• No results found

Informatieve kinderboeken. ": " In hoeverre draagt de vormgeving van een informatief boek voor kinderen bij aan het opnemen van de informatie, die het boek uitdraagt?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Informatieve kinderboeken. ": " In hoeverre draagt de vormgeving van een informatief boek voor kinderen bij aan het opnemen van de informatie, die het boek uitdraagt?"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Informatieve

kinderboeken

In hoeverre draagt de vormgeving van een informatief boek voor

kinderen bij aan het opnemen van de informatie, die het boek

uitdraagt?

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding       2, 3 

 

De cognitieve ontwikkeling van het kind      4 t/m 8

  De cognitieve ontwikkelingspsychologie van Jean Piaget        Conclusie   

Het leerproces van het kind       9 t/m 12

  Wat is leren?  Het nieuwe leren en het constructivisme  Generatie Einstein en het connectivisme  Conclusie   

Een creatieve sessie met de doelgroep      13 t/m 18 

Reggio Emilia  De creatieve sessie  Conclusie   

Waarom aantrekkelijke dingen beter werken      19 t/m 21 

De Emotional Design theorie van Donald Norman  Conclusie   

Conclusie      22 t/m 24 

 

Literatuurlijst       25, 26 

 

Bijlage      27 t/m 32 

Inhoud creatieve sessie  Scoreformulier  Vrij project “Communicatie enzo”             

(3)

Inleiding

 

 

Voor mijn afstudeerproject maak ik een informatief boek voor kinderen. Naar aanleiding daarvan ben  ik eens gaan rondsnuffelen in boekenwinkels en in de bibliotheek om te kijken wat voor informatieve  boeken er al bestaan. In de stadsbibliotheek van ’s‐Hertogenbosch is een uitgebreide moderne  jeugdafdeling aanwezig. Maar de informatieve boeken die ik daar vond, waren naar mijn idee saai en  ouderwets qua vormgeving. Ze nodigden niet echt uit om uit het schap te worden gepakt en gelezen  te worden. Ik vroeg mij af of deze boeken wel in de smaak zouden vallen bij kinderen en of de  informatie die in het boek staat wel onthouden wordt als het boek er saai en duf uitziet. Zou het  opnemen van de informatie wel lukken als een boek er mooi en hip uitziet?   Met behulp van deze scriptie wil ik graag onderzoek doen naar het ontwerpen van informatieve  boeken voor kinderen. Ik stel mijzelf daarbij de volgende onderzoeksvraag:  In hoeverre draagt de vormgeving van een informatief boek voor kinderen bij aan het opnemen van  de informatie, die het boek uitdraagt?  Om de onderzoeksvraag goed te begrijpen is het belangrijk dat alle begrippen die erin worden  genoemd duidelijk zijn. Ik zal achtereenvolgens de begrippen vormgeving en informatief boek  toelichten, uitleggen in welke leeftijdscategorie de kinderen vallen en wat ik bedoel met het  opnemen van informatie.  Vormgeving is een begrip waarin we een aantal onderdelen kunnen onderscheiden: compositie,  kleur, typografie en afbeeldingen. De compositie is het indelen van de verschillende onderdelen van  het ontwerp, op zo’n manier dat de verhoudingen kloppen en er een evenwicht ontstaat. Kleur is  heel belangrijk aangezien kleuren verschillende reacties oproepen. Het is belangrijk om daarbij de  juiste keuzes te maken. Ook de typografie speelt mee. Een letter moet leesbaar zijn, maar  tegelijkertijd ook bij de rest van de vormgeving passen. Afbeeldingen vallen meestal het eerst op en  zijn daarom een belangrijk onderdeel. Gebruik je foto’s of illustraties, of allebei? Al deze onderdelen  samen zorgen er voor dat een boek vorm en uitstraling krijgt.  Informatieve boeken zijn boeken die bedoeld zijn om een leerzame boodschap over te brengen. Ze  geven informatie over een bepaald onderwerp en worden veel gebruikt in het onderwijs, maar  worden ook gewoon thuis door kinderen gelezen.  Ik zal mijn onderzoek verrichten onder kinderen in de leeftijd van acht tot ongeveer twaalf jaar. Deze  kinderen zitten in de bovenbouw van de basisschool, dus in groep zes, zeven en acht. Ik houd dit  onderzoek bij kinderen van deze leeftijdscategorie, omdat ik voor mijn afstudeerproject een  informatief boek maak voor dezelfde leeftijdscategorie. Dit onderzoek wil ik graag gebruiken voor  mijn project. Ik heb voor deze doelgroep gekozen, omdat dit een groep is die net tussen  kinderlijkheid en volwassenheid inzitten. Vandaar dat deze groep wel eens ‘tweens’ worden  genoemd. Het is moeilijk om je in deze doelgroep in te leven en daarom interessant om naar deze  doelgroep onderzoek te doen.  Met het opnemen van informatie bedoel ik het leren en het onthouden. Iets meer weten over een  bepaald onderwerp dan voorheen. Ik wil dus weten of kinderen iets hebben opgestoken van het  informatieve boek wat ze hebben gelezen.  

(4)

In zijn theorie beschrijft Piaget een aantal stadia die kinderen doorlopen in hun cognitieve  ontwikkeling. Dus hoe zij zich op een bepaalde leeftijd ontwikkeld hebben op het gebied van kennis  en denken.   In het tweede hoofdstuk zal ik de leerpsychologie behandelen aan de hand van een aantal  leertheorieën. Hoe leert een kind? En hoe kun je dan het beste de leerstof aanbieden? Ik bespreek in  dit hoofdstuk het nieuwe leren op basisscholen, waarbij het constructivisme de basis is en de nieuwe  vrij onbekende leertheorie connectivisme die strookt met het beeld van de ‘generatie Einstein’.  Een belangrijk deel van deze scriptie is het onderzoek in de praktijk. Ik heb met behulp van Anneke  Wijn van Creative Consultancy een onderzoek gedaan met de doelgroep. In dit onderzoek wilde ik  erachter komen wat kinderen nu werkelijk vinden van informatieve boeken en met behulp van een  creatieve sessie ben ik met de kinderen gaan praten en knutselen om erachter te komen wat hun  voorkeuren zijn.  Ten slotte schrijf ik het laatste hoofdstuk vanuit het product in plaats van de doelgroep. En verklaar ik  de conclusies uit de voorgaande hoofdstukken. Dat doe ik door middel van de Emotional Design  theorie van Donald Norman, waarin hij beschrijft waarom aantrekkelijke dingen vaak beter werken  bij consumenten.  In de conclusie wordt de onderzoeksvraag beantwoord met behulp van de hoofdstukken die ik heb  geschreven.                 

 

 

 

 

 

 

 

 

(5)

De cognitieve ontwikkeling van het kind

 

  De ontwikkelingspsychologie houdt zich bezig met de ontwikkeling en gedragingen van de mens  vanuit verschillende perspectieven: biologisch, cognitief, sociaal en emotioneel. Hoewel de  gedragingen van de mens vroeger werden beschreven, ligt tegenwoordig de nadruk op het verklaren  van het gedrag van de mens. De meeste aandacht gaat in de ontwikkelingspsychologie uit naar de  fasen van een baby tot aan de volwassenheid, ongeveer achttien jaar. Dit, omdat in deze periode het  meest verandert in een relatief korte periode. Een kind leert immers lopen, praten en denken. De  ontwikkeling van de mens vanaf de volwassenheid wordt dan ook levenslooppsychologie genoemd in  plaats van ontwikkelingspsychologie.  In dit hoofdstuk zal ik de ontwikkeling van een kind uit de bovenbouw van de basisschool  behandelen, die in de leeftijd van acht tot ongeveer twaalf jaar is. Om de hoofdvraag te  beantwoorden is het belangrijk te weten hoe een boek eruit moet komen te zien qua informatie  willen kinderen het boek begrijpen. Daarbij zal ik vooral vanuit het cognitief perspectief de  ontwikkeling beschrijven. Dat wil zeggen dat ik vooral kijk naar de denkprocessen van kinderen  waaronder het leren, begrijpen, waarnemen en interpreteren vallen.  Dit zal ik doen aan de hand van  de theorieën van de ontwikkelingspsycholoog: Jean Piaget.   Piaget wordt wel de meest beroemde cognitief ontwikkelingspsycholoog genoemd. Ik gebruik zijn  theorieën, omdat hij de enige is die zich puur op het cognitieve aspect van de ontwikkeling richt en  niet op moreel vlak zoals Kohlberg, of cultuurhistorisch als Vygotsky.    

