• No results found

Gedurende dit onderzoek heb ik geprobeerd de volgende vraag te beantwoorden:

Hoe beïnvloedt impliciete sociale kennis van jongvolwassen Serviërs in Belgrado hun visies op een Servische deelname in de Europese Unie?

Ik heb inzicht gekregen in de impliciete sociale kennis die bestaat in visies op Servië in de EU van informanten. In het spectrum van visies kan gemeenschappelijke onderliggende kennis geïdentificeerd worden. Deze impliciete kennis motiveert mensen in hun doen en laten en ligt ten grondslag aan de wijze waarop ze hun leefwereld interpreteren. Deze kennis is: mensen zijn onbetrouwbaar, want ze zijn onvoorspelbaar en beïnvloedbaar. Servië hangt in het midden. Wij zijn slachtoffer. Maar vooral het geloof in de onveranderlijkheid van de situatie maakt dat impliciete sociale kennis reproduceerd wordt, terwijl sommige informanten zeggen dat dit Serviërs juist niet verder helpt. Door visies op de een EU-lidmaatschap te onderzoeken komen de tegenstellingen naar voren van zich afhankelijkheid opstellen, terwijl er

onafhankelijkheid nagestreefd wordt. Defaitisme is net zozeer aanwezig als de wens voor verandering. Mensen geven de hoop op, maar wachten nog steeds op verandering.

Deze kennis is dus tweeledig: aan de ene kant stelt het voor dat Serviërs zichzelf niet capabel achten om invloed uit te oefenen op een positief verloop van de toekomst, maar aan de andere kant zien zij zichzelf ook niet in de positie verkeren waarin zij werkelijk invloed kunnen uitoefenen. Impliciete sociale kennis voedt een defaitistische houding van Serviërs. Ze maken zichzelf tot toeschouwer van hun eigen wereld waarin een ander beslist over hun lot. Tegelijkertijd hebben ze een sterk gevoel van trots, en benadrukken ze hun wens voor

zelfbeschikking en zelfredzaamheid. Er bestaat een grote onvrede en frustratie bij informanten over de passieve samenleving waarin volgens hen niets verandert. Informanten klagen over de passiviteit van de Servische bevolking en zijn stuk voor stuk van mening dat de mentaliteit van mensen moet veranderen om werkelijke constructieve groei te kunnen genereren. Ik merk dat sommige informanten zich willen afzetten tegen het defaitisme dat mensen in wezen

60

toeschouwers van hun eigen samenleving maakt. Ze willen niet overheerst worden, maar zien zichzelf ook niet als geschikte leiders. Hiermee plaatsen ze zichzelf in een onmogelijke positie. De wens voor verandering is er, maar aan de andere kant wordt er geprotesteerd tegen verandering.

Een deel van mijn informanten draagt de fatalistische gedachte uit dat Serviërs gedoemd zijn een lot te ondergaan waarin ze overgeleverd zijn aan de grillen van

machthebbers en ze erop rekenen dat leefomstandigheden eerder zullen verslechteren dan verbeteren. Het is die impliciete sociale kennis die mensen bang maakt voor verandering, hoewel verandering juist hetgeen is waar mensen op blijven wachten en hopen. Opgeven, het gevoel hebben machteloos te zijn en weinig hoop koesteren voor de toekomst zijn onderdeel van een algemeen defaitisme wat er in Servië heerst. Het geloof in de negatieve gevolgen die verandering met zich mee kan brengen maakt dat er grote angst bestaat voor verandering in het algemeen. Angst en wantrouwen hangen samen met negatieve verwachtingen over het verloop van de toekomst. De crux is dat Serviërs zichzelf niet bij machte voelen om de gewenste veranderingen zelf in werking te zetten. Serviërs hebben geen goede positie, maar geloven er ook niet in dat ze een betere positie kunnen krijgen. Hierdoor wordt de slechte situatie mede in stand gehouden. Mensen leven niet bij een wens voor verandering, maar leven van dag tot dag, zonder veel over morgen na te willen denken.

