• No results found

Een ongekende ramp, of slechts een vervelend griepje? Hoe de vier grootste Nederlandse kranten de coronacrisis hebben geframed    

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een ongekende ramp, of slechts een vervelend griepje? Hoe de vier grootste Nederlandse kranten de coronacrisis hebben geframed    "

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een ongekende ramp, of slechts een vervelend

griepje?

Hoe de vier grootste Nederlandse kranten de

coronacrisis hebben geframed

Anne Holleman

Begeleider: Dr. Eline Huiberts

Tweede lezer: Dr. Pauline van Romondt Vis 14 februari 2021

Masterscriptie Media & Journalistiek – UvA Aantal woorden: 19.617

(2)

Inhoudsopgave

JOURNALISTIEK VERSLAG 4

1. INLEIDING 6

VERANTWOORDING 7

WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE 7

MAATSCHAPPELIJKE EN JOURNALISTIEKE RELEVANTIE 7

VERANTWOORDING CORPUS 9

2. THEORETISCH KADER 10

FRAMINGTHEORIE 10

§2.1FRAMING GEDEFINIEERD 10

§2.2GENERIEKE FRAMES 11

§2.3PANDEMIE-SPECIFIEKE FRAMES 14

§2.4EPISODISCH OF THEMATISCH? 16

MEDIA EN PANDEMIEËN 17

§2.5HOE MEDIA OP PANDEMIEËN REAGEREN 17

§2.6MEDIA EN DE ROL VAN CRISISCOMMUNICATIE 19

§2.7REFLECTIE OP DE LITERATUUR 20

3. METHODE 22

§3.1INDUCTIEVE KWALITATIEVE ANALYSE 22

§3.2HOE DE FRAMES GERECONSTRUEERD ZULLEN WORDEN 23

§3.3BEGINSELEN UIT GROUNDED THEORY 24

4. RESULTATENSECTIE 25 4.1DE GEVONDEN FRAMES 25 HET ONZEKERHEIDSFRAME 25 HET ANGST- EN VERDRIETFRAME 27 HET ERNSTIGHEIDSFRAME 30 HET ONTWRICHTINGSFRAME 31

(3)

HET GERUSTSTELLINGSFRAME 33

HET SAAMHORIGHEIDSFRAME 36

4.2ONTWIKKELING VAN DE FRAMES DOOR DE TIJD HEEN 38

MAART 2020 38

APRIL 2020 39

MEI 2020 40

4.3HOE DE FRAMES TUSSEN DE KRANTEN VERSCHILLEN 41

ALGEMEEN DAGBLAD 41

NRCHANDELSBLAD 42

TELEGRAAF 43

VOLKSKRANT 44

VERGELIJKING TUSSEN DE KRANTEN 45

5. CONCLUSIE EN DISCUSSIE 46

CONCLUSIE 46

DISCUSSIE 49

LINK MET DE PANDEMIESPECIFIEKE EN GENERIEKE FRAMES 49

LINK MET CRISISCOMMUNICATIE 51

BEPERKINGEN ONDERZOEK 52

MOGELIJKHEDEN VERVOLGONDERZOEK 53

LITERATUUR 54

THEORETISCHE LITERATUUR 55

(4)

Journalistiek verslag

De coronacrisis zal nog lange tijd het ritme van het dagelijks leven bepalen. Niet alleen zijn op het moment van schrijven, februari 2021, alle winkels, sportscholen, en horecagelegenheden gesloten, ook vult ‘corona’ als onderwerp nog dagelijks de kranten, talkshowtafels en journaaluitzendingen. Het nieuws gaat over nieuw opgedoken varianten van het virus, maatregelen die worden aangescherpt of juist weer worden versoepeld. Deze tv-uitzendingen trekken veel aandacht. Zo berichtte NRC Handelsblad dat de persconferenties van Mark Rutte en Hugo de Jonge in 2020 gemiddeld zo’n 7 miljoen kijkers trokken. Ook keken Nederlanders in 2020 langer en meer naar nieuwsprogramma’s dan het jaar ervoor (Takken, 2020).

De populariteit van geschreven online nieuws is sinds de coronacrisis ook gegroeid: volgens NRC Handelsblad trokken de twaalf grootste nieuwssites in het voorjaar van 2020 zelfs meer Nederlandse bezoekers dan Facebook (Kist, 2020). NRC Handelsblad, De Volkskrant en Trouw hebben bekendgemaakt dat ze in maart ‘duizenden nieuwe abonnees’ hebben binnengehaald (Kist, 2020).

Van een nieuwsonderwerp dat door heel Nederland op de voet gevolgd is, is het waardevol om te onderzoeken hoe het is geframed. Hoe is de coronacrisis in beeld gebracht? Welke aspecten van de crisis kregen extra aandacht, en welke werden buiten beschouwing gelaten?

Op 1 mei 2020 publiceerde het Reformatorisch Dagblad een artikel waarin framing-expert Sarah Gagestein enkele opmerkingen maakte over de framing van de coronacrisis (Roukema, 2020). Hierbij focuste zij zich op het metafoorgebruik in verschillende landen. Zo zouden Amerika, China en Frankrijk de crisis hebben geframed als een oorlog en strijd. Dit zou kunnen verklaren waarom Amerikanen in maart ‘massaal wapens insloegen’, zegt zij. Nederlandse politici, aldus Gagestein, deden niet aan dramatische metaforen. Bij ons stond de ‘watermetafoor’ centraal: het virus is als een golf die ons dreigt te overspoelen, maar waartegen we ons wel kunnen wapenen. Volgens deze metafoor moeten we solidair zijn met elkaar en samenwerken (Roukema, 2020).

Hoewel dit artikel interessante observaties bevat over de framing van de coronacrisis, en de gevolgen die deze framing zou kunnen hebben voor de houding van een bevolking, blijft het bij gissen. Er is geen sprake van een systematische frame-analyse. Daartoe dient dit onderzoek. In dit onderzoek is de framing van het NRC Handelsblad, De Volkskrant, het Algemeen Dagblad en de Telegraaf onderzocht. De onderzochte periode betrof de maanden waarin de coronacrisis in Nederland oplaaide: maart, april en mei 2020. Nu is de coronacrisis als nieuwsonderwerp ingeburgerd, maar destijds was het virus nog nieuw. Politici,

(5)

journalisten en burgers wisten nog niet welke betekenis ze aan het virus moesten geven. In deze drie maanden is deze betekenis duidelijker geworden. Hierin hebben kranten en hun framingtechnieken een belangrijke rol gespeeld.

Uit dit onderzoek blijkt dat er door kranten vooral gebruik werd gemaakt van zes frames, waarvan vier negatief en twee positief. Dit zijn het onzekerheidsframe, angst- en verdrietframe, ontwrichtingsframe, ernstigheidsframe, geruststellingsframe en het saamhorigheidsframe. Alle kranten gebruikten vooral de negatieve frames, wat te verwachten is bij een negatieve ontwikkeling als een wereldwijde pandemie. Wel zijn er grote verschillen te zien in hoe die negativiteit werd benadrukt. Zo legde het AD meer nadruk op de angst en het verdriet die met de crisis gepaard gingen, en benadrukte de NRC de ontwrichtende werking die de crisis had op het zorgsysteem. Ook compenseerden sommige kranten hun negatieve frames met positieve frames, en anderen nauwelijks. De Telegraaf zette geregeld een hoopvol of geruststellend bericht tegenover de verhalen over verlies en onzekerheid; de Volkskrant deed dit in veel mindere mate.

Van grote instituties mag verwacht worden dat ze in crisis een gedegen en gepaste manier van communicatie hanteren. Denk hierbij aan het goed afwegen van risico’s, het geven van concrete adviezen en het niet onnodig aanjagen van angst. Die verantwoordelijkheid geldt ook voor landelijke media. Daarom zijn in dit onderzoek de uitgangspunten voor crisiscommunicatie vergeleken met de manier waarop kranten daadwerkelijk hebben bericht. Hiermee kunnen weliswaar geen algemene uitspraken gedaan worden over of kranten wel of niet juist bericht hebben over de coronacrisis, maar de uitkomsten van dit onderzoeken dienen hiertoe wel als fundamentele eerste stap.

