• No results found

De verborgen blik : de rol van impliciete sociale kennis in visies op een toekomst in de Europese Unie in de post-conflict samenleving Servië

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verborgen blik : de rol van impliciete sociale kennis in visies op een toekomst in de Europese Unie in de post-conflict samenleving Servië"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De verborgen blik.

De rol van impliciete sociale kennis in visies op een toekomst in de

Europese Unie in de post-conflict samenleving Servië.

Masterscriptie Nynke IJpma Student nr: 5646375

E-mail: nynkeypma@gmail.com

Master Culturele Antropologie en Sociologie der Niet-Westerse Samenlevingen

Universiteit van Amsterdam Aantal woorden: 25016 Begeleidster: Milena Veenis Tweede lezer: M. van de Port Derde lezer: E. Van der Sijpt 16 januari 2015

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding...1

2. Theoretisch kader...3

3. Methodische verantwoording en onderzoekspopulatie...13

4. Sociale herinnering in Servië...20

5. De blik naar binnen...31

6. De blik naar buiten...42

7. Visies op een Servisch EU-lidmaatschap...48

8. Conclusie...57

(3)

3

1. Inleiding

Op 21 februari 20131 gaf de Servische ex-president Boris Tadić een pleidooi voor een

Servische deelname aan de Europese Unie bij een publiek debat in het Clingendael Instituut te Den Haag waar ik bij aanwezig was. Met Servië verliep het proces van toenadering tot de EU niet zo soepel. Na de jaren ’90 oorlog en een jarenlang proces van het inwilligen van EU-voorwaarden heeft Servië pas de status van officiële kandidaat gekregen en zal, indien Servië aan alle voorwaarden voldoet, in 2020 tot de EU toetreden2. Tot dan toe kon Servië niet aan een aantal voorwaarden voldoen, namelijk het uitleveren van oorlogsmisdadigers aan het Joegoslavië Tribunaal, het aanpakken van problemen als georganiseerde misdaad en het op gang brengen van de dialoog met Kosovo. Kroatië heeft inmiddels een datum van toetreding gekregen en omliggende landen zoals Slovenië, Bulgarije en Roemenië zijn al toegetreden. Tadić pleitte voor de acceptatie van Servië in de EU. Hij stelde dat Servië aan de voorwaarden heeft voldaan die gesteld waren door de Europese Unie, en dat het EU-bestuur daarom de verplichting heeft om Servië toe te laten tot de EU. Hij verzocht het EU-bestuur om Servië tegemoet te komen in het proces van toenadering. Hij benadrukte dat de situatie in Servië voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen is en besloot zijn pleidooi met de woorden: “You

have a determined history, but we are still living our history”. Deze uitspraak bleef mij bij,

omdat ik dit vaker had horen zeggen door informanten tijdens mijn veldwerk in Belgrado. Ik vroeg mij af wat hij bedoelde met dat de mensen in Servië nog in het verleden zouden leven. Ik dacht aan de sporen die de oorlogen in het Balkangebied op mensen hebben achtergelaten. Servië verkeert momenteel in een slechte staat en heeft geen goede basis van waaruit het land zich kan ontwikkelen. Servië bevindt zich in een post-conflict situatie waarbij basisvoorzieningen zoals infrastructuur, sociale voorzieningen en arbeidsrecht ondermaats zijn of helemaal ontbreken. Serviërs zijn daarnaast bezig om de trauma’s van de oorlogen en de nasleep ervan te verwerken. De mensen voelen zich slachtoffer van destructief leiderschap en velen leven in armoede. De recente geschiedenis van oorlog is zichtbaar in het hedendaagse leven.

1

http://www.clingendael.nl/publication/debate-february-21-2013-ever-closer-balkan. Bezocht op 5 januari 2015.

2

http://www.europa-nu.nl/id/vh9if1ear39f/toetreding_servie_tot_de_europese_unie. Bezocht op 5 januari 2015.

(4)

4

Tadić’ uitspraak impliceert dat geschiedenis iets is wat kan worden afgesloten, als een hoofdstuk uit een boek. Ik vroeg mij af of het verleden daadwerkelijk ‘achter ons’ gelaten kan worden. Het heden en verleden zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden?

Geschiedenis wordt door sommigen beschouwd als lineair proces, waarin verleden, heden en toekomst worden beschouwd als gescheiden segmenten. Er wordt echter aandacht gegeven wordt aan historische gebeurtenissen door ze te herinneren, te relateren aan de situatie in het heden en verwachtingen voor de toekomst mee te onderbouwen. Daarom zijn verleden, heden en toekomst onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op welke manier dit in Servië gebeurt zal ik in deze scriptie bespreken.

De uitspraak dat “wij in het verleden leven” impliceert verder dat Serviërs een

gemeenschappelijk bewustzijn hebben. Michael Taussig, een Australische antropoloog, noemt impliciete sociale kennis de kennis die gedeeld wordt door de leden van een samenleving, die geïnternaliseerd is en aldus als waarheid aangenomen. Deze kennis beweegt mensen

onbewust om te doen wat zij doen (Taussig 1984:87). De Amsterdamse antropoloog Mattijs van de Port (1998) heeft tijdens de Balkan-oorlog in de jaren ’90 onderzoek gedaan in Novi Sad, de hoofdstad van de noordelijke provincie Vojvodina. In zijn boek spreekt hij over een bepaald soort weten dat Serviërs bezaten, dat een begrip van de samenleving was, wat een buitenstaander volgens hen nooit zou kunnen hebben. Hij ziet hierin de impliciete sociale kennis bestaan waar Taussig naar refereerde. Van de Port schrijft over defaitisme dat hij proefde in de Servische samenleving, dat hij relateerde aan impliciete sociale kennis die specifiek aan Serviërs toebehoort (Port 1993:25). Door de terugkerende oorlogen in het Balkangebied hebben mensen de kennis aangenomen dat alles wat wordt opgebouwd weer kapot kan gaan. Het maakte mij nieuwsgierig naar de relatie tussen impliciete sociale kennis en geschiedenis in de Servische samenleving. Welke rol speelt de geschiedenis in visies op de toekomst en welke impliciete sociale kennis wordt er vertegenwoordigd? En hoe beïnvloedt dat de wijze waarop Serviërs de toekomst beschouwen? Deze vragen brachten mij tot de volgende onderzoeksvraag:

Hoe beïnvloedt de impliciete sociale kennis van jongvolwassen Serviërs in Belgrado hun visies op een Servische deelname in de Europese Unie?

Ik gebruikte tijdens mijn veldwerk het mogelijke lidmaatschap van de Europese Unie als uitgangspunt om te onderzoeken welke overtuigingen onderliggend zijn aan visies op de toekomst. Ik ondervond dat gebeurtenissen uit het verleden werden verbonden aan de visies

(5)

5

op een EU-lidmaatschap voor Servië. Ik kwam erachter dat er weinig hoop wordt gedeeld op structurele verbetering van het leven in Servië, lid van de Europese Unie of niet. Ik zal de onderliggende impliciete sociale kennis analyseren die ik herkende in de verhalen die informanten vertelden over Servië in relatie tot de EU. Na het theoretisch en methodisch gedeelte besproken te hebben zal ik een overzicht geven van gebeurtenissen in de

geschiedenis van Servië die belangrijk zijn voor mijn informanten. In de daarop volgende hoofdstukken ga ik verder in op de impliciete sociale kennis die ik onderscheidde in hun verhalen. In de ‘Blik naar binnen’ bespreek ik hoe mijn Servische informanten hun eigen samenleving beschouwen in toenadering tot de EU. In de ‘Blik naar Buiten’ licht ik impliciete sociale kennis toe in de wijze waarop informanten Serviërs zichzelf in de wereld beschouwen. Dan zal ik in het hoofdstuk ‘Visies op de Europese Unie’ de hoofdvraag beantwoorden en laten zien hoe impliciete sociale kennis deel is van de wijze waarop Serviërs denken over een lidmaatschap van de Europese Unie. Daarbij zal ik impliciete sociale kennis beschouwen als dynamisch onderdeel in het proces van sociale herinnering.

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk bespreek ik welke antropologische concepten raakvlakken hebben met impliciete sociale kennis en hoe deze zich tot elkaar verhouden. De opbouw luidt als volgt: eerst zal ik bespreken waarom ik voor impliciete sociale kennis als focus gekozen heb en het concept toelichten door te bespreken wat erover is geschreven. Vervolgens zal ik impliciete sociale kennis vergelijken met de samenhangende concepten collectief onderbewustzijn en ideologie. Als laatste zal ik de rol van collectief geheugen en historiciteit binnen dit

onderzoek bespreken in samenhang met sociale herinnering en impliciete sociale kennis. Door toekomstvisies op Servië in de EU te onderzoeken probeer ik uit te vinden hoe impliciete sociale kennis zich manifesteert. Impliciete sociale kennis zou ook wel een ‘gemeenschappelijk bewustzijn’ of ‘gedachtengoed’ genoemd kunnen worden. Hoewel dergelijke begrippen met meer regelmaat voorkomen in sociaal-wetenschapelijk onderzoek, heb ik toch gekozen impliciete sociale kennis als onderzoeksconcept te hanteren. Een begrip als ‘gedachtengoed’ vind ik een ongrijpbaar karakter hebben en daarom moeilijker concreet te beschrijven.

(6)

6

Ook rijst bij mij meteen de vraag in hoeverre ideeën gemeenschappelijk gedeeld worden. Ideeën worden subjectief geïnterpreteerd en de motivaties om een bepaald idee of gedachte aan te hangen kunnen verschillen. Ondanks deze ambiguïteit zijn er patronen te herkennen binnen sociale processen rondom het ontstaan van gedachtengoed. Want hoewel ieder mens zijn eigen persoonlijke verwerking van informatie heeft en dus ieder mens verschilt in gedachten over hetzelfde onderwerp, kunnen er gedeelde opvattingen ontstaan wanneer mensen dezelfde dingen leren. Dit gebeurt in eerste instantie in sociale processen thuis en op school, maar deze processen worden ook van ‘buitenaf’ beïnvloed in media en door de overheid. Daarom geeft onderzoek naar sociale kennis in plaats van collectieve kennis meer inzicht in de dynamiek van het sociale proces.

