuizen als ze wist dat er ergens anders meer mogelijkheden waren om het beroep uit te oefenen waarvoor ze gestudeerd heeft. Respondent 9 zou dit ook doen, maar haar in Belgische diploma wordt nog niet erkend in Nederland. Hierdoor is zij wel opgeleid en heeft ze een diploma behaald, maar kan ze de komende tijd nog niet werken en

(25)

25

dus ook niet solliciteren. Dus het is niet enkel de arbeidsmarkt zelf die het moeilijk maakt een baan te vinden, ook het beleid er omheen werkt niet altijd mee.

6.2 Buurtbeleving en Sociale binding

Om de mate van binding met de buurt in jeugd van de respondenten te bekijken wordt aan iedereen gevraagd of zij in hun jeugd op verenigingen zaten, rondom sport of hobby’s, en of zij hechte vriendengroepen hadden, zowel van op school als uit de buurt. Op één na waren alle respondenten actief geweest in verenigingen in Zeeuws-Vlaanderen en iedereen af aan in zijn jeugd genoten te hebben van hechte vriendschappen uit de buurt. Hierover zegt

respondent 5: ‘En alle verenigingen zijn eigenlijk ook wel vertegenwoordigd, dus alle sporten kun je ook wel beoefenen. En het verenigingsleven, daar is ook genoeg te doen.’. Het

verenigingsleven lijkt dus voor de meeste respondenten een grote invloed te hebben gehad op hun jeugd en in welke vorm zij met de buurt, sociaal en fysiek, daarvan binding ondervonden hebben.

Wel wordt snel duidelijk dat de meeste van de jeugdvrienden van de respondenten niet langer in Zeeuws-Vlaanderen wonen. Enkel respondent 4 geeft aan dat het merendeel van haar basisschoolklas nog in Zeeland woont en dit heeft als grootste reden dat zij nooit zijn gaan studeren of dat zij in België zijn gaan studeren en op die manier ook niet uit huis hoefden. Ook lang niet van alle respondenten was het de planning om na hun studie terug te komen.

‘Ik ben toen gaan polsen en binnen twee maanden had ik reactie voor een baan. Dus toen ben ik eigenlijk wel met hangende pootjes teruggekomen. En ik was op de middelbare school degene met de grootste mond: 'En er is hier niks in Zeeland en er is hier niks te beleven en wat doen jullie hier allemaal met die bekrompen mensen die alles van je weten..!' Ik was de eerste die terug was.’ – Respondent 3

Maar ook respondent 1, 2, 6, 9, 11, 14, en 15 waren in eerste instantie niet van plan om terug in Zeeland te gaan wonen. Slechts de helft van de respondenten was dit al van tevoren van plan. De ‘ons-kent-ons’-cultuur die heerst in de regio blijkt daar bij veel van de respondenten in bij te dragen. ‘Zeeuws-Vlaanderen, die kleine dorpjes hier, is voor mensen zoals ik, want ik wil niet generaliseren, een bron van frustratie.’, zegt respondent 14. ‘Als er een zwarte golf in de sloot ligt, drie uur later weet iedereen van wie hij is. Dan staat die gast er toch ook niet zo

(26)

26

mooi op en denk je een volgende keer misschien wel na.’, vervolgt hij. Meteen daarna vertelt hij over het feit dat hij deze sociale controle helemaal niet fijn vindt en in dat opzicht zeker de grote stad prefereert. De anonimiteit van het stads leven blijkt voor meer respondenten ofwel een push- of een pullfactor. Waar sommigen het moeilijk hebben met deze ‘ieder-voor-zich’- mentaliteit in de stad, zoals respondenten 3 en 13, zijn er anderen die er enkel van genoten hebben, zoals respondenten 11 en 12. Hier valt duidelijk te zien dat niet iedereen in dezelfde mate een ‘sense of beloning’ ervaart, zowel in Zeeuws-Vlaanderen als in een studenten stad. Die ‘sense of beloning’ zou ook zeker versterkt kunnen worden door een groter aantal attachements, mensen met een gelijke denkwijze, zoals in een religie het geval zou zijn (Stark & Bainbrigde, 2013). Hoewel in eerste instantie wel verwacht werd dat dit een grote rol zou spelen bleek geen enkele respondent in dit onderzoek gelovig te zijn. Enkel respondent 16 is gelovig opgevoed, maar heeft er bewust voor gekozen om hier afstand van te doen. De sociale relevantie van het geloof lijkt dus binnen deze groep van respondenten nihil. Religie speelt dus geen enkele rol in de push- of pullfactoren om terug te verhuizen naar

Zeeuws-Vlaanderen binnen dit onderzoek.