De cognitieve ontwikkelingspsychologie van Jean Piaget

  “Begint een kind werkelijk vanaf het nulpunt? Het bevindt zich immers ook in een omringend milieu,  een cultureel milieu…  Neem de baby tussen de geboorte en ongeveer anderhalf jaar, of twee jaar, wanneer hij zich  begrijpelijk begint uit te drukken; het is niet het culturele milieu dat het hem mogelijk maakt  bijvoorbeeld de objectpermanentie (la permanence de l’objet) te ontdekken.  Wat bedoelt u met objectpermanentie?  Objectpermanentie is het feit dat men begrijpt dat een voorwerp dat uit het gezichtsveld verdwijnt,  blijft bestaan.  Men behoudt de voorstelling.  Niet alleen de voorstelling! De mogelijkheid het terug te vinden. Dat is beslist niet aangeboren. Pas  tegen een maand of negen, tien is de baby, als je iets bedekt dat hij net wilde pakken, in staat de  doek op te lichten om het voorwerp terug te vinden.  Dat willen zeggen dat hij, voor hij tien maanden is, denkt dat zijn moeder, als hij haar niet meer ziet,  niet bestaat, dat ze dan niet meer bestaat.  Hij denkt niets, omdat hij geen instrument om te denken heeft. Maar ze is verdwenen, ze is opgelost,  er is maar een manier om haar te doen terugkomen, dat is heel hard schreeuwen, maar er is geen  enkele mogelijkheid haar te lokaliseren in de ruimte.” ¹

 

 

(6)

Jean Piaget is de grondlegger van genetische epistemologie. In de epistemologie wordt onderzocht  waar kennis vandaan komt. Piaget is van mening dat kennis niet vergaart wordt door het gebruiken  van je zintuigen en het opdoen van ervaringen, zoals bij het objectivisme gedacht wordt. Maar kennis  wordt vergaart in stappen, volgens bepaalde stadia in het leven van een kind. De ontwikkeling van  een kind is dus een proces van een aantal verschillende stadia die elkaar opvolgen. Wanneer een  kind een bepaald stadium bereikt is verschillend, maar de volgorde is altijd hetzelfde.                    Jean Piaget met zijn welbekende alpinopet    Jean Piaget werd geboren in Zwitserland in 1896. Hij heeft biologie gestudeerd, maar tijdens zijn  studie kreeg hij interesse in de filosofie en met name in de epistemologie. Dat hij oorspronkelijk  biologie studeerde is in zijn werk terug te vinden. Zijn ideeën over het ontwikkelen van kennis zijn  namelijk afkomstig uit de evolutietheorie van Darwin. Darwin was van mening dat een levend wezen  zich aanpast aan zijn omgeving. Dit proces heet adaptatie. Een kind is van nature geneigd om de  wereld om zich heen te ontdekken door steeds actief in plaats van passief de omgeving te verkennen  Zo past een kind zich aan en leert nieuwe dingen. Dit proces gaat steeds een stapje verder, zodat een  kind steeds ingewikkeldere dingen leert. Adaptatie wordt gevormd door twee processen: Assimilatie  en accommodatie. Bij assimilatie gebruikt het kind iets wat hij al geleerd heeft en past dit toe op zijn  omgeving. De omgeving past zich aan, aan het kind. Bij accommodatie gebruikt het kind zijn  omgeving om nieuwe dingen te leren en past zich dus aan, aan zijn omgeving. Bijvoorbeeld wanneer  een kind geleerd heeft om iets vast te pakken, zal hij dit bij alles in zijn omgeving toepassen  (assimilatie). Als het kind dan een rammelaar vastpakt en ontdekt dat het rammelt wanneer je er  mee schudt dan heeft hij geleerd om te schudden met voorwerpen (accommodatie). Deze twee  processen leiden allebei tot adaptatie en zijn in voortdurende wisselwerking met elkaar. Ze  ondersteunen elkaar en in een gezonde ontwikkeling zijn deze processen in evenwicht met elkaar,  wat Piaget equilibratie noemt.            

(7)

Piaget heeft een aantal fasen opgesteld, die elk kind doorloopt en die beschrijven hoever een kind is  in zijn kennisopbouw en denken. Achtereenvolgens: de sensomotorische periode van nul tot twee  jaar, de preoperationele periode van twee tot zeven jaar, de concreetoperationele periode van zeven  tot elf jaar en de formeeloperationele periode die zich vanaf elf jaar afspeelt. Deze fasen of stadia  volgen elkaar altijd in dezelfde volgorde op. De leeftijd waarop dit gebeurd is verschillend per  persoon, de leeftijden die aangegeven zijn bij de verschillende stadia zijn dan ook gemiddelden. In elk  stadium wordt het kind voorbereid op het volgende stadium.    De sensomotorische periode van nul tot twee jaar  De baby is in deze periode egocentrisch. Hij is alleen gericht op zijn zintuiglijke waarnemingen en niet  op de objecten en de omgeving om zich heen. Een goed voorbeeld hiervan is de objectpermanentie  wat het kind nog niet beheerst, wat besproken wordt in het stukje interview aan het begin van dit  hoofdstuk. Een baby weet niet dat het object ook buiten het gezichtsveld wel degelijk bestaat.  Deze periode is opgedeeld in zes fasen, waarin vooral de zintuigen en de motoriek zich ontwikkelen.  Het begin van het denken vormt de overgang naar de volgende fase.    De preoperationele periode van twee tot zeven jaar  In deze periode ontwikkelt het kind zich heel snel in zijn denken en in taal, maar de manier van  denken is nog niet logisch en systematisch. Een kind probeert heel veel uit in deze periode en leert  door fouten te maken. Het kind denkt nog puur vanuit zichzelf en kan zich niet in iemand anders  verplaatsen. In deze periode leven ze in hun eigen fantasiewereld, waarin heel veel mogelijk is. Ze  kunnen nog niet echt een onderscheid maken tussen droom en werkelijkheid. Daarom werkt  Sinterklaas ook zo goed bij kinderen van deze leeftijd. Ook denken ze dat levenloze objecten wel  degelijk leven, zoals de voertuigen bij ‘Bob de bouwer’. Dit wordt animisme genoemd. Ook de  motoriek van het kind verfijnt zich steeds meer in vergelijking met het vorige stadium. Net als in het  vorige stadium kun je de preoperationele periode verdelen in een aantal fasen  1. Preconceptuele fase, van twee tot vier jaar  In deze fase staan de ontwikkeling van denken en taal centraal.  2. Intuïtieve fase, van vier tot zeven jaar  Kinderen leren het begrijpen van rangorde, categorieën, hoeveelheid, inhoud en gewicht.    De concreetoperationele periode van zeven tot elf jaar  Deze periode is belangrijk voor mijn onderzoek, omdat dit precies de leeftijd is waarop ik mij richt.  Een kind uit deze periode komt los van zijn eigen fantasiewereld en heeft een beter begrip van de  werkelijkheid. Meestal wordt in deze periode ook ontdekt dat Sinterklaas helemaal niet bestaat. Ze  worden minder naïef. Daardoor gaan ze spelletjes ook wat serieuzer spelen. De regels en vooral het  winnen worden nu belangrijk. Ook zal het kind in deze periode onjuistheden en tegenstrijdigheden  eerder kunnen ontdekken en zo begint ook de afzetting tegenover de ouders. Ze imiteren nog steeds  gedrag, maar dan niet meer van de ouders, maar van idolen als voetbalspelers en popsterren.  De belangrijkste ontwikkeling in dit stadium is het logischer en systematischer denken van het kind.  Ze begrijpen nu dat objecten qua uiterlijk kunnen veranderen, maar in essentie hetzelfde blijven. Dit  wordt conservatie genoemd. Om conservatie bij kinderen te ontdekken heeft Jean Piaget een aantal 

(8)

    In bovenstaande testjes de goede antwoorden geven. Maar het kind kan de vragen echter alleen m een zichtbaar voorbeeld goed beantwoorden. Wanneer ze het probleem uit hun hoofd moeten gaan vormen lukt het ze niet meer. Ze kunnen alleen terugdenken aan concrete situaties die als voorbeeld  dienen en niet zelf een oplossing bedenken voor het probleem. Dit noem je abstract denken. Dit  abstract denken zal een kind pas overwinnen in de volgende periode.    de concreetoperationele fase ontwikkelt het kind conservatie en kan dus op de vragen uit de  et    formeeloperationele periode vanaf elf jaar  en. En kan nu de begrippen: rangorde, categorieën,   en              Een kind in deze fase leert  abstract te denk hoeveelheid, inhoud en gewicht perfect ordenen. Het kind kan steeds meer hypothetisch denken logische verbanden leggen tussen situaties. Volgens Piaget heeft het kind zich volledig cognitief  ontwikkeld in de leeftijd van ongeveer vijftien jaar.         

