• No results found

1. Handleidingen alle 7 lessen van groep 4

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1. Handleidingen alle 7 lessen van groep 4"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 1 Let op! Vóór deze les wordt de leerlingen gevraagd een thuisopdracht te maken. Zij interviewen aan de hand van Thuisopdracht 4.0 hun grootouders of iemand in hun buurt van boven de 60 jaar. U vindt Thuisopdracht 4.0 en Ouderbrief 4.0 voor de ouders op de website.

U kunt er ook voor kiezen om de thuisopdracht aan het einde van deze les mee te geven, dan bespreekt u de interviews die de kinderen hebben gedaan tijdens de volgende les 4.2.

Deze les gaat over wat de media precies zijn. De leerlingen krijgen een indruk van de snelle ontwikkelingen van de media door de thuisopdracht die voorafgaand aan deze les gemaakt is. Daarnaast wordt er in deze les een algemene indruk gegeven van de functies van media.

Benodigdheden:

Actieboekje 4.1 Thuisopdracht 4.0 Ouderbrief 4.0

A. Thuisopdracht voorafgaand aan Groep 4 Les 1

➢ Een week vóór de eerste les in groep 4 deelt u Thuisopdracht 4.0 aan de kinderen uit. Dit vel wordt gebruikt om aantekeningen in te maken voor een interview dat de leerlingen gaan afnemen bij hun opa, oma of ander persoon, ouder dan zestig jaar. Dit interview is een voorbereiding op les 4.1.

➢ Het interview staat in het teken van mediageschiedenis en de snelle ontwikkelingen van de media. Aan de hand van de vragen in het actieboekje komen de leerlingen erachter hoe het vroeger ging. Hoe gingen opa en oma vroeger met media om? Hoe nodigden ze hun vriendjes en vriendinnetjes uit? Hoe luisterden ze muziek? Hadden ze een telefoon? Een televisie? Een computer? De leerlingen schrijven de antwoorden op in het actieboekje.

➢ Vertel de klas op welke dag Thuisopdracht 4.0 terug moet zijn op school. Dit is de dag dat les 4.1 gegeven wordt.

➢ Eventueel kunt u ook beginnen met onderdeel B en aan het einde van deze les de thuisopdracht aan de kinderen meegeven. U bespreekt de resultaten dan in de volgende les 4.2.

Handleiding Groep 4 Les 1

Wie of wat zijn de media?

(2)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 2

B. Geschiedenis van de media:

Bespreken van de interviews t.a.v. Thuisopdracht 4.0

20 minuten.

➢ Vertel de leerlingen dat we de thuisopdracht gaan bespreken. Misschien heeft het zin om enige aanmoediging te uiten in de dagen voordat u de les geeft: hoe ver zijn de kinderen met de interviews? Uit ervaring weten we dat deze interviews voor kinderen erg boeiend zijn!

➢ In de klas worden één voor één de vragen van het interview besproken. Geef zo veel mogelijk leerlingen de kans over hun interviews te praten. Let daarbij ook op de verschillen met het heden en benoem ze voor de leerlingen:

o Welke media waren er vroeger in huis te vinden? o Hoe zagen deze media eruit?

o Hoe werd er muziek geluisterd? o Hoe werd het nieuws gevolgd?

o Welke spelletjes werden er vroeger gedaan, en hoe? o Hoe spraken mensen vroeger met elkaar af?

C. Het Mediaspel

20 minuten.

➢ Vertel kort wat een zender, een boodschap, een medium en een ontvanger zijn. Dit doen we aan de hand van een spel, maar in feite is de klassensituatie al een goed voorbeeld! De leerkracht is vaak de zender, de kinderen de ontvangers. Maar als een kind iets vertelt is hij of zij de zender, en de anderen de ontvangers. Een boodschap is hetgeen iemand vertelt: zijn of haar verhaal. Maakt u het niet al te ingewikkeld, voor kinderen kan dit soms te moeilijk worden, daarom leren we al deze woorden aan de hand van het volgende spel:

➢ De leerlingen zitten in groepjes van vier. Deel aan elk groepje Actieboekje 4.1 uit. Laat hen de kaartjes uitknippen en in de goede volgorde leggen. Aan de hand van dit mediaspel wordt duidelijk hoe een medium werkt en welke functies een medium kan hebben. Het spel bestaat uit kaartjes van zenders, boodschappen, kanalen (media) en ontvangers. De leerlingen werken samen en verbinden de plaatjes op de juiste manier.