Ik zie impliciete sociale kennis als de kern van gedachtengoed. Impliciete sociale kennis is een onderliggende gemeenschappelijke kennis waarmee mensen onbewust hun kijk op de samenleving funderen. Een uniek begrip van de samenleving scheidt de leden van de samenleving en buitenstaanders van elkaar. Leden van de samenleving hebben een bepaald begrip van de manier waarop dingen werken in de samenleving dat zodanig geïnternaliseerd is dat het geen onderwerp van discussie betreft. Doordat het als zo vanzelfsprekend wordt

beschouwd zijn mensen zich er niet direct van bewust. Het is zo en iedereen weet dat het zo is, dus hoeft er niet over worden gediscussieerd. Zoals Milena Veenis schrijft in haar

proefschrift ‘Dromen van Dingen’ is impliciete sociale kennis juist te vinden in hetgeen niet besproken wordt, juist doordat het als algemene waarheid wordt beschouwd (Veenis

2008:282).

Taussig heeft impliciete sociale kennis als eerste benoemd in zijn onderzoek naar de rol van impliciete sociale kennis bij shamanische rituelen in het Amazonegebied (Taussig 1984:87). Impliciete sociale kennis ontstaat uit processen van sociale herinnering waarin beeldvorming over historische gebeurtenissen centraal staat. Volgens hem is kenmerkend aan impliciete sociale kennis dat het mensen beweegt, zonder dat zij zich hiervan bewust zijn. Taussig ondervond dat zijn informanten geloofden in de negatieve invloed van de geesten van hun voorouders, die zich soms manifesteerden in ‘evil wind’ en invloed konden uitoefenen op hen in het heden. Taussig zag hier een link met het koloniale verleden waarin hun voorouders werden vermoord en verdreven door de kolonisten. Zonder hier vraagtekens bij te zetten, verbonden de informanten gedeelde opvattingen over het verleden aan de gebeurtenissen in hun dagelijks leven (Taussig 1984:94). Taussig stelt dat het te simpel gezegd is dat de wijze waarop het heden beleefd wordt een gevolg is van gebeurtenissen uit het verleden. Hij

(7)

7

benadrukt dat de relatie tussen geschiedenis en impliciete sociale kennis er niet één van causaliteit betreft, maar draait om de betekenis die mensen toekennen aan historische

gebeurtenissen. Impliciete sociale kennis is daar een onderdeel van. Impliciete sociale kennis ontwikkelt zich doordat er bepaalde elementen uit de geschiedenis worden herinnerd en daaruit gezamenlijke overtuigingen ontstaan (Taussig 1984:87). Sociale herinnering beschouw ik als een kader waarbinnen impliciete sociale kennis zich ontwikkelt.

Mattijs van de Port (1994) heeft impliciete sociale kennis ook meegenomen in zijn onderzoek in Servië. In zijn boek ‘Het Einde van de Wereld’ staat in beginsel de

zigeunercultuur in Servië centraal. Hij zag bepaalde gedragingen van Serviërs binnen de muziekcultuur als manier voor Serviërs om ervaringen uit de oorlog een plaats te kunnen geven. Op een letterlijke manier: in het zigeunercafé was er plaats voor allerlei emoties door compleet in de muziek op te gaan, met liederen waarin destructie bezongen werd.

“De oorlog zegt: niets is wat het lijkt te zijn. Maar de oorlog zegt ook: ik ben de

werkelijkheid, ik ben de vaste grond onder jullie voeten, de zekerheid onder alle onzekerheden” (vd Port 1994:53).

Hieruit spreekt impliciete sociale kennis als een levensles die leert dat alles vergankelijk is en dat het leven zoals mensen dit kennen zomaar verwoest kan worden. Niets staat vast, door het besef dat hetgeen mensen opbouwen ook weer kan worden afgebroken.

Ik vroeg mij af hoe dit Servische ‘weten’ dat van de Port omschrijft, deze impliciete sociale kennis, gemanifesteerd is in de hedendaagse Servische samenleving. Impliciete sociale kennis zou in theorie dynamisch moeten zijn zoals een samenleving dynamisch is, dus continu in ontwikkeling. Misschien zou dergelijke kennis zich in een post-conflict samenleving

ontwikkelen tot kennis van een andere aard. Doordat er relatieve vrede wordt ervaren is, er wellicht ruimte in de samenleving voor nieuwe ideeën om zich te ontwikkelen. Impliciete sociale kennis zou, wanneer het expliciet wordt gemaakt, mogelijk kunnen worden onderhandeld en worden getransformeerd. Op deze gedachte over de mate van

onderhandelbaarheid van impliciete sociale kennis zal ik straks terugkomen. Eerst zal ik andere antropologische begrippen benoemen die raakvlakken hebben met impliciete sociale kennis en bespreken hoe die zich verhouden tot elkaar.

De ‘structuur’ van collectieve betekenissen wordt ook wel een collectief

(8)

8

impliciete sociale kennis als onderzoeksconcept. Een onderbewustzijn is, net als impliciete sociale kennis, iets wat mensen onbewust beweegt, maar impliciete sociale kennis vind ik beter definiëerbaar doordat de focus ligt op kennis, in plaats van op bewustzijn. Kennis is het product van leerprocessen en dit vind ik concreter te beschrijven dan een begrip als

bewustzijn. Impliciete sociale kennis is de concrete formulering van de overtuigingen van mensen die onderliggend zijn in bewustzijn, ideeën en gedachtengoed.

Ideologie raakt net zoals impliciete sociale kennis aan de motivaties van mensen om te handelen zoals zij doen. Louis Althusser beschreef ideologie als een gesloten systeem van representatie waarin mensen betekenis geven aan hun bestaan. Dit gebeurt grotendeels onbewust (Storey 2006:56-57). Ideologie is een concept waarbij uitgegaan wordt van een collectief gedachtengoed, waarmee een doel wordt nagestreefd. Het functioneert als een geloof, met normen en waarden die overeen zijn gekomen. Ik beschouw ideologie als het sociale systeem waarbinnen impliciete sociale kennis tot uiting komt. Impliciete sociale kennis zie ik, zoals eerder gesteld, als de kerngedachte van overtuigingen. Impliciete sociale kennis vormt als het ware een fundament waarop ideologieën vorm krijgen. In ideologie wordt impliciete sociale kennis geuit. In onderzoek naar ideologie wordt de overkoepelende gedachte benaderd, in onderzoek naar impliciete sociale kennis ligt de nadruk op

onderliggende, verborgen gedachte.

Maurice Halbwach, Frans filosoof en socioloog, schrijft in ‘Het collectief geheugen’ (Halbwachs 1991) over de wijze waarop geschiedschrijving in menselijke herinnering geworteld wordt, ook als de mensen zelf niet fysiek bij de gebeurtenis aanwezig waren. Er wordt in opvoeding, lessen op school en andere methoden geleerd aan mensen welke elementen uit de geschiedenis belangrijk zijn om te herinneren. Hierdoor wordt er aan geschiedenis betekenis toegekend en is het veel meer dan een chronologisch overzicht van feiten, jaartallen en gebeurtenissen. Historische verhalen blijven voortleven, door de betekenis die aan de gebeurtenissen wordt toegekend in het heden.

Collectief geheugen is in dit onderzoek de verzameling van herinneringen die relevant worden bevonden in het heden. In dit onderzoek richt ik mij met name op de gebeurtenissen die mijn informanten aankaartten als belangrijk. Collectieve geschiedenis staat niet los van de individuele herinnering, doordat er persoonlijke ideeën bestaan over de betekenis van een historische gebeurtenis die collectief herinnerd wordt. Juist de wijze waarop collectieve en

(9)

9

individuele herinnering zich vormen en elkaar beïnvloeden, is het proces van sociale herinnering (Erl/Nunning:2008:ix).

Impliciete sociale kennis heeft raakvlakken met eerder genoemde antropologische termen. Ik heb impliciete sociale kennis als onderzoeksfocus gekozen, omdat ik van mening ben dat onderzoeksresultaten concreter omschreven kunnen worden. Hoewel ik impliciete sociale kennis als onderzoeksconcept het meest geschikt vindt, zijn er wel kanttekeningen te plaatsen bij de hanteerbaarheid van het onderzoek. Door het impliciete karakter van het concept zijn de resultaten sterk afhankelijk van de interpretatie van de antropoloog, want wat verborgen is, is in wezen ongrijpbare informatie. Hoe onderzoekt men dat, wat niet direct verwoord wordt? Ik heb impliciete sociale kennis ontdekt door een gemeenschappelijkheid in de vele verhalen rondom de onderwerpen Servië en binnenland, Servië en buitenland en het belang van geschiedenis te onderscheiden en daarin een impliciete kerngedachte te herkennen. In de soms tegenstrijdige verhalen waren er toch terugkerende thema’s waarin ik impliciete sociale kennis ontdekte. In impliciete sociale kennis ligt de wetenschap verborgen over de wereld ‘hoe zij werkelijk is’. Impliciete sociale kennis draagt bij aan hoe mensen les trekken uit de geschiedenis.