(9)

Hoewel Jean Piaget een belangrijk ontwikkelingspsycholoog was en zijn werk velen heeft  geïnspireerd ,heeft zijn werk ook kritiek gekregen. Velen hadden kritiek op zijn stadiamodel, omdat  volgens hen deze nooit zo precies en in deze volgorde kon verlopen als Piaget dacht. Ook heeft men  kritiek op het feit dat Piaget te weinig aandacht besteedt aan culturele en sociale achtergronden van  kinderen, die meespelen bij de ontwikkeling van een kind.  De positieve kritiek op zijn werk komt vooral van het onderwijs. Volgens Piaget kan een kind alleen  iets nieuws leren, als het daar klaar voor is en de juiste cognitieve structuren heeft ontwikkeld. Ook  leren kinderen meer door actief met hun omgeving bezig te zijn en zelf dingen te ontdekken in plaats  van passieve kennisoverdracht, wat wordt behandeld in het hoofdstuk over het leerproces van het  kind. 

Conclusie

  De conclusie die ik uit de ontwikkelingspsychologie van Jean Piaget kan trekken is dat kinderen zich  ontwikkelen door actief bezig te zijn met hun omgeving en door zelf op ontdekkingsreis te gaan.  Waarbij ze door middel van adaptatie nieuwe dingen ontwikkelen. De doelgroep die ik onderzoek:  kinderen van acht tot twaalf jaar worden volgens de theorie van Piaget steeds minder naïef, ze  komen los van hun fantasiewereld en begrijpen de werkelijkheid steeds meer. Idolen als voetballers  en popsterren zijn in deze periode heel belangrijk. Maar de belangrijkste ontwikkeling in het  concreetoperationele stadium is het logisch en systematisch denken. Kinderen begrijpen nu dat  objecten qua uiterlijk veranderen, maar in essentie hetzelfde blijven. Begrippen als rangorde,  hoeveelheid, inhoud en gewicht spelen hierbij een grote rol. Ze kunnen echter alleen problemen  oplossen met behulp van een zichtbaar voorbeeld. Abstract denken hebben ze op deze leeftijd nog  niet onder de knie. Met betrekking tot de hoofdvraag  kun je dus zeggen dat informatieve boeken  voor kinderen van deze leeftijd een bepaalde inhoud moeten hebben willen de kinderen de  informatie begrijpen. Omdat kinderen op deze leeftijd nog niet in staat zijn om abstract te denken is  het van belang dat de informatie op een beeldende manier wordt uitgelegd, zodat ze een concreet  voorbeeld krijgen van de informatie. Bijvoorbeeld met behulp van illustraties. Het is echter belangrijk  dat deze illustraties overeenstemmen met de werkelijkheid en niet met een fantasiewereld, omdat  kinderen steeds meer afstand van fantasiefiguren en werelden gaan doen.                 

(10)

Het leerproces van een kind

 

 

In het vorige hoofdstuk heb ik beschreven hoe een kind zich door een aantal stadia heen cognitief  ontwikkeld aan de hand van de theorie van de ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget. Dus hoeveel  kennis een kind heeft opgebouwd op een bepaalde leeftijd en hoe zijn denken is ontwikkeld. Een  kind ontwikkelt zich volgens Piaget door actief om te gaan met zijn omgeving en zich steeds opnieuw  aan te passen aan deze omgeving door middel van adaptatie. En een kind uit de  concreetoperationele periode kan logisch en systematisch denken, maar nog niet abstract denken.   Hoe pas je deze wetenschap  toe in het onderwijs? Hoe kun je het beste leerstof aanbieden, zodat  deze onthouden wordt? Dus, hoe leert een kind?  Deze vragen ga ik in dit hoofdstuk beantwoorden aan de hand van de leerpsychologie.  De leerpsychologie bestudeert het leerproces. Binnen de leerpsychologie zijn vier algemene  stromingen te onderscheiden: het behaviorisme, dat is gebaseerd op de verandering van het gedrag  wanneer je prikkels toedient. Het cognitivisme gaat over het waarnemen en het verwerken van  informatie. Bij het constructivisme, waarvan Jean Piaget de grondlegger was, ligt de nadruk op het  leerproces en niet op de uitkomst daarvan, waarbij mensen vooral leren vanuit ervaringen en hun  omgeving.  En het relatief jonge connectivisme wat zich bezig houdt met de gedachte dat de  technologie van invloed is op de mens en dat gereedschappen ons denken en handelen vormen.  In dit hoofdstuk zal ik eerst uitleggen wat leren nu precies is. Daarna zal ik de twee stromingen  binnen de leerpsychologie, die nu het meest van belang zijn toelichten. Het constructivisme, omdat  dat de grondlegger is van het nieuwe leren en het connectivisme wat samenhangt met de nieuwe  generatie jongeren.   

Wat is leren?

  Iedereen weet wel wat leren is, maar het begrip omschrijven is vaak wat lastiger. Je hebt iets geleerd  wanneer je meer kennis van iets hebt gekregen, dus je weet iets wat je daarvoor nog niet wist. Het  gedrag van een mens verandert wanneer het iets geleerd heeft. Je kunt het leerproces niet  waarnemen, maar het resultaat wel. Je kunt het leren onderscheiden in twee groepen: het formeel  en het informeel leren.  Het formeel leren gebeurt binnen school, zoals een rekensom oplossen of  Duitse woordjes uit je hoofd kennen. Het informele leren gebeurt buiten school, bijvoorbeeld het  maken van vrienden en het leren van een sport. De meeste mensen denken dat je alleen leert op  school, maar eigenlijk ben je dus constant aan het leren.  Nog een tweedeling die je kunt maken van het begrip leren is intrinsiek leren en extrinsiek leren.  Intrinsiek leren, het wezenlijke leren is het leren omdat je het leuk vind om te leren. Je bent  gemotiveerd om nieuwe dingen te leren, de ideale vorm van leren dus. Het extrinsieke leren gaat  vooral om een beloning, bijvoorbeeld een goed cijfer. Je leert dus niet met plezier, je leert alleen om  je doel te bereiken.     

 

 

(11)

Het nieuwe leren en het constructivisme

  Het nieuwe leren is eigenlijk elk soort onderwijs dat anders is dan het traditionele of klassikaal  onderwijs. Het traditionele onderwijs is het passief kennis overdragen door de leraar. De leraar staat  voor de klas en doet zijn verhaal, de leerlingen maken daar aantekeningen van en na een bepaalde  periode wordt getest hoeveel zij hiervan hebben opgestoken. Elk kind in de klas krijgt dus dezelfde  les, hoeveel zij ook van niveau verschillen.  Maar aan het begin van de twintigste eeuw kwam er kritiek op dit onderwijs. Dit kwam doordat er  leertheorieën ontstonden die stelden dat het klassikale onderwijs niet werkt, omdat de  niveauverschillen per individu te groot zijn en de manier van onderwijzen te passief is. Hieruit  ontstonden nieuwe onderwijsmethodes als het Montessorionderwijs, de vrije school en later het  iederwijs en het studiehuis op het voortgezet onderwijs. Deze richtingen zijn allemaal verschillend,  maar hebben wel een aantal uitgangspunten gemeen: het krijgen van inzicht en begrip is belangrijker  dan het van buiten leren, een kind moet nieuwsgierig gemaakt worden en het willen leren van  nieuwe dingen, kinderen bepalen zelf hun strategie en tempo en tenslotte werkt het stimulerend om  samen te werken in groepjes.   Deze uitgangspunten komen allemaal terug in de constructivistische leertheorie. Het constructivisme  ligt dus ten grondslag aan het nieuwe leren. De eerder besproken ontwikkelingspsycholoog Jean  Piaget is de grondlegger van het constructivisme. Volgens deze theorie draait alles om het actieve  leerproces. Dus zoals in het eerste uitgangspunt genoemd wordt, het krijgen van inzicht en begrip is  belangrijker als het van buiten leren. De leerling leert door actief bezig te zijn met zijn omgeving en  niet door passieve kennisoverdracht. Alle nieuwe informatie wordt gekoppeld aan al verworven  kennis en zo construeer je nieuwe kennis. Een leerling krijgt dus door middel van zijn zintuigen  informatie binnen, die hij verwerkt in een mentaal proces en krijgt als resultaat nieuwe kennis. Een  belangrijke verandering ten aanzien van het traditioneel leren staat bij het constructivisme de  leerling centraal en niet de leraar. De leraar is meer een begeleider geworden in het leerproces van  de leerling. Leerlingen moeten nieuwsgierig gemaakt worden naar nieuwe informatie en zelf inspraak  hebben op wat ze wanneer en hoe leren, zoals genoemd wordt in het tweede uitgangspunt.  Leerlingen hebben dus een bepaalde verantwoordelijkheid. Het intrinsiek leren, leren omdat je het  leuk vindt is hierbij dus een belangrijk begrip. Volgens het derde uitgangspunt werkt het stimulerend  om in groepjes te werken. Leerlingen leren van hun ervaringen en omgeving en leren dus ook van  andere leerlingen. Ze werken vaak samen in groepjes en bij sommige scholen zitten verschillende  groepen, dus kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar. Het sociaal leren is dus een belangrijk  aspect van het constructivisme, daarom wordt de constructivistische leertheorie ook wel het sociaal‐ constructivisme genoemd.          