➢ De goede antwoorden zijn:

ZENDER BOODSCHAP MEDIUM ONTVANGER

Leerkracht Maak je werkje af. Stem Leerlingen

Jeugdjournaal Dit is het nieuws. Televisie Kinderen

Minions De wereld is van ons! Film Bioscoopbezoekers

Bart Smit Kom wat bij mij kopen! Reclamefolder Winkelend publiek

Ga na een kwartier de groepjes langs om te kijken of de kaartjes in juiste volgorde liggen. ➢ Sluit de les af.

(3)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 3 In de klas wordt het thema ‘vriendschap’ besproken. Het is belangrijk om te weten wie je (als jouw vriend) kunt vertrouwen en in welke cirkel van mensen je welke gegevens wil delen.

Benodigdheden:

Actieboekje 4.2

A. Inleiding: Groepsgesprek

15 minuten.

➢ Vandaag hebben we het over vriendschap. Laat de leerlingen eens bedenken wie ze hun vrienden noemen en waarom. Bespreek klassikaal een aantal vragen over vriendschap:

o Wanneer noem je iemand je vriend? Waarom?

o Wat waardeer je aan vrienden? Wat betekent ‘vriendschap’ voor jou?

o Is er een verschil tussen vrienden die je alleen op het internet spreekt en vrienden die je in het echt ziet?

B. Denk-pauze

10 minuten.

➢ Laat de leerlingen een Denk-pauze nemen; vertel eerst dat vriendschap gaat over voelen. Je voelt vaak of iemand je vriend is, of juist niet. Daarom gaan we het denken even uitzetten.

➢ ‘We gaan nu even niet nadenken, maar voelen, want voelen is net zo belangrijk als nadenken. Om goed te kunnen voelen, doen we allemaal even onze ogen dicht. We gaan één minuut stil zijn en even onze aandacht richten op onszelf.’

➢ Sluit allemaal jullie ogen en denk voor een minuutje aan jouw beste vriend of vriendin.

➢ Stel de klas vervolgens de volgende vragen:

o Wat voel je als je aan je beste vriend of vriendin denkt en waar voel je dat? o Welk compliment zou je hem of haar willen geven?

o Waarom is vriendschap voor jou belangrijk?

o Wat kun jij doen om vrienden te hebben en te houden?

Handleiding Groep 4

Wat is vriendschap, online en offline?

(4)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 4

C. Grenzenspel

15 minuten.

➢ Bespreek ter inleiding in de klas:

o Kunnen mensen die je online leert kennen echte vrienden zijn? o Wanneer is iemand een echte vriend of vriendin?

o Nodig je ze uit op je verjaardagspartijtje?

➢ De leerlingen vullen nu het grenzenspel in. Dit spel staat beschreven in Actieboekje 4.2: in het midden ‘ik’, in de cirkels daar omheen komen de anderen. In het actieboekje staan allerlei categorieën die zij in de verschillende cirkels, dichtbij henzelf of iets verder van hen af kunnen plaatsen. Wie staat het dichtst bij jou? En wie staat het meest ver van jou af?

➢ De kinderen komen aan de hand van uw vragen op dillema’s zoals: wie rekenen zij als ‘beste vriend’? Is dat een klasgenootje dat ze dit schooljaar hebben leren kennen, of een buurmeisje met wie ze al jaren spelen? Waar zouden de kinderen hun vrienden in de cirkel zetten, dichtbij (meer vriendschap) of wat verder af (minder vriendschappelijk).

➢ Bespreek de resultaten en laat een aantal kinderen hun cirkels presenteren.

