• No results found

In dit hoofdstuk licht ik toe hoe impliciete sociale kennis doorklinkt in de wijze waarop de Serviërs zichzelf beschouwen in relatie tot de rest van de wereld. In mijn onderzoek naar de blik op de buitenwereld van Serviërs worden er veel vergelijkingen gemaakt door

informanten. Ze proberen zichzelf te positioneren als land in de wereld. Hierbij zien ze niet alleen grote verschillen met Servië en West-Europese landen, maar ook verschillen in ontwikkeling in vergelijking met andere Balkanlanden. Denkbeelden gestoeld op oudere historische gebeurtenissen, maar ook recentere gebeurtenissen onderbouwen de verhalen. Uit de geschiedenis is geleerd dat bondgenoten kunnen veranderen en dat Servië gezien wordt als strategisch terrein voor internationale machten. De goede daden van Servië lijken te worden vergeten door de buitenwereld wanneer Servië als hoofdverantwoordelijke wordt aangewezen voor de laatste oorlogen in de Balkan. Dat er een slecht imago bestaat over Servië is iets waar alle informanten het over eens waren. Wanneer ik vroeg naar de perceptie van het imago van Servië in het buitenland, werd er hard gelachen door informanten of ik werd aangekeken met een blik die zei: ‘neem je me in de maling?’ Alle informanten die ik ondervroeg vertelden mij dat zij vonden dat Servië zeer negatief werd gerepresenteerd in media, waardoor het imago van Serviërs dat van een gewelddadig volk is. Informanten denken wel dat het negatieve beeld van Servië nu aan het veranderen is.

Niko: “I thought the images were bad, but it is starting to be good. Because people like you are coming here. People are afraid but there’s no reason. It is the other way around”. Bojana: “I think they do not like us very much. And I don’t know what is the reason, maybe eehm part of that is our movies, portraying us in the wrong way. Maybe, I think that maybe part of reason why on that way we are sending a picture to world, that is showing us, but I don’t think it’s the best way we should show our country, our culture. They’re showing us like gypsies. And movies about war showing us like people who are slaughtering and killing and raping, you know”.

Christina: “During the war, we were presented as the one and only guilty and responsible for war and genocide, but everyone was equally responsible”.

45

Tamara L: “The public opinion of Serbia is bad. People think of people when they are on the news and we’re not, so people just forget”.

Tamara bedoelt hiermee dat Servië vooral bekend is door de oorlogen in de Balkan en dat mensen verder weinig informatie over Servië ter ore krijgen. Doordat ik met regelmaat rondhing in het hostel waar sommige van mijn informanten werken, kreeg ik te maken met reacties van reizigers op Servië en ook de reacties van mijn informanten daarop. Wat

opgemerkt werd door bezoekers was de vriendelijkheid en behulpzaamheid van de Serviërs en dat het in Servië niet gevaarlijk was, maar in het algemeen veilig.

Nynke: “What images of Serbia do you think exist in Europe?”

Nela: (begint te lachen) “Eeh, not very nice, definitely. Eeh especially, because people are… especially because the people are educating through media. You know, and media has a great power, you know that, everybody knows that, so I think that’s the main reason why. Why think of Serbia like that. In Europe and in the world. But if you want and if you try to figure it out and take another look I think you will find better images, than the ones that they’re trying to… Actually I’m sometimes laughing because people are expecting I don’t know what, when they’re coming (bezoekers) and they’re all surprised, because it’s not what they thought. I think the main picture in the world is that we are violent people”.

Nela vertelde ook over een bezoeker uit Canada die een tijd in Oekraïne was geweest. Hij werd daar gewaarschuwd dat hij beter zijn baard zou kunnen afscheren voordat hij naar Servië zou gaan, omdat het niet veilig voor hem zou zijn, daar hij er voor moslim zou kunnen

worden aangezien met zijn donkere baard en lichtgetinte huid. Hij besloot om zijn baard niet af te scheren, maar was toch erg bang om te gaan. Eenmaal in Belgrado merkte hij dat zijn angst onterecht was: hij had nergens last van.

