bron
Een lief boekje voor zoete kinderen. J. Scholz, Mainz 1860-1870
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_lie007lief01_01/colofon.php
© 2010 dbnl
1
[Een lief boekje voor zoete kinderen.]
Toe, postiljon! spoor maar uw paarden aan;
Want op uw tijd moet gij voor 't posthuis staan.
De jagers en honden rennen stout Het hert na, ontvloden uit het woud.
Een lief boekje voor zoete kinderen
Och, moeder, wat zien ze er naakt uit en teêr, En de ouden gaan zeker droevig te keer.
Foei, wat zijn dat nu voor zaken, Kippen zoo bevreesd te maken.
3
Waarheen dit vrouwtje ga, Trouw volgt haar 't schaapje na.
Deze ezel is zoo vol beladen Om 't leger ginds te gaan verzaden.
Een lief boekje voor zoete kinderen
Dit paardje stoort zich aan geen musschen, Maar eet gerust zijn voêr intusschen.
Neen, man! je hoeft niet meer te vragen:
Er kan geen zak meer op den wagen.
5
Jongelief, spaar je zweepje maar:
Kijk, ze trekken als 't beste paar.
'k Heb dit zwijn voor u bewaard;
't Is het geld wel dubbel waard.
Een lief boekje voor zoete kinderen
Foei, wat plagerij is dat!
Geef het arme beest maar wat.
Zie poes met glinstrend oog verlangen Naar 't boutje in onzen val gevangen.
7
Als de herfst in 't land is gekomen, Plukt men blij het ooft van de boomen.
't Is winter en in huis zoo koud;
Ik draag daarom dit vrachtje hout.
Een lief boekje voor zoete kinderen
Neen, vrouw! 't is voor de tweede keer:
Ik verontschuldig u niet meer!
Wel domme ree, 't is maar een pop!
Schrik liever voor den jager op.