• No results found

Bodemgezondheid binnen bedrijfssystemen : thema: Innovatie & management open teelten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bodemgezondheid binnen bedrijfssystemen : thema: Innovatie & management open teelten"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pagina 270 Gewasbescherming jaargang 37, nummer 6, november 2006 Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[

A

R

T

I

K

E

L

Introductie

De land- en tuinbouw ontwik-kelen zich naar intensievere en complexere bedrijfssystemen. Op dergelijke bedrijven wordt gewerkt met sectoroverschrij-dende bouwplannen, waarbij zoveel mogelijk goed renderen-de gewassen, zoals aardappe-len en lelie, worden geteeld. Binnen dergelijke bedrijfssys-temen wordt een nog groter beroep gedaan op de bodem-gezondheid. Alle keuzes die de teler maakt, moeten gericht zijn op zo min mogelijk schade door verschillende bodempa-thogenen, zoals aaltjes, schim-mels en bacteriën. Dit moet bovendien binnen zeer strenge eisen m.b.t. inzet van gewasschermingsmiddelen en be-mesting. Deze trend vergt nieuwe kennis m.b.t. de inpas-baarheid en bedrijfszekerheid van teeltmaatregelen om de bodemgezondheid optimaal te gebruiken.

Ook binnen het door LNV gefi-nancierd DWK onderzoek zijn in 2006 meerdere projecten ge-start om aan het thema bo-demgezondheid onderzoek te doen. Dit artikel richt de aan-dacht op één van de projecten binnen het nieuwe LNV gewas-beschermingprogramma, na-melijk het project: ‘Bodemge-zondheid binnen

bedrijfssystemen’. Dit project richt zich op de ontwikkeling van een pakket aan maatrege-len om de bodemgezondheid, in dit geval de onderdrukking

van ziekten en plagen, bij ver-schillende bedrijfssystemen te beïnvloeden. De maatregelen die hiervoor geselecteerd zijn: biologische grondontsmetting, de teelt van afrikaantjes, com-post, chitine, niet-biologische grondontsmetting, de teelt van gras-klaver, fysische grondont-smetting, de teelt van een bio-fumigatiegewas, een combina-tie van verschillende factoren en natuurlijk de onbehandelde controles. De komende jaren worden er verschillende ge-wassen geteeld, waarbij op-brengst en kwaliteitsaspecten worden beoordeeld. Daarnaast worden er gedurende het pro-ject verschillende andere me-tingen gedaan, om te onder-zoeken wat er in de bodem verandert. Deze methodiek moet meer inzicht verschaffen in de onderliggende mechanis-men die de bodemgezondheid beïnvloeden.

Materiaal en

Methoden

In 2005 is begonnen met de se-lectie van een geschikt proef-veld waar in ieder geval sprake was van een besmetting met wortellesieaaltjes (Pratylen-chus penetrans) en bodem-schimmels, zoals Verticillium dahliae. Uiteindelijk bleek de PPO-proeflocatie Vredepeel (Limburg) het meest geschikt. Hier zijn in het voorjaar van 2006 vier bedrijfssystemen aangelegd: één met slechte

waardplanten (in 2006 zomer gerst) om gedurende de ko-mende jaren het doel-aaltje Pratylenchus penetrans te be-heersen. De ander met goede waardplanten (in 2006 zomer-tarwe), waarbij de aaltjes goed kunnen vermeerderen. Beide bedrijfssystemen liggen boven-dien in een geïntegreerde (met inzet van onder andere kunst-mest en gewasbeschermings-middelen) en een volledig bio-logische variant (zie foto 1). Bovenop deze bedrijfssyste-men worden in de periode au-gustus 2006 tot en met het voorjaar van 2007 verschillen-de teeltmaatregelen genomen om de bodemgezondheid van de bedrijfssystemen te beïn-vloeden. De maatregelen die hiervoor geselecteerd zijn: bio-logische grondontsmetting, de teelt van afrikaantjes, compost, chitine, niet-biologische grondontsmetting, de teelt van gras-klaver, fysische grondont-smetting, de teelt van een bio-fumigatiegewas, een combina-tie van verschillende factoren en natuurlijk de onbehandelde controles. De verschillende maatregelen en het eventuele werkingsmechanisme worden nu eerst besproken.