Deze attachements komen echter wel terug in de vorm van familie en vrienden. Zes van de respondenten wonen op het moment van het interview bij hun ouders en de andere tien hebben ze op loop-, fiets- of een autoafstand wonen. Wanneer er aan de respondenten

gevraagd wordt wat er het meest geapprecieerd wordt aan het wonen in Zeeuws-Vlaanderen is het toch het warme bad van bekenden waar ze in terecht zouden komen wanneer ze terug zouden verhuizen. Ieder van de respondenten noemt de sterke sociale binding die ze hebben binnen Zeeuws-Vlaanderen, met vrienden, familie, voetbalclubs of tafeltennisverenigingen, als één van de, al dan niet de belangrijkste, redenen om te remigreren. Het sociaal kapitaal lijkt hier dus in grote mate op te wegen tegen zowel het culturele als het economische. Dit valt ook te zien door het feit dat alle respondenten vrijwel wekelijks terug naar

Zeeuws-Vlaanderen kwamen. Hier hadden zij verschillende redenen voor, variërend van een

weekendbaantje tot een band of gewoon hun ouders en vrienden weer te zien. Deze vorm van het hebben van attachements, die leiden tot het vertonen van dezelfde normen en waarden, zouden een grote rol kunnen hebben gespeeld in het uiteindelijk terugverhuizen naar Zeeuws-Vlaanderen.

6.3 Voorzieningen 6.3.1 Activiteiten

(27)

27

weekend, zo weinig werden voorzieningen dat. Vooral op het gebied van entertainment

worden er verschillende zaken gemist. Buiten het feit dat er maar een gering aantal kroegen is, zoals respondent 2 vertelt, mist hij ook wat meer keuze in eetgelegenheden en andere opties binnen de uitgaansgelegenheden. Zeker onder de jongere respondenten is dit een breed gedragen mening. Ook wordt het missen van de bioscoop die tot 2007 open was in het centrum van Hulst, veel genoemd. De eerste reactie van veel van de respondenten wanneer naar de voorzieningen gevraagd wordt is negatief, maar wanneer er meer wordt nagedacht blijkt er zich nog redelijk wat af te spelen binnen de gemeente. Onder ander de grotere activiteiten in de zomer, als Vestrock en de zomerfilm, worden genoemd. Zeker respondent 10, die zelf actief is binnen het culturele circuit in Zeeland, is enthousiast over de

mogelijkheden die er zijn voor entertainment. ‘De krant staat vol met activiteiten voor in het weekend’, zegt ze. Toch lijken niet al de ze evenementen populair te zijn onder de Zeeuws-Vlamingen. Respondent 15 zegt dat dit vooral komt omdat er zoveel wordt gefocust op dat er weinig te doen zou zijn in Zeeuws-Vlaanderen, dat men vergeet om nog op zoek te gaan. Respondent 3 blijkt een van die mensen te zijn, beseft ze zelf. Ze zegt:

Ja, en dan merk ik ook dat ik zo gewend ben aan de gedachte 'Als ik weg wil, moet ik ver weg.' dat ik soms ook vergeet dat Terneuzen wel zijn best aan het doen is. Bij koningsdag denk ik meteen 'Oh, Amsterdam of Breda', maar dan vergeet je gewoon dat ze hier ook artiesten laten komen waar je gewoon best wel blij mee kan zijn. He, overlaatst was er een feest in Terneuzen en toen speelden Nick en Simon. Dat is best gaaf, maar ik denk daar niet over na dus ik had die dag gepland in Tilburg.

