kinderen
bron
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen. G.J.A. Beijerinck, Amsterdam 1837
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_vog001voge01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
[Het vogelen-abé-boek]
A.a. adelaar.
Die groote, sterke vogel daar, Is, kinderen! een ADELAAR.
Men gaf hem de eerste plaats gewis, Omdat hij vorst der vog'len is.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
B.b. bontekraai.
Ik hou niet van de BONTEKRAAI, Zij zingt niet, en is gansch niet fraai, Doch dat zij nut is, vat ik wel, Want zij bestaat naar Gods bevel.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
D.d. distelvink.
De fraai gepluimde DISTELVINK Is niet veel grooter dan mijn pink;
En niettemin hou'k voor gewis, Dat ook dit diertje nuttig is.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
E.e. eend.
Het EENDJE duikt, het schikt zijn veêren En baadt zich in den waterplas;
Hoe zou't der oudren vreugd vermeêren, Als ieder kind zoo zind'lijk was.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
F.f. fazant.
Wanneer gij deez' FAZANT beschouwt, Zoo blinkt zijn kleed als louter goud.
Bedenkt, dat Hij, die 't dier zoo Heedt, Voorzeker nooit den mensch vergeet.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
G.g. gans.
Wanneer ge o jeugd! den kostbren tijd Met nutteloos gesnap verslijt,
Zijt ge, arm aan geest, aan woorden rijk, Der snaterende GANS gelijk.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
H.h. haan.
Het HAANTJE dat 's morgens, als 't zonlicht verrijst, Al kraaijend zijn wakkere inborst bewijst,
Roept tot U, o kindren! zoo blijde en zoo luid, Stapt vroeg in uw bedjen en vroeg er weer uit.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
I.i. ibis.
Die langgebeende vogel daar Gelijkt wel op een ooijevaar;
Maar die dit meenen, hebben 't mis, Daar het de Egyptische IBIS is.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
J.j. jaku.
Deez' vogel, dien men JAKU heet, Zag'k nooit voorheen, zoover ik weet;
Maar ga 'k nu maar naar't beestenspel, Daar toont hem mij VAN AKEN wel.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
K.k. kasuaris.
De honger kruidt mijn spijs, 'k eet alles even graag, Maar heb daarom geenszins een kasuaris maag.
Dit gulzig dier verslindt, al, wat het voor zich ziet, Tot steen en ijzer zelfs, dien kost begeer ik niet.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
L.l. leeuwerik.
De vrolijke zanger, die, de eerste in het veld, Het nad'ren der lente al zingend vermeldt, Prijst dan, als zijn daarzijn ons vriend'lijk begroet, DenHeer, die zijn schepslen steeds zeeg'nend behoedt.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
M.m. mees.
Dit MEESJE, dat op buurmansdak, Zoo regt eens zit op zijn gemak, Raakt in mijn knip, dit is gewis, Voor dat het heden avond is.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
N.n. nachtuil.
Deez vogel, rijk aan ved'ren-pracht, Schuwt steeds het licht en vliegt bij nacht, Hij maakt een akelig geluid;
Doch 'k weet, dat zulks geen kwaad be duidt.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
O.o. ooijevaar.
OOIJEVAAR, lepelaar, kikkerdief!
't Waar me lief,
Als gij mij eens woudt vertellen, Waar ge in 't najaar henengaat, Als ge ons vaderland verlaat!, 'k Zou zoo gaarne U eens verzellen.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
P.p. pepervogel.
(Het beestje spreekt.)
Hoezeer ik, kindren! niet ontken, Dat ik een vriend der peper ben
'k Vind toch, dat Pisang, vleesch of visch Ook zeer wel te gebruiken is.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
R.r. reiger.
Deez' langhals, die de menschen vreest, Vindt men aan stilstaand water meest;
Hij toont, als hij uit visschen gaat, Dat hij het vangen goed verstaat.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
S.s. sijsje.
Het SIJSJE, zoo lustig zoo schrander van aard, Is, kindren! U meerder dan anderen waard.
Wat kunst het moet leeren, uwzorg wordt beloond, Daar 't altijd gewillig en leerzaam zich toont.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
T.t. tortelduif.
Vriend'lijke tortels! zoo trouw en zoo kuisch, 't Is mij een lust naar uw kirren te hooren, Bouwt vrij uw nestje in den boom voor mijn huis.
'k Zal het wreedaardig berooven, noch storen.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
U.u. uhu.
Op steile rotsen, hooge boomen, Wordt deez' vervaarlijke uil vernomen;
Die, zoo door kloekheid als door list Den ad'laar soms zijn prooi betwist.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
V.v. valk.
Der valken klaauw, hun scherp gezigt Maakt hen geschikt, om 't wild te rooven;
Door kunst tot jagen afgerigt, Zijn zij de lust der koningshoven.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
W.w. wouw.
Hoe roofziek ook de WOUW moog wezen, Hoe hem de jonge kiekens vreezen;
Vernielend menig schaadlijk dier Verdient hij wel een plaatsje hier.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen
Z.z. zwaan.
De ZWAAN zwemt statig op en neer, Trotsch op de blankheid zijner pluimen;
Of stelt zich als een held te weer En doet het water om zich schuimen.
Het vogelen-abé-boek. Een geschenk voor zoete kinderen