(6)

1. Inleiding

De coronacrisis is actueler dan ooit en daarom onderwerp van veel wetenschappelijk onderzoek. Zo is er het afgelopen jaar veel onderzoek gedaan naar de werking van het virus zelf (Hotez, 2020; Garcia Salido, 2020; Waddington en Gordon, 2020), maar ook naar de rol van het coronavirus in de maatschappelijke context (Shi en Yaroschchuk, 2020; Bitzer, 2020). Onderzoekers uit het veld van media en journalism studies haken enthousiast bij dit onderzoek

aan. Zij leggen vooral de focus op welke boodschappen de nationale media geven in hun berichtgeving over het coronavirus (Wormer, 2020; Gever en Ezeah, 2020; Brunt en Nelligan, 2020)

Een belangrijk mechanisme dat hierin meespeelt is framing: het selecteren van bepaalde aspecten van de realiteit op een manier die een probleem op een bepaalde wijze definieert, hiervan een oorzaak aanwijst en/of hierover een moreel oordeel velt (Entman, 1993, p.52). Middels dit proces van framing komt naar voren hoe een probleem in de maatschappij betekenis en impact krijgt, en soms ook hoe het opgelost dient te worden (Entman, 2003, p. 417). Framing is dus van grote invloed op hoe het publiek een probleem beschouwt en zij ermee omgaat (Thomas et al, 2020). Daarbij blijken lezers nog sterker beïnvloed te worden door journalistieke frames als ze zelf nog weinig kennis hebben over het desbetreffende onderwerp (Zaller, 1992; Shan et al., 2020), waardoor het aannemelijk is dat de nieuwsframes over de coronacrisis een sterke invloed hebben gehad op het Nederlandse publiek.

Over de framing van de coronacrisis zijn al meerdere onderzoeken verschenen, maar deze waren vooral kwantitatief van aard (Nwakpu et al., 2020; Ogbodo et al., 2020). In een corpus van duizenden nieuwsartikelen werden in deze onderzoeken algemene, vaak al bestaande frames ontdekt. Ook richtten deze onderzoeken zich vaak op een eerdere fase in de uitbraak van het virus en hadden ze geen betrekking op de Nederlandse media (Nwakpu et al., 2020; Ogbodo et al., 2020).

In dit onderzoek zal een kwalitatieve frame-analyse worden uitgevoerd van een kleiner corpus van nieuwsartikelen uit de periode maart, april en mei 2020. Op die manier worden hopelijk nieuwe frames ontdekt die de bestaande theorie kunnen verrijken. Ook zal hiermee onderzocht worden hoe de Nederlandse media betekenis geven aan het virus, pandemieën en crises. Tot slot wordt onderzocht hoe die betekenis verschilde tussen de vier verschillende kranten. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Hoe is de coronacrisis door vier Nederlandse kranten geframed gedurende de maanden maart, april en mei 2020?

(7)

Voor het beantwoorden van deze onderzoeksvraag zijn drie onderstaande deelvragen relevant.

1. Welke verschillende frames werden er vanaf maart tot en met mei gebruikt in de Volkskrant, de NRC, de Telegraaf en het AD in de berichtgeving over de coronacrisis?

2. Hoe veranderden die frames gedurende de crisis? 3. Hoe verschilden die frames bij de kranten onderling?

Verantwoording

Wetenschappelijke relevantie

Er is naar aanleiding van eerdere virusuitbraken al framingonderzoek gedaan naar berichtgeving over pandemieën (Cortiñas-Rovira et al., 2015; Pan & Meng, 2016) en ook over de framing van de coronacrisis zijn al onderzoeken gepubliceerd (Thomas et al., 2020; Poirier et al., 2020). Zoals eerder beschreven waren deze onderzoeken echter kwantitatief van aard. Er werd dus gekeken naar hoe bestaande sets van frames terugkwamen in de berichtgeving over pandemieën. Ik zal in dit onderzoek gebruik maken van een kwalitatieve framinganalyse. Hiermee hoop ik, naast de vijf bekende hoofdframes uit onderzoek van Semetko en Valkenburg (2000), ook nieuwe frames in de tekst te ontdekken. Ik verwacht hiermee een bijdrage te kunnen leveren aan de kennis over framingtheorie, bijvoorbeeld door frames te reconstrueren waarop met kwantitatief vervolgonderzoek voortgeborduurd kan worden.

Er zijn overigens wel enkele onderzoeken over de coronacrisis verschenen waarin nieuwe frames werden ontwikkeld. Deze onderzoeken waren echter niet gericht op Nederlandse media, maar bijvoorbeeld op media uit Engeland, de VS of Frankrijk (Ogbodo et al., 2020). De frames die journalisten gebruiken zijn echter sterk cultuurafhankelijk (Entman, 1993; Brick et al., 2016), dus het is nuttig om ook framingonderzoek toe te passen binnen de specifieke Nederlandse context. Als blijkt dat de gebruikte frames in Nederland aanzienlijk verschillen van die in onze buurlanden, kan ons dat inzicht geven in hoe specifiek de Nederlandse journalistiek zich verhoudt tot crises, gezondheid en ziekte.

Maatschappelijke en journalistieke relevantie

Dit onderzoek is relevant op zowel journalistiek als maatschappelijk niveau. Dit komt doordat journalisten een grote invloed hebben op hoe problemen door het publiek worden beschouwd, en hoe het publiek op deze problemen reageert (Druckman, 2001; Nelson, 1999). Hiermee oefenen journalisten ook invloed uit op de uiteindelijke politieke besluitvorming (Mintz en

(8)

Redd, 2003; Nelson, 2019). De kans is dus groot dat de framing van de coronacrisis in de veelgelezen kranten uiteindelijk invloed heeft gehad op hoe de samenleving de crisis heeft beleefd en op hoe de politiek op de crisis heeft gereageerd. Hierom loont het zich om bloot te leggen wat deze framing precies inhield.

Onzekerheid en stress zijn kenmerkend voor tijden van crisis, en juist in deze periodes groeit in de maatschappij de behoefte aan een gedegen en heldere nieuwsvoorziening (Reynolds & Quinn, 2008). Journalisten hebben in tijden van crisis dus extra veel invloed op de publieke opinie (Poirier et al., 2020). Niet alleen door de toon die ze aanslaan en de onderwerpen die ze kiezen, maar ook door hoe zij deze onderwerpen framen.

Zo zaaien sommige frames verdeeldheid in de samenleving (Bitzer, 2020), terwijl dit naar alle waarschijnlijkheid in veel gevallen niet de bedoeling is van de journalist. Journalisten gebruiken frames dikwijls onbewust, terwijl zij denken dat ze volledig objectief zijn (Boesman en Van Gorp, 2017). Hierin zit dus een zeker spanningsveld dat het waard is om te onderzoeken. Als uit dit onderzoek blijkt dat bovenstaande frames bovengemiddeld vaak gebruikt zijn, biedt dit journalisten de kans om, waar nodig, koers te wijzigen en te kiezen voor een manier van framing die polarisering voorkomt.

Dit onderzoek kan dus een bijdrage leveren aan de journalistiek, maar biedt ook maatschappelijk inzicht. Het effect van frames is namelijk vaak terug te zien in de maatschappij. Als een groot aantal lezers dezelfde houding aanneemt na een bepaald frame te hebben geconsumeerd, kan dit op grote schaal doorsijpelen in de politieke besluitvorming en collectieve beslissingen (De Vreese, 2005).

De impact van dit onderzoek op het maatschappelijk vlak blijft echter beperkt. Dit onderzoek heeft immers als doel om gebruikte frames te onderzoeken, maar niet om de impact ervan bloot te leggen. Om er echt achter te komen welk sentiment er in de maatschappij heeft gespeeld tijdens de coronacrisis, zou deze inhoudsanalyse opgevolgd moeten worden door een onderzoek waarin de framing effects worden gemeten (de Vreese, 2005). Dit zou bijvoorbeeld

(9)

Verantwoording corpus

Zoals beschreven beslaat dit onderzoek de tijdsperiode maart 2020 tot en met mei 2020. Er is voor deze afbakening gekozen omdat de berichtgeving in de eerste periode van een crisis van grote invloed is op het verdere verloop van die crisis (Ogbodo et al., 2020, p. 258). Hoe een crisis in deze periode geframed wordt, legt namelijk de basis voor de publieke perceptie van een crisis en bepaalt dus ook voor een groot deel hoe wij er als maatschappij mee om gaan en later op terug zullen kijken (Kim, 2016; Cho en Gower, 2006).