Historiciteit is een kenmerk van sociale herinnering, waarin gebeurtenissen uit het verleden herleven in het heden, waardoor verleden en heden geen op zichzelf staande gescheiden tijdsvlakken zijn. Volgens Hirsch en Stewart herinneren mensen zich gebeurtenissen om ze beter te kunnen begrijpen en om te anticiperen op de toekomst (Hirsch&Stewart 2005:262). Hirsch en Stewart beschrijven historiciteit dan ook als een ‘dynamische sociale situatie’. Dit dynamische aspect van herinnering onderzoek ik door de terugkerende verhalen van mijn informanten over historische gebeurtenissen in relatie tot verwachtingen van de toekomst te analyseren. Hierbij richt ik me op de redenen van informanten om juist deze gebeurtenissen aan te halen en welke overtuigingen ze eraan verbinden. De historische gebeurtenissen zijn voorbeelden van waar zij zelf over begonnen wanneer wij praatten over Servië en de toenadering tot de EU. Hieruit maak ik op dat geschiedenis als relevant wordt geacht tot dit onderwerp en geschiedenis wordt ingezet als verantwoording van standpunten. Door te verbanden na te gaan die informanten legden tussen de geschiedenisverhalen en een Servisch EU-lidmaatschap kwam ik iets te weten over hun overtuigingen. Door thema´s te analyseren in de verhalen van informanten kon ik impliciete sociale kennis identificeren.

(10)

10

Aleida Assmann (2010), Duitse professor Culturele Studies, schrijft over herinnering en het verschil tussen het individueel en het collectief geheugen. Zij beschrijft hoe herinnering in Duitsland werd geclaimd als nationale politieke herinnering. Ze deelt herinnering daarbij op in vier categorieën: individuele, sociale, politieke en culturele herinnering. Collectieve herinnering heeft volgens haar een vage duiding en daarom gebruikt ze liever de termen sociale, culturele en politieke herinnering. Hoewel sociale en politieke herinnering geen gescheiden gebieden zijn, worden ze op academisch niveau wel als verschillende fenomenen bestudeerd. Politieke herinneringsprocessen worden binnen de politicologie als top-down processen benaderd terwijl sociale herinnering als een bottom-up proces binnen de sociale psychologie wordt onderzocht. Binnen de antropologie komen de verschillende dimensies van herinnering samen en wordt juist de nadruk gelegd op de verstrengeling van deze dimensies.

Critici van haar theorie stellen dat een samenleving niet als geheel zou kunnen herinneren. Een herinnering is een individuele beleving en collectief gezien zou het niet een herinnering maar een verhaal zijn wat gereproduceerd wordt. Assmann benadrukt echter dat verschillende dimensies van herinnering in dit argument worden vergeten. Het negeert de vele connecties die herinnering doet ontwikkelen tussen mensen. Mensen hebben invloed op elkaars herinnering waardoor herinnering een sociaal proces is. Zoals Assmann het beschrijft: als een herinnering wordt geverbaliseerd, is ze niet meer exclusief individueel en wordt ze opgenomen in het intersubjectieve symbolische systeem van taal. Hierna kan ze worden uitgewisseld, bediscussiëerd en gecorrigeerd (Assman 2010:36). Dit dynamische aspect van herinnering probeer ik ook te hanteren in mijn onderzoek naar impliciete sociale kennis in de Servische post-conflict samenleving.

Volgens sommige denkers zou collectieve herinnering hetzelfde betekenen als

ideologie, omdat het over overeengekomen waarden gaat (Assmann 2010:38). Na de jaren ’80 waarin ideologie een veelgebruikt onderzoeksonderwerp was, kwam collectief geheugen of collectieve herinnering daarvoor in de plaats. Ideologie had de connotatie een verdraaide waarheid te zijn en gemanipuleerd, onoprecht en schadelijk te zijn. Herinnering daarentegen was een proces, dat werd onderhandeld in teksten, beeltenissen en sociale interactie en invloed had op de individuele herinnering (Assmann 2010:40-44).

“Social memory is deeply implicated in important contemporary issues: the truth of memory, history, and culture, who owns them, and their roles in identity, nation building, hegemonic relationships, and other situations. Memories can create “communities of memory” (Bellah et

(11)

11 al. 1985) or bring together a broken community, but they can also tear a community apart.”

(Climo&Cattel 2002:5).

Persoonlijke herinneringen worden in de publieke sfeer politiek en sociaal beïnvloed. Binnen de politieke dimensie wordt herinnering gebruikt om standpunten en kracht bij te zetten en beleidvoering te motiveren. Sociale herinnering kan zo gemanipuleerd worden doordat er door politici wordt ingespeeld op een publiek sentiment. De sociologe Tammy A. Smith onderzocht hoe herinneringen geïnstitutionaliseerd worden (2008:1551). Dit houdt in dat herinnering gemeenschapsgoed wordt, doordat er door machthebbers een claim op wordt gelegd. Machthebbers kunnen bijvoorbeeld kerkleiders zijn, of overheidsleden. In het publieke domein wordt een nadruk gelegd op een bepaalde wijze van herinneren waarmee getracht wordt de individuele herinnering te vormen naar de gewenste collectieve manier van herinneren. Er wordt bijvoorbeeld nadruk gelegd op een bepaalde betekenis bij een historische gebeurtenis. Herinneringen worden doorgaans als erg persoonlijk beschouwd en daarom zal deze invloed volgens Smith in eerste instantie ontkend worden. Toch is ze bijvoorbeeld herkenbaar aan een gemeenschappelijke woordkeuze bij de beschrijving van herinneringen.

Individuele herinnering wordt ook beïnvloed binnen de sociale dimensie van herinnering. Robert T. Archibald schrijft over hoe de betekenis van herinneringen

overgedragen wordt (Climo/Cattell 2002:69). Hij legt uit hoe zijn oma haar herinneringen met hem deelde, met het doel hem een les mee te geven uit de geschiedenis. Ze praatte volgens hem niet slechts over het verleden, maar ze herleefde het en maakte hem er deel van. Ze vertelde verhalen over personen in de familie, wat die hadden meegemaakt en welke levenservaringen er opgedaan waren. Zo kreeg hij naar eigen zeggen onbewust informatie over wie belangrijke personen voor hem waren, welke weg hij moest gaan en wie hij was. Het collectief geheugen van een samenleving lijkt misschien gevestigd te zijn, maar wat voor mensen belangrijk wordt bevonden om zich te herinneren kan veranderen met de tijd. Niet alleen de selectie van gebeurtenissen, maar ook de betekenis die eraan wordt toegekend door mensen is voortdurend in ontwikkeling en dus aan verandering onderhevig. Impliciete sociale kennis is geleerd, gevestigd als vanzelfsprekend aangenomen kennis, maar desalniettemin is impliciete sociale kennis ook onderhevig aan de dynamiek van een

samenleving. Ik vind dit procesmatige aspect interessant om te beschouwen in Servië omdat het land zich in een post-conflict ontwikkelingsfase bevindt. Sentiment over het verleden alsmede verwachtingen over de toekomst spelen een belangrijke rol in het dagelijkse leven.

(12)

12

Doordat persoonlijke herinnering wordt gekleurd door de publieke manifestatie in educatie, geschiedschrijving en politieke sfeer, is de herinnering zelf een vermenging van al deze invloeden.

Rossi (2009) deed onderzoek naar de verhouding tussen de concepten democratie, nationale identiteit en zoals hij het benoemt: het historisch geheugen in Servië. Hij stelt dat Servië sinds oktober 2000 theoretisch gezien alle kenmerken van een democratie heeft, maar dat er in de praktijk nog problemen zijn die ervoor zorgen dat de democratie nog niet volledig ingebed is in de samenleving. Hij benoemt dezelfde problemen als die mijn informanten ook aankaarten: er is een gebrek aan vertrouwen in de overheid en partijleiders, mensen ervaren geen verschil in de leiders van nu en tien jaar geleden, er heerst corruptie en er wordt geen verbetering in levensstandaard ervaren sinds Milošević is afgezet (Rossi 2009:7-9). Verder benadrukt hij dat de internationale hulp die bijdroeg aan Kosovo’s onfhankelijkheid niet het effect heeft gehad de stabiliteit in de Balkanregio te waarborgen. Volgens hem negeert de Europese steun het historisch geheugen van Servië, met als gevolg dat Serviërs zich tegen Europa keren (Rossi 2009:11). Hij stelt daarbij dat een onderkenning van het historisch geheugen van ex-socialistische landen ervoor kan zorgen dat het beoogde doel van de EU: de democratisering van die landen, volledig kan mislukken.

Hij denkt dat een goed begrip van een cultuur als dynamisch fenomeen door

onderzoekers nodig is. Hij denkt dat een stabielere democratie kan worden ontwikkeld door de nationale Servische identiteit te verbinden met democratische waarden (Rossi 2009:13-18). Hij stelt dat een narratief van de Servische staat als democratie ontbreekt, terwijl de

narratieven die bestaan als politiek instrument worden gebruikt, om in te spelen op het

sentiment van de bevolking van een oneerlijk behandeld volk (Rossi 2009:327:330). Volgens Rossi kan er niet zomaar gezegd worden dat Servië het verleden achter zich moet laten, maar moet er een democratisch narratief in de plaats komen van het slachtofferschapnarratief in Servië, dat volgens hem het effect heeft dat Servië zich apart van de internationale

samenleving plaatst (Rossi 2009:363). Hij gaat daarbij zover dat hij een aantal ‘bruikbare verledens’ suggereert, die een nationale democratische identiteit zouden kunnen

onderschrijven (Rossi 2009:327).