(12)

Hoewel het nieuwe leren steeds meer wordt toegepast in het onderwijs krijgt deze kritiek vanuit de  cognitieve psychologie. Het onderwijs moet meer gebaseerd worden op wetenschappelijk onderzoek  van de hersenen. Een onderwijsmethode die hiervoor pleit is het Evidence Based onderwijs, wat  letterlijk betekent: onderwijs dat gebaseerd is op wetenschappelijk bewijs. De hersenen van een kind  zijn volgens wetenschappelijk onderzoek nog niet klaar om zelfstandig te leren. Plannen, prioriteiten  stellen en keuzes maken voor een langere periode zijn dingen die pas ontwikkeld zijn in de  adolescentieperiode. Het onderwijs is dus op zoek naar een methode die werkt op scholen en die  leerlingen stimuleert nieuwe dingen te leren. Één ding is zeker, terug naar het traditionele of  klassikaal onderwijs wil niemand.   

Generatie Einstein en het connectivisme

  Het connectivisme is een nieuwe stroming in de leerpsychologie opgericht door George Siemens.  Deze stroming is nog vrij nieuw en daarom is er nog weinig over bekend. Het connectivisme borduurt  voort op het actief en sociaal leren van het constructivisme. Je leert je hele leven lang en het formele  leren op school is lang niet de belangrijkste bron van kennis. Je leert van je omgeving, je werk en de  mensen om je heen. Je haalt in principe overal informatie vandaan. Deze theorie is gebaseerd op  technologie en de vele manieren van informatiestromen die we binnenkrijgen. Leren is een continu  proces van connecties leggen tussen alle informatiebronnen en het delen van informatie met  anderen. Deze nieuwe stroming sluit aan bij het beeld van de jeugd van tegenwoordig, die ook wel  ‘generatie Einstein’ worden genoemd door twee reclamemakers die het gelijknamige boek schreven.  Volgens hen is deze generatie geboren na 1990 slimmer, sneller en socialer dan de vorige generaties.  Zij zijn opgegroeid in een digitale informatiemaatschappij, waardoor zij op een andere manier  informatie tot zich nemen. Ze hebben een uitgebreid netwerk via allerlei media, waar ze informatie  vandaan kunnen halen. Zo pakken ze overal kleine stukjes informatie mee en combineren deze tot  één geheel. Net zoals de wetenschapper Albert Einstein deed. De oudere generaties zijn gewend om  puur chronologisch en lineair te werken. Generatie Einstein is slimmer, omdat ze overal informatie  vandaag kunnen halen en het niet alleen van hun ouders horen. Ze zijn sneller omdat ze sneller  nieuwe informatie oppikken en deze ook weer verspreiden. Deze generatie wil alles delen met elkaar  en verspreidt alles via internet en is daarom socialer.            

(13)

Het connectivisme en de visie op de nieuwe generatie jongeren bestaan nog niet zo lang en worden  nog niet echt toegepast in het onderwijs. Toch is het interessant om te weten hoe visies over het  onderwijs en over kinderen zich steeds veranderen en aanpassen aan het tijdsbeeld. Ook al staan ze  nog in de kinderschoenen en worden ze fel bekritiseerd. Velen hebben kritiek op de visie op de  nieuwe generatie, omdat ze deze generatie juist lui en oppervlakkig vinden, omdat ze steeds meer  middelen hebben om te communiceren met elkaar besteden ze minder aandacht aan belangrijke  dingen als het nieuws en school. Anderen zijn het niet eens met het connectivisme als leertheorie, zij  zien dit meer als een pedagogische visie.   

Conclusie 

Volgens de constructivistische leertheorie leert een kind door een actief proces. Alles wat hij in zijn  omgeving, zijn ervaringen en van zijn medeleerlingen aan kennis opdoet verwerkt hij in een mentaal  proces in de hersenen samen met de al aanwezige kennis tot nieuwe kennis. Deze theorie komt tot  uiting in de onderwijsmethode van het nieuwe leren. Kennis wordt niet passief overgedragen, maar  een leerling bepaalt zelf wat hij leert en in welk tempo. Het gaat niet om het van buiten leren, maar  om het krijgen van inzicht en begrip. De leerling leert zelfstandig, met de leraar als begeleider. Het  connectivisme speelt in op de steeds slimmer, sneller en socialer wordende jeugd. Leren is een  continu proces van connecties leggen tussen alle informatiebronnen die we binnenkrijgen en het  delen van informatie met anderen. Net als het constructivisme ziet het connectivisme het leren als  een actief en sociaal leren. Als je deze informatie vertaalt naar de hoofdvraag en je afvraagt hoe je  het beste informatie in een informatief boek kunt aanbieden aan de hand van hoe een kind leert kun  je zeggen dat een kind van een actieve benadering van informatie meer leert. Het gebruik van  interactiviteit in een boek helpt dus bij het onthouden van de informatie. Ook zorgt het gebruik van  een goede interactiviteit en beeldende illustraties voor meer inzicht en begrip van de stof. Een  informatief boek lees je meestal alleen, maar het samen lezen en samen over het boek praten  bevordert de opname van de leerstof.   

 

 

 

 

 

 

 

 

(14)

Een creatieve sessie met de doelgroep

    Aan de hand van de voorgaande hoofdstukken heb ik een aantal bevindingen gedaan over de  ontwikkeling en het leerproces van het kind. Met dit hoofdstuk wil ik deze bevindingen testen in de  praktijk. Wat vinden kinderen nu werkelijk van de vormgeving van informatieve boeken? En is het  waar dat ze meer leren door beeldende illustraties en interactiviteit te gebruiken?  Om hierachter te komen wilde ik graag een creatieve sessie houden met kinderen. Ik heb contact  opgenomen met Anneke Wijn en zij wilde mij graag hierbij helpen. Ik heb uiteindelijk een creatieve  sessie gehouden met vier kinderen uit groep 7 van de Brede school Zwanenhof in Roosendaal.  De Bibliotheek van Nu in Roosendaal heeft een jeugdafdeling, die helemaal bedacht is door kinderen.   Anneke Wijn van Creative Consultancy heeft een aantal creatieve sessies georganiseerd, waarin  kinderen gestimuleerd werden over een nieuwe jeugdafdeling na te denken. Door veel te praten en  een aantal opdrachtjes te doen is Anneke erachter gekomen wat de kinderen belangrijk vonden en  wat er allemaal aanwezig moest zijn in de nieuwe afdeling.    

Reggio Emilia

  Creative Consultancy is geïnspireerd door Reggio Emilia. Reggio Emilia is een pedagogische theorie  opgericht door Loris Malaguzzi, ontstaan in het Italiaanse stadje Reggio Emilia. Loris Malaguzzi was  van mening dat je heel goed naar kinderen moet luisteren. Naar aanleiding van zijn gesprekken met  kinderen maakte hij leerplannen met thema’s die de kinderen bezighielden. De schoolmaterialen en  de omgeving werden telkens aangepast aan het thema. Alles komt uit de kinderen zelf, door goed te  kijken en luisteren kun je dit ontdekken en leer je kinderen begrijpen. Door kinderen serieus te  nemen laten ze veel meer van zichzelf zien. Kinderen kunnen zich uiten door te knutselen met  collages, muziek te maken, te dansen of gedichten te schrijven. Het gaat dus veel meer om het  luisteren dan om het vertellen. Ook is het belangrijk om dynamisch te blijven en je steeds aan te  passen aan de wensen van de kinderen. De kinderen geven zelf aan wat ze willen leren. Volgens  Reggio Emilia zijn er drie pedagogen: de kinderen zijn hun eigen pedagoog, de leerkracht is hun  pedagoog en de omgeving waarin ze werken is een pedagoog. Veel opvattingen van de  constructivistische leertheorie komen terug in de pedagogische theorie van Reggio Emilia. Vooral het  sociale, actieve en zelfstandige aspect komen hierin terug.  Door een creatieve sessie met kinderen te houden, waarbij je goed observeert en luistert naar de  kinderen en waarbij je ze zelf aan de slag laat gaan met hun ideeën begrijp je ze meer en kom je veel  meer te weten over hun ideeën en behoeften.   