Dat er niet in verbetering van de situatie van Servië in de nabije toekomst wordt geloofd, wordt onderbouwd met voorbeelden uit de recente geschiedenis. Ik merk dat geschiedenis een onmiskenbare rol speelt in de opvattingen van Servische jongeren. De afgelopen jaren is er niets veranderd, dus zal dit in de komende jaren ook niet gebeuren, is de redenering daarbij. Opvattingen over het verleden spelen een grote rol in verwachtingen van de toekomst. Gebeurtenissen in het verleden worden als redenen gegeven voor het gebrek aan vertrouwen in een betere toekomst. Daarom is het ‘leven in het verleden’, zoals Tadić dit omschreef, een cruciale beïnvloeder van de overwegend defaitistische houding in Servië. In een nationaal sentiment wordt de Servische geschiedenis uitgelegd als een reeks

gebeurtenissen waarvan Serviërs steeds het slachtoffer zijn. Steeds opnieuw waren ze de dupe van de plannen van machthebbers met oorlogen, verwoestingen en volksverhuizingen als gevolg. Dat ze hun eigenbelang opzij hebben gezet om andere volkeren te helpen, lijkt nu door de buitenwereld vergeten te zijn. Serviërs ervaren dat Servië niets weet op te bouwen en te behouden, en zien dat andere landen dat wel kunnen doen. In Servië worden er slechts dingen verwoest, leren ze uit de geschiedenis. Stabiliteit wordt als zeer relatief ervaren.

61

Geschiedenis staat in directe zin ‘in de weg’ voor toetreding aan de EU in de vorm van ‘Kosovo’. Het opgeven van Kosovo zou inhouden dat Servië een stuk geschiedenis loslaat wat als één van de bouwstenen van Servisch historisch erfgoed wordt beschouwd. Voor veel Serviërs betekent dit het opgeven van een belangrijk stukje identiteit. Het maakt echter ook deel uit van een stukje collectief geheugen waarvan sommige Serviërs vinden dat het hen alleen maar ellende heeft bezorgd. Niet iedereen tilt even zwaar aan het stukje identiteit waar Kosovo voor staat. Er wordt niet door iedereen hetzelfde belangen en dezelfde betekenis aan toegekend. Informanten beseffen dat verhalen verteld worden met een reden. Ze weten dat een verhaal soms ingewisseld wordt voor een ander en dat ook de visies van mensen veranderlijk zijn. Informanten zijn zich bewust van het subjectieve element van geschiedschrijving. Impliciete sociale kennis benadrukt daarentegen dat waarvan mensen beweren ‘hoe het echt is’. Het is de onderliggende waarheid over de samenleving waarvan mensen uitgaan. Hoewel deze waarheid een subjectief gegeven is, wordt deze beschouwd als objectieve waarheid die vooralsnog niet open staat voor discussie. Verhalen over geschiedenis hebben vaak met verantwoording te maken. Wie is er verantwoordelijk voor de destructieve gebeurtenissen in de geschiedenis? Serviërs zijn bezig met het verwerken van gebeurtenissen uit de afgelopen decennia en proberen een les of betekenis voor Servië te vinden in geschiedenis. Geschiedenis wordt steeds gekoppeld aan het heden in vergelijkingen tussen vroeger en nu. De selectie van geschiedenis die informanten maken zegt iets over het type boodschap die zij eraan

verbinden. Hoe ze nu over geschiedenis praten zegt ook iets over de situatie nu. Wat

informanten nu geloven betekent niet dat ze dat het altijd zo is geweest. Er bestaat een besef van de hogte mate van subjectiviteit van de Servische collectieve geschiedenis. Ook is er onenigheid over wat nu de waarheid is. In die onzekere context is het logisch dat Serviërs niet weten wat de toekomst brengt. Daarom benadrukken informanten: we moeten eerst onze problemen oplossen, die in de weg staan naar de toekomst.