Ook Antwerpen wordt veel genoemd wanneer gevraagd wordt naar waar mensen naartoe kunnen om een avondje uit te gaan of naar de bioscoop. Respondent 4 noemt ook het casino, waarvan de dichtstbijzijnde in Antwerpen is. Maar gewoon dingen om een leuke avond weg te zijn, zonder dat je in een café moet hangen, dat mis ik wel., zegt ze er achteraan. Als je hier op stap zou willen, ja, je moet sowieso bobben. Als je in Tilburg op stap wil vanuit Breda, pak je gewoon de nachtbus, nachttrein, weet ik veel. Je komt toch wel thuis. Dus vooral die

mogelijkheden zijn denk ik de reden dat mensen verhuizen.’ Dit moeten bobben geldt ook voor het uitgaan naar Antwerpen en vooral bij de jongere respondenten wordt hierdoor beter openbaar vervoer erg gemist.

(28)

28

6.3.2 Sense of Place

Naast dat er te weinig te doen zou zijn, is één van de onderwerpen waar veel over gesproken wordt het openbaar vervoer. Respondent 16 zegt dat ze begrijpt dat studenten wegblijven wanneer de regio zo moeilijk te bereiken is. In elk interview is de mogelijkheid van een trein genoemd, maar ook het feit dat dit niet reëel zou zijn. Respondent 2 zegt hierover:

En als je gaat studeren, Breda is de stad die het dichtste bij is. Je bent minimaal twee uur kwijt. Dat kost veel tijd en ook wel veel van een puber, vind ik, doorzettingsvermogen en je moet veel inzet tonen. Je zit dan op een leeftijd dat je zo min mogelijk weerstand wil en wil dat de wereld zo makkelijk mogelijk is en elk weekend heen en weer is niet makkelijk. Elke week, met je koffertje in die bus, die altijd vol zit.

Onder de respondenten is het besef duidelijk aanwezig dat Zeeuws-Vlaanderen qua voorzieningen niet zo veel te bieden heeft als de wat grotere steden waar de respondenten gewoond hebben tijdens hun studietijd. De rust die daar tegenover staat wordt daardoor wel extra gewaardeerd.

‘Ik heb ook dagen dat ik hier door de polder rij met mijn auto en dat ik denk: Ja, het is toch wel echt relaxed. Het heeft wel echt iets en dat heeft een Tilburg niet. Ik kan er ook echt wel van genieten.’ – Respondent 14.

Ook respondent 5 vindt de rust een groot voordeel aan Zeeuws-Vlaanderen. De

woningprijzen, de rust, het landelijke, het groene. Dat zijn toch wel de positieve punten. Het is niet voor niks dat ze hulst de groene longen van Zeeuws-Vlaanderen worden genoemd, zegt hij. De rust en het gebrek aan stedelijkheid is dus absoluut niet voor iedereen een nadeel.

6.4 Levensfasen

In dit onderzoek is ook gekeken naar personen in verschillende levensfase en hoe zij het wonen in Zeeuws-Vlaanderen ervaren. Ook is er gekeken bij de respondenten hoe zij denken dat andere levensfasen de woonomstandigheden in Zeeuws-Vlaanderen zien. Bij de grootst geïnterviewde groep, de jongere respondenten, komt een duidelijk gebrek aan

uitgaangelegenheden boven. Wanneer de respondenten uit andere levensfasen gevraagd wordt of studenten hier genoeg voorzieningen hebben, geven zij ook meteen aan dat er hier te weinig te doen zou zijn. Zeker in vergelijking met de stad, waar de studenten dan vaak door

(29)

29

de week zouden verblijven. In de startersgroep, de groep die net klaar is met studeren en op zoek is naar een eerste woning, is de groep waarin we de meeste remigratie zien (Willaert, 1999). Zij zeggen over het algemeen alles te hebben wat ze nodig hebben. Deze groep beseft heel goed dat zij een aantal dingen hebben opgegeven door naar Zeeuws-Vlaanderen te verhuizen en heeft dan ook vrede met het feit dat er een aantal zaken zouden ontbreken, zoals respondent 3 eerder zei. Ook is al te zien dat de behoeften die ze hebben veranderd zijn sinds de vorige levensfase.