(5)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 5 Tijdens les 4.3 maken de kinderen kennis met de 6 basisemoties. In de vorige groepen behandelden wij al de eerste vier basisemoties: verdriet, blijdschap, angst en boosheid. Ook deze vier emoties komen tijdens deze les wederom aan bod. In deze les voegen wij daar nog de laatste twee basisemoties aan toe: verrassing en afkeer. Vandaag ontvangen de leerlingen een overzicht van alle 6 basisemoties en leren ze deze in zichzelf te herkennen. Dat is nodig omdat media continu een beroep doen op onze emoties. Door kinderen bewust te maken van dit proces, kunnen wij hen ook emotieregulatie aanleren, waardoor zij zich minder snel laten meeslepen door hun aangesproken emoties, waardoor zij weerbaarder worden.

➢ Benodigdheden:

Beeldmateriaal 4.3 Actieboekje 4.3

Stickervel: blij verdrietig, boos, bang, verrassing, afkeer. Handleiding ‘Bodyscan’

A. Inleiding

5 minuten.

➢ Geef aan dat deze les over gevoel gaat. ‘Soms voel je je blij, soms voel je je verdrietig, boos of bang. Ook als je naar de televisie of een film kijkt, of als je achter de computer zit of naar je tablet of telefoon kijkt. Het kan ook zijn dat de filmpjes je verrassen. Of je ziet filmpjes die écht niet bij je passen. Misschien wil je het wel helemaal niet zien; dan voel je afkeer.’

o Vraag aan de kinderen wanneer, in welke situatie, zij zich wel eens zo voelen? o Waar voelen zij dat dan in hun lichaam? Hoe merk je het?

o Vraag dat voor elke van de 6 emoties.

B. Denk-pauze: Bodyscan

10 minuten.

➢ We gaan nu eerst even niet nadenken, maar voelen, want voelen is net zo belangrijk als nadenken. Om goed te kunnen voelen, doen we allemaal even onze ogen dicht. We gaan één minuut stil zijn en even onze aandacht richten op onszelf. We doen dat met de Bodyscan.

➢ De Bodyscan is een begeleide Denk-pauze, waarin de leerkracht de leerlingen in één minuut stilte zegt waar zij hun aandacht op moeten vestigen. Zie voor ondersteuning de Handleiding Bodyscan onder ‘Benodigheden’ op de website.

➢ Stel na afloop de volgende vragen:

o Wat voelde jij op dit moment? Voel je je bijvoorbeeld blij of verdrietig, of iets anders? o Waar in je lichaam voelde jij dat gevoel?

Handleiding Groep 4 Les 3

Welk gevoel krijg jij bij de berichten?

(6)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 6

C. Wat doen de volgende beelden met jou?

20 minuten.

➢ Deel Actieboekje 4.3 uit en deel de stickervellen uit. Op het actieboekje staan 6 lege gezichtjes. De leerlingen gaan eerst elk gezichtje zelf invullen met de juiste emotie. Vraag de klas achtereenvolgens blij, verdrietig, boos, bang, verrassing en afkeer in het actieboekje te tekenen. Laat hen de gezichten eerst eens voor doen aan elkaar. Hoe ziet jouw gezicht eruit als je jezelf zo voelt? Teken dan het gezicht in het Actieboekje 4.3.

➢ Laat de kinderen daarna kijken naar Beeldmateriaal 4.3. Dit zijn beelden die een beroep doen op de basisemoties. Ga niet al het materiaal in één keer af, maar neem na elke afbeelding of video de tijd om de leerlingen een minuut hun ogen te laten sluiten, zodat zij goed kunnen nagaan wat een beeld met hen doet.

➢ Vraag de kinderen de sticker van het juiste gevoel te plakken bij het cijfer van het bericht in het actieboekje 4.3.

➢ Vraag na elk voorbeeld een aantal kinderen het gevoel toe te lichten, door te vragen: o Wat voelde je bij het afbeelding of bij de video?

o Waar in je lichaam voelde je dit?

(7)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 7 Om een bewustzijn te krijgen van de tijd die gespendeerd wordt aan media, wordt de leerlingen gevraagd in te schatten hoe lang zij met iets bezig zijn.

➢ Benodigdheden:

Actieboekje/Thuisopdracht 4.4 Ouderbrief 4.4

A. Inleiding: Groepsgesprek

10 minuten.