Er is voor bovenstaande vier kranten gekozen omdat dit de vier meest gelezen kranten van Nederland zijn (SVDJ, 2018). In een onzekere periode als de coronacrisis wordt de

behoefte van lezers aan betrouwbare en heldere informatie groter. Dit verklaart de stijging van het aantal (digitale) abonnees en websitebezoeken voor bovenstaande kranten in maart 2020 (SVDJ, 2020). Met de keuze voor deze vier kranten wordt dus een groot deel van de informatievoorziening behandeld.

(10)

2. Theoretisch kader

Framingtheorie

Dit theoretisch kader bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden verschillende aspecten van framingtheorie beschreven, omdat deze theorie aan de basis van dit onderzoek ligt. Allereerst zal framing gedefinieerd worden, om zo helder te krijgen welke concepten gehanteerd zullen worden. Daarna zal een belangrijk proces binnen framingtheorie uitgelicht worden en worden twee soorten frames van elkaar onderscheiden. Vervolgens wordt beschreven welke frames er in eerder onderzoek al zijn ontdekt, en hoe deze frames in relatie staan tot dit onderzoek. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene nieuwsframes en frames die specifiek van toepassing zijn op pandemieën.

§2.1 Framing gedefinieerd

Framing is ‘het selecteren van specifieke aspecten van een waargenomen realiteit zodat een bepaalde definitie van een probleem benadrukt wordt, een bepaalde causale interpretatie gesuggereerd wordt, een moreel oordeel wordt gegeven en/of een oplossing wordt geboden’ (Entman, 1993, p. 52). Een frame benadrukt dus welke aspecten belangrijk zijn aan een probleem, en hoe de ontvanger een probleem moet begrijpen.

Frames komen naar voren door het gebruik van bepaald(e) sleutelwoorden, slagzinnen, stereotyperingen, afbeeldingen, brongebruik of terugkerende (clusters van) zinnen (Entman, 1993). Dit worden ook wel signifying elements genoemd, waarmee bepaalde ideeën naar voren

worden geschoven en het publiek wordt aangemoedigd die ideeën op een specifieke manier te verwerken (Pan en Kosicki, 1993, p. 56).

Een belangrijk proces dat ten grondslag ligt aan framingtheorie is frame building (De

Vreese, 2005, p. 52). Frame building gaat over hoe journalisten een bepaald frame vormen, een

proces dat zowel wordt beïnvloed door interne processen (bijvoorbeeld de normen en waarden op een nieuwsredactie) als externe factoren (bijvoorbeeld politieke beslissingen). Uit dit proces van frame building komen uiteindelijk frames voort (De Vreese, 2005). Het ontdekken van

deze frames is het doel van dit onderzoek. Hoewel hiermee niet direct aangetoond kan worden hoe die frames zich vertalen naar de publieke opinie, kan wel worden aangenomen dat “frames die het nieuws domineren, ook het publiek domineren” (D’Angelo, 2002, p. 876).

Tot slot is er nog een belangrijk onderscheid te maken tussen episodische nieuwsframes en thematische nieuwsframes (Iyengar, 1994). Episodische nieuwsframes richten zich op individuele problemen en concrete gebeurtenissen; thematische nieuwsframes plaatsen een

(11)

probleem binnen een context van al langer lopende ontwikkelingen (Iyengar, 1994). Hieruit volgt dat de verantwoordelijkheid voor bepaalde problemen bij episodische nieuwsframes veelal bij het individu wordt gelegd, en bij thematische frames vaker bij overkoepelende instituties, de maatschappij of de overheid (Iyengar, 1994). Iyengar ontdekte dat nieuwsmedia vooral gebruikmaken van episodische nieuwsframes, ‘waardoor gebeurtenissen vooral op zichzelf leken te staan en geen onderdeel uitmaakten van een bredere sociale context’ (De Vreese, 2005, p. 56). In dit onderzoek zal dit onderscheid tussen frames ook gemaakt worden, om zo te ontdekken of het coronavirus en de pandemie als een gezamenlijk of individueel probleem werden beschouwd.

§2.2 Generieke frames

Hieronder worden de verschillende soorten frames beschreven die in eerdere frame-onderzoek zijn ontdekt en wordt toegelicht of en op welke manier ik deze frames in mijn onderzoek verwacht terug te vinden. Hoewel dit een kwalitatief onderzoek is, en er dus geen vooraf vastgestelde lijst aan frames gebruikt zal worden, is het wel nuttig om de bestaande frames te verkennen. De frames zullen niet kwantitatief gemeten worden, maar later wel worden gecontextualiseerd aan de hand van de gevonden resultaten.

Binnen de analyse van nieuwsframes komen twee categorieën voor: issue-specifieke frames en generieke frames (De Vreese, 2005). Issue-specifieke frames zijn frames die alleen

toepasbaar zijn op specifieke onderwerpen binnen het nieuws (De Vreese, 2005), bijvoorbeeld pandemieën. Deze pandemiespecifieke frames worden later beschreven.

Generieke frames zijn frames die toepasbaar zijn op een breed scala aan nieuwsonderwerpen (De Vreese, 2005), zoals armoede of crises in het algemeen. Ondanks dat de coronacrisis op zichzelf nieuw is, zijn crises rondom gezondheid en ziekte dat allerminst. Daarom zullen de generieke frames die Semetko en Valkenburg (2000) samen hebben gesteld ook voor dit onderzoek van nut zijn. Zij onderscheidden het conflictframe, human interestframe,

economische consequentieframe, moraliteitsframe en verantwoordelijkheidsframe (Semetko en Valkenburg, 2000).

Allereerst het conflictframe. Dit frame “benadrukt botsingen tussen individuen, groepen of instituties om de aandacht van het publiek te trekken” (Semetko en Valkenburg, 2000, p. 95). Hoewel verhalen over conflict snel de aandacht van de lezer trekken, kunnen zij ook het vertrouwen in politici en instituties ondermijnen (Capella en Jamieson, 1997). Ogbodo et al. noemen dit benadrukken van politieke spanningen tussen partijen ook wel het proces van politicisation (2020, p. 264). Deze politisering kan in het geval van een pandemie

(12)

contraproductief zijn, omdat hiermee de aandacht afgeleid raakt van de bestrijding van die pandemie. Een gezondheidscrisis wordt hiermee een politieke crisis (Ogbodo et al, 2020) waardoor de lezer zich geneigd kan voelen kamp te kiezen. Zo kan een gezamenlijk doel, zoals het bestrijden van een virus, uit het oog worden verloren. Als gevolg van dit mechanisme kan er ook een vijand gepersonaliseerd worden (Bitzer, 2020, p. 244). Het coronavirus is immers onzichtbaar en diffuus, en in een poging controle over het probleem te krijgen kan een meer tastbare boeman gekozen worden, bijvoorbeeld een politicus of een land (Bitzer, 2020).

Het tweede frame, het human interest frame, benadrukt een probleem vanuit een

emotionele hoek (Semetko en Valkenburg, 2000, p. 96), vaak aan de hand van een indrukwekkende persoonlijke ervaring van een individu of groep. Naast het benadrukken van conflict, is het shockeren of ontroeren van het publiek door het aanspreken van zijn of haar gevoelsleven een effectieve manier om aandacht te trekken. Dit frame zou passen bij artikelen waarin niet per se de pandemie zelf, maar de invloed ervan op de mens benadrukt wordt. Een voorbeeld hiervan is een uitgebreid, gedetailleerd verhaal van iemand die zelf met corona op de

intensive care heeft gelegen of een familielid aan het virus heeft verloren (Ogbodo et al, 2020, p.

260). Hierbij gaat het niet zozeer om het feit dat iemand corona heeft gehad, maar om de persoonlijke impact van de ervaring.

Ogbodo et al. (2020) wijzen op de negatieve gevolgen die een veelvuldig gebruik van dit frame kan hebben. Zo kan er bij gebruik van dit frame veel aandacht zijn voor de tragische verhalen, en weinig voor de hoopvolle nuance, zoals de ervaring van mensen die vrij gemakkelijk zijn hersteld van corona (Ogbodo et al., 2020, p. 261). Daarom vullen Ogbodo et al., in hun onderzoek naar framing van de coronacrisis in het Verenigd Koninkrijk, het human interest frame aan met een subframe: het ‘bangmakerij-frame’ (scaremongering frame) (2020, p. 258).