Hij stelt dat het narratief van Kosovo als het hart van de Servische geschiedenis niet uitgebannen kan worden en dat dit ook niet nagestreefd moet worden, maar dat Kosovo niet de enige bron is van het Servisch cultureel erfgoed. Daarom zou de nadruk niet alleen op

(13)

13

Kosovo moeten liggen, maar zouden narratieven kunnen worden ontwikkeld op basis van historische voorbeelden die democratie ondersteunen, bijvoorbeeld de ontwikkeling van Belgrado als democratische culturele hoofdstad. Hij stelt dat narratieven er nu voor zorgen dat Serviërs zich gedwongen voelen te moeten kiezen tussen het traditionele en moderne, terwijl de nadruk juist zou moeten liggen op de diversiteit van culturele achtergronden in Servië. Als oplossing ziet hij daarvoor de regionale geschiedenis die meer naar de voorgrond kan worden gehaald. Hij gaat ervan uit dat geschiedenis opnieuw geïnterpreteerd kan worden, waarmee een nieuw collectief geheugen, relevant voor de huidige internationale politieke situatie kan worden geconstrueerd. Het idee dat een collectieve identiteit maakbaar is en gemanipuleerd kan worden door de selectie van geschiedenis wijst hij niet af, maar stelt hij juist voor als instrument om een nieuwe collectieve geschiedenis van Servië te creëren (Rossi 2009:372-375).

Anders dan wat Rossi beweert, zie ik bij mijn informanten dat zij hun persoonlijke visies grotendeels motiveren aan de hand van recente historische gebeurtenissen die direct persoonlijk relevant zijn, en niet in de eerste plaats aan de hand van een collectieve

geschiedenis. Ze geven voorbeelden uit hun persoonlijke ervaringen als motivatie voor toekomstperspectieven. De leerpunten die naar voren worden gehaald zijn gebaseerd op reële ervaringen. Ik denk dat het betrekken van verschillende interpretaties van de Servische

geschiedenis in de publiciteit een breder perspectief kan bieden op de Servische geschiedenis. Desondanks denk ik dat voor een verandering van het algehele sentiment veel meer nodig is. Rossi lijkt, ongetwijfeld onbedoeld, geschiedenis te ‘degraderen’ tot een verhaal waarin wordt geloofd. Informanten zijn zich wel bewust van het selectieve karakter van geschiedschrijving, of naar Rossi’s woorden: narratieven. Hoewel een nieuw narratief wel nieuw inzicht zou kunnen bieden, wat een nieuwe kijk op geschiedenis kan geven, denk ik dat de impliciete sociale kennis hetzelfde blijft, zolang er geen ervaringen worden opgedaan die deze kennis ter discussie stellen.

Wanneer er vraagtekens worden gezet bij waar men eigenlijk in gelooft, wordt

impliciete sociale kennis expliciet wordt gemaakt en kan het worden bediscussiëerd. Hetgeen men aanneemt over de samenleving, over hoe deze werkt, hoe mensen denken dat ze in elkaar steken, en hoe mensen zich gedragen, zou in theorie aan verandering onderhevig zijn zoals een samenleving dat is. Fentress en Wickham schrijven dat wanneer de leden van de

(14)

14

worden vervangen worden door nieuwe. Zo wordt het collectief geheugen geherinterpreteerd en aangepast aan de nieuwe omstandigheden (Fentress&Wickham 1992:148).

Een voorbeeld van het bediscussieerbare element dat impliciete sociale kennis mogelijk in zich draagt zie ik in de de kwestie die een tijdje terug in Nederland publiekelijk ter discussie werd gesteld: dit was de vraag of Nederlanders nu echt zo tolerant zijn als hun imago weergeeft. Nederland stond internationaal bekend als neutraal land, waar mensen van alle afkomsten welkom waren. Nederlanders hadden het imago opgebouwd van tolerante mensen, maar door botsende ideeën over het immigrantenbeleid werd dit imago publiekelijk ter discussie gesteld. Er werd over gesproken in het politieke domein en in media, maar ook in de samenleving zelf werd zich afgevraagd of Nederlanders wellicht waren veranderd, als in een ongemerkt proces. Of misschien waren Nederlanders in wezen helemaal niet zo tolerant en was het imago onterecht ontstaan? Deze discussie ging gepaard met veel emoties. Het is juist de emotie die loskomt bij een bepaald onderwerp, waarin impliciete sociale kennis kan worden herkend. Dat wat mensen beweegt en wat zij geloven is ook wat mensen diep kan raken. Onderzoek naar impliciete sociale kennis is een manier om deze emoties rondom bepaalde onderwerpen te doorgronden. Onderzoek naar impliciete sociale kennis raakt iets heel wezenlijks van het menselijke bestaan, doordat het vragen oproept als: wie zijn wij nu werkelijk? In welke waarheid geloven wij? Dit wordt gerepresenteerd in de selectie van geschiedenis.

Impliciete sociale kennis is door het impliciete karakter lastig vast te leggen en

conclusies zijn sterk onderhevig aan de wijze waarop de antropoloog haar data interpreteert en verbindingen maakt tussen de dingen die informanten vertellen. Van de Port schrijft over de wijze waarop subjectiviteit sociaalwetenschappelijk onderzoek kleurt (Port 1994:45-48). Het post-modernistische uitgangspunt wat hij hanteert is dat een etnografie een verhaal is van de schrijver zelf waardoor er in principe met geen reële mogelijkheid kan worden gesteld dat het beweerde daadwerkelijk wetenschappelijk is bewezen. De onderzoeksresultaten worden beïnvloed door de onderzoekers aanwezigheid en richting. Daarbij geeft de onderzoekers persoonlijke ervaring een onvermijdelijk subjectieve interpretatie. Aan de andere kant geeft de persoonlijke invloed van de antropoloog een menselijk karakter aan etnografisch

onderzoek. Het veranderlijke karakter van een samenleving en de omvermijdelijke

subjectiviteit in in sociaal-wetenschappelijk onderzoek maken de resultaten zowel betwistbaar als zeer realistisch.

(15)

15

Het is verder van belang sociaalwetenschappelijk onderzoek als weergave van een tijdsbeeld te beschouwen. In de tekst ‘History as Scorcery’ bespreekt Taussig hoe Walter Benjamin de selectie van geschiedenis met een montage vergelijkt (Taussig 1984:89). In een montage worden fragmenten in een gekozen volgorde aan elkaar geplakt, en volgens

Benjamin gebeurt dit ook in de selectie van geschiedenis. Hierdoor is de betekenis van geschiedenis gebaseerd op de fragmentatie van het werkelijk gebeurde. De informatie van informanten betreft ook een montage van hun perceptie van hun geschiedenis. Vervolgens is mijn verhaal weer een montage van hetgeen mijn informanten mij vertelden. Dit verhaal is mijn montage van een werkelijkheid zoals mijn informanten die beleven.

Door geschiedenis, impliciete sociale kennis en sociale herinnering in relatie tot elkaar te onderzoeken, wil ik inzicht krijgen hoe de impliciete sociale kennis van Serviërs hun visies op de toekomst beïnvloedt. Impliciete sociale kennis bevat gegevens waarop overtuigingen van mensen in een samenleving gebaseerd worden. Hoewel niet alle leden van de

samenleving dezelfde overtuigingen hebben, heeft iedereen sociale kennis van de

samenleving die eigenlijk zegt: zo is het, zo zijn wij, zo gedragen wij ons. Zonder dat mensen zich er direct bewust van zijn, heeft deze sociale kennis veel invloed op mensen hun doen en laten. Wat er herinnerd wordt en wat eruit geleerd wordt, is een combinatie van individuele, sociale en politieke wijzen van herinnering. In de verschillende dimensies van herinnering wordt een collectief geheugen geconstrueerd, waar mensen een bepaalde boodschap aan verbinden.Rossi stelt dat een collectief geheugen maakbaar is, waardoor de boodschap van geschiedenis gemanipuleerd kan worden. Ik denk dat het in de ervaringen van mensen besloten ligt. Ik zal hier in mijn onderzoek verder op ingaan.

3. Methodische verantwoording

Tijdens mijn veldwerk in Belgrado hoorde ik van mijn informanten allerlei verhalen over hun geschiedenis, over Servië zelf, en over internationale betrekkingen. Ik probeerde een lijn te vinden in deze verhalen en een onderliggend centraal idee te onderscheiden. Dit was nog niet zo eenvoudig. Ik heb tijdens het onderzoek en met name bij de uitwerking ervan erg op mijn intuïtie moeten vertrouwen. Veenis ervaart een gebrek aan aandacht en erkenning voor het

(16)

16

emotionele en intuïtieve aspect van van sociaal-wetenschappelijke onderzoek (Veenis

2008:284). Ik merkte pas laat in het schrijfproces dat dit was waar ik veel mee worstelde: met het kunnen bewijzen van hetgeen ik heb ervaren in Servië. Tijdens interviews kreeg ik soms het gevoel van het vinden waarnaar ik op zoek was: bijvoorbeeld in een bepaalde opmerking, of bij het gevoel dat ik een bepaalde snaar had geraakt. Toen mijn informanten vertelden over Serviërs als gemeenschap, hoe zij dachten over elkaar, kreeg ik het gevoel dat dit was

waarnaar ik op zoek was. Het heeft echter lang geduurd voordat ik deze informatie kon plaatsen. Ik vond het lastig om aan het ene gegeven meer gewicht te geven dan aan het andere, omdat alle data immers hetzelfde gewicht hoort te krijgen in het onderzoek om het zo objectief mogelijk te behandelen. Toch is de voortijdige selectie van data cruciaal om tijdens het onderzoek een richting te kunnen bepalen.