De creatieve sessie 

Met behulp van Anneke Wijn heb ik een creatieve sessie opgezet. De sessie had voor mij twee  doelen. Ik wilde ten eerste weten wat kinderen vinden van de bestaande informatieve boeken, wat  maakt voor hen een boek aantrekkelijk om te lezen? En ten tweede wilde ik mijn eigen  afstudeerproject, een informatief boek testen op vormgeving en gebruiksvriendelijkheid. Hoe deze  creatieve sessie er uitzag is terug te vinden in de bijlage.   

(15)

Twee jongens en twee meisjes uit groep 7 van de Brede school Zwanenhof in Roosendaal hebben mij  geholpen bij deze creatieve sessie: Matthew van 11, Aimane van 10, Ouassima van 12 en Irem van  12.                            Aimane en Matthew      Irem en Ouassima

 

De kinderen werkten steeds met twee in een groepje, zodat ze allemaal de kans kregen om te praten  en wat rustiger konden werken. Na elk onderdeel werden de ideeën van elk groepje besproken.  Ik wilde eerst weten hoeveel ze al wisten over het begrip communicatie, omdat daar mijn  eigengemaakte boekje overgaat. De kinderen brainstormden en schreven op waar ze allemaal aan  dachten bij het woord communicatie. Dat ging heel goed. Ze wisten al best veel, omdat ze dit  behandeld hadden bij een les over pesten. Communicatie werd door Aimane omschreven als: “Hoe  je praat met elkaar”. Woorden als MSN, gebarentaal, Hyves, boeken en telefoon werden al gauw  genoemd.                   Een gedeelte van de mindmap van Irem en Ouassima  Daarna was het tijd om mijn boekje door middel van een scorelijstje te testen. Het groepje kinderen  was ‘de vakjury’. Ze gaven punten voor het onderwerp, de tekst, de interactiviteit en de vormgeving.  Ik heb de bladzijden gepresenteerd op foamplaat, omdat ik nog niet klaar was en eventuele  aanpassingen wilde doen. Per twee kregen ze een foamplaat en mochten ze gaan testen. Er waren in  totaal zes spreads die ze mochten testen. De spreads zijn terug te vinden in de bijlage.  Het onderwerp vonden ze leuk. De verschillende weetjes die in het boek behandelt worden vonden  ze grappig en leuk om te weten. De tekst was goed leesbaar, voor groep 7 en 8 was het niet te  moeilijk, maar voor lagere groepen wel, vond Aimane. Er mocht wel wat meer verteld worden per 

(16)

willen zien. Ik vroeg aan hem of hij dan niet liever aan de computer spelletjes wilde doen om iets te  leren, maar dat vond hij niet zo leuk. Hij vond het lezen van een boek fijner, want die kun je overal  mee naar toe nemen en vasthouden en voelen. Aimane was het daar mee eens, want dan kun je ook  van dichtbij alles bekijken en alles goed voelen. Hij gaf aan dat je dan verschillende soorten papier en  stofjes kon gebruiken. De quiz aan het einde van het boek vonden ze een heel goed idee. “Daar kun  je echt wat van leren”: zei Irem. Als laatste werd de vormgeving getest. Ik was bang dat de illustraties  misschien te kinderachtig waren voor de doelgroep, maar dat viel erg mee. Aimane merkte op dat  het aapje heel erg leek op dat van een kleuterboek dat achter hem stond, die was misschien iets te  kinderachtig. Maar de rest van de illustraties vonden ze heel leuk en grappig getekend. Zowel de  meisjes als de jongens vonden dat de hoofdpersoon in het boek iets van een voetballer of een  popster moest zijn. Ze wilden als hoofdpersoon iemand om tegen op te kijken of iemand waarmee je  je kunt identificeren, een kind van hun eigen leeftijd. De hoofdpersoon in het boekje leek iets te jong.  Verder vonden ze de letters mooi en goed leesbaar. Ik had de bladzijden best klein gepresenteerd, ze  wilden graag een lekker groot vierkant boek, want die kan je goed vasthouden en dan kun je alles  goed zien.                                  Het testen vanhet boekje    Toen ik mijn eigen boekje getest had wilde ik graag weten wat ze vonden van bestaande  informatieve boeken. Ik heb een aantal boeken geleend bij de bibliotheek, die allemaal verschillend  waren qua vormgeving. Hieronder een lijstje met de boeken die ik heb laten zien:          Waanzinnig om te weten: Schokkende elektriciteit, Nick Arnold, Kluitman              

(17)

       Kijk op het verleden: Duikboten en schepen, Richard Humble, De lantaarn                        Reclame en Marketing: Ontwikkelingen in de markt, Clive Gifford, Ars Scribendi bv                         Vraag dr. W. Ijsvogel alles over dieren, Claire Llewellyn en Kate Scheppard, Zirkoon uitgevers                         Cool! Maar hoe werkt het?, Chris Woodford, Winkler prins 

(18)

      De mooiste vliegtuigen, Francis Dreer, Casterman                         Van nul tot nu: De vaderlandse geschiedenis van 1815 tot 1940, Thom Roep en Co Loerakker,        Big Balloon Publishers                  Nadat de boeken waren uitgestald, heb ik aan de kinderen gevraagd welk boek ze het liefst zouden  lezen als je alleen zou kijken naar hoe het boek eruit ziet, niet naar het onderwerp van het boek. Het  boek Reclame en Marketing viel al meteen af. Veel te veel tekst met kleine plaatjes. Het zag er te saai  uit. Matthew vindt strips wel heel leuk, alleen in het boek Van nul tot nu, was er te veel tekst voor  een strip en veel te kleine letters. Het boekje Waanzinnig om te weten werd ook al snel opzij  geschoven. Het was een te klein boekje met te veel tekst en helemaal geen kleurige illustraties.  Aimane vond De mooiste vliegtuigen heel mooi. De foto’s vond hij mooi en de cartoons daarbij  grappig en er was precies genoeg tekst. De jongens vonden het boek Cool! Maar hoe werkt het? een  van de beste, omdat de foto’s lekker groot en mooi waren. De meisjes waren het daar absoluut niet  mee eens. De teksten waren veel te lang en Irem gaf aan dat ze veel liever illustraties had dan foto’s.  Foto’s zijn meer voor volwassenen. En bij tekeningen kun je heel goed laten zien en op een leuke  manier hoe iemand eruit ziet. De meisjes vonden het boek Vraag dr. W. Ijsvogel alles over dieren het  mooist, omdat er veel mooie illustraties inzaten. Ouassima vond het boek er ‘gewoon gezellig’ uitzien  en dat was heel belangrijk bij een informatief boek. We praatten nog wat verder over informatieve  boeken en hun uiterlijk en daaruit kwam eruit dat te veel tekst niet werkt. Als je lappen tekst voor je  neus krijgt, heb je geen zin om het te lezen.  Duikboten en schepen werkt daarom wel goed, omdat  alles in een groot gedeelte wordt uitgelegd in de gedetailleerde illustraties. Het werkt dus beter als je  iets beeldends  uitlegt dan dat je veel tekst gebruikt. Ook is humor is belangrijk, dat leest leuker en  het wordt minder snel saai. Duidelijke en dikke tekst werkt het best, omdat de tekst goed leesbaar  moet zijn. 