Bij biologische grondontsmet-ting is in augustus vijftig ton per hectare organisch materiaal (in dit geval Italiaans raaigras) op de veldjes ingewerkt en ver-volgens minimaal twaalfweken afgedekt met plastic. Bij de om-zetting van het organische ma-teriaal ontstaan verschillende afbraakproducten en wordt

Bodemgezondheid binnen

bedrijfssystemen

G.W. Korthals, J.H.M. Visser en L.P.G. Molendijk

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

(2)

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 37, nummer 6, november 2006 Pagina 271

[

A

R

T

I

K

E

L

zuurstof onttrokken waardoor het bodemleven verandert (La-mers, 2004).

Vanaf eind juli tot en met half december worden op sommige veldjes afrikaantjes (Tagetes patula) geteeld. Het is bekend dat wortellesieaaltjes door aan-prikken van de wortels actief gedood kunnen worden (Tim-mer, 2003, Evenhuis, 2004).

Met betrekking tot andere ge-volgen op het bodemleven is echter zeer weinig bekend. Bij de toediening van compost wordt geprobeerd om factoren, zoals de bodemstructuur, de organische stof voorraad en het leefmilieu van het bodem-leven te verbeteren (Blok, 2000). Daarnaast is vanuit on-derzoek bekend dat compost signalen van de plant (zoals wortelexudaten) naar aaltjes zou kunnen verstoren, zodat de aaltjes de plant minder be-lagen (Hartsema, 2005). In een van de behandelingen is chitine (in dit geval in de vorm van gemalen garnalen afval) aan de grond toegevoegd. Van-uit literatuur is bekend dat bij de omzetting van dit materiaal onder andere ammoniak ont-staat, dat kan leiden tot directe doding van bodemorganismen

zoals aaltjes. Daarnaast reage-ren de in de bodem aanwezige chitinolytische micro-organis-men die het chitine gaan afbre-ken. Over de gevolgen van eventuele omzettingsproduc-ten en of diezelfde organismen ook andere bodemorganismen zoals aaltjes en aaltjeseieren gaan gebruiken als voedsel-bron is nog weinig bekend.

Bij niet-biologische grondont-smetting, hebben we voor de geïntegreerde systemen geko-zen om in september een natte grondontsmetting met Monam uit te voeren. Hierbij wordt in een werkgang 300 L/ha Mo-nam ingebracht, waarna de grond dichtgerold wordt. Hier-door kan het giftige gas zijn do-delijke werking uitvoeren, waarbij normaal gesproken 60-80 % van het bodemleven af-sterft. Binnen de biologische bedrijfssystemen, is de inzet van chemie niet toegelaten en moest een biologisch product gezocht worden. Uiteindelijk is Caliënte, een natuurlijk pro-duct gebaseerd op vloeibaar mosterdzaad, geselecteerd. Op een deel van de veldjes wordt vanaf eind juli een gras-klaver mengsel geteeld. De teelt van groenbemesters,

ze-ker mengsels met stikstofbin-dende gewassen zoals klavers, wordt vaak bewust gekozen om iets positiefs te doen voor de bodem. De gewassen leggen verschillende nutriënten vast, leveren organische stof en po-sitief voor de bodemstructuur. De groenbemesters kunnen echter ook waardplant zijn voor bodemorganismen, zoals plantparasitaire aaltjes of (my-corrhiza)schimmels. Hierdoor lijkt het netto resultaat (positief of negatief ) afhankelijk van verschillende factoren, zoals het aanwezige bodemleven en de gewasrotatie.

Er bestaan verschillende tech-nieken om fysisch de grond te ontsmetten. De meest ganbare technieken proberen met hitte of radiogolven het bodemleven te doden.

De teelt van een biofumigatie-gewas richt zich op biofumigatie-gewassen met inhoudstoffen, zoals glu-cosinolaten. Enkele voorbeel-den van dergelijke gewassen zijn koolsoorten, bladram-menas en mosterd (Matthies-sen, 2006). Als deze gewassen ingewerkt worden in de bo-dem, zullen de glucosinolaten omgezet worden in isothiocya-naten, die giftig zijn en qua werking erg veel lijken op het natte grondontsmettingsmid-del metamnatrium.

Bij de combinatie van verschil-lende maatregelen, worden achtereenvolgens afrikaantjes geteeld en dezelfde hoeveelhe-den chitine en compost aan de veldjes toegevoegd. Dit lijkt een dure oplossing maar het is voorstelbaar dat de verschillen-de maatregelen elkaar aanvul-len, waardoor er een beter (of duurzamer) effect is op de bo-demgezondheid, zoals eerder in de literatuur werd beschreven.