Ik ervoer het bestaan van impliciete sociale kennis vooral in de wijze waaróp er door Serviërs over zichzelf gesproken werd. Alsof er werd gezegd: “zo zijn wij nu eenmaal, niets aan te doen”. Er waren informanten die erg graag wilden praten over de dingen die mis zijn in Servië. Ik kon merken dat het onderwerp erg leefde en het voelde alsof sommigen hun hart even konden luchten. Maar vooral sprak er uit de interviews een groot gevoel van frustratie, dat veel dieper leek te gaan dan alleen ontevredenheid over politiek. Ik merkte soms dat ik bij doorvragen in interviews op een bepaalde gevoeligheid stuitte, wat mij ervan weerhield om verder te spitten naar antwoorden. Ik wilde mijn informanten niet van streek maken. Er was een bepaalde zorgelijkheid te lezen op de gezichten van sommige informanten, waarbij ze stil werden en met een bedrukt gezicht voor zich uit of naar beneden keken. Ik durfde dan niet naar hun gedachten te vragen, bang voor de emoties die wellicht zouden losbarsten. Het leek voor mij alsof ik op de kern van een frustratie was gestuit, een soort schuld- of

schaamtegevoel. Dit gaf mij het idee dat er antwoorden waren waar ik niet achter ben

gekomen, omdat ik bang was ernaar te vragen, wat dus een gebrek aan bewijs als gevolg had. Maar eigenlijk is dit gevoelige punt dat ik niet kon plaatsen of beschrijven toch een vorm van data gebleken, puur en alleen gebaseerd op de gevoeligheid of onbespreekbaarheid rondom het onderwerp. Eén informant vertelde mij in een ongepland eerste gesprek over het gebrek aan organisatie van regelgeving rondom loonarbeid. Hoe iedereen werkt zonder contract, zonder registratie, waardoor er geen pensioen wordt opgebouwd en er geen officieel bewijs bestaat van werkervaring. “So, it’s us”, zei ze met zachte stem als besluit van ons gesprek terwijl ze haar hoofd neerboog, en zweeg. Dit vond ik heel tekenend, deze conclusie: “Dit zijn wij”, met een houding die te lezen valt als schaamtegevoel. Ik kreeg soms de indruk dat

(17)

17

informanten het gevoel hadden dat ze mij iets duidelijk moesten maken over de moeilijke situatie in Servië, omdat ik dit onderzoek immers verrichte als inwoner van de Europese Unie. Toch merkte ik dat emotie met name loskwam wanneer we praatten over de mensen, over henzelf. Het werd van een politiek verhaal een persoonlijk verhaal, wanneer het ging over wat nu werkelijk het probleem was. Dan werd mij verteld dat de mensen zelf het probleem zijn. Het was alsof alle andere besproken dingen zoals de economische situatie, de politici, de corruptie, de context waren van de kern van het probleem, en daarin herkende ik een impliciete sociale kennis die al deze ideeën voedde.

Mijn keuze voor jongeren of beter gezegd: jongvolwassenen als onderzoeksdoelgroep is geïnspireerd door mijn veronderstelling dat de jongere generaties een nieuwe kijk kunnen bieden op de maatschappij en bijvoorbeeld vraagtekens zetten bij de ideeën van oudere generaties. Jongeren hebben hun toekomst nog voor zich. Hierdoor verwacht ik dat ze zich een breder perspectief van mogelijkheden en kansen kunnen voorstellen dan ouderen. De leeftijd die ik voor mijn onderzoekspopulatie heb bepaald, lag tussen de 18 en 30 jaar. Dit heb ik zo bepaald om een breed beeld te krijgen van deze generatie, alhoewel er natuurlijk

verschillen zijn tussen een 18 en 30-jarige in educatie, levenservaring en arbeidsverleden. Ik heb informanten ontmoet met verschillende achtergonden. Sommige informanten zijn geboren in Belgrado, andere informanten geboren elders in Servië. Ook zijn twee informanten als kleuter naar Servië gevlucht vanuit Mostar (Bosnië) en Split (Kroatië). Sommige informanten volgen een opleiding, anderen werken. Sommige waren academisch geschoold, anderen niet. Sommige waren rijker, sommigen armer. De meeste van hen woonden bij hun ouders. Dit kwam niet voort uit omdat het de een gewoonte is om lang thuis te blijven wonen, maar doordat het simpelweg te duur is voor velen om een zelfstandige woning te bekostigen. Gemiddelde salarissen liggen gemiddeld zo rond hetzelfde bedrag als een maand huur: zo’n 200-300 euro. Verder werkten een aantal informanten in een hostel. Dit gegeven is interessant te vermelden, omdat het mij informatie gaf over de ideeën die er bestaan over elkaar van gasten uit de hele wereld en Servische werknemers.

Mijn keuze om het onderzoeksgebied te beperken tot Belgrado werd gemotiveerd door het feit dat het de hoofdstad van Servië is en dat er veel jongeren wonen, werken en studeren. Het zou daarom makkelijk zijn om jongeren met verschillende achtergronden tegen te komen. Er werd door informanten benadrukt dat er een groot verschil is in Servië tussen de dorpen en Belgrado. Ik wilde echter niet het verschil tussen ruraal en stedelijk meenemen in mijn

(18)

18

Servië kon verblijven zonder visum. Ik ben de eerste tien dagen in het hostel verbleven, daarna heb ik met behulp van een informant een appartement gevonden in het oude gedeelte van Belgrado.

Ik heb als onderzoekstechniek voornamelijk interviews toegepast. Ongestructureerde interviews bleken vaak de beste optie om ter plaatse te houden. In Servië gaan mensen veel uit, samen wat drinken, op elk moment van de dag. Afspraken staan nooit helemaal vast, daarom was het van belang om met de stroom mee te gaan en kansen te benutten voor interviews. Waar mogelijk heb ik afspraken gemaakt met informanten voor een

semi-gestructureerd interview. Ik heb aan iedere informant ongeveer dezelfde vragen gesteld om de antwoorden goed te kunnen vergelijken. Ook heb ik bepaalde gegevens die mij opvielen in de volgende interviews ter discussie gesteld, als terugkoppeling van mijn onderzoeksresultaten (Brymann 2004:319-321). Ik heb verschillende manieren uitgeprobeerd, met en zonder taperecorder, en daarvan praktische voor- en nadelen ondervonden. Zonder taperecorder moet je veel schrijven wat mij afleid van het luisteren, met taperecorder moet je steeds opletten op bijgeluiden, genoeg volume en het wisselen van de tape. Ik vond het prettiger om spontane gesprekken te voeren waarin ik mijn volledige aandacht kon geven en merkte dat ik daarin ook mijn interviewvragen kon betrekken. Het nadeel daarvan was dat ik alles moest onthouden, maar de dingen die indruk maakten, onthield ik meestal wel.

De meeste informanten vonden het volkomen normaal dat ik onderzoek kwam doen, sommige anderen waren eerst achterdochtig en er werd zelfs een keer aan me gevraagd, al dan niet serieus, of ik een spion was van de EU. Het was niet zo moeilijk om mensen te vinden, het aanhouden van contact bleek lastiger te zijn. Pratende over de Europese Unie kwamen de gesprekken al snel uit op allerlei problemen in de Servische samenleving. Sommige

informanten wilden echt hun verhaal kwijt, en zagen mijn onderzoek als een mogelijkheid daarvoor. Gesprekken werden gekenmerkt door zorgelijkheid en frustratie, maar ook door humor. In verband met gevoelige relaties zijn twee informanten anoniem gebleven. Er kwamen veel verschillende onderwerpen loskwamen door te praten over de EU. Dit maakte de gesprekken enerzijds makkelijk doordat informanten erg open waren, anderzijds moeilijk om de relevantie van de informatie in te schatten. Ik vond het een opvallend gegeven voor mijn onderzoek dat informanten vaak gewoon van wal staken met hun verhaal, en mij

overspoelden met informatie over alles wat er mis is in Servië. Het gaf mij meteen informatie over wat informanten verbonden aan het onderwerp Servië in de EU.

(19)

19

In mijn planning had ik veel andere methoden staan naast interviews, waaronder discoursanalyse en analyse van politieke discussies in bijvoorbeeld focusgroepen. Hier ben ik echter niet aan toegekomen. Ook heb ik de Servische taal niet geleerd, waardoor veel

informatie ontoegankelijk bleef. Dit vond ik erg jammer, maar achteraf was een

discoursanalyse van schriftelijke media zoals kranten al een behoorlijk onderzoek op zich geweest. Ik heb wel van veel informanten hun mening over media als informatiebron

gekregen. Ik heb ze gevraagd waar ze hun informatie vandaan halen en ik kwam erachter dat ze media niet vertrouwen. Sommige informanten negeren zelfs nieuwsbronnen opzettelijk vanuit dit wantrouwen. Ik heb dit gegeven wel meegenomen in mijn onderzoek, maar geen diepgaande analyse gedaan van de manieren waarop informanten hun informatie verkrijgen.

Onderzoekspopulatie.

Ik geef hier korte achtergrondgegevens van mijn informanten en hoe ik ze heb leren kennen. Ik vind het niet van belang voor mijn onderzoek hun achternamen te vermelden. Niko en Jos zijn verzonnen namen.

Dragana: 26 jaar, komt uit Belgrado. Ze heeft politicologie gestudeerd en doet een master internationale betrekkingen. Ze is op zoek naar werk.

Dragana heb ik ontmoet tijdens de zomeruniversiteit in Kosovo een jaar eerder. We zijn bevriend geraakt en ik heb haar regelmatig gezien tijdens mijn verblijf in Belgrado.

Srdjan: 28 jaar, komt uit Paraćin (Servië). Hij studeert psychologie en werkt in een hostel. Nela:24 jaar, geboren in Belgrado. Ze werkt in hetzelfde hostel en heeft daarvoor

verschillende kortstondig werk gehad, waaronder werk bij het secretariaat van een universiteit.

Niko (anoniem): 22 jaar, uit Pančevo (Servië). Hij heeft in verschillende plaatsen gewoond, waaronder Priština (Kosovo) en Samobir (Kroatië). Hij woont nu 5 jaar in Belgrado. Hij heeft een studie computertechnologie en electronica gedaan en gewerkt bij een belastingbedrijf en

(20)

20

computerbedrijf. Werkzaam in het hostel. Hij wil anoniem blijven, omdat het bedrijf waar hij werkte gerund werd door maffia. Toen hij daarachter kwam heeft hij eruit kunnen ontsnappen, volgens hemzelf heeft hij veel geluk gehad.