(19)

Als laatste mochten de kinderen zelf aan de slag. Iedereen kreeg een vel papier en op tafel stonden  stiften, potloden en gekleurd papier. Ook had ik verschillende tijdschriften meegenomen. De  kinderen zaten vol met ideeën. Matthew en Aimane wilden een interactieve strip maken. Irem  maakte voor elke dag van de week een kaartje en Ouassima knipte gewoon alles uit wat ze mooi  vond.                          Irem’s collage       Aimane laat zijn interactieve strip zien 

 

Conclusie 

Met dit onderzoekje heb ik een veel beter inzicht kunnen krijgen in de doelgroep. Ik wilde graag  weten hoe kinderen echt denken over de vormgeving van informatieve boeken. En testen of mijn  bevindingen uit de vorige hoofdstukken kloppen met de praktijk.  Ik ben erachter gekomen dat kinderen van de bovenbouw van de basisschool, hoewel ze over het  algemeen goed kunnen lezen niet van lange teksten houden. Te veel tekst wordt al gauw gezien als  saai, zoals bij het boek Waanzinnig om te weten. Liever zien ze de stof beeldend uitgelegd met  behulp van illustraties, zoals bij het boek Duikboten en schepen. Foto’s vinden ze minder, dat is meer  voor wat meer volwassen boeken. Ook houden ze van veel kleur. Informatieve boeken moeten dus  vooral niet saai zijn en zwart‐wit als bij Waanzinnig om te weten. Als een boek er aantrekkelijk uitziet  wordt deze met meer zorg bekeken en gelezen. Kleur en illustraties zijn hierbij erg belangrijk. Hoewel  er weinig informatieve boeken interactief zijn, vinden kinderen dit geweldig, zoals ik gezien heb bij  het testen van mijn eigen informatieve boek. Zeker als het tegelijkertijd ook wat uitlegt en er een  bepaalde moeilijkheidsgraad aan zit.   De uitkomsten van deze creatieve sessie kloppen behoorlijk met de bevindingen uit de hoofdstukken  over ontwikkelingspsychologie en de leerpsychologie. Aan de hand van de ontwikkelingspsychologie  kun je concluderen dat een kind beeldende informatie nodig heeft, die als voorbeeld van de tekst  dient. De kinderen gaven in de sessie aan dat ze te veel tekst niet fijn vonden en liever informatie  beeldend zagen aan de hand van illustraties. Jean Piaget geeft in zijn theorie aan dat kinderen  loskomen van de fantasiewereld, meer begrip krijgen van de werkelijkheid en niet meer gedrag van  hun ouders kopiëren, maar die van hun idolen, zoals voetbalspelers en popsterren. Gek genoeg  zeiden de kinderen in de sessie eigenlijk precies hetzelfde. De hoofdpersoon van mijn eigen  informatieve boek zou een voetbalspeler of een popster moeten zijn, want daar kijken ze tegen op.  Uit het hoofdstuk over de leerpsychologie kun je concluderen dat een kind en actieve benadering van 

(20)

Waarom aantrekkelijke dingen beter werken

 

 

Uit de voorgaande hoofdstukken kun je concluderen dat vormgeving bij informatieve boeken een  belangrijke rol speelt. Bepaalde manieren van vormgeven bevorderen de informatie opname. En  kinderen kiezen nu eenmaal voor het aantrekkelijke en kleurrijke boek. Maar waarom kiezen ze  meteen voor het aantrekkelijkste boek, zonder ook maar iets van de tekst gelezen te hebben?  In dit laatste hoofdstuk wil ik deze vraag beantwoorden met behulp van de Emotional Design theorie  van Donald Norman. Norman gaat ervan uit dat bij het ontwerpen van het product drie aspecten  belangrijk zijn: de gebruiksvriendelijkheid, de vormgeving en de emotionele waarde. Deze drie  aspecten moeten bij een goed ontwerp aanwezig zijn wil het interessant zijn voor consumenten.    

De Emotional Design theorie van Donald Norman

 

Donald Norman is hoogleraar cognitieve wetenschappen en computer wetenschappen en heeft een  aantal boeken geschreven over cognitieve psychologie en het ontwerp en gebruiksvriendelijkheid  van producten. Waaronder het beroemde boek: “The Design of Everyday Things” uit de jaren ‘80,  waarin hij beschreef waarom sommige producten wel goed werken en sommigen niet en waarom  dat zo is. Maar bij het schrijven van dit boek keek hij nooit naar wat emoties van de consument doen  met het product. Met het boek: “Emotional Design: Why we love (or hate) everyday things” doet hij  dat wel. 

 

                      Donald A. Norman       “Emotional Design: Why we love (or hate) everyday things”     Volgens zijn Emotional Design theorie geven esthetische of aantrekkelijke producten de mens een  bepaalde positieve emotie. Door emoties veranderen de cognitieve structuren in de hersenen en  gaan we anders handelen. Daarom kiezen mensen vaak voor het esthetische product. Als voorbeeld  hiervan neemt hij de komst van de kleurentelevisie. Een televisie met kleur is mooier dan met alleen  zwart‐wit beeld, maar verder heeft de kleur helemaal geen nut. Toch zouden we nu nooit meer  kiezen voor een zwart‐wit televisie. Je kiest dus puur op de aantrekkelijkheid. Emoties zijn nodig in  het leven, ze beïnvloeden hoe je je voelt en hoe je je gedraagt. Alle keuzes die je maakt worden  beïnvloedt door je emoties. Zo ook het kiezen van producten. Je kiest iets wat je beter laat voelen,  iets waar je blij van wordt. En dat zijn producten die er aantrekkelijk uitzien. Met een mooi gewassen 

(21)

dit ging beter wanneer ze zich goed voelden. Met een goed gevoel werden de denkprocessen in de  hersenen verbreed en werden de personen veel creatiever en fantasierijker. Wanneer de  testpersonen angstig of boos waren, verkleinden de denkprocessen in de hersenen en konden ze het  probleem niet zo gemakkelijk meer oplossen. Stel dat deze testpersonen dan een  ongebruiksvriendelijk product voorgeschoteld krijgen, kunnen zij hier niet mee omgaan. Zij zullen  telkens het product op dezelfde manier proberen te gebruiken wat tevergeefs werkt. Echter, de  testpersonen met een goed gevoel proberen te zoeken naar andere creatieve oplossingen en hebben  daardoor meer succes. Dat er eventuele fouten in het product zaten zullen zij gauw vergeten. De  andere testpersonen, met een slecht gevoel zullen echter de frustratie die ze hadden bij een product  niet snel vergeten. Toen ik mijn afstudeerproject, een informatief en interactief boek voor kinderen  testte waren de kinderen meteen enthousiast over de vormgeving en de interactiviteit. Ze kregen  hier dus een goed gevoel bij. Dat de interactiviteit nog niet optimaal werkte maakte hen niet uit en  daar besteedden ze verder geen aandacht meer aan. Maar als je je goed voelt en beter en creatiever  kunt nadenken ben je niet geconcentreerd. Je kijkt eerder naar het grote geheel. Je bent pas  geconcentreerd als je angstig bent, als je geen goed gevoel hebt. Je kijkt dan eerder naar de details.  Norman geeft als voorbeeld: iemand met een goed gevoel ziet alleen het bos, iemand met een slecht  gevoel ziet ook de bomen. Deadlines werken bijvoorbeeld extra goed, omdat door de angst het niet  te halen je nog beter en geconcentreerder te werk gaat.   Donald Norman onderscheidt drie manieren, niveaus van het beleven van een product. Het viscerale,  gedrags‐ en reflectieve niveau. Het viscerale niveau is het instinctieve en primitieve reageren op een  ontwerp. Het gaat hierbij dus puur om de aantrekkelijkheid van het ontwerp, hoe het eruitziet, hoe  het ruikt en voelt. Bij het gedragsniveau reageer je meer op de gebruiksvriendelijkheid van het  product. Werkt het produt is het een functioneel ontwerp? En als laatste het reflectieve niveau, wat  doet het product met jou? Geeft het product jou een bijvoorbeeld bepaalde status? Of heb je er een  goede of slechte herinnering aan?                  De Apple IPod    De Apple IPod werkt op alle niveaus. Een I‐pod ziet er aantrekkelijk uit (visceraal niveau), is  gebruiksvriendelijk (gedragsniveau) en het merk Apple geeft je een bepaalde status (reflectieve  niveau). Daardoor is de Apple IPod een groot succes geworden. Een ontwerper streeft er dus naar 

(22)

iedereen op visceraal niveau hetzelfde denkt. Dit zijn immers instinctieve reacties die over het  algemeen bij iedereen hetzelfde zijn. Als de zon schijnt geeft iedereen dat een goed gevoel en  wanneer het regent juist een slecht gevoel. Het gedragsniveau en het reflectieve niveau worden  echter beïnvloedt door ervaringen, cultuur, leeftijd en onderwijs. Een kind vindt hele andere dingen  mooi dan een volwassene. Een ontwerper moet hier dus allemaal rekening mee houden.   