Het is sowieso minder, maar ik denk niet dat dat te maken heeft met Breda of Zeeland, maar meer met je levensfase waar je nu in zit. Kijk, ik werk nu vijf dagen in de week en ik ben gewoon moe [ lacht] En ik sport ook drie avonden in de week, en als ik dan ook nog een vergadering heb 's avonds heb ik dus eigenlijk elke avond al wat. In Breda kun je natuurlijk elke avond op stap en hier is eigenlijk alleen vrijdag of zaterdag avond. En in de zomer zijn de terrassen wel wat meer. Maar gewoon door de week kun je hier eigenlijk niet echt op stap. Maar goed aan de andere kant.. Ja, het is gewoon mijn levensfase. Als student ging ik alle dagen op stap en ik was altijd weg en nu vind ik het ook gewoon lekker om thuis te zitten. - Respondent 4.

Ook worden de huizenprijzen als een zeer positief punt genoemd voor starters, omdat die in Zeeuws-Vlaanderen nu eenmaal vrij laag zijn. Voor gezinnen met kleine kinderen, weer een levensfase verder, lijken er ook genoeg zaken op orde te zijn. Het eerder genoemde actieve verenigingsleven, de rust en ook zeker de veiligheid. Over de veiligheid zegt respondent 2 lachend: Ja, veiligheid is hier wel ja. Zelfs voor criminelen is het hier niet interessant. Maar

voor een gezin met kinderen is dit wel erg fijn. Een nadeel van de rust, noemt respondent 4 het idee dat zodra er iets met je gebeurd als je ’s avonds naar huis fietst, je lang moet wachten tot er iemand langskomt om je te kunnen helpen. Maar al met al zegt ze:

Ik heb hier een jaar gewoond en er is me niks gebeurd en ik heb daar een jaar gewoond en toen is me ook niks gebeurd. dus ja. Nee, dus ik denk dat dat wel meevalt. En als je er heel goed over na gaat denken kun je overal wel kwaad vinden hoor.

Opvallend in de vragen rond levensfasen is dat het alle respondenten het eens zijn over het feit dat Zeeuws-Vlaanderen een zeer goede plaats is om te genieten van het pensioen. Er wordt veel georganiseerd voor ouderen, door de sociale controle wordt er snel alarm geslagen

(30)

30

als er iets mis zou zijn en de rust zou perfect zijn voor de gemiddelde 65+-er. In het

theoretisch kader kan ook duidelijk worden teruggevonden dat de motivaties om te verhuizen voor iemand in een latere levensfase precies aansluiten bij dit plaatje (Sergeant & Ekerdt, 2008).

6.5 Beleid

Om te zorgen voor een beleidsmatige terugkoppeling binnen dit onderzoek is na het verwerken van de resultaten een interview gehouden met de Jan-Frans Mulder, de burgemeester van de gemeente Hulst. De resultaten werden hem voorgelegd om zo zijn perspectief op de kwestie van remigrerende studenten binnen Zeeuws-Vlaanderen in kaart te brengen. Meteen merkt hij op dat deze remigratie moeilijk te traceren is. Wanneer er op woningen wordt ingeschreven, wordt er niet gekeken of deze personen van origine Zeeuws-Vlaams zijn en dat maakt het moeilijk te zien in hoeverre de terugkerende studenten zich wederom in Hulst vestigen en waar dan precies.

Al snel daarna noemt hij de arbeidsmarkt en het belang van partnerbanen. Wanneer er binnen gezinnen van tweeverdieners één van de twee terecht kan bij een Zeeuws-Vlaams bedrijf, zal de ander mee moeten verhuizen. Ook vertelt hij dat in dat geval de lagere huizenprijzen zeker meespelen. Het is in Hulst goedkoper wonen dan in de meeste grote steden. Mulder stelt dat er in Hulst veel vrije vacatures zijn en dat deze verhuisstroom, als gevolg van het feit dat één partner hier een baan vindt en daarna de ander ook op de lokale arbeidsmarkt op zoek gaat, zeer gewenst zou zijn omdat jonge mensen simpelweg nodig zijn in de regio.