➢ Als inleiding op de opdracht in het tweede deel van de les maken de leerlingen klassikaal wat inschattingen van de tijd dat een bezigheid duurt. Stel de leerlingen de volgende vragen:

o Hoe lang duurt het om naar school te lopen of fietsen? o Hoe lang duurt de pauze?

o Hoe lang duurt een uur? o Hoe lang duurt een dag?

B. Schat de tijd in!

15 minuten.

➢ Deel Actieboekje/Thuisopdracht 4.4 uit.

➢ In Actieboekje/Thuisopdracht 4.4 staan dagelijkse en media-gerelateerde activiteiten met bijbehorende afbeeldingen. Naast de afbeeldingen is de ruimte om op te schrijven hoe lang iets duurt. Laat de leerlingen het actieboekje invullen door bij elk onderdeel de tijd in te schatten.

➢ Bespreek klassikaal de verschillende antwoorden. Vertel de klas dat ze zelf precies kunnen controleren of hun inschattingen juist zijn. Gebruik thuis een stopwatch, horloge of andere klok om bij te houden hoe lang elke activiteit duurt. Ouders kunnen hierbij helpen: deel bij deze les daarom Ouderbrief 4.4 uit en laat de kinderen thuis hun eigen antwoorden checken met behulp van ouders/verzorgers.

➢ Sluit de les af.

Handleiding Groep 4 Les 4

Hoe schat jij de tijd in?

(8)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 8

Dit is de eerste les in informatievaardigheden. Leerlingen leren aan de hand van een aangereikte bron betrouwbare en nuttige informatie te zoeken en deze te verwerken.

Benodigdheden:

Beeldmateriaal 4.5 Actieboekje 4.5

A. Inleiding:

10 minuten.

➢ ‘Vandaag leren we informatie te zoeken. Er zijn allerlei manieren om informatie te vinden – in boeken, op websites, in tijdschriften of in filmpjes. Maar niet alle informatie is altijd juist of betrouwbaar. Bijna iedereen kan zomaar teksten op het internet plaatsen. We gaan vandaag eens kijken hoe je juiste informatie zoekt en herkent.’

B. Informatiespel:

20 minuten.

➢ In het Beeldmateriaal 4.5 zijn verschillende bronnen gegeven. Onder de afbeeldingen staat de link van de bron vermeld. U kunt de link aanklikken om de bron groot in beeld te krijgen. In Actieboekje 4.5 worden de bronnen in het klein weergegeven.

➢ Laat de klas de eerste bron zien. In het actieboekje wordt er achtereenvolgens antwoord gegeven op de vragen:

o Bron 1: Ik wil weten wat de spelregels zijn van Halli Galli. Is deze bron bruikbaar? o Bron 2: Ik wil iets interessants lezen over de planeet Saturnus. Is deze bron bruikbaar? o Bron 3: Ik ben online op zoek naar het laatste nieuws voor kinderen. Is deze bron bruikbaar? o Bron 4: Ik wil iets grappigs lezen. Is deze bron bruikbaar?

o Bron 5: Ik zoek het recept van een vlaflip. Is deze bron bruikbaar?

➢ Geef de klas de tijd om de vragen in te vullen voor er wordt doorgegaan naar de volgende bron.

➢ Wanneer alle bronnen aan de orde zijn geweest en de klas de antwoorden heeft opgeschreven in het actieboekje, worden de antwoorden vergeleken. Pak de bronnen er nog eens bij en overleg klassikaal wat de juiste antwoorden zijn. Leerlingen presenteren om beurten hun eigen antwoorden voor de klas.

Handleiding Groep 4 Les 5

Hoe zoek en vind ik informatie?

(9)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 9 ➢ De goede antwoorden zijn:

o Bron 1: Ja, deze bron is bruikbaar. Het is de juiste gebruiksaanwijzing van het spelletje Halli Galli. Deze gebruiksaanwijzing is te vinden op de site van de spelletjesfabrikant zelf. (999 Games)

o Bron 2: Nee, deze bron is niet bruikbaar. In het nieuwsberichtje op de site van Kidsweek gaat het

over Pluto, niet over Saturnus.

o Bron 3: Ja, deze bron is bruikbaar. Op de site van het Jeugdjournaal is altijd het actuele nieuws voor kinderen te vinden.

o Bron 4: Ja, deze bron is bruikbaar. Dit is een stripje op de achterkant van de Donald Duck, bedoeld om te vermaken.

o Bron 5: Ja, ook de laatste bron is bruikbaar. De site van Allerhande Kids laat vele recepten zien die makkelijk te maken zijn voor kinderen. Deze bron gaat inderdaad over de Vlaflip.