Conclusie 

Met dit laatste hoofdstuk wil ik met behulp van de Emotional Design theorie verklaren waarom  aantrekkelijke dingen eerder worden gekozen en beter werken. De reden waarom mensen volgens  Norman eerder kiezen voor een aantrekkelijk product is de positieve emotie, die je daarbij krijgt; een  goed gevoel. Wanneer iemand zich goed voelt kan diegene beter nadenken en creatieve oplossingen  verzinnen voor problemen. Wanneer zij dan een slecht werkend, maar een mooi product om handen  krijgen, zullen zij door de positieve emotie die ze bij het product voelen beter na kunnen denken en  daardoor de fouten van het product op een creatieve manier oplossen. Waardoor de fouten van het  product haast niet opvallen. Maar wanneer iemand een onaantrekkelijk product ziet, wat ook nog  eens niet goed werkt en dus een negatieve emotie veroorzaakt, zullen zij niet zo makkelijk een  oplossing kunnen bedenken. Aantrekkelijke dingen werken dus beter, omdat ze positieve emoties te  weeg brengen, waardoor mensen zich goed voelen en foutjes door de vingers zien. Maar het nadeel  hiervan is dat je, wanneer je je goed voelt je vaak de details over het hoofd ziet, je bent minder  geconcentreerd bezig.  Een goed product, is volgens Norman een product dat op drie niveaus van beleving werkt. Het  viscerale niveau dat puur instinctief op het uiterlijk van een product afgaat, het gedragsniveau dat  naar de gebruiksvriendelijkheid kijkt en het reflectieve niveau wat gaat over de emoties die je bij het  product voelt.  Als je vanuit de hoofdvraag van deze scriptie naar de Emotional Design theorie van Norman kijkt kun  je dus zeggen dat de vormgeving bij informatieve boeken een grote rol speelt. Een aantrekkelijk boek  veroorzaakt een positieve emotie en een goed gevoel. Door deze emotie ben je in staat creatiever te  denken en raak je minder snel gefrustreerd, maar je bent ook minder geconcentreerd, waardoor je  details over het hoofd ziet en alleen kijkt naar het geheel. Dit zou een nadeel kunnen zijn voor een  aantrekkelijk informatief boek, want kunnen de kinderen de leerstof dan nog wel zo goed  onthouden? 

 

  

 

 

 

 

 

(23)

Conclusie

 

 

In hoeverre draagt de vormgeving van een informatief boek voor kinderen bij aan het opnemen van  de informatie, die het boek uitdraagt?  Om deze vraag te beantwoorden heb ik een aantal hoofdstukken opgesteld, die elk een stuk van de  vraag beantwoorden. Door tussen deze antwoorden verbanden te leggen en deze samen te voegen  kan ik tot een antwoord komen op de hoofdvraag.   Het eerste hoofdstuk gaat over de doelgroep, kinderen van 8 tot en met 12 jaar. Om de hoofdvraag  te beantwoorden is het belangrijk om te weten hoeveel kennis een kind van deze leeftijd heeft en  hoe zij reageren op informatie, zoals een boek. Hoever is een kind ontwikkeld in zijn denken en doen  op een bepaalde leeftijd? De ontwikkelingspsycholoog Jean Piaget heeft een aantal stadia opgesteld  om te bepalen in hoeverre kinderen cognitief ontwikkeld zijn op een bepaalde leeftijd. De doelgroep  van mijn onderzoek krijgt in deze periode een beter begrip van de werkelijkheid. Ze kijken niet meer  op tegen fantasiefiguren, maar tegen echte mensen, als voetbalspelers en popsterren. De doelgroep  is nu in staat logischer en systematischer te denken, problemen kunnen ze oplossen met behulp van  een zichtbaar voorbeeld. Abstract denken, zonder een concrete situatie als voorbeeld kunnen ze op  deze leeftijd nog niet. Met betrekking tot de hoofdvraag  kun je dus zeggen dat informatieve boeken  voor kinderen van deze leeftijd een bepaalde inhoud moeten hebben willen de kinderen de  informatie begrijpen. Omdat kinderen op deze leeftijd nog niet in staat zijn om abstract te denken is  het van belang dat de informatie op een beeldende manier wordt uitgelegd, zodat ze een concreet  voorbeeld krijgen van de informatie. Bijvoorbeeld met behulp van illustraties. Het is echter belangrijk  dat deze illustraties overeenstemmen met de werkelijkheid en niet met een fantasiewereld, omdat  kinderen steeds meer afstand van fantasiefiguren en werelden gaan doen.    Het tweede hoofdstuk draait om het deel van de hoofdvraag die gaat over het opnemen van  informatie. Met het opnemen van informatie bedoel ik het leren en onthouden van informatie. Hoe  kun je informatie in een boek het best aanbieden, zodat een kind daarvan leert en de informatie  beter onthoudt? Om deze vraag te beantwoorden ga ik uit van twee stromingen in de  leerpsychologie. Het constructivisme, waaruit het nieuwe leren is ontstaan en het nieuwe  connectivisme die uitgaat van een nieuwe generatie jongeren, generatie Einstein. De  constructivistische leertheorie gaat uit van een actief leerproces, waarbij een kind zelfstandig leert  van zijn omgeving, ervaringen en medeleerlingen. Het gaat dus niet om passieve kennisoverdracht,  maar actief en zelfstandig leren, waarbij de leraar slechts een begeleider is. Het connectivisme is een  nieuwe leertheorie die gebaseerd is op het continu veranderen en vernieuwen van informatie. Onze  hersenen passen zich aan, aan nieuwe technologieën waardoor ons denken verandert. Je leert niet  alleen op school, maar haalt overal kleine stukjes informatie vandaan. Als je deze informatie vertaalt  naar de hoofdvraag en je afvraagt hoe je het beste informatie in een informatief boek kunt  aanbieden aan de hand van hoe een kind leert kun je zeggen dat een kind van een actieve  benadering van informatie meer leert. Het gebruik van interactiviteit in een boek helpt dus bij het 

(24)

  Het derde hoofdstuk is een verslag van de creatieve sessie die ik gehouden heb met vier kinderen. Ik  wil graag testen of de conclusies die ik heb getrokken uit de eerdere hoofdstukken kloppen met de  praktijk. In de sessie kwam naar voren dat de kinderen liever beeldende illustraties hadden dan veel  tekst. Een kleurrijk aantrekkelijk boek met illustraties in plaats van foto’s had de voorkeur.  Interactiviteit in boeken vonden ze helemaal geweldig, vooral als het met het onderwerp te maken  heeft en een bepaalde moeilijkheidsgraad heeft.  De uitkomsten van deze creatieve sessie kloppen behoorlijk met de bevindingen uit de hoofdstukken  over ontwikkelingspsychologie en de leerpsychologie. Aan de hand van de ontwikkelingspsychologie  kun je concluderen dat een kind beeldende informatie nodig heeft, die als voorbeeld van de tekst  dient. De kinderen gaven in de sessie aan dat ze te veel tekst niet fijn vonden en liever informatie  beeldend zagen aan de hand van illustraties. Jean Piaget geeft in zijn theorie aan dat kinderen  loskomen van de fantasiewereld, meer begrip krijgen van de werkelijkheid en niet meer gedrag van  hun ouders kopiëren, maar die van hun idolen, zoals voetbalspelers en popsterren. Gek genoeg  zeiden de kinderen in de sessie eigenlijk precies hetzelfde. De hoofdpersoon van mijn eigen  informatieve boek zou een voetbalspeler of een popster moeten zijn, want daar kijken ze tegen op.  Uit het hoofdstuk over de leerpsychologie kun je concluderen dat een kind en actieve benadering van  informatie nodig heeft. De kinderen zijn het daar mee eens, aangezien ze de interactiviteit van mijn  eigen informatieve boek helemaal geweldig vonden.    In het vierde hoofdstuk wilde ik met behulp van de Emotional Design theorie van Donald Norman  verklaren waarom aantrekkelijke dingen eerder gekozen worden en beter werken. De reden waarom  mensen volgens Norman eerder kiezen voor een aantrekkelijk product is de positieve emotie, die je  daarbij krijgt; een goed gevoel. Wanneer iemand zich goed voelt kan diegene beter nadenken en  creatieve oplossingen verzinnen voor problemen met bijvoorbeeld slecht werkende producten.  Iemand die zich slecht voelt zal eerder gefrustreerd raken, maar is wel geconcentreerd bezig en zich  bewust van details. Mensen met een goed gevoel zien alleen het grote geheel.   Een goed product, is volgens Norman een product dat op drie niveaus van beleving werkt. Het  viscerale niveau dat puur instinctief op het uiterlijk van een product afgaat, het gedragsniveau dat  naar de gebruiksvriendelijkheid kijkt en het reflectieve niveau wat gaat over de emoties die je bij het  product voelt.  Als je vanuit de hoofdvraag van deze scriptie naar de Emotional Design theorie van Norman kijkt kun  je dus zeggen dat de vormgeving bij informatieve boeken een grote rol speelt. Een aantrekkelijk boek  veroorzaakt een positieve emotie en een goed gevoel. Door deze emotie ben je in staat creatiever te  denken en raak je minder snel gefrustreerd, maar je bent ook minder geconcentreerd, waardoor je  details over het hoofd ziet en alleen kijkt naar het geheel. Dit zou een nadeel kunnen zijn voor een  aantrekkelijk informatief boek, want kunnen de kinderen de leerstof dan nog wel zo goed  onthouden?    De vormgeving van informatieve boeken speelt een grote rol bij het opnemen van de leerstof, die het  boek uitdraagt. Bepaalde aspecten van de vormgeving zorgen er namelijk voor dat kinderen de  informatie die wordt gegeven beter snappen. Door bijvoorbeeld illustraties te gebruiken, die een  gedeelte van de tekst uitleggen, of door interactiviteit te gebruiken, waardoor kinderen actief bezig 