Hoewel mijn informanten geschiedenis verschillend interpreteren, is wantrouwen een thema dat voortkomt uit collectieve herinnering. Wantrouwen naar de regering, mensen met macht, media, wantrouwen jegens elkaar. Het nationale sentiment van een Servië dat nooit echt ergens bij zal horen, is onderdeel van impliciete sociale kennis. Het onbestemde, onvoorspelbare en veranderlijke karakter van de visies op de toekomst vind ik hier typerend voor. Ook in de vergelijkingen die worden gemaakt en het negatieve imago van Servië ervaren ze dat Servië het zwarte schaap van Europa is. Ze benadrukken dat de rest van de wereld hen zo ziet en dat dit onterecht is, maar ze bevestigen tegelijkertijd het stereotype

62

beeld dat er volgens hen in het buitenland bestaat over Serviërs.. Ze hechten een groot belang aan hun trots en zelfbeschikking, maar beweren tegelijkertijd dat Serviërs onbetrouwbaar zijn en dat het land ten onder zal gaan als het aan hen wordt overgelaten. Ze stellen zich op als slachtoffer van eigen geschiedenis, maar vinden ook dat ze zelf verantwoordelijk zijn.

Ik merk dat informanten zich bewust zijn van de passiviteit die de defaitistische houding tot gevolg heeft, maar niet zien hoe verandering kan worden bewerkstelligd.

‘Verandering moet komen vanuit de mensen zelf’, wordt door hen benadrukt. De post-conflict situatie waarin Servië zich bevindt heeft tot gevolg dat mensen opnieuw hun plaats en richting moeten bepalen, zowel in eigen land als in de wereld. Ze denken na over hun identiteit en over hoe het nu verder moet. Impliciete sociale kennis is aan verandering onderhevig, hoewel het in eerste instantie om statische gegevens lijkt te gaan. Hoewel het geïnternaliseerde kennis is die niet direct open staat voor discussie, zou het naar mijns inziens onderhandelbaar kunnen worden gemaakt, door het expliciet te maken. Bij een transformatie van het land zal de

impliciete sociale kennis verwachtingsgewijs ook transformeren.

Doordat de dominantie van dergelijke defaitistisch georiënteerde sociale kennis ook sterk bestreden wordt door sommige mensen, kan ik stellen dat impliciete sociale kennis een onderhandelbaar begrip is, ook al lijkt dit in eerste instantie niet zo te zijn. In de huidige omstandigheden kan impliciete sociale kennis zich transformeren of juist in stand gehouden worden. De kennis heeft zich ontwikkeld door de geschiedenis heen en is gevestigd in de samenleving. Doordat de omgeving als onveranderlijk ervaren wordt, lijkt verandering van impliciete sociale kennis -waar informanten eigenlijk het meest op hopen- uit te blijven. Wat ik begrijp uit wat informanten mij vertellen, is dat de impliciete sociale kennis die Serviërs passief houdt, veranderd kan en moet worden. Tegelijkertijd stellen zij impliciete sociale kennis voor als iets dat nooit zal veranderen: ze stellen immers dat de mentaliteit van Serviërs nooit zal veranderen. Impliciete sociale kennis heeft een onwrikbaar karakter, maar kan dus wel ter discussie worden gesteld.

Wat informanten benadrukken, is dat Servië vastzit als land. Dit wordt beschouwd als de algemene staat waarin het land verkeert, in plaats van een post-conflict situatie waarvanuit nieuwe dingen kunnen worden ontwikkeld. Wanneer er beweging komt in de impliciete sociale kennis die de defaitistische houding in stand houdt, zal er plaats zijn voor structurele verandering, zeggen informanten. Er is nu misschien geen plaats voor nieuwe systemen, omdat de oude nog niet zijn losgelaten. Mensen zijn bang voor verslechtering van hun

63

levensstandaard door het vele leed wat verandering in het verleden met zich mee heeft gebracht.