C. Online les

10 minuten.

➢ Bij het vinden van bruikbare informatie is het belangrijk om een onderscheid te kunnen maken tussen feitelijke informatie en reclame. De kinderen kunnen dit op een speelse manier online oefenen met het volgende online spel: http://reclamewijs.ugent.be/skate/game/reclame-quiz

Probeer het spelletje klassikaal uit via het digibord of laat de kinderen thuis oefenen.

➢ Sluit de les af.

Opmerking: We doen ons uiterste best om de weblinks bij te houden, zodat alle websites en filmpjes die u in het Nationaal Media Paspoort materiaal vindt up to date zijn. Mocht u een verandering of een

foutmelding bij een weblink vinden, wilt u ons dit dan z.s.m. melden? Dan ondernemen wij actie. Alvast bedankt voor uw medewerking! Mailt u naar: academie@mediaenmaatschappij.nl o.v.v. Foutmelding Paspoort

(10)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 10 Deze les gaat over de openbaarheid van persoonlijke gegevens. Leerlingen leren na te denken over wat anderen over hen (mogen) weten.

Benodigdheden:

Actieboekje 4.6

A. Inleiding:

10 minuten.

➢ Leg uit aan de klas dat we eens gaan kijken wat iemand anders binnen of buiten de klas allemaal over je weet. Sommige dingen weet je alleen zelf, zoals je eigen wachtwoord. Andere dingen weet iedereen, zoals je haarkleur of je naam. Vraag als inleiding op het actieboekje de volgende vragen:

o Wat weet iedereen over je? o Wat weet je alleen zelf?

B. Combinatiespel: wat weten anderen over jou?

15 minuten.

➢ Deel Actieboekje 4.6 uit en deel de klas op in duo’s. Samen maken de leerlingen het combinatiespel. Op de linkerzijde is een aantal plaatjes te zien. Deze plaatjes staan voor de dingen die anderen over jou kunnen weten. Deze plaatjes worden op de rechterzijde met lijntjes verbonden met de mensen die deze informatie mogen weten. Bijvoorbeeld: vrienden mogen weten wat jouw adres is. Laat de leerlingen de lijnen trekken, zoals zij dat zien. Alles is goed, want niet iedereen heeft hetzelfde idee over privacy.

C. Denk-pauze:

5 minuten.

➢ Ik stel jullie nu een aantal vragen en wil graag dat jullie bij jezelf nagaan hoe het voor jou voelt. Om goed te kunnen voelen, gaan we zo weer even één minuut stil zijn en onze aandacht richten op onszelf door allemaal even onze ogen dicht te doen.

➢ Stel de klas dan één voor één de volgende vragen en start daarna steeds een Denk-pauze van één minuut: o Hoe zou het voor jou zijn als mensen online weten waar je woont?

o Wat voel je daarbij?

o Waarom is het belangrijk voor je dat niet iedereen alles over je weet? o Hoe ga je ervoor zorgen dat niet iedereen alles over je weet?

➢ Bespreek klassikaal de uitkomsten en verschillen van het combinatiespel.

➢ Sluit de les af.

Handleiding Groep 4 Les 6

Wat weten anderen over jou?

(11)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 11 In deze laatste les voor groep 4 leren leerlingen te voelen wanneer ze hulp nodig hebben. Tevens formuleren ze een eigen motivatie en strategie rond hulpvragen. Dat is een belangrijk onderdeel van het Nationale Media Paspoort programma. In plaats van te vertellen wat kinderen wel of niet moeten doen online, vragen wij hen zelf na te denken waarom het voor hen belangrijk is om de hulp te krijgen die zij nodig hebben (de Motivatie – Waarom?) . Daarna stellen wij hen de strategievraag: Wat doe je als je hulp nodig hebt? Hoe zorg je dat je de hulp krijgt die je nodig hebt? (de Strategie – Hoe?). Op deze manier laten we kinderen zelf hun eigen gewenste gedrag kiezen.