Binnen de gemeente Hulst worden vooral veel technologische bedrijven gevonden die op zoek zijn naar jonge werknemers. Mulder vertelt dat hij onlangs bij een

waterzuiveringsbedrijf was dat met een ernstig ingenieurstekort zat. Volgens de burgemeester zijn er in de gemeente banen genoeg te vinden, ook voor hoger opgeleiden. Wanneer hij gevraagd wordt naar de mogelijkheden voor het opstarten van een eigen bedrijf is hij zeer positief. Hij geeft aan dat de locaties goedkoop zijn en er makkelijk toegang is tot de

Belgische markt. Hij plaatst hierbij wel de kanttekening dat het voor Belgen moeilijker is iets op te zetten in Zeeuws-Vlaanderen. De financiering is dan moeilijker te regelen met de lokale, Nederlandse banken. Wanneer het echter om een al bestaand bedrijf gaat, worden de

procedures daar omheen veel makkelijker, zegt Mulder.

De focus van de burgemeester op de Belgische ondernemers is niet vreemd. Veel van de jongere starters komen op dit moment namelijk uit België. De huizenprijzen zijn daar

(31)

31

hoger en dat is in het voordeel van Zeeuws-Vlaanderen. Jonge Belgische gezinnen kopen de woningen goedkoop en knappen ze op. Dit is niet het enige voordeel dat Zeeuws-Vlaanderen heeft van haar ligging zo dichtbij België. In Antwerpen, wat een half uur met de auto weg is, worden op dit moment veel vernieuwingen doorgevoerd op industrieel gebied en Mulder is er zeker van dat dit ook voordelig op deze regio uit zal werken. Door het creëren van banen aan de andere kant van de grens en de goedkope woningen in de gemeente Hulst, zou dit veel nieuwe, jonge krachten aan kunnen trekken.

Deze jongere aanvulling op de arbeidsmarkt hoeven dus niet per definitie ook in Zeeuws-Vlaanderen te zijn opgegroeid. Om die reden is een aantal jaar geleden een trendwatcher ingehuurd om een campagne te starten om mensen attent te maken op de mogelijkheden die zich daar bevinden. De burgemeester stelt hierover: ‘Zeeuws-Vlaanderen had een imago probleem. We hadden geen slecht imago, we hadden gewoon geen enkel imago.’ De trendspotter vond in Zeeuws-Vlaanderen wat veel Nederlanders gaan zoeken in het buitenland en om die reden is de gemeente Hulst sinds die tijd eens per jaar actief op de emigratie-markt, met veel succes.

Binnen de campagne ‘Onbegrensd Zeeuws-Vlaanderen’ werd de nadruk gelegd op het verschil tussen het drukke stadsleven en het ruime landelijke leven in Zeeuws-Vlaanderen. Mulder maakt hierin de tweedeling lifestyle tegenover veiligheid. Het gemak van de stad, de voorzieningen en de relatief kleine afstanden daar naartoe, afgetekend tegenover de rust, veiligheid en sociale cohesie van het platteland. Deze sociale cohesie is volgens de

burgemeester zeer belangrijk. Het zorgt voor een sterkere binding met de regio en daardoor voor een grotere kans op het terugkeren nadat studenten klaar zijn met studeren. Om ook tijdens die studie de binding te behouden zijn er door de gemeente ook verschillende initiatieven opgezet. Eén van die initiatieven is de Havo-piste, die ervoor zorgt dat havo-studenten van de middelbare school uit Hulst, na een jaar toch naar België kunnen gaan. Op die manier hoeven zij minder ver weg voor hun studie en soms zelfs niet eens op kamers. Een ander initiatief rondom onderwijs is Rootz, een netwerkorganisatie die zich sterk maakt voor meer stageplaatsen op de lokale arbeidsmarkt. Door de hoge sociale cohesie en ons-kent-ons cultuur leiden stageplekken in Zeeuws-Vlaanderen veel vaker tot een vaste aanstelling dan in grotere steden, stelt Mulder.

