Verslag Internetconsultatie wetswijziging in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn
1. Inleiding
Van 15 juli 2017 tot en met 25 augustus 2017 was het mogelijk voor geïnteresseerden via een internetconsultatie te reageren op de conceptwetswijziging, inclusief de memorie van toelichting in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet meer in leven zijn. De wetswijziging is een onderdeel van de uitwerking van de toezegging in de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2016/17, 27 859, nr. 105), naar aanleiding van een petitie van ouders van voor de geboorte overleden kinderen, om het registreren van het levenloos geboren kind in de BRP mogelijk te maken. Gezien de toezegging dat registratie op de kortst mogelijk termijn wordt gerealiseerd, is de conceptwetswijziging binnen korte tijd afgerond en het voorstel nog voor het zomerreces in internetconsultatie gegaan.
2. Reacties Algemeen
De consultatie heeft geleid tot een beperkt aantal inhoudelijke kanttekeningen. Er waren twaalf reacties. Een zestal daarvan bestaat uit een blijk van waardering dat de registratie mogelijk wordt gemaakt en de manier waarop. In twee reacties werd de vraag gesteld of registratie ook mogelijk is indien de ouders reeds zijn overleden. Dat is niet het geval omdat, in lijn met de petitie, uitsluitend de ouders zelf het verzoek kunnen doen om op hun persoonslijst gegevens over hun levenloos geboren kind op te nemen. Het doel van de registratie is dat zij in de BRP, hetzij op uittreksels of via MijnOverheid.nl deze kinderen kunnen terugzien. Dit is van belang in verband met de verwerking van dit verlies en de erkenning van het feitelijk bestaan van het kind. Bij een overleden ouder is de wens tot registratie van het kind niet meer te achterhalen, zodat daarvan is afgezien.
In één reactie wordt erop gewezen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand bij de aangifte van een volgend kind moet bepalen of naamskeuze mogelijk is. Volgens de reactie zou uit de BRP niet blijken dat het een levenloos kind betreft behalve uit de akte aanduiding of mogelijk uit de
documentomschrijving. Dit risico was al onderkend. Er wordt een technische voorziening getroffen, waarbij aan de persoonslijst van de ouder een nieuwe indicator bij het kindgegeven wordt
toegevoegd. Daarmee wordt in de BRP expliciet aangeduid dat het hier om het gegeven gaat omtrent een kind dat op het moment van de geboorte niet meer in leven is. In de documentatie voor gemeenten zal duidelijk aangegeven worden hoe de indicator moet worden gebruikt.
Voorts werd nog opgemerkt dat de mogelijkheid van registratie van het levenloos geboren kind in de BRP niet gekoppeld is aan de duur van de zwangerschap. Aangezien het een zeer persoonlijk verzoek is en het stellen van een voorwaarde aan registratie die gekoppeld is aan de duur van de zwangerschap onnodig leed zou veroorzaken, is ervoor gekozen deze voorwaarde niet te stellen.
Regeldruk
Het Adviescollege Toezicht Regeldruk (ATR) heeft zijn advies ook via de internetconsultatie uitgebracht. Het ATR adviseerde om het verzoek ook digitaal te kunnen laten doen. Uitgelegd is, dat hoewel in het wetsvoorstel over een schriftelijk verzoek wordt gesproken, dit de mogelijkheid van een digitaal verzoek niet uitsluit. Tevens adviseerde het ATR om onnodige gegevensuitvraag bij de verzoeker te voorkomen. Aan dit advies is gevolg gegeven door in de toelichting bij het wetsvoorstel op te nemen dat ingevolge de Wet BRP het college van burgemeester en wethouders de ambtenaar van de burgerlijke stand om inlichtingen kan verzoeken die van belang zijn voor de bijhouding van de basisregistratie personen, waaronder de akte van geboorte (levenloos). De burger hoeft dan niet zelf een afschrift van deze akte over te leggen. Deze handelwijze zal ook worden opgenomen in de handleiding voor de ambtenaren burgerzaken.
3. Vervolg
Het wetsvoorstel zal na behandeling in de Ministerraad aan de afdeling advisering van de Raad van State worden aangeboden. Het streven is het wetsvoorstel uiterlijk januari 2018 bij de Tweede
Kamer in te dienen. De verwachting is dat de registratie zowel wettelijk als technisch in het najaar van 2018 mogelijk zal zijn.