Foto 1 Overzicht eerste fase proefveld met zomergerst en tarwe. 2006 NUMMER 37_6_v2 24-10-2006 09:15 Pagina 271

(3)

Waarnemingen

Nadat de verschillende behan-delingen zijn uitgevoerd (voor een totaaloverzicht van het proefveld wordt verwezen naar foto 2) zullen in 2007 aardap-pelen en in 2008 lelie geteeld worden, waarbij opbrengst en kwaliteitsaspecten worden be-oordeeld. Deze resultaten moeten uiteindelijk inzicht verschaffen in de vraag of het mogelijk is de bodemgezond-heid te verbeteren door middel

van biotische en abiotische teeltmaatregelen. Gedurende het project worden verschillen-de anverschillen-dere metingen gedaan, om te onderzoeken wat er in de bodem verandert. Ten eer-ste worden verschillende abio-tische karakteristieken van de grond bepaald, zoals de pH, or-ganische stof en belangrijkste nutriënten. Daarnaast worden verschillende biotoetsen in het veld, laboratorium of kas uitge-voerd. Bij deze biotoetsen wordt gebruik gemaakt van grond verzameld uit de

veld-proef. In vorige projecten is on-der anon-dere. een

Meloidogyne/sla-biotoets (zie foto 3) en een Pratylenchus/Le-lie-biotoets (zie resultaten) ont-wikkeld. Binnen het project zul-len ook moleculaire technieken, zoals Denaturant Gradiënt Gel Electroforese (DGGE), worden ingezet. Vanuit de veldproef zul-len regelmatig grond- en ne-matodenmonsters bij -80 C worden bewaard om met mole-culaire technieken te onderzoe-ken. Hiermee kan bijvoorbeeld een bodemgezondheidschip worden ontwikkeld.

Resultaten

Ondanks het feit dat het huidige project pas in 2006 is gestart, kunnen sommige resultaten van eerder uitgevoerd onder-zoek gepresenteerd worden om alvast een indruk te krijgen.

Al-lereerst de resulta-ten m.b.t. twee be-langrijke aaltjes. Bij de resultaten van het vrijlevende wor-telaaltje (Trichodo-ridae) valt op dat maatregelen zoals biologische grond-ontsmetting en chi-tine goed werken en de aantallen signifi-cant hebben ver-laagd ten opzichte van de onbehandelde controle (figuur 1). Bij de teelt van afri-kaantjes zijn de trichodoriden significant verhoogd. Dit is in overeenstemming met de be-staande kennis dat afrikaantjes goede waardplant zijn voor dit aaltje. De andere behandelin-gen hebben bij dit aaltje geen effect gehad. Nog wel interes-sant is het feit dat in de combi-natie, waarbij dezelfde afrikaan-tjes zijn geteeld, door

aanbrengen van chitine en compost geen significante ver-hoging van deze aaltjes werd

gevonden. De resultaten van het wortellesieaaltje, met een totaal andere levensstrategie, geven een totaal ander beeld (figuur 2). Hier hadden alleen de biologische grondontsmet-ting, tagetes en de combinatie een significant verlagend effect. Dergelijke directe effecten op aaltjes zijn soms goed te corre-leren met resultaten vanuit bio-toetsen, zoals bij de Lelie/Praty-lenchus-biotoets (figuur 3). In deze biotoets werd een signifi-cante afname van de wortel-aantasting gevonden bij BGO en Tagetes. Bovendien viel in deze biotoets op dat de wortel-aantasting in de biologische gronden bij alle maatregelen la-ger was dan bij de grond afkom-stig uit de geïntegreerde syste-men (Korthals et al, in prep.).

Conclusie

Uiteindelijk vormen alle afzon-derlijke resultaten een grote da-tabase om te beoordelen welke van de maatregelen in staat is of zijn om de bodemgezondheid (in dit geval de vermindering van schade aan gewassen door bodemziekten zoals o.a. P .pe-netrans) te verbeteren. Boven-dien zullen de verschillende methodieken mogelijk meer in-zicht verschaffen in de onder-liggende mechanismen die de bodemgezondheid veranderen. Het project leent zich door o.a. de omvang en het stadium (2006/2007 is het eerste jaar) om nog meer onderzoekers uit te nodigen om aan deel te ne-men. Dus mocht u ideeën heb-ben dan heb-bent u van harte uitge-nodigd om dit aan de auteurs voor te leggen. Uiteindelijk moet één of een set van metho-dieken die in dit onderzoek worden ingezet, helpen bij het vroegtijdig signaleren van ver-anderingen in de bodemge-zondheid. Ondanks de sterk toegenomen interesse in

bo-Pagina 272 Gewasbescherming jaargang 37, nummer 6, november 2006

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

[

A

R

T

I

K

E

L

Foto 2 Overzicht van de verschillende objecten medio 2006.