Hier tegenover plaatsen zij het ‘hoopframe’: hoopgevende berichten over bijvoorbeeld een dalend aantal besmettingen of verhalen van herstel (Ogbodo et al., 2020, p. 262). Bovenstaande frames vallen nog steeds onder het algemene human interest frame omdat ze zich richten op de

emotionele impact van een probleem.

Het derde dominante generieke frame is het economische consequentieframe, waarbij “een probleem wordt geëvalueerd op basis van de economische gevolgen die het heeft voor een individu, groep of institutie” (Semetko en Valkenburg, 2000, p. 96). Dit frame is weer onder te verdelen in twee subframes: het winst- en verliesframe (Ogbodo et al., 2020, p. 262). Het verliesframe spreekt in het geval van de coronacrisis voor zich, maar voor een minderheid heeft de crisis echter ook voor economische voorspoed gezorgd; bijvoorbeeld voor supermarktketens of bedrijven die desinfecteergel produceren. Grootschalige virusuitbraken gaan doorgaans

(13)

gepaard met economische consequenties (Brouwers et al., 2009; Jordà et al., 2020; Kartseva & Kuznetsova, 2020; McKibbin & Sidorenko, 2006), dus waarschijnlijk zal er door de Nederlandse media ook veel over deze economische gevolgen bericht zijn.

Het vierde frame is het moraliteitsframe (Semetko en Valkenburg, 2000), p. 96). Bij dit frame wordt de nadruk gelegd op bepaalde religieuze ideeën of algemene normen en waarden. Ogbodo et al. beschrijven de verschillende rollen die religie kan spelen in nieuwsverslaggeving over het coronavirus (2020). Religie kan een negatieve lading krijgen, bijvoorbeeld door de rol van kerkelijke bijeenkomsten in de verspreiding van het virus te benadrukken (Ogbodo et al., 2020). Tegelijkertijd kan ook de troostende uitwerking van religie worden belicht, bijvoorbeeld door pausen, rabbi’s of imams aan het woord te laten die het belang van compassie en mededogen benadrukken (Ogbodo et al., 2020). Het moraliteitsframe kan ook los staan van religieuze invloeden. Zo zou het coronavirus als reden kunnen worden aangegrepen om in de toekomst anders met onze natuur om te gaan. De link tussen de coronacrisis en de klimaatcrisis is immers al vaker gelegd (Altamimi & Ahmed, 2020; Engström et al., 2020; Hulme et al., 2020).

Het moraliteitsframe is volgens Neuman et al. (1992) wat omstreden omdat het zou indruisen tegen de journalistieke objectiviteit. Daarom nemen journalisten morele standpunten geregeld van externe bronnen over (Neuman et al., 1992). Op deze manier worden bepaalde ethische vraagstukken wel aangevoerd, maar niet ten koste van de neutraliteit van de journalist of het medium (Neuman et al., 1992).

Tot slot het verantwoordelijkheidsframe (Semetko en Valkenburg, 2000). Het frame dat sterke samenhang vertoont met het moraliteitsframe, want zodra de vraag wordt gesteld wat moreel juist is in een bepaalde situatie, rijst nagenoeg automatisch de vraag wie in lijn met die juiste waarden heeft gehandeld en wie niet. Binnen het verantwoordelijkheidsframe wordt gepoogd die vraag te beantwoorden. Niet alleen wordt hierbij gekeken wie een probleem heeft veroorzaakt, maar ook wie verantwoordelijk is voor de oplossing ervan (Semetko en Valkenburg, 2000, p. 96). Volgens An en Gower (2009) is het moraliteitsframe een veelgebruikt frame in crises die voorkomen hadden kunnen worden, omdat daarin een hoge mate van controle en intentie mogelijk wordt geacht (p. 111). De verspreiding van een virus kan door menselijk handelen teruggedrongen of versterkt worden (Ahmad et al., 2020). Om die reden worden het moraliteitsframe, en het soortgelijke verantwoordelijkheidsframe, in dit onderzoek verwacht.

De nieuwe frames die ontdekt zullen worden, kunnen ook nuances en aanvullingen zijn op de bovenstaande al breed geaccepteerde frames. Impactvolle crises, zoals de coronacrisis, zorgen geregeld voor polarisatie in de media en het publieke debat (Bitzer, 2020). Daarom

(14)

worden de frames verwacht waarin tweedeling wordt benadrukt, zoals het conflictframe, het verantwoordelijkheidsframe en het moraliteitsframe.

§2.3 Pandemie-specifieke frames

Uit eerdere frame-analyses naar mediaberichtgeving over pandemieën en gezondheidscrises zijn vier issue-specifieke frames naar voren gekomen die uitsluitend van toepassing zijn op

berichtgeving over gezondheidscrises. Dit zijn het new evidence frame, het severity and insecurity frame, het reassurance frame en het actieframe (Shih et al., 2008; Lee en Paik, 2017; Dan & Raupp,

2018). Hieronder worden deze vier frames daarom beschreven en in relatie gebracht met dit onderzoek.

Het eerste frame, dat voornamelijk in de opkomstfase van een gezondheidscrisis of pandemie voorkomt, is het new evidence frame (Lee en Paik, 2017). In dit frame wordt gerefereerd

naar nieuwe bevindingen rondom een ziekte, nieuwe manieren waarop een virus of bacterie zich blijkt te verspreiden en nieuw ontdekte genezingsmethoden en/of medicijnen (Shih et al., 2008). Media gebruiken in tijden van crisis vaak episodische frames, bijvoorbeeld door meer aandacht te schenken aan plotselinge gebeurtenissen dan aan langer durende ontwikkelingen (Bennett, 2001). Een medische doorbraak is een voorbeeld van zo’n acute gebeurtenis.

Een tweede manier waarop journalisten een gezondheidscrisis kaderen, is door het gebruik van het severity and insecurity frame (Lee en Paik, 2017). In dit frame wordt de nadruk

gelegd op het onzekere en ernstige karakter van een pandemie, waardoor ook de angst en onzekerheid van het publiek wordt aangewakkerd (Lee en Paik, 2017, p. 84). Dit wordt gedaan door te benadrukken dat er nog veel onduidelijk is over een ziekte, of door het aantal slachtoffers vaak aan te halen. De ernst van een pandemie kan ook benadrukt worden door gebruik van bepaalde metaforen, zoals ‘strijd’ of ‘oorlog’ (Koteyko et al., 2008). Deze metaforen zouden volgens Koteyko op een intuïtief niveau aansluiten bij de lezer, en complexe onderwerpen zo begrijpelijker maken (2008). Ook het severity and insecurity frame komt vaker in

de beginfase van een pandemie voor, simpelweg omdat journalisten in die fase nog in het duister tasten over wat nu precies de grootte van het probleem is (Ungar, 2008). Kenmerkend voor dit frame is daarom ook de verantwoordelijkheid die bij autoriteiten en experts wordt gelegd om meer duidelijkheid te brengen (Shih et al., 2008, p. 149).

Tegenover het severity and insecurity frame staat het derde frame: het reassurance frame (Shih

et al., 2008; Lee en Paik, 2017; Dan & Raupp, 2018). In dit frame wordt het publiek juist

(15)

en Paik, 2017) of wordt er benadrukt dat de situatie onder controle is (Shih et al., 2008; Dan & Raupp, 2018). Dit kan bijvoorbeeld met verhalen die benadrukken dat de overheid zich uitstekend heeft voorbereid (Shih et al., 2008, p. 149). Ook dit frame zou vooral gebruikt worden in de eerste fase van een pandemie om onrust te temperen. Zo kan bijvoorbeeld eventuele schade aan de economie voorkomen worden door het vertrouwen van de lezer hoog te houden (Griffin, Dunwoody en Gerhmann, 1995). In een crisis die als ernstig wordt ervaren, is een tegengeluid in de vorm van geruststelling een vorm van deframing of counterframing (Feagin,

2013). Dit is een proces waarbij alternatieve frames van nieuwsgebeurtenissen worden gemaakt en alternatieve geluiden worden toegevoegd aan het discours (Feagin, 2013).

Volgens Jung et al. (2012) worden zowel het severity and insecurity frame als het reassurance frame in pandemieën nauwelijks gebruikt als journalisten snel toegang hebben tot kwalitatief

goede informatie, zoals statistieken en andere data. In dit geval zou er immers een accurate afweging van het risico gemaakt kunnen worden, en is zowel overdrijving als bagatellisering niet nodig (Jung Oh et al, 2012, p. 228). Verwacht wordt dat zowel het severity and insecurity frame als het reassurance frame echter wel ontdekt zullen worden in dit onderzoek. In het geval

van het coronavirus heerste er in Nederland in de eerste drie maanden van de uitbraak immers nog erg veel onduidelijkheid, bijvoorbeeld over wat de symptomen waren en hoe dodelijk de ziekte precies was.