Benodigdheden:

Beeldmateriaal 4.7 Actieboekje 4.7

A. Inleiding:

10 minuten.

➢ Vertel klassikaal dat iedereen wel eens hulp nodig heeft. Bijvoorbeeld wanneer een kind op school iets niet goed begrijpt of wanneer er een ongelukje is gebeurd en juf of meester een pleister moet plakken. Het is ook belangrijk te herkennen wanneer een ander hulp nodig heeft, zodat je zelf kunt helpen. Vraag klassikaal:

o Wanneer had je voor het laatst hulp nodig? o Hoe voelde je dat je hulp nodig had? o Wat deed je toen?

B. Hulp nodig en Denk-pauze

20 minuten.

➢ Deel Actieboekje 4.7 uit. Hierop staan verschillende situaties waarin iemand hulp nodig heeft. Laat de leerlingen steeds een afbeelding bekijken en geef het daarna steeds een Denk-pauze: de kinderen krijgen steeds een minuut de tijd om zich, met hun ogen dicht, te verplaatsen in de situatie.

➢ Stel dat jij je in deze situatie bevindt. Vervolgens bedenken de leerlingen voor zichzelf: o Wat voel je in deze situatie?

o Waar voel je dat?

o Zou je hulp nodig hebben? o Aan wie zou je hulp vragen?

➢ In het actieboekje is er ruimte om de antwoorden op voorgaande vragen op te schrijven. Herhaal de denkpauze bij elk plaatje en laat de leerlingen de actieboekjes invullen.

Handleiding Groep 4 Les 7

Waar en wanneer heb je hulp nodig?

(12)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 12 ➢ Op de afbeeldingen zijn de volgende situaties te zien: een kat in een boom, een vuurtje in de barbecue,

een grote pestkop en een slachtoffer, een zakkenroller, een leerling die moeite heeft met de som en een zwemmer in nood.

➢ Vervolgens gaat de klas alvast even oefenen met het formuleren van een eigen motivatie (Waarom?) en strategie (Hoe?). In de volgende groepen zullen zij deze bij elke les gaan formuleren, om de intrinsieke motivatie van leerlingen te stimuleren. Lees voor meer informatie over de motivatie en strategie onder de knop ‘Kennismaking’ op de website www.nationaalmediapaspoort.nl.

➢ Stel klassikaal de volgende vragen:

➢ Als eerste de motivatievraag: (Waarom?)

o Waarom is het voor jou belangrijk de hulp te krijgen die je nodig hebt?

➢ En dan de strategievraag: (Hoe?)

o Wat doe je als je hulp nodig hebt? Hoe zorg je dat je de hulp krijgt die je nodig hebt?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

AMHS: Adult Mental Health Services; CAMHS: Child and Adolescent Mental Health Services; CI: Chief Investigator; cRCT: Cluster Randomised Controlled Trial; CSRI: Client Service

Nearly half of the female amateur players (40%) sustained HGI in the previous season, which is similar to injury rates found in a Norwegian survey study in elite female players

Orgasm induced torsades de pointes in a patient with a novel mutation with long-QT syndrome type 2: a case report.. Henk-Jan Boiten 1,2 *, Lucia Baris 3 , and

Marital status differences (Δ) in the probability (%) of institutional long-term care (LTC) according to proximity to death (or end of the study period for survivors) and by gender

Ingevolge het wetsvoorstel blijven niet-aangewe- zen belangenbehartigers procespartij en vervullen zij mogelijk een nuttige – aanvullende – toezicht- houdende taak, maar

De wortels welke +_ 3 weken voor het inkuilen waren gerooid en met het blad op ronde hopen waren gezet, vertoonden echter een vrij ernstige rotaantasting,

Bij de nieuwe techniek van celkerntransplantatie is een kind dus niet langer volledig de vrucht van twee ouders, maar voor een piepklein deeltje ook van een vrouwelijke donor.

Het fietspad is ook zo smal – en door de bochten onoverzichtelijk - dat het gevaarlijk is voor fietsers, voor bewoners die hun erf op of af willen en al helemaal onverantwoord voor