Informanten ervaren dus dat er negatieve vooroordelen bestaan over Serviërs. Ze ervaren verschillen tussen hen en (West-)Europeanen op verschillende gebieden: in geschiedenis, economische status, politieke situatie. Er wordt met regelmaat gezegd dat Servië geen status heeft, en dat er eerst een ‘standaard moet worden ingevoerd’ om als volwaardig lid van de EU te kunnen functioneren. Soms kwamen de verschillen in levensstandaard en afkomst duidelijk naar voren in gesprekken en situaties. Ik kreeg het idee dat informanten mij zien als iemand met een andere status. Dit blijkt voor mij uit een aantal situaties.

46

Op een avond ging ik uit met een groepje vrienden, naar een Servische kavana. Er werd muziek gemaakt door drie moderne muziekspelers, met electrische instrumenten. Het was de stamkroeg van één van de meiden van onze groep. We dansten op de tafel (want zo hoorde dat) en dronken wat. Helaas waren we aan de late kant en ging het café dicht. Toen we buiten kwamen en even stonden te wachten, hadden zich meer mensen verzameld. We liepen net richting de auto toen een jongen in onze groep in de rug werd aangevallen door een buitenstaander. Ze gingen in gevecht, gelukkig liep het allemaal goed af en had hij alleen een bloedlip. Na afloop bleek dat de aanvaller jaloers op hem was, omdat het meisje dat hij leuk vond (ze was van onze groep) die avond bij hem op schoot had gezeten. Onze groep besloot snel te vertrekken, we hadden twee auto’s bij ons. We hadden haast, dus één auto ging alvast, en verderop in de wijk zouden we op de andere wachten. “You get in there, you are from

European Union”, zei één van de meisjes tegen me. Het is beleefd om ervoor te zorgen dat je

gast niets overkomt, maar toch vond ik het typerend dat -grapje of niet- ik als eerste in de auto moest omdat ik ‘van de Europese Unie was’.

Een terugkerende opmerking “For you it’s easy” irriteerde mij een beetje, omdat ik het gevoel kreeg dat er gesuggereerd werd dat mijn leven automatisch makkelijk zou zijn omdat ik in Nederland woonde. Ik denk niet dat één van mijn informanten zou geloven dat ik weet hoe het is om bijna geen geld te hebben. Ik ontmoette een groepje jongeren uit een dorpje in de buurt van Belgrado, en merkte dat een jongen erg onder de indruk was van het feit dat ik uit Nederland kwam. Hij schepte erover op dat zijn vriend in New York was geweest, maar benadrukte dat hij Servië nog nooit uit was geweest. Hij vond het daarom erg speciaal dat hij mij had ontmoet. Hij vertelde dat de meeste jongeren uit de dorpen nog nooit kans hadden gehad om plaatsen buiten Servië te bezoeken. Veel jongeren die ik ontmoette begonnen over reizen en hoe graag ze zelf ook zouden willen reizen. Nu is er de mogelijkheid toe doordat regelingen rondom visa’s versoepelt zijn, maar desondanks hebben jongeren overwegend de mogelijkheid niet, simpelweg omdat het teveel geld kost. Een keer is mij uiterst serieus gevraagd door een jongen of ik niet iemand wist die met hem zou willen trouwen, zodat hij kon emigreren. “Think about it”, zei hij terwijl hij me strak aankeek, voordat hij de kamer uitgewerkt werd door zijn vriend.

Verschillen komen ook naar voren in jeudherinneringen. Ivan vertelt over zijn jeugd en over zijn ervaringen in de oorlog. Hij vertelt bijvoorbeeld dat hij zich nog goed herinnert dat de winkels leeg waren. Ook vertelt hij dat hij een keer iets van speelgoed mocht kopen, maar dit was in de tijd van de torenhoge inflatie. Hij herinnert zich dat hij moest gaan kijken

47

wat het kostte en op de weg terug het lange nummer steeds herhaalde. Hij kreeg het geld en moest meteen terug naar de winkel om het te kopen, want als hij langer wachtte zou de prijs alweer gestegen zijn. Ivan vertelde ook over zijn verblijf in Duitsland tijdens zijn studie, waar hem opviel dat verjaardagen vieren zo belangrijk werd gevonden. Verjaardagen werden niet gevierd, zei hij, er was niet echt een reden voor. Hij vertelt dat hij nooit hoefde te zeuren om dingen die hij wilde. Er was immers niets, dus hij miste ook niets. Nu is er wel van alles te krijgen, maar kunnen mensen maar weinig betalen. De mensen zijn arm en dat is een

belangrijke frustratie en een overheersend thema in het gevoel een andere status te hebben dan mensen in de meeste landen van Europa.