Hoewel informanten zich bewust zijn van het hardnekkige bestaan van deze impliciete sociale kennis in de samenleving, is het voor hen lastig om deze kennis te benoemen en uit te leggen. Desalniettemin kan de kennis, door het expliciet te maken, tot een onderwerp van discussie worden gemaakt. Ik heb het gevoel dat er in Servië, door verzet van jongeren tegen de impliciete sociale kennis die mensen in hun doen en laten beïnvloedt, ruimte wordt gecreëerd voor een verandering van de mentaliteit van mensen. Ik denk dat het leven in de geschiedenis te maken heeft met het leed dat de oorlog veroorzaakt heeft en dat Servië vast zit op een keerpunt waar de geschiedenis een plek moet krijgen, zodat het verwerkt kan worden, zodat Servië zich verder kan ontwikkelen. Geschiedenis is een gevoelig onderwerp in Servië en in het verleden sterk verbonden geweest met overheidspropaganda. Nog steeds ligt geschiedenis gevoelig, doordat er identiteitsgevoelens aan verbonden zijn. Een verandering van de kijk op geschiedenis, zoals Rossi het voorstelt, kan een breder perspectief bieden op de geschiedenis van Servië waarmee een ruimere kijk op de identiteit van Servië wordt

geboden.Desondanks denk ik zelf dat een verandering van impliciete sociale kennis niet teweeg wordt gebracht door het bestaan van collectieve herinnering. Serviërs hebben verzet tegen verandering aan de ene kant, aan de andere kant willen zij juist graag verandering. Deze contradicties hebben eerder te maken met waar zij voor vrezen, dan een collectieve identiteit. Het probleem is niet dat ze geen ideaal van democratie en een Europese identiteit nastreven, het probleem is –volgens henzelf- dat er door machthebbers geen enkele verantwoording genomen wordt en de politiek geheel corrupt is. Verwachtingen worden uitgelegd door de selectie van geschiedenis, en impliciete sociale kennis wordt niet zomaar veranderd doordat geschiedenis anders wordt uitgelegd, het is eerder andersom: geschiedenis wordt geselecteerd aan de hand van hetgeen mensen geloven: impliciete sociale kennis. Ik kan niet ontkennen dat het een wisselwerking van invloed is, sociale herinnering is immers een proces. Maar uit mijn onderzoek blijkt dat de oplossing nog niet zo eenvoudig is en veel dimensies van herinneren beslaat. Een constructie van collectief geheugen is hiervan slechts een voorbeeld.

Impliciete sociale kennis kan als onderzoeksconcept dienen om de voedingsbodem waarin paradigma’s en denkstromingen ontstaan te onderzoeken. Het concept kan inzicht bieden in de redenen voor het bestaan van bepaalde denkwijzen. Impliciete sociale kennis ontstaat uit processen van beeldvorming die steeds transformeren zoals de samenleving dat ook doet. De dynamiek van dit proces, de wijze waarop impliciete sociale kennis

64

onderhandeld wordt en zich ontwikkelt, is iets wat verder kan worden onderzocht. In Servië ervaren mensen weinig invloed op politieke besluitvorming. Ze voelen zich belemmerd om hun eigen situatie te verbeteren, doordat de politieke situatie hiertoe weinig mogelijkheden biedt. Het geloof in een lot van een gedoemd Servië blijft bestaan wanneer de samenleving weinig zicht biedt op een ander perspectief. Informanten zien impliciete sociale kennis bevestigd worden in de context waarin zij leven en daardoor wordt impliciete sociale kennis reeds gereproduceerd in plaats van verworpen en vervangen.

In dit onderzoek is de invloed die Servische politieke partijen op de sociale kennis van informanten uitoefenen onderbelicht gebleven. Het kan interessant zijn om de politieke vertolking van impliciete sociale kennis en de weerklank ervan in de Servische samenleving verder te onderzoeken. Dit zou een dieper inzicht kunnen geven in de dynamiek van

impliciete sociale kennis en hoe dit ‘van bovenaf’ beïnvloed wordt. Daarnaast zijn ideeën over collectieve geschiedenis ook politiek gekleurd. Politieke invloed op collectieve

herinnering kan niet ontkent worden, ook al blijkt uit mijn onderzoeksresultaten dat Serviërs de politieke situatie een lachertje vinden. Het zal een completer beeld geven wanneer

machtinvloeden van kerk en staat op sociale herinnering in vervolgend onderzoek betrokken worden.

9. Bibliografie