Srdjan, Nela en Niko zijn werknemers in het hostel waar ik de eerste tien dagen verbleef. Het hostel was een plek waar we elkaar makkelijk konden ontmoeten.

Marija: 25 jaar, uit Belgrado. Ze heeft de grafische school gedaan.

Tamara: Eén van de weinige informanten die alleen woont. 25 jaar, afkomstig uit Split (Kroatië). Ze is gevlucht tijdens de Balkanoorlog. Ze werkt in administratie, maar weet nog niet of ze mag blijven.

Milan: 25 jaar, komt uit Belgrado. Heeft Nederlands gestudeerd en is daarvoor een jaar in Utrecht geweest.

Christina: 24 jaar, uit Belgrado. Ze heeft de economische universiteit afgemaakt. Ze werkt in een marketingbedrijf en heeft gewerkt bij een dagkrant.

Nenad: 28 jaar, uit Belgrado. Hij heeft een eigen autobedrijf.

Ik ben met Marija en Tamara in contact gekomen via Marko, een jongen waarmee ik een korte ontmoeting had tijdens een eerder bezoek aan Novi Sad. Twee vriendinnen van hem, Marija en Tamara, hebben mij voorgesteld aan weer twee vrienden: Milan en Christina. Milan en Christina heb ik alleen geinterviewd, met Marija en Tamara had ik regelmatig contact. Nenad hoorde bij de vriendengroep van Marko, Marija en Tamara, en hem heb ik ook één keer kort geïnterviewd.

Stefan: 25 jaar, uit Belgrado. Hij studeert geschiedenis en heeft een master middeleeuwse geschiedenis gedaan in Boedapest (Hongarije).

Ivan: 26 jaar, uit Belgrado. Heeft filosofie gestudeerd in Belgrado en een master gedaan in Duitsland.

Jos (anoniem): 24 jaar, afkomstig uit Mostar (Bosnië-Herzegovina). Hij is op vijfjarige leeftijd naar Belgrado gevlucht. Hij is aan verschillende opleidingen begonnen maar weet nog

(21)

21

steeds niet wat hij precies wil doen. Hij werkt in een archief en is vrijwilliger voor een politieke partij. Hij wil anoniem blijven omdat hij de positie van zijn vader geheim wil houden.

Stefan, Ivan en Jos zijn vrienden van elkaar. Ik ontmoette hen tijdens een avond uitgaan en daarna hebben we contact gehouden.

Tamara L: 25 jaar, uit Belgrado. Ze studeert Zweedse taal en cultuur en is daarvoor een jaar in Zweden verbleven. Ze is bezig met het afronden van haar studie. Ze is feministe en wilde de politiek ingaan maar is daarop terug gekomen, doordat ze merkte dat vrouwen vooral op basis van uiterlijk werden aangenomen en ze weet niet of ze deel wil uitmaken van een

oppervlakkige organisatie.

Tamara L. heb ik ontmoet in de bus onderweg naar Split, Kroatië.

Filip: 28 jaar, komt uit Belgrado. Heeft in Toronto (Canada) gewoond van zijn 14e tot 22ste, maar moest in 2008 terugkomen naar Servië omdat er toen nog dienstplicht gold in het Servische leger. Hij werkt als verkoper van scanners.

Filip heb ik ontmoet tijdens een avondje uit. We hebben twee keer afgesproken.

Masha: 22 jaar, komt uit Šabac (Servië). Ze doet de opleiding kostuumkleding maken. Bojana: 22 jaar, komt uit Uzdin (Servië). Ze doet ook de opleiding kostuumkleding maken. Masha en Bojana heb ik ontmoet in een openlucht café waar de gasten van het hostel mee naartoe werden genomen. Ze spraken niet vaak Engels en waren een beetje zenuwachtig, maar vonden het leuk om geïnterviewd te worden.

Nebojša: 26 jaar, geboren in Brus (Servië). Systeembeheerder.

Nebojša was helaas maar kort in Belgrado en was bevriend met de eigenaar van het hostel. We hebben na zijn vertrek contact gehouden via e-mail.

(22)

22

Ana: 25 jaar, uit Belgrado. Ze heeft de grafische school gedaan en gaat een opleiding Communicatie & Media volgen. Heeft allerlei baantjes gehad.

Ana ontmoette ik in een café waar de gasten van het hostel regelmatig mee naartoe werden genomen. Ze is later in het hostel gaan werken.

4. Sociale herinnering in Servie .

Zoals ik eerder stelde is geschiedschrijving niet objectief. Geschiedenis wordt door

verschillende mensen op verschillende manieren geïnterpreteerd. Selecties van geschiedenis hangen samen met een bepaalde boodschap die men met de vertelling wil overdragen. Verhalen uit de geschiedenis kunnen bijvoorbeeld een politiek standpunt ondersteunen. Impliciete sociale kennis kan worden herkend in de wijze waarop er over geschiedenis wordt gesproken, door te onderzoeken welke gevoelens en ideeën eraan verbonden zijn. Ik geef in dit hoofdstuk een overzicht van historische gebeurtenissen waarvan mijn informanten het belang benadrukten. Ik zal daarbij ingaan op de gevoelens en ideeën die informanten hebben bij hun voorbeelden en welke boodschap zij ermee leken te willen uitdragen. Daarna ga ik in op de twee constrasterende visies die er op de Servische collectieve geschiedenis bestaan. Vervolgens behandel ik de verhalen die informanten aankaarten als belangrijke historische gebeurtenissen en de impliciete sociale kennis die ik erin vertegenwoordigd zie.

Allereerst verbinden Serviërs identificatiegevoelens aan geschiedenis. Hun ideeën van wie vriend en vijand zijn veranderen steeds, waardoor ze de conclusie trekken: Servië hoort nergens echt bij; Servië hangt ‘in het midden’. Daarnaast zijn mijn informanten zich bewust van de subjectiviteit van geschiedenisverhalen. Ze vinden dat mensen zich teveel voor de gek laten houden en stellen dat er in Servië in verschillende versies van de geschiedenis wordt geloofd. Daarom ‘leven Serviërs nog in de geschiedenis’, zeggen ze. Kosovo is een historisch voorbeeld van de complexiteit van conflict en de wijze waarop geschiedenis ‘in de weg’ staat van constructieve ontwikkeling. Het is zowel een voorbeeld van het gevoel dat er over de ruggen van mensen beslist wordt, als de wijze waarop Serviërs zichzelf in de vernieling helpen. De moord op Zoran vertelt het verhaal van hoe mensen teleurgesteld worden wanneer

(23)

23

zij hopen op verandering, maar ook hoe het al slechte imago meer deuken opliep.

Geschiedenis wordt aangehaald door informanten om aan mij duidelijk te maken dat er in Servië nooit iets verandert. Het 5-oktoberprotest in 1999, waarvan het gevolg was dat Milosević aftreedde, is hier een terugkerend voorbeeld van.

Hoe geschiedenis op verschillende manieren kan worden uitgelegd en hoe er daardoor meerdere versies naast elkaar kunnen bestaan, blijkt al wanneer ik verschillende boeken raadpleeg over de geschiedenis van Servië. Wat in het ene boek de ‘Servische geschiedenis’ wordt genoemd, wordt in het andere boek een ‘nationale mythe’ genoemd. Geschiedenis wordt geselecteerd met een bepaald doel en geschiedverhalen zijn daarom al een persoonlijke interpretatie van het gebeurde (Ramet&Pavlaković 2005:4). Dat er uit de perioden van oorlog in de Servische geschiedenis verschillende lessen kunnen worden geleerd, wil ik benadrukken met onderstaande citaten uit twee verschillende boeken. Waar Ramet en Pavlaković

benadrukken dat er eerst kritisch naar geschiedenis moet worden gekeken om positieve ontwikkelingen voor de toekomst teweeg te kunnen brengen, stelt Dragnich dat geschiedenis erkend en herinnerd moet worden voor de offers die door Serviërs zijn gebracht in de

oorlogen en om het heden te kunnen begrijpen.

“There has to be a critical and serious discussion of the Milosevic era and the crimes which were perpetrated in the name of Serbia and Serbs, who in many ways ended up being the biggest losers of Yugoslavia’s collapse. This was not due to the machinations of the

international community, minorities, or neighboring ethnic groups, but due to the policies of their own leadership. Once those responsible for crimes against humanity are held

accountable, Serbia can build a society based on tolerance, democratic principles, and moral values” (Pavlaković 2005:9-10).

“History is marked by a developing process of continuity and change in which survival and

the hopes and dreams of many generations are interwoven. To turn to the past means to search for the roots of our self-being, the justification for our existence, the answer for our contemporary behavior, and trust in the future. For that reason it is necessary to evoke the memory of those Serbian generations whose allegiance to the Western World culminated in dramatic times of two world wars. It means to pay an honest tribute to their sacrifices for the cause of freedom and democracy.” (Dragnich 1994:63).

Hier valt een dualiteit op in de processen van sociale herinnering in Servië: aan de ene kant is er veel leed geweest door oorlog en hebben Serviërs het gevoel dat hen onrecht is aangedaan,

(24)

24

aan de andere kant zijn er Serviërs terecht gesteld en veroordeeld voor misdaden die zijn begaan in de Balkanoorlog. Beide benaderingen liggen gevoelig en gaan gepaard met pijnlijke herinneringen. Ook zijn ze moeilijk verenigbaar en wellicht maakt dit dat geschiedenis niet zonder meer achter zich gelaten kan worden. Beide uitgangspunten kwamen ook naar voren in de verhalen van mijn informanten.