Informanten zien niet alleen een verschil in levensstandaard en jeugdherinneringen met Servië en West-Europa, ze zien ook dat Kroatië bijvoorbeeld meer voortgang heeft gemaakt in toenadering tot de EU. Roemenië is lid van de EU, terwijl de levensstandaard volgens mijn informanten niet veel verschilt met die van Servië. Informanten zien dat het andere landen wel lukt, terwijl Servië achterblijft. Ze zien bijvoorbeeld dat Kroatië en Slovenië zich meer richting een EU-lidmaatschap ontwikkeld hebben, terwijl Servië waarschijnlijk nog een lange weg te gaan heeft.

Srdjan: “Well, they worked a lot (lacht) on their image after the wars and everything,

especially Slovenia, they managed to do a lot about it, and eeeh, I think Slovenians are quite a bit more responsible, and that’s an image they were able to build up. And Croatians, are also on that way, on that path, and they’re getting good, they’re getting accepted (lacht). They are able to project that image of democratic nation. They’re responsible, and actually looking to be part of EU. And they managed to do it”.

Nynke: “And Serbia didn’t”.

Srdjan: “No, considering our politicians (lacht) and our efforts on those parts I don’t think we are projecting a good image”.

In de interviews komt naar voren dat er veel verschillen worden ervaren tussen Servië en de andere Europese landen, waarbij Servië in negatief daglicht staat. Informanten ervaren dat Servië achterblijft; niet meedoet met de Europese ontwikkelingen die er gaande zijn. Daarbij moesten er oorlogsmisdadigers van Servische kant worden uitgeleverd, iets waar Servië langer over heeft gedaan dan wellicht mogelijk was. Een deel van de Servische

48

bevolking ziet deze mannen als volkshelden. Zij ervaren het als bemoeienis van buitenaf en als een onwetend oordeel over hun conflict.

Tamara: “These people were our hero’s”.

Maar ze voelen zich ook ongelijk behandeld door de rest van de wereld. Ze krijgen een behandeling die niet eerlijk is en worden negatiever beoordeeld dan zij rechtvaardig achten. Ze voelen zich slachtoffer van hun verleden. Ze lijden onder de effecten van de oorlog die in de jaren negentig heeft gewoed, terwijl ze vinden dat Serviërs ook veel is aangedaan door andere partijen. Hierbij nemen ze een slachtofferrol aan. Albanezen hebben Kosovo ingepikt, daarbij worden ze ondersteund door andere Europese landen en Amerika, oorlogsmisdadigers worden vooral in Servië gezocht, Servië heeft sancties gekregen en is gebombardeerd. Servië is de zondebok in internationale ogen.

Niko: “Serbia is really old, Kosovo was part of it. It is all history, medieval times. We had nothing against them (Albanezen). The U.S. helped them (Albanese vrijheidsstrijders), they couldn’t do it on their own. Now it’s all Albanian. They destroyed everything, the Serbian historical heritage. My mother’s family is from Kosovo. They had to leave their own house. My cousin was kidnapped and killed for organs. They maybe should give Kosovo back for entering EU”.