(25)

daarvan zullen ze de informatie minder goed opnemen. Het is dus belangrijk bij het ontwerpen van  een informatief boek, dat je een balans kunt vinden tussen twee uitersten. Het boek moet een  bepaalde vormgeving hebben, die niet afleidt van de leerstof. De vormgeving van informatieve  boeken voor kinderen heeft dus een enorme invloed op de mate waarin de leerstof wordt  opgenomen. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(26)

Literatuurlijst

 

 

De cognitieve ontwikkeling van het kind 

Verhofstadt‐Denève, L.; Van Geert, P.;Vyt, A.: Handboek ontwikkelingspsychologie. Grondslagen en  theorieën.  Houten, Bohn Stafleu Van Loghum, 2003  De Bil, Marjan;De Bil, Petra: Praktijkgerichte ontwikkelingspsychologie. Van wieg tot hangplek: de  ontwikkeling van 0‐ tot 18‐jarigen.  Soest, Uitgeverij Nelissen, 2007    Bringuier, Jean Claude: Gesprekken met Jean Piaget.  Amsterdam, Meulenhoff Informatief, 1982   

Het leerproces van het kind 

Boekaerts, Monique; Simons, Robert‐Jan: Leren en instructie: Psychologie van de leerling en het  leerproces.  Assen, Van Gorcum, 1995    van der Veen, Tjipke; van der Wal, Jos: Van leertheorie naar onderwijspraktijk  Groningen, Wolters‐Noordhoff, 2001    ‘Het nieuwe leren’  http://oudersvo.kennisnet.nl/themas/hetnieuweleren  Anneke van Dijk (Februari 2006)

 

‘Bewijs van onderwijs’  http://www.nrccarriere.nl/artikel/bewijs‐voor‐onderwijs  Japke‐d Bouma (8 maart 2009)    ‘Essay nieuwe leren’  http://hnl.onderwijsmaakjesamen.nl/  Pieter Hilhorst (19 december 2006)    ‘Leren van het brein’  http://www.hersenenenleren.nl/70127NRCjollesLeren.pdf  Niki Korteweg (27 januari 2007)  ‘Connectivism: A learning theory for the digital age’  http://www.elearnspace.org/Articles/connectivism.htm  George Siemens (12 december 2004)  ‘Generatie Einstein’ 

(27)

 

Een creatieve sessie met kinderen

  Reggio Emilia apporach  http://www.thecatalyst.org/resource/2006/04/21/Reggio‐Emilia‐approach/  Education resources (21 april 2006)    Arnold, Nick: Waanzinnig om te weten: Schokkende elektriciteit  Alkmaar, Kluitman, 2000         Humble, Richard: Kijk op het verleden: Duikboten en schepen  Amsterdam, De lantaarn, 1995          Gifford, Clive: Reclame en Marketing: Ontwikkelingen in de markt  Etten‐Leur, Corona, 2006    Llewellyn, Claire; Scheppard, Kate: Vraag dr. W. Ijsvogel alles over dieren   Amsterdam, Zirkoon uitgevers, 2007          Woodford, Chris: Cool! Maar hoe werkt het?  Utrecht, Winkler Prins, 2006           Dreer, Francis: De mooiste vliegtuigen   Brussel, Casterman, 2002    Roep, Thom; Loerakker, Co: Van nul tot nu: De vaderlandse geschiedenis van 1815 tot 1940  Haarlem, Oberon, 1986         

Waarom aantrekkelijke dingen beter werken 

Norman, Donald A.: Emotional Design. Why we love (or hate) everyday things.  New York, Basics Books, 2004             

(28)

Bijlage

Inhoud creatieve sessie 

 

Met deze creatieve sessie wil ik graag twee dingen onderzoeken. Ik wil het boekje wat ik heb  gemaakt voor mijn afstudeerproject testen en ik wil voor mijn scriptie een klein onderzoekje doen  naar de vormgeving van informatieve boeken. De doelgroep zijn kinderen van 9 tot ongeveer 12 jaar,  die in de bovenbouw van de basisschool zitten.  Inleiding  In de inleiding stel ik mijzelf kort voor en vertel dat ik voor school een boekje aan het maken ben  over communicatie, maar dat ik hulp nodig heb om te testen of ik wel op de goede weg ben. Daarna  leg ik kort uit wat we allemaal gaan doen.    Het begrip communicatie  Om te beginnen wil ik graag weten wat ze al weten over communicatie. Op een groot vel wil ik ze  alles laten opschrijven en tekenen waar ze aan moeten denken bij het woord communicatie. Een  soort mindmap dus.    De jury  Daarna wil ik het boekje (gepresenteerd op foamplaat) testen. Deze gaan de kinderen beoordelen  met een scorelijstje. Ze mogen punten geven voor het onderwerp, de tekst, de interactiviteit en de  vormgeving. Als iedereen het scorelijstje heeft ingevuld en de spreads goed heeft bekeken,  bespreken we de lijstjes. Aan welke onderdelen worden lage cijfers gegeven? En aan welke hoge? En  waarom? Wat kan er verbeterd worden?    Voorbeelden  Ik neem een aantal informatieve boeken mee, die allemaal verschillend zijn qua stijl, maar hetzelfde  onderwerp hebben. Welk boek vinden ze het mooist en welke het minst mooi? Welk boek zou je  uitkiezen om te lezen en waarom? Heeft dat iets met de vormgeving te maken?   Collage

 

Als laatste maken de kinderen in groepjes een collage. Door te knippen, plakken en kleuren wil ik  erachter komen wat hen aanspreekt qua kleur, lettertypen, vormen en afbeeldingen. Hoe moet een  bladzijde van een informatief boek over communicatie eruit zien volgens hen?           

(29)

Scoreformulier 

 

Onderwerp

 

Geef het onderwerp van het boekje een cijfer. Is het een leuk onderwerp? Zou je er meer over willen  weten?

 

     

 

Tekst

 

Geef de tekst een cijfer. Is de tekst goed te lezen? Of is het te moeilijk of juist te makkelijk?   

 

 

 

Actief

 

Geef de activiteit een cijfer. Vind je het leuk om ‘iets’ te doen voordat je het boek kunt lezen?    

 

 

 

Vormgeving 

Geef de vormgeving een cijfer. Ziet het boekje er mooi uit? Wat vind je van de tekeningen?       

(30)

Vrij project “Communicatie enzo” 

 

 

Sp   read 1 

 

   

 

 

Spread 2

 

(31)

 

 

Spread 3

 

 

 

 

 

 

 

(32)

 

 

Spread 5

 

 

 

 

 

 

 

Spread 6

 

(33)

 

 

Spread 7

 

 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op de afdeling krijgt uw kind van de verpleegkundige pijnstillers in de vorm van een tabletje of zetpil, zodat de pijn na de operatie zoveel mogelijk onderdrukt wordt.. Het

Mol & Bus (2011) concluderen dat kinderen en jongeren die veel lezen in hun vrije tijd hoger scoren dan niet-lezende leerlingen op toetsen voor ‘woordenschat’, ‘leesbe-

Van 15 juli 2017 tot en met 25 augustus 2017 was het mogelijk voor geïnteresseerden via een internetconsultatie te reageren op de conceptwetswijziging, inclusief de memorie

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

De Graaf, boomverzorger in de eigen bomenploeg van de gemeente Dronten, heeft twaalf exempla- ren van de Dendro Tree Wear aangeschaft voor boombescherming tijdens gemeentelijke

beelden hierin zijn niet verkeerd, echter de heilsweg waarin het veelal wordt uitgelegd, dus wel. Ik zal u trachten uit te leggen waarom. Hoevele malen is Gods’ Woord toch niet

Daarom is de verdorvenheid van een zekere onzuivere zwetser en afvallige Staphylus des te groter, die wauwelt, dat de staat van het tegenwoordige leven door mij

Federatie voor Palliatieve Zorg alle palliatieve centra van Vlaanderen afgegaan om te kijken hoe er werd omgegaan met kinderen die hun ouders of grootouders zien sterven.. Die