Dan het vijfde frame: het actieframe. Dit frame is een tegenhanger van zowel het onzekerheids- als gerustellingsframe, en wordt vaak in de latere fase van een crisis gebruikt. Het actieframe benadrukt alle concrete strategieën en preventiemaatregelen die toegepast kunnen worden om een ziekte tegen te gaan (Shih et al., 2008, p. 149). Dit frame wordt daarom vaak pas gebruikt als er meer bekend is over een virus.

Opvallend is dat uit onderzoek van Jung Oh et al. (2012) is gebleken dat het actieframe significant vaker voorkomt in Amerikaanse media dan in Zuid-Koreaanse media bij berichtgeving over de H1N1-pandemie. Dit is een fenomeen dat zij toeschrijven aan culturele verschillen: Amerikaanse media zouden vanwege hun individualistische inslag het eigen initiatief van de lezer belangrijk achten, terwijl Zuid-Koreaanse media beïnvloed zouden worden door het meer fatalistische Aziatische wereldbeeld dat ‘rampen om een reden gebeuren’ en ‘onderdeel zijn van een groter geheel’ (Jong Oh et al, 2012, p. 228). Hierdoor werd in de Zuid-Koreaanse media weinig invloed op de eigen verantwoordelijkheid gelegd. In Nederland wordt de invloed van de burger, net als in Amerika, hoog ingeschat. Zo benadrukte Rutte in een persconferentie afgelopen zomer nog het belang van ‘eigen verantwoordelijkheid’ in het naleven van de coronamaatregelen (Rijksoverheid, 2020).

(16)

Tot slot is er een frame dat nog weinig in recente literatuur over pandemieën is genoemd, maar in dit onderzoek wel verwacht wordt: het saamhorigheidsframe (Benziman, 2020). Wat uniek is aan de coronacrisis, is dat het coronavirus het openbare leven in Nederland compleet heeft stilgelegd en iedereen erdoor is beïnvloed. In de bestrijding van het virus is het belangrijk dat de gehele bevolking zijn steentje bijdraagt, en hiervoor is solidariteit nodig. Uit onderzoek naar de framing in de communicatie van Amerikaanse en Engelse ministers tijdens de coronacrisis, bleek dan ook dat zij het belang van solidariteit en saamhorigheid veelvuldig benadrukten (Benziman, 2020). Afstand houden, afzien van sociale bijeenkomsten en het wassen van handen was niet slechts een individuele aangelegenheid, maar een “national-collective act of patriotism” (Benziman, 2020, p. 250). Ook in Nederland leefde dit saamhorigheidsgevoel

zichtbaar op, bijvoorbeeld toen op 17 maart massaal werd geklapt voor de zorg (NOS.nl, 2020a). Verwacht wordt daarom dat dit sentiment ook terug te zien is in de krantenberichten.

§2.4 Episodisch of thematisch?

De hierboven beschreven tien frames zijn niet één op één te bestempelen als ofwel thematisch ofwel episodisch, omdat nieuwsverhalen op zichzelf bijna nooit helemaal episodisch of thematisch zijn (Iyengar, 1994, p. 145). Wel wordt verwacht dat het human interest frame vooral

episodisch van aard zal zijn, omdat binnen deze frames vaak individuele, emotionele ervaringen worden uitgelicht (Semetko en Valkenburg, 2000, p. 96). Er wordt dus sterk op één gebeurtenis gefocust, bijvoorbeeld een interview met iemand die ernstig ziek is geworden door corona. Hetzelfde wordt verwacht van het new evidence frame, omdat hierin over nieuwe,

plotselinge medische doorbraken wordt bericht (Lee en Paik, 2017).

De overige frames kunnen zowel episodisch als thematisch van aard zijn, afhankelijk van of het probleem (het coronavirus) bijvoorbeeld wordt gepersonaliseerd (‘Rutte heeft de crisis niet goed aangepakt’) of gecontextualiseerd (‘Kabinet worstelt met aanpak crisis’). Er zal een onderscheid worden gemaakt tussen thematische en episodische frames in deze analyse, omdat de uitkomst ons iets vertelt over hoe gezondheidsproblemen in Nederland worden beschouwd. Als een individuele aangelegenheid waar we zelf oplossingen voor moeten aandragen? Of als een probleem dat ingebed is in een grotere maatschappelijke context, en dus ook door de samenleving moet worden opgelost? In het resultatendeel zal gereflecteerd worden op in hoeverre de kranten een thematische of episodische aanpak hebben gehanteerd.

(17)

Media en pandemieën

In dit tweede deel van het theoretisch kader wordt nog specifieker ingegaan op de mediaberichtgeving van pandemieën en crises, omdat deze verslaggeving grote invloed heeft op hoe mensen zich door een crisis bewegen (Pan en Meng, 2016). Hierboven zijn vijf pandemiespecifieke frames behandeld. Hieronder worden vijf schadelijke neigingen beschreven die media hebben in hun verslaggeving over pandemieën. Die neigingen kunnen in principe in elk frame voorkomen; het zijn concrete manieren waarop de media onnodig paniek of onrust aanwakkeren bij de lezer. Wel is het aannemelijk dat deze neigingen vooral in negatieve frames voor zullen komen. Daarna wordt crisiscommunicatie opgevoerd als mogelijke oplossing voor deze schadelijke neigingen. Er worden drie doelstellingen beschreven die binnen dit veld worden nagestreefd. In het resultatendeel wordt beschreven in hoeverre deze neigingen te herkennen zijn in de berichtgeving over corona, en in hoeverre de doelstellingen van crisiscommunicatie door de onderzochte Nederlandse kranten behaald zijn.

§2.5 Hoe media op pandemieën reageren

Uit eerdere frame-analyses naar berichtgeving tijdens pandemieën blijkt dat kranten vijf soorten neigingen hebben in hun berichtgeving over een virusuitbraak (Pan en Meng, 2016; Cortiñas-Rovira et al., 2015; Saxon et al., 2019). Deze neigingen onderscheiden zich van andere manieren van framing omdat ze (vaak onnodige) onrust, verwarring en angst kunnen veroorzaken bij de lezer (Pan en Meng, 2016), en hierom schadelijk en onwenselijk zijn.

Allereerst blijkt dat kranten in crisistijd snel kiezen voor sensationele koppen. Zo deden Saxon et al. (2019) onderzoek naar de framing van de ebola-uitbraak in de Verenigde Staten. Zij ontdekten dat, ondanks dat er destijds slechts enkele personen besmet waren, de uitbraak door de pers als ‘apocalyptisch’ werd bestempeld. Op eenzelfde manier berichtten Spaanse media in 2009 over de Mexicaanse griep. Woorden als ‘dodelijk’, ‘alarm’, ‘dreiging’ en ‘gevaar’ werden veelvuldig gebruikt in koppen op de voorpagina (Cortiñas-Rovira et al., 2015). Deze neiging is toe te schrijven aan de toenemende concurrentie tussen nieuwssites, waardoor het loont om opvallende koppen boven artikelen te plaatsen en zo meer geld van adverteerders te verdienen (Saxon et al., 2019). Dit is onwenselijk omdat deze koppen lezers onbedoeld angst aanjagen (Saxon et al, 2019). Ook blijkt dat media elkaar in crisistijden veelvuldig tegenspreken en zo verwarring veroorzaken (Pan en Meng, 2016, p. 98).

Een tweede neiging die media hebben, is het selectief berichten over problemen zonder bijbehorende oplossingen aan bod te laten komen (Pan en Meng, 2016). Dit verschilt van framing zelf, omdat er binnen deze neiging wordt gezorgd voor een vertekend beeld van de

(18)

ernst van de situatie. Zo bleek uit een framinganalyse van de varkensgriep in de VS dat eventuele problemen rondom vaccinaties wel veelvuldig werden gerapporteerd, maar dat de manier waarop de overheid die problemen vervolgens afhandelde buiten beschouwing werd gelaten (Pan en Meng, 2016, p. 98). Deze selectieve berichtgeving leidt ertoe dat de lezer het idee krijgt dat een probleem niet opgelost wordt, terwijl dit wel het geval is. Hiermee wordt de ernst of het gevaar van een situatie niet waarheidsgetrouw neergezet.