Verschillende informanten begonnen over de geschiedenis wanneer ik vertelde dat ik onderzoek deed naar visies op een EU-lidmaatschap. Zoals ik hiervoor vermeldde, was de opmerking dat Serviërs nog in de geschiedenis zouden leven niet nieuw voor mij. Dat geschiedenis door informanten vrijwel meteen aan toekomstvisies werd gerelateerd onderschreef dit. Zoals Taussig stelt is het verband tussen impliciete sociale kennis en geschiedenis geen causaal verband, maar vertelt impliciete sociale kennis iets over de wijze waarop het verleden beleefd wordt in het heden (Taussig 1984:87). Het gaat niet zozeer om de precieze inhoud van de verhalen die er verteld worden, maar meer om de motivatie van

informanten om juist deze verhalen te kiezen. Waarom willen ze juist deze informatie delen? Informanten vertelden bijvoorbeeld over de geschiedenis van Belgrado en hoe de geschiedenis in de stad zichtbaar is. Servië heeft nog maar een korte geschiedenis als

onafhankelijke staat. Het grondgebied wat nu Servië heet heeft vele oorlogen gekend voordat het de staat Servië is geworden. Ruim 20 jaar geleden was dit gebied het centrale deel van Joegoslavië. Serviërs zijn ongeveer 500 jaar onder Ottomaans heerschap geweest, het rijk wat tegenwoordig Turkije is. Dit gedeelte van de geschiedenis is vandaag de dag nog zichtbaar in Belgrado, door de typerende architectuur in het oude gedeelte van de stad. Ook het

Habsburgse rijk had veel macht in Servië. Dit is terug te zien in de architectuur van de woonwijk Zemun, dat in het nieuwere gedeelte van Belgrado ligt. Door de stad stroomt de rivier Sava, die halverwege overgaat in de Donau. Deze rivier scheidt het nieuwe van het oude gedeelte. Waar de ene rivier overgaat in de andere, ligt Kalemegdan, de ruïnes van het fort waarvanuit vroeger de oude stad verdedigd werd. De oude muren staan er nog, en het is een populaire plek om te wandelen. Tegenover het oude fort ligt een klein eiland, in de rivier, met de naam Oorlogseiland. Dit eiland kreeg deze naam doordat dit het punt was waarvanuit de stad werd aangevallen. In Belgrado kruisten de verschillende rijken elkaar waarover oorlogen zijn gevochten. De strategische ligging is één van de oorzaken voor de vele oorlogen die er zijn gevoerd, volgens mijn informanten. Door de ligging van Servië heeft het land banden met verschillende werelddelen. Dit maakt ook dat zij beïnvloed is door verschillende culturen. Belgrado is volgens de verhalen zo’n 50 keer verwoest en opnieuw opgebouwd.

(25)

25

In Servië draait politiek om geschiedenis, vertelde een informant. Er wordt

teruggegrepen op identificatiegevoelens wanneer gepraat wordt over de toekomst van het land. Serviërs voelen zich Europeanen, maar identificeren zich ook met Rusland. Het

algemene sentiment is dat Servië eigenlijk nergens echt bij hoort. Servië ‘hangt altijd ergens in het midden’, zogezegd.

Niko: “First of all: nobody wants us. They simply don’t. Russia doesn’t care. Always, every war, we’re in the middle. We cannot choose sides because of that”.

Tamara L: “Serbia always relies on allies but was always betrayed by east and west”. Srdjan: I think the general sentiment here in Serbia is that we are always kind of in the

middle, between east and the west, so. I don’t know, even if we join (EU), I don’t know if it’s going to change any general sentiment about that, but I don’t think so. It’s our destiny” (lachend).

Nynke: “To be stuck in the middle.” Srdjan: (lachend) “Yeah”.

Dat Servië ‘in het midden hangt’ is een conclusie die volgens mijn informanten voortkomt uit geschiedenis. Zo is het altijd al geweest, is de boodschap. Uit de verhalen van sommige informanten maak ik op dat ze afwegen wie vrienden en vijanden zijn van Servië, aan de hand van wie zij wel of niet konden vertrouwen in het verleden. Servië heeft een band met Rusland die verder gaat dan puur politieke verhoudingen: Serviërs noemen de Russen hun broeders. Dit komt door de religie die zij delen, de Orthodoxe kerk, al heeft Servië haar eigen variant van het Orthodoxe geloof. Desondanks zeggen informanten dat de Russen hen niet helpen. Er doen verhalen de ronde dat Servië onder de hoede van Rusland zou kunnen worden genomen, in plaats van bij de EU te gaan. In de tijd van het socialisme onder leiding van Tito was Joegoslavië een sterke staat, die zogezegd zelfs ongestraft Amerikaanse vliegtuigen uit de lucht haalden. Er waren goede relaties met Rusland en er werden regelmatig staatsbezoeken gebracht met een openlijk karakter (Rouček 1948:33).

Nationaal-historische verhalen dragen bij voorkeur een trots karakter. Zo ook in het Servisch collectief geheugen. Ik zal eerst kort ingaan op de meest bekende gebeurtenissen uit de algemene nationale geschiedenis. Hoewel het lang geleden is, zijn deze verhalen nog steeds belangrijk voor sommige Serviërs. Belangrijk in het collectief gehuegen is het verhaal

(26)

26

dat vertelt dat Servië Europa heeft beschermd tegen Ottomaanse overheersing tijdens de Slag om Kosovo in 1389. Dit verhaal is een zogenaamde nationale mythe, waarin Serviërs de Slag rondom Kosovo verloren maar dit toch ook als overwinning beschouwden, omdat de Turken door een groot verlies van legertroepen afzagen van een verdere verovering van Europa. Bij de Slag rondom Kosovo wordt herinnert dat Serviërs zich opofferden om de Turken tegen te houden. Dit is belangrijk voor mensen als heldendaad, maar ook doordat het één van de cruciale momenten is geweest in de geschiedenis van de vestiging van het Servische volk. Aan het einde van de 12e eeuw had hun leider, de grote Zhupan Stefan Nemanja zichzelf bevrijd van het Byzantijnse rijk. Nationale macht werd bewerkstelligd door Stefan Dušan (1331-1355) die Servië later tot een rijk uitriep. Dat betrof destijds het grotere geheel van Servië, inclusief Macedonië en Albanië. Desondanks vormde de slag om Kosovo in 1389 het begin van de 500-jarige overheersing door het Ottomaanse rijk. Hier ging het Servische rijk ten onder en dit wordt nog steeds herinnerd (Rouček 1948:79-82). Volgens Dragnich is het meest belangrijke deel van Servische geschiedenis de periode tussen de Slag om Kosovo in 1389 en de Eerste Servische Opstand in 1804 (Dragnich 1994:17). Centraal in zijn verhaal staan de moed en het uithoudingsvermogen van de mensen.

Het verhaal van deze periode beslaat ook de verhouding tussen Servië en enerzijds het Ottomaanse en het Habsburgse Rijk, en anderzijds Venetië en andere Europese staten en samenlevingen. Militaire macht was belangrijk voor de vorming van een sterk rijk onder tsaar Dušan (Dragnich 1994:21). Serviërs werden geprezen als soldaten door de Ottomanen,

Hongaren, Habsburgers, Venetianen, en andere machten in de jaren na de Slag om Kosovo. Ze dienden in legers in en rondom de Balkan. Ze gebruikten hun militaire vaardigheden niet alleen om te voorzien in levensonderhoud, maar ook om een mate van autonomie te

ontwikkelen. Zolang het Ottomaanse heerschap goedaardig was en voorspoedig verliep, hield de Servische kerk zich koest. Maar toen het heerschap begon te wankelen, ontstonden er opstanden onder de Serviërs. In de 17e en 18e eeuw kwamen er door deze opstanden emigratiestromen op gang welke vaak werden geleid door kerkleiders. De meest bekende is de emigratiestroom van ongeveer 30.000 Servische families, naar schatting 200.000 mensen (The Great Serbian Exodus), in 1690-1691. Patriarch Arsenije III Crnojević leidde de mensen vanuit Kosovo en Zuid-Servië naar Vojvodina en Hongarije. Dit is een belangrijk evenement in het collectief geheugen van Servië, omdat dit het begin was van de sociaal-politieke ontwikkeling van de Servische natie (Rossi 2009:146).

(27)

27

Er wordt ook door informanten benadrukt dat Serviërs tegen de Duitsers vochten in de Tweede Wereldoorlog. Pavlaković noemt de overwinning van de partizanen in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke maar veelal ondergesneeuwde gebeurtenis in de Servische geschiedenis. Na een gewelddadige propaganda campagne waarin niet-Serviërs tegen Serviërs opgezet werden, viel Duitsland zonder de oorlog te hebben verklaard Joegoslavië aan op 6 april 1941 onder de codenaam ‘Straf’ (Pavlović 2002:139). Italië volgde Duitsland. De operatie begon met het bombarderen van Belgrado, elf dagen lang. De hoogcommandant van Joegoslavië moest een overgave accepteren zonder voorwaarden en tussen de 200.000 en 375.000 mensen werden gevangen genomen en naar Duitsland en Italië vervoerd. De overheid met koning Peter was op tijd gevlucht. In de tijd van de Tweede wereldoorlog was heel

Joegoslavië opgedeeld en ieder stukje behoorde een ander Europees land toe. Er zijn 8000 Joden vermoord in Duits bezet Servië. In mei 1942 werd verkondigd dat een Jodenvrij Servië was bewerkstelligd. Het leger van partizanen was door Serviërs opgezet, maar richtte zich niet alleen op Servië. Uiteindelijk hielp het Rode Leger de partizanen om Servië over te nemen en installeerde zich in Belgrado.

Sommige informanten benadrukken dat ze de historische verhalen over Serviërs als een strijdbaar en heldhaftig volk belangrijk vinden om te herinneren.

Nenad: “What I like about Serbia is our history, it’s very patriotic”.

Filip: “It is important to remember that once we had the status of a respectable country before they fucked us up. We fought against the Turks, we were defending Europe on the doorstep. People forget about this”.