‘Kosovo’ is op zijn zachtst gezegd een hekel punt binnen internationale politieke verhoudingen. Sommige informanten ervaren buitenlandse bemoeienis rondom Kosovo als imperialistische veroveringsdrang van Amerika. De ondersteuning van Kosovo door Europa wordt door veel Serviërs ervaren als een gebrek aan respect voor de Servische geschiedenis. Een gedeelte van de inwoners van Servië ervaart dat de wereld niet het beste voorheeft met Servië. Een informant stelde dat Servië het slechte imago voornamelijk aan zichzelf te danken heeft door de gruwelijkheden en misdaden tegen de mensheid die de Serviërs hebben begaan, maar hetzelfde kan volgens informanten worden gezegd over de Albanese vrijheidsstrijders. Ze benadrukken daarbij dat de misdaden begaan door Kosovo worden genegeerd, terwijl Servië in de strafbank is gezet. Iedereen heeft schuld, zeggen informanten, maar men doet alsof alleen Servië de schuldige is. Het feit dat de onafhankelijkheid van Kosovo door veel EU-landen gesteund wordt, blijft lastig te behappen voor Serviërs. Want wat zegt dit over hoe die landen Servië beschouwen? Het is niet alleen een politieke kwestie, voor Servië is Kosovo een deel van hun erfgoed en hebben andere landen het recht niet om dit af te pakken. Want zo wordt het gezien: als een gestolen gebied, onrechtmatig ingenomen en ondersteund door

49

corruptie en mafia. De landen die Kosovo’s onafhankelijkheid steunen, nemen automatisch positie in tegen Servië. Servië is het zwarte schaap van de internationale Europese

gemeenschap. Amerika was vroeger erg onder de indruk van het Servisch patriottisme, maar geeft nu steun aan Kosovo. ‘Kosovo’ is een voorbeeld van hoe sommige Serviërs voelen dat er over hun ruggen wordt gehandeld door grootmachten.

Het hebben van een ‘lagere status’ is een besef dat keer op keer doorklonk in de wijze waarop mijn informanten spreken over Servië in relatie tot Europa en de Europese Unie. Dit ging niet slechts over economische status, maar ook over het negatieve Servische imago. Doordat Servië als één van weinige Europese landen nog geen lid is van de EU, is het een logisch gevolg dat er vergelijkingen worden gemaakt met andere (Oost-) Europese landen. In die vergelijking zien informanten dat Servië als het zwarte schaap wordt gezien en bejegend. In het proces richting toetreding tot de EU heeft Servië sancties moeten ondergaan met

negatieve gevolgen voor de burgers en Servië heeft aan eisen moeten voldoen die informanten niet allemaal terecht vinden. Het gevolg hiervan is dat de inwoners van Servië zich een beetje vergeten voelen door de wereld. Wanneer zij ‘naar buiten kijken’ lijkt het voor hen alsof andere landen zich helemaal niet om Servië bekommeren: dat de EU Servië kandidaat wil maken wordt door velen als puur economisch eigenbelang gezien, waarbij er niet verwacht wordt dat Servië er ook de vruchten van zal plukken. Servië bevindt zich ‘in het midden’ en hoort nergens echt bij. Het land blijft achter in ontwikkeling in vergelijking met omliggende landen, landen die één waren in de Joegoslavische periode. Servië krijgt de schuld

toegewezen van de bloederige oorlog in de jaren ’90 en informanten ondervinden nog steeds dat de Serviërs het imago hebben van een gewelddadig volk.

Er overheerst een gevoel van ongelijkwaardigheid en slachtofferschap wanneer er gepraat wordt over Servië in vergelijking met de andere Europese landen. Dit heeft te maken met de ondergeschikte positie waarin de Serviërs zich gevangen voelen. De zorgen over een slechte positie in Europa, het ontbreken van een ‘levensstandaard’ en het imago van de boeman zijn gegevens die in perceptie van de huidige situatie terugkeren. Serviërs bevinden zich in een positie waarin ze ervaren op niemand echt te kunnen bouwen: hun eigen leiders maken zich niet druk om de leefomstandigheden van de burgers en in het buitenland doen ze dat ook niet. Ze krijgen geen erkenning van hun bestaan als volk dat ook andere dingen heeft gedaan, ze worden alleen gewezen op hun gemaakte fouten. Impliciete sociale kennis die ik hierin weerspiegeld zie, is ‘je kunt op niemand vertrouwen, want mensen denken alleen aan

50

hun eigenbelang’.In geschiedenis zien ze dat het zo gegaan is en in het heden zien zij dat deze opvatting nog steeds stand houdt.

7. Visies op een Servisch EU-