Ten derde is er een groot verschil ontdekt tussen het sensationele voorpaginanieuws en de vaak mildere berichten in de krant zelf (Cortiñas-Rovira et al., 2015). Waar de voorpagina gevuld wordt met berichten die de ernst van de uitbraak benadrukten, staat er twee pagina’s later dikwijls een editorial waarin juist kritiek wordt geleverd op die angstaanjagende retoriek.

Deze discrepantie, die door Cortiñas-Rovira gedefinieerd werd als schizophrenic dialogue, werkt

verwarrend (Cortiñas-Rovira et al., 2015, p. 167), omdat het de lezer tegenstrijdige informatie geeft over de ernst van het probleem.

De vierde neiging van media is om vooral risico-gerelateerde informatie te verstrekken zonder hier passende context bij te bieden (Saxon et al., 2019). Zo maken onderzochte media vooral gebruik van een kwalitatieve evaluatie van de crisis, bijvoorbeeld door te stellen dat ‘het virus zich snel verspreidt’. Deze manier van informatieverstrekking laat veel ruimte over voor eigen interpretatie. Dit is onwenselijk, want juist contextuele kwantitatieve informatie, zoals statistiek waaruit het relatieve risico naar voren komt, zou de lezer meer precisie en daarmee meer houvast bieden (Roche en Muskavitch, 2003).

Tot slot geven media vaak weinig concrete adviezen over hoe om te gaan met de uitbraak van de ziekte, terwijl juist dit cruciaal is (Saxon et al., 2019, p. 1309). Zo bleek uit het onderzoek van Cortiñas-Rovira et al. (2015) dat er met regelmaat doden- en besmettingscijfers werden aangehaald, overigens zonder cijfers die deze data contextualiseerden, maar dat er nauwelijks experts werden aangedragen die advies gaven over hoe om te gaan met de Mexicaanse griep (p. 166).

Bovenstaande tekortkomingen zijn het gevolg van een recente verschuiving van mediaberichtgeving: die van objectieve verslaggeving naar het vaak smeuïgere infotainment,

which shifts the focus of journalism by placing the vocabulary of fear at the centre” (Altheide, 2002, p. 101).

Die verschuiving is schadelijk, want de journalistiek zou een objectieve en democratische weergave van de realiteit moeten geven, en hierbij manipulatie en sensatiezucht moeten vermijden (Cortiñas-Rovira et al., 2015, p. 162). In dit onderzoek zal dan ook aandacht worden besteed aan bovenstaande tendensen: het gebruik van sensationele koppen, het selectief berichten over problemen zonder aandacht te besteden aan de oplossing, de mate van

(19)

schizophrenic dialogue, de mate waarin context wordt geboden en de mate waarin concrete

adviezen worden gegeven.

§2.6 Media en de rol van crisiscommunicatie

Hoe overheden en media communiceren in de begindagen van een crisis, is cruciaal voor het verloop van die crisis (An en Gower, 2009, p. 109). Rampen en crises laten zich kenmerken door een hoge mate van onzekerheid, constante verandering en een interactieve complexiteit (Seeger, Sellnow, & Ulmer, 2003). Van instituties als de overheid en media wordt verwacht dat zij deze rampen de kop indrukken, en hiervoor is crisiscommunicatie nodig (Beck, 1992). Uit literatuur over crisiscommunicatie blijken drie doelstellingen van invloed op een goed verloop van een crisis: het geven van betekenis aan een crisis (meaning making), reageren op een

manier die past bij de juiste fase van de crisis en het hanteren van een duidelijk communicatiesysteem (You en Ju, 2019; Coombs, 2007; Dudo et al., 2007).

De eerste pijler, meaning making, verwijst naar de manier waarop autoriteiten

onzekerheid in een crisis proberen te verminderen en een duidelijke koers proberen te varen (You en Ju, 2019, p. 400). Ook grote mediakanalen dragen de verantwoordelijkheid om een coherente en feitelijke weergave van de realiteit te bieden zonder hierbij onnodig paniek te zaaien (Reynolds en Quinn, 2008). Dit kan door een gebeurtenis op een geloofwaardige manier te vertellen, begeleiding te bieden, empathie te tonen en hoop te geven (You en Ju, 2019). Deze aanpak zou leiden tot nieuwsverhalen die zoveel mogelijk gebaseerd zijn op afgewogen feiten, die de lezers instrueren over wat ze het beste kunnen doen om zich tegen het virus te beschermen en een realistisch en tevens hoopgevend scenario van de toekomst schetsen. Hoe beter aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, hoe meer er sprake is van meaning making:

een coherent verhaal van een crisis. Een gebrek aan deze betekenisgeving leidt veelal tot onzekerheid en chaos.

Het verminderen van die onzekerheid en chaos kan middels de tweede doelstelling: communicatie toepassen die past bij de crisisfase (Coombs, 2007). Volgens Coombs (2007) kent crisismanagement verschillende fases, en binnen elke fase is vanuit nationale instituties, maar ook vanuit media, bijpassende communicatie vereist. Allereerst de pre-crisisfase, waarin de eerste dreigende signalen worden gedetecteerd en er stappen moeten worden ondernomen die zowel preventie als voorbereiding op de crisis in gang zetten. Daarna volgt de crisisfase: hierin moet worden erkend dat er sprake is van een crisis en gepoogd deze crisis in te dammen. Tot slot volgt de post-crisisfase, waarin voorbereidingen voor een eventuele volgende crisis worden genomen en het signaal wordt afgegeven dat de crisis echt voorbij is (Coombs, 2007).

(20)

In deze laatste fase is meaning making van groot belang: duidelijk maken wat de crisis heeft

betekend voor een land en haar inwoners (You en Ju, 2019).

De coronacrisis is een voorbeeld van een lingering crisis (De Vries en Fitzpatrick, 2006).

Dit betekent dat het een crisis is die afwisselend opleeft en afzwakt in hevigheid. Er is dus geen sprake van een lineaire ontwikkeling: soms zal er na een post-crisisfase weer sprake zijn van

een crisisfase, bijvoorbeeld als er een nieuwe golf aan besmettingen komt. Het is echter wel

duidelijk dat de tijdsperiode die onderzocht zal worden (maart, april en mei 2020) de pre-crisis- en crisisfase betreft. Er zal dus gelet worden op of de krantenartikelen voorbereidend van aard zijn (pre-crisisfase in maart) en of er erkend wordt dat er sprake is van een crisis (crisisfase in april en deels mei). Ook wordt onderzocht of positieve ontwikkelingen die horen bij de post-crisisfase (eind mei 2020), zoals een afnemend aantal besmettingen, door de media worden erkend.

Tot slot de derde pijler: het hanteren van een duidelijk communicatiesysteem. Hierbij gaat het erom dat grote mediakanalen een manier van communiceren hanteren die het lezerspubliek zowel informeert als aanzet tot wenselijk gedrag (Dudo et al, 2007). Dudo et al. (2007) stelden zelf een model op waarbinnen drie eisen aan media werden gesteld. Media zouden volgens hen voldoende informatie over zelf-effectiviteit moeten geven, het persoonlijke risico in context moeten plaatsen en moeten kiezen voor een thematisch frame in plaats van een episodisch frame (Dudo et al., 2007).

Informatie geven over zelf-effectiviteit houdt in dat kranten bijvoorbeeld op gedetailleerde wijze symptomen van een ziekte beschrijven, zodat de lezer de ziekte zelf kan herkennen (Dudo et al., 2007, p. 436). Ook gaat het hierbij om het verstrekken van praktische tips, bijvoorbeeld hoe je als lezer het risico op besmetting zo laag mogelijk kan houden. Het persoonlijke risico in context plaatsen houdt bijvoorbeeld in dat kranten het risico van de ziekte vergelijken met alledaagse, voor de lezer bekende risico’s (Dudo et al., 2007, p. 437), zoals deelnemen aan het verkeer. De laatste eis, het gebruik van een thematisch frame in plaats van een episodisch frame, doelt op het contextuele karakter van een thematisch frame. Bij een vaak genuanceerd thematisch frame zal de lezer sneller een gedegen oordeel kunnen vormen over de risico’s van een ziekte (Dudo et al., 2007).