Deze stageplekken zijn echter niet altijd om de hoek en wanneer de burgemeester gevraagd wordt naar de mate van openbaar vervoer, is hij het ook meteen roerend eens met de breed gedragen mening van de respondenten van dit onderzoek: Het openbaar vervoer is niet wat het zou moeten zijn. Zeker de jeugd, die soms uren moet reizen om bij hun stageplek te

(32)

32

komen, heeft hier mee te kampen. Mulder is zich bewust van de hoge mate van afhankelijkheid van een auto in Zeeuws-Vlaanderen. ‘Ieder gezin hier heeft een eigen taxibedrijf en dat zijn pap en mam.’, zegt hij. Want zelfs als men wel een auto heeft, moet er veelvuldig gebruik worden gemaakt van de tunnel, die elke keer vijf euro kost. Hierover zegt Mulder: ‘Zeeuws-Vlaanderen is nog gekker dan de dierentuin, daar betaal je alleen om naar binnen te gaan. In Zeeuws-Vlaanderen moet je ook nog betalen om weg te mogen!’ Wanneer er aan hem gevraagd wordt hoe hij denkt over eventueel treinverkeer in Zeeuws-Vlaanderen zegt hij: ‘Wij sporen niet in Zeeuws-Vlaanderen.’. Dat er ooit een spoor komt voor

personenvervoer lijkt volgens hem niet erg realistisch, al is hij zeker voor het verbeteren van de verbindingen in het openbaar vervoer en zegt dit ook al meerdere keren te hebben

aangekaart.

Een betere verbinding door middel van openbaar vervoer zou ook zeer voordelig zijn voor toerisme, een factor die Mulder erg belangrijk vindt voor de binding met de buurt. Hij is zelf ook in aanraking gekomen met de gemeente Hulst door een vakantie in een nabij liggend dorp. Hij hoopt dat door een positieve herinnering aan vakanties hier, de kinderen van toen op latere leeftijd Zeeuws-Vlaanderen zullen overwegen als plaats om te vestigen. Wanneer de burgemeester verteld wordt dat uit dit onderzoek bleek dat ouders met jonge kinderen inderdaad, naast 65+-ers, worden gezien als de levensfase die het meest passend leek bij de voorzieningen hier, is hij niet verbaasd. ‘Van de wieg tot het graf.’, zegt hij lachend. Ook daar ziet Mulder het grote belang van de sterke sociale binding in de buurt. Doordat men bekend is met de mensen in de buurt, en hier toch een bepaalde vorm van sociale controle heerst, is het veiliger voor zowel ouderen als kinderen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We hebben tijdens deze 3 dagen ook enquêtes uitgedeeld op papier, waarop kon worden aangegeven welke onderwerpen we de komende periode het beste samen met de inwoners op

Wanneer zijn de kozijnen, ramen en deuren voor het laatst geschilderd..

Ja, ik heb mijn woning beter geïsoleerd Ja, ik heb een andere cv-ketel gekocht Ja, ik ben op een andere manier gaan koken Ja, mijn woning wordt op een andere manier verwarmd Ja, ik

Assistentiewoningen zijn er voor actieve 65+’ers die nog zelfstandig willen wonen en leven, maar het zich nu al makkelijk willen maken voor de toekomst.. Assistentiewoningen

Meten, tijd, geld 13 Kinderen kunnen met twee gegeven natuurlijke maten van de ene naar de andere maat omrekenen.. Meten, tijd, geld 14 Kinderen kunnen bij hele uren bij twee

Op of met spullen verhuizen naar buitenland in nederland geregistreerd in contact met verschillende culturen en woont wat moet ik weer anders.. Al die school in belgië is het

U komt in aanmerking voor verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte als u vastbenoemd bent of tijdelijk werkt, u minstens voor de helft van een volledig ambt aangesteld bent

Maak een lijst met organisaties aan de hand van de post die je krijgt, dit helpt dat je weet welke partijen je allemaal moet informeren over je verhuizing..