Foto 3 Biotoets meloidogyne-sla, en de symptomen. 2006 NUMMER 37_6_v2 24-10-2006 09:15 Pagina 272

(4)

Mededelingenblad van de Koninklijke Nederlandse Plantenziektekundige Vereniging

Gewasbescherming jaargang 37, nummer 6, november2006 Pagina 273

demgezondheid, zijn dergelijke objectieve methoden voorals-nog niet voorhanden.

Referenties

Lamers, J. P. , Wanten and W. Blok. Biological soil disinfestation: a safe and effectiev approach for controlling soilborne pests and diseases. Agroindustria, 3, (3), 289-291, 2004

Timmer, R.D., G.W. Korthals & L. P. G. Molen-dijk, 6-03, Groenbemesters van teelt-techniek tot ziekten en plagen, 2003 Evenhuis, B, G.W. Korthals & L. P. G.

Molen-dijk. Tagetes patula as an effective catch crop for long term control of Pratylen-chus penetrans. Nematology, 6, (6), 877-881, 2004

Blok, W.J., J.G. Lamers, A.J. Termorshuizen & G.J. Bollen, 2000. Control of soilborne plant pathogens by incorporating fresh organic amendments followed by tar-ping. Phytopathology 90 (3): 253-259 Matthiessen, J. N. & J. A. Kirkegaard.

Biofu-migation and enhanced biodegradation: opportunity and challenge in soilborne pest and disease management. Critical reviews in Plant Sciences, 25:235-265, 2006.

Hartsema, O.H., P. Koot, L.P.G. Molendijk, W. van den Berg, M. C. Plentinger, J. Hoek. Rotatie-onderzoek Paratrichodorus te-res (1991-2000). PPO, 2005. aantallen Trichodoridae 0 00 1 11000 2 22000 3 33000 4 44000 5 55000 6 66000 7 77000 8 88000 9 99000 1 11000000 C CCooonnntttrrrooollleee BBBGGGOOO TTTaaagggeeettteeesss CCCooommmpppooosssttt CCChhhiiitttiiinnneee CCCooommmbbbiiinnnaaatttiiieee n nn / // 1 11 0 00 0 00 m mm l ll 2 22000000333 2 22000000444 b b a a b c BC A C AB AB AB

Figuur 1 het vrijlevende wortelaaltje (Trichodoridae)

b b a b aa A C C C B B 0 2003 2004 200 250 300 50 100 150 n/ 10 0m l Aantallen Pratylenchidae

Controle BGO Tagetes Compost Chitine Combinatie controle BGO Tagetes Compost Chitine Combinatie Bio Gei 3,6 3,1 2,8 3,8 4,0 2,6 2,8 2,1 2,1 2,3 3,5 2,8 0 1 2 3 4 5 w o rt el aa n ta st in g ( 0 -5 ) Biotoets lelie

Figuur 2 het wortellesieaaltje, P. penetrans

Figuur 3 Lelie/Pratylenchus-biotoets

[

A

R

T

I

K

E

L

2006 NUMMER 37_6_v2 24-10-2006 09:15 Pagina 273

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanuit beide invalshoeken zoekt de Raad naar mogelijkheden om meer ruimte te bieden voor het gesprek tussen cliënt en betrokken zorg- en hulpverleners. Het belang van een

dienst en historie" as ideaal gehad het. Uit die aard van die saak sou die plaasmense onwillig wees om hulle kinders na die vreemde goewermentskole met

The PAH concentrations in the water that had been extrapolated from the sediment levels, (Table 5.4) were used for the water dermal and ingestion risk assessment. Figure

These Epistles are popularly appropriate as denoting the essentially practical nature of the subject matter as distinguished from the other Epistles attributed to Paul

be- staan as 'n tussenganger, word egter gestaaf deur sy sekond~1'e ontbindings- en reaksieprodukte as on- versadigde alkohole, ketone en aldehiede wat oo1'een- stem met

Van die vier spesies in Suider-A frika w ord slegs die gewone eiervreter D asypeltis sea bra in die V ry staat

Swart, Applied Surface Science The effect of different annealing temperatures on the structure and luminescence properties of Y 2 O 3 :Bi 3+ thin films fabricated by spin