§2.7 Reflectie op de literatuur

Er valt uiteraard te discussiëren over in hoeverre media verantwoordelijk zijn voor een rustig verloop van een gezondheidscrisis. Zo zou je kunnen stellen dat de taak om een bevolking door een crisis te loodsen voornamelijk bij politici ligt. Zij maken immers de beslissingen. Toch is

(21)

het waardevol om te onderzoeken wat vanuit de landelijke media een geschikte reactie op een crisissituatie is, omdat zij grotendeels de perceptie van een crisis bepalen (An en Gower, 2009; Schultz et al., 2012). Deze perceptie is van grote invloed op hoe succesvol een samenleving zich door de crisis beweegt, de zogenaamde crisis evolution (An en Gower, 2009; Schultz et al., 2012).

De media hebben dus wel degelijk invloed op de crisisperceptie van de bevolking, en zo ook op haar uiteindelijke gedrag (An en Gower, 2009). Hierbij is het niet zozeer belangrijk dat media specifieke frames wel of niet gebruiken, maar wel dat zij een balans tussen die framing laten zien (Cenite et al., 2008).

Zo zou overmatig gebruik van een verantwoordelijkheids- of conflictframe geen geschikte reactie op het coronavirus zijn, omdat hiermee tweedeling in de maatschappij wordt benadrukt, of zelfs gecreëerd, en dit tot paniekreacties kan leiden (Thomas et al., 2020). Framing die beschrijft dat we elkaar nodig hebben in deze crisis, zoals het saamhorigheidsframe (Benziman, 2020), zou daarentegen wel wenselijk zijn in het kader van crisiscommunicatie.

Verder is er een balans nodig tussen het severity and insecurity frame (Lee en Paik, 2017) en

het reassurance of hope frame (Shih et al., 2008; Lee en Paik, 2017; Dan & Raupp, 2018, Ogbodo et

al., 2020). Enerzijds is het immers wenselijk dat media een realistische weergave bieden van de bestaande risico’s omtrent een ziekte (Dudo et al., 2007). Als deze risico’s groot zijn, of zelfs nog onduidelijk, is het severity and insecurity frame hierbij een logische keuze. Als een ziekte

ernstig is, moet die ernstigheid duidelijk gemaakt worden. Anderzijds dragen media ook de verantwoordelijkheid om onnodige paniek bij lezers te voorkomen (Cortiñas-Rovira et al., 2015). Dit zou dus betekenen dat media, juist in onrustige perioden als een pandemie, ook geruststellende berichten naar buiten brengen die perspectief bieden. Media zouden in het ideale geval dus frames gebruiken die passen bij de ernst van de situatie, en over het geheel genomen een balans houden tussen de gebruikte frames.

Na het resultatenhoofdstuk zal worden teruggekeerd naar deze theorie en de vraag worden beantwoord of de media, op basis van de relatief kleine selectie aan artikelen, op een gedegen manier hebben gecommuniceerd.

(22)

3. Methode

§3.1 Inductieve kwalitatieve analyse

Met dit onderzoek wil ik ontdekken welke frames zijn gebruikt in de berichtgeving over de coronacrisis in de eerste drie maanden van de virusuitbraak in Nederland. Dit zal gedaan worden middels een kwalitatieve frame-analyse. Er is voor deze methode gekozen omdat het tot nu toe verschenen frame-onderzoek naar de coronacrisis vooral kwantitatief van aard is en er nog weinig nieuwe frames aan het licht zijn gekomen (Nwakpu et al., 2020; Ogbodo et al., 2020; Poirier et al., 2020).

Met een kwalitatieve analyse kunnen verborgen patronen blootgelegd worden (Koetsenruiter en van Hout, 2014) en zo nieuwe frames ontdekt worden. Ook biedt deze vorm van analyse de mogelijkheid om de al bestaande frames in context te plaatsen en verder uit te leggen. Ik hoop dus zowel nieuwe frames te ontdekken, als oude frames een nieuwe betekenis te geven. Het vrij kunnen interpreteren van de teksten is hierbij onmisbaar. ‘Qualitative methods are valuable when we wish not to count or measure phenomena but to understand the character of experience (…) This involves interpreting meanings and other unobservable dimensions of communication” (Wood, 2004, p.

69). Kwalitatief onderzoek is dus exploratief van aard (Koetsenruiter en Van Hout, 2014, p. 17) en de uitkomsten van deze analyse kunnen hopelijk gebruikt worden als basis voor een grootschalige, kwantitatieve analyse.

Vanwege het verkennende karakter van dit onderzoek kies ik voor een inductieve onderzoeksmethode: hierbij behoud ik een open blik zodat ik frames op kan merken die bij een deductieve methode wellicht gemist zouden worden (Van Gorp, 2007, p. 13). Het nadeel van deze inductieve analyse is wel dat het proces arbeidsintensief is, niet goed te repliceren is en daarom niet tot algemene uitspraken kan leiden (Van Gorp, 2007, p. 13). Dit is echter geen groot obstakel, want het doel van dit onderzoek is niet om representatief te zijn. Het doel is om uit de data een nauwgezette en beargumenteerde nieuwe theorie samen te stellen waar weer op voortgebouwd kan worden. Dit doe ik aan de hand van de beginselen van grounded theory (Corbin en Strauss, 1990) en de door Van Gorp opgestelde stappen voor het

reconstrueren van frames (2007). Deze stappen beschrijf ik later.

Een frame is opgebouwd uit twee bundels. Enerzijds framing devices: woordgebruik,

formuleringen, metaforen en voorbeelden die naar een frame ‘als omvattend idee’ verwijzen, en anderzijds reasoning devices: een manier waarop een probleem wordt gedefinieerd, de oorzaak

en/of verantwoordelijke ervan wordt aangewezen of de oplossing ervan wordt geboden (Van Gorp, 2007, p. 14). Tezamen vormen die twee componenten een frame package (Gamson en

(23)

Modigliani, 1989) ofwel een framebundel (Van Gorp, 2007). Framing devices zijn te plaatsen in

een referentiekader dat zowel bij de journalist, de onderzoeker en het publiek leeft. Op die manier worden bij het lezen van deze woorden, formuleringen en metaforen bepaalde cognitieve schema’s geactiveerd en zo betekenis aan de tekst gegeven (Scheufele, 2004).

Reasoning devices liggen daarentegen niet aan de oppervlakte, maar zijn onderdeel van een

‘latente betekenisstructuur’ (Van Gorp, 2007, p. 14). Juist om de verborgen elementen bloot te leggen is het nodig om een interpreterende inhoudsanalyse toe te passen (Van Gorp, 2007, p. 14). Het is dus niet per se een probleem dat de onderzoeker subjectief is en de tekst interpreteert, zolang de procedures van het onderzoek expliciet gemaakt worden (Corbin en Strauss, 1990, p. 5). Daarom moeten de gevonden frames in mijn onderzoek terug te leiden zijn tot zichtbare elementen die op systematische manier geïnventariseerd zijn. Dit zal ik doen volgens drie coderingsstrategieën: open coderen, axiaal coderen en selectief coderen (Van Gorp, 2007, p. 15)

§3.2 Hoe de frames gereconstrueerd zullen worden

De artikelen voor dit corpus worden gekozen aan de hand van de constructed week method. De

eerste maandag van de maand, 2 maart 2020, selecteer ik twee artikelen per krant, dus in totaal acht artikelen. Hetzelfde doe ik met de dinsdag van de week erop, 10 maart 2020. Zo construeer ik telkens een week aan artikelen waarbij ik eventuele ‘pieken’, bijvoorbeeld weken waarin nieuwe maatregelen extra media-aandacht kregen, vermijd (Luke et al., 2011, p. 78).

Ik stel mijn corpus samen aan de hand van krantendatabase Lexis Nexis. Ik noteer bij elke coderingseenheid de datum en of het om een nieuwsartikel, achtergrondartikel, interview, column of opiniestuk gaat: binnen die genres wil ik een balans houden. Opiniestukken en columns worden meegenomen in de analyse, omdat juist deze stukken ook van invloed zijn op de publieke opinie (Coppock et al., 2018) en dus bepalen welke betekenissen de coronacrisis heeft gekregen Ik zal per krant per dag twee artikelen selecteren. Gedurende een periode van 13 weken levert dat 104 artikelen op.