Maar andere informanten benadukken dat het geloof in sommige verhalen hen juist veel ellende heeft gebracht. Ze vinden in het collectief geheugen het centrale verhaal van een heldhaftig volk, dat vele offers heeft moeten brengen maar desondanks een trots en gevestigd volk is gebleven. Maar vooral zien zij een geschiedenis van verdraaide feiten, manipulatie en bedrog.

Tamara L: “I don’t trust media, because in the 1990s media were so influential in what people thought. They were manipulating in the worst way: reporting about killing babies, pissing people off and getting people to fight”.

Jos: “People here, some, most of them want simple things and don’t care if they join the EU or China. People want something they can never have”.

(28)

28

Nynke: “What do you mean?”

Jos: “God’s people and the ridiculous story, some people think we’re better than everyone; that we deserve more, but in reality we deserve what we have”.

Jos spreekt hier over de geschiedenis zoals die werd gebruikt door Milošević, gebaseerd op mythen van het Servische volk. Hierin is zij vergelijkbaar met het Joodse volk in de bijbel, God’s volk, met het lot om te lijden tijdens de aanwezigheid op aarde, totdat zij in de hemel komt (Port 1993:22-23). In de tijd van Milošević werd een discours over de Servische

nationale geschiedenis gecreëerd om het doel van een groter Servië te dienen en de steun van de bevolking te krijgen in de Balkanoorlog na de Val van Joegoslavië. De geschiedenis leert Jos dat mensen gemanipuleerd kunnen worden en ze gemotiveerd kunnen worden tot

verschrikkelijke daden. In geschiedenisboeken vind ik verhalen die het toonbeeld waren van de geschiedenis van een heldhaftig Servisch volk, dat ondanks vele onderdrukkingen zichzelf staande heeft weten te houden. Dit is populaire volksgeschiedenis en maakt deel uit van het Servisch collectief geheugen, maar tegelijkertijd is dit het soort geschiedschrijving waartegen sommige informanten zich verzetten. Ze benadrukken dat het een mythe is en gebruikt werd om mensen tegen elkaar op te zetten tijdens het heerschap van Milošević. Informanten hebben geleerd dat de representatie van geschiedenis bedrieglijk kan zijn en een subjectief karakter heeft. Voor hen is er geen gevoel van identiteit aan verbonden, omdat ze deze representatie van geschiedenis als een grote leugen zien.

Stefan vertelt over zijn persoonlijke missie om de verspreiding van onjuiste historische gegevens tegen te gaan. Er werd in Belgrado een tentoonstelling gehouden waar gegevens over de afstammelingen van de Serviërs werden gepresenteerd die volgens hem pure leugens zijn. De mensen die hierachter zaten zijn pseudowetenschappers die zich als wetenschappers voordoen, maar hier niet het diploma voor hebben. Wat Stefan het meest dwars zat was dat niemand er iets aan deed en deze mensen gewoon hun gang konden gaan. “Nobody cares!” zei hij.

Ik vermoed dat het onderwerp geschiedenis gevoelig ligt doordat het gepaard gaat met identiteitsgevoelens en verantwoordelijkheid. De combinatie van een onzekere toekomst en een instabiele samenleving zorgt ervoor dat mensen zich liever niet bezig houden met een kritische benadering van de Servische geschiedenis. Er is een zekere trots aan verbonden. Er bestaan verschillende interpretaties van de Servische geschiedenis en een gedeelte van mijn informanten lijkt zich bedrogen te voelen doordat geschiedenis de motivatie is geweest voor

(29)

29

het leed van veel mensen de afgelopen decennia. Toch is de eenheid en onderlinge verbondenheid van het Servische volk gemotiveerd door de collectieve geschiedenis,

waarmee een herinterpretie van geschiedenis veel onzekerheid en pijn met zich mee brengt. Het ‘leven in de geschiedenis’ kan verband houden met het nalatenschap van de conflicten in de jaren ’90, maar ook met het niet willen loslaten van Kosovo. Kosovo staat voor een stukje geschiedenis dat volgens sommigen Servië belemmert om zich verder te ontwikkelen. Ook is het een toonbeeld van tegengestelde internationale belangen die een EU-lidmaatschap in de weg staan. Kosovo ligt ten zuiden van Servië. Kosovo heeft zichzelf in 2008 onafhankelijk verklaard, tot groot ongenoegen van de regering van Servië, die Kosovo nog altijd beschouwd als haar provincie. In 1998-1999 heeft er daardoor een bloedige oorlog gewoed, waarbij veel mensen gedwongen hebben moeten verhuizen of zijn vermoord door beide legers. De reden dat ik de ingewikkelde positie wil bespreken in dit onderzoek is dat Kosovo in de recente geschiedenis een element vormt van weerstand tegen buitenlandse invloeden.

Allereerst is het van belang om te begrijpen waarnaar ik precies refereer met de naam Kosovo. Met het gebruik van de naam Kosovo refereren informanten niet slechts naar het geografisch gebied Kosovo. Vaak wordt het conflict om Kosovo bedoeld, waardoor Kosovo een term is geworden die de problematische situatie aanduidt. Daarom zal ik ‘Kosovo’ tussen aanhalingstekens gebruiken, wanneer ik de situatie aan wil duiden. ‘Kosovo’ staat voor het stukje geschiedenis van de Serviërs, waarover nog steeds conflict is. Doordat het historisch cultureel erfgoed van de Serviërs zich in Kosovo bevindt, wordt er een stuk identiteit verleend aan het grondgebied. Dit maakt dat Servië zich zo vastklampt aan het behoud van Kosovo als deel van Servië.

Om verder te kunnen zou Servië Kosovo wellicht moeten loslaten. Geruchten gaan dat de EU dit zelfs als nieuwe voorwaarde zal stellen voor toetreding. Sommige informanten benadrukken dat het misschien beter is voor Servië om Kosovo los te laten:

Tamara L: “We will join (EU) when they recognize Kosovo. It relies primarily on that. So it can be 2 or 10 years depending on that. It is the main obstacle, compared to other countries in EU like Romania and Bulgaria, they are not on Serbia’s level, they’re worse in some points. Therefore it’s more a political issue than economic. For Serbia it is an ethnic conflict because of the foreign influence. The conflict was encouraged by foreign powers for economic

(30)

30

have to leave it aside, help ourselves, and try to make the best of it. The Prime Minister Zoran Đinđić had a plan to sell Kosovo. It was a realistic point of view. Now we send a lot of money to it but we don’t own that part. We can declare all we want, but we better use the money for ourselves. People considered Zorans plan to be a traitory. But now we have neither of it. Ten years ago it would have been a solution, we would have both: our cultural heritage and the money for it. But politicians are the worst things Serbia has, they don’t see the future, have no plans. They cannot predict 5 years, that’s why they’re stupid”.

Jos: “Politicians do ugly things for the greater good: they have to say to people what is reality, what we need to do, lose Kosovo. Not because of the EU but its history”.

Informanten klagen dat er in Servië alsmaar niet verandert. Ze halen voorbeelden aan van het gebrek aan verandering in Servië. De 5 oktober mars in 2000, waarmee een einde kwam aan Milošević’ bewind, is door mijn informanten genoemd als een zeer belangrijke gebeurtenis in de Servische geschiedenis. Dit evenement staat voor informanten symbool voor de wil van de bevolking voor verandering en de daarop volgende teleurstelling dat er ‘niets’ verandert. Dit was het moment waarop de bevolking in opstand kwam tegen Milošević en massaal de straat opging om met gevaar voor eigen leven te demonstreren. Het leger werd gestuurd door Milošević maar zij greep niet in en stond ‘aan de zij’ van de demonstrerende bevolking. Dit was het teken dat zelfs het leger niet meer luisterde naar de opdracht van Milošević. Een dag later viel zijn regime. De oorlog was voorbij en mensen hadden hoop op een betere toekomst. Deze gebeurtenis werd door mijn informanten als een cruciaal moment in de geschiedenis beschouwd, omdat mensen het gevoel hadden dat zij het heft in eigen handen hadden genomen, en het gevoel hadden dat dit zinvol was geweest, zelfs om voor te sterven. De tien jaren erna waren echter teleurstellend, volgens velen. Men had verwachtingen over veranderingen, dat eindelijk de oorlogen voorbij zouden zijn, dat het land weer

opgebouwd kon worden, en dat Servië zou toetreden tot de Europese Unie. Dit gebeurde echter niet. Hierdoor verloren mensen massaal hun vertrouwen in een betere toekomst. Ze voelen zich in de steek gelaten.

Op 12 maart 2003 werd Zoran Đinđić vermoord (Ramet&Pavlakovic 2005:38). Hij was toen de minister-president van Servië. De moord op Đinđić werd door verscheidene informanten genoemd als belangrijke historische gebeurtenis en werd als voorbeeld gegeven voor de teleurstelling van mensen. Zoran wilde verandering en veel mensen hadden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op dit moment kunnen ze hiermee nog goed functioneren binnen de huidige markt, maar wat zal er in de toekomst gebeuren als de markt zich steeds sneller gaat ontwikkelen, de

Welnu, ze hebben misschien niet bewust kunnen kiezen, maar door de Europese Unie open te stellen voor de Balkan, Turkije en, onvermijdelijk, de Oost Europese staten die ik heb

Volgens de Hoge Raad kunnen deze omstandigheden de conclusie dragen dat in de verhouding tussen de verzekeraar en de koper de wetenschap van de drie betrokken functionarissen in

Uit de gesprekken zijn wel een aantal competenties naar voren gekomen die de professionals vandaag de dag belangrijk vinden en waar volgens de professionals aandacht voor nodig als

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die

Als men kijkt naar de waardes per thema, waar de respondenten het meest hebben aangegeven het desbetreffende belangrijk te vinden, kan men eveneens bij enige waardes observeren dat