Na het selecteren van mijn corpus zal ik de tekst ‘openbreken’ door alle verzamelde teksten herhaaldelijk door te nemen en alle tekstuele elementen te labelen. Dit zal ik doen via het softwareprogramma Atlas.ti, dat speciaal ontworpen is voor kwalitatieve analyse. Ik zal hierbij vooral letten op opvallende woordkeuzes, metaforen, stereotypen, slagzinnen en afbeeldingen (Van Gorp, 2007, p. 16). Dit heet ‘open coderen’ (Van Gorp, 2007, p. 16): codes worden uit de tekst geëxtraheerd, en zijn niet vooraf opgesteld (Koetsenruiter en Van Hout, 2014, p. 133). Vervolgens ga ik over op axiaal coderen: ik keer naar mijn tot dan toe verzamelde

(24)

archief aan labels en giet die labels in een visuele as (Van Gorp, 2007, p.16). Rond die as plaats ik alle centrale ideeën en opvattingen, waardoor overkoepelende ideeën en de overeenkomsten, tegenstellingen en verschillen tussen die ideeën uitgekristalliseerd worden (Van Gorp, 2007, p. 16). Hierbij wordt ook vanzelf helder welke labels terugkerende elementen zijn en dus gezien kunnen worden als devices binnen een overkoepelend frame, en welke labels ‘slechts’ losse

flarden blijven. Naast het ontdekken van framing devices zal ik in deze fase ook letten op

onderliggende reasoning devices. Hiervoor is het nodig als onderzoeker enige afstand van de

primaire teksten te houden en de tekst als geheel te bekijken (Van Gorp, 2007, p. 16). Hierop volgt de fase waarin ik selectief zal coderen: hierbij ga ik op zoek naar bundels tussen de verzamelde codes en categorieën (Van Gorp, 2007, p. 17). In deze fase kom ik uiteindelijk tot framebundels die duidelijk gedefinieerd zijn en elkaar bovendien uitsluiten (Van Gorp, 2007, p. 17).

§3.3 Beginselen uit grounded theory

Tot slot zijn er nog twee speerpunten, afkomstig uit grounded theory, die de koers van

mijn methode bepalen (Corbin & Strauss, 1990).

Allereerst zal het proces iteratief verlopen: het verzamelen, coderen en analyseren van mijn materiaal verloopt niet lineair, maar circulair (Corbin & Strauss, 1990; Koetsenruiter en Van Hout, 2014). Dit betekent dat ik tijdens mijn analyse constant op zoek zal blijven naar bewijzen die mijn frames bevestigen of weer tegengespreken en ik zo telkens tot nieuwe ideeën zal komen. De kennis uit de theorie heeft invloed op de data, maar de data heeft ook invloed op de interpretatie van de theorie. Dit is ook waarom ervoor is gekozen om bestaande frames wel al te verkennen, ondanks dat dit een kwalitatieve frame-analyse betreft. Zoals Corbin en Strauss stellen: de analyse begint al als het eerste stukje data is verzameld, niet pas als alle data is verzameld (1990, p. 6)

Een tweede speerpunt is dat er constant vergelijking plaatsvindt tussen de verschillende teksten en codes (Glaser en Strauss, 1967). Ik zal het materiaal dus herhaaldelijk doornemen en opnieuw testen aan de inzichten die ik al heb vergaard. Op die manier hoop ik de validiteit van mijn onderzoek zo hoog mogelijk te houden.

(25)

4. Resultatensectie

4.1 De gevonden frames

In dit onderdeel wordt beschreven welke frames zijn ontdekt in de analyse. Zes dominante frames vallen op: het onzekerheidsframe, het angst- en verdrietframe, het ernstigheidsframe, het ontwrichtingsframe, het geruststellingsframe en het saamhorigheidsframe. In de eerste sectie wordt elk frame toegelicht en wordt beschreven uit welke componenten het frame is opgebouwd. In het tweede onderdeel wordt beschreven hoe de frames door de maanden heen zijn ontwikkeld en in de derde sectie wordt beschreven hoe de frames naar voren komen in de verschillende kranten. In dit laatste deel bespreek ik ook in hoeverre de vier kranten hebben voldaan aan de richtlijnen van crisiscommunicatie.

Het onzekerheidsframe

Het onzekerheidsframe komt het meest naar voren in de onderzochte artikelen. Dit frame benadrukt de verschillende manieren waarop corona onzekerheid, onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid met zich meebrengt. Dit kan tot angst leiden bij de lezer (Lee en Paik, 2017). Het onzekerheidsframe vertoont overeenkomsten met het severity and uncertainty frame

zoals beschreven door Lee en Paik (2017), met als verschil dat in het onzekerheidsframe niet

altijd de ernst of het gevaar van het coronavirus wordt benadrukt. Hoewel onzekerheid wel

regelmatig in verband wordt gebracht met de ernstige en onwenselijke gevolgen die het virus kan hebben, is dit niet altijd het geval. Binnen dit frame wordt gewezen op onzekerheid op drie gebieden: het coronavirus zelf, de communicatie en het beleid over het virus en de toekomst.

Onzekerheid over het virus

In deze categorie wordt benadrukt dat het coronavirus omhult is door een zweem van onzekerheid. Dit wordt in het AD en de Telegraaf bijvoorbeeld gedaan door te wijzen op hoe onverwachts het virus in Nederland kwam: hoe het virus ‘plots opdook’ (De Vos, 2020) en hoe we ‘werden overvallen door de situatie in China’ (Hendrickx en Modderkolk, 2020). In andere teksten, in het AD en de Telegraaf, wordt corona omschreven als ‘een donderslag bij heldere hemel’ (Quekel, 2020) en ‘een situatie die we niet hadden kunnen voorzien’ (Mantel, 2020).

Het verloop van de ziekte wordt ook als onvoorspelbaar beschreven. In een artikel van het AD met interviews met twee ex-corona-patiënten, luidt de kop: ‘De één “ging bijna dood”, de ander “merkte niks” (Schildkamp, 2020). Deze manier van rapporteren doet denken aan

(26)

schizophrenic dialogue (Cortiñas-Rovira et al., 2015, p. 167), waar binnen enkele pagina’s, of in dit

geval slechts één kop, totaal tegenstellende standpunten worden ingenomen. Enerzijds wordt corona beschreven als levensbedreigend, anderzijds als een ziekte die nauwelijks impact heeft. Wat de impact daadwerkelijk is blijft ambigue, en de ernst van het probleem blijft onduidelijk.

Niet alleen weet de burger of de journalist zelf weinig over het virus; ook de medisch specialist begeeft zich op onbekend terrein. Zo wordt een infectieneuroloog in de Volkskrant als volgt geciteerd: ‘We zitten echt in een bizarre situatie. De geneeskunde weet veel, maar over deze ziekte weten we nog maar weinig. Veel te weinig’ (Zijlmans, 2020). Ook wordt in de Volkskrant geschreven dat ‘artsen in de steek worden gelaten door hun instinct’ en dat ze ‘bij corona niet op hun klinische blik kunnen vertrouwen’ (Effting, 2020). Normaal wordt er binnen het severity and insecurity frame verantwoordelijkheid gelegd bij autoriteiten om de

onzekerheid te temperen. (Shih et al., 2008). De kranten gaan ook bij de medisch specialisten te rade, maar hiermee wordt juist duidelijk dat de medische autoriteiten evenmin kunnen geruststellen. Dit vergroot de onzekerheid alleen maar meer.

Onzekerheid over de (overheids)communicatie en de maatregelen

Media leggen in tijden van onzekerheid dus extra nadruk op de verantwoordelijkheid van autoriteiten (Shih et al., 2008). Zij moeten met verduidelijking komen. Uit deze analyse blijkt dat politici hier volgens de kranten in tekortschieten. Zo worden uitspraken van De Jonge en Rutte tijdens hun persconferenties door de Volkskrant beschreven als ‘rommelige communicatie’ die ‘misschien wel meer onrust zaaide dan ze had weggenomen (Mebius, 2020). De informatie die de overheid over corona geeft wordt door de Telegraaf als ‘tegenstrijdig’ en ‘ondoorzichtig’ bestempeld (Berkhout, 2020).

Het NRC publiceert een zeldzaam artikel waarin Ruttes communicatie wél als ‘helder’ en ‘duidelijk’ wordt beoordeeld, maar de auteur suggereert dat het hierbij om overdreven duidelijkheid ging (Heijne, 2020). Duidelijkheid die enkel bedoeld was ‘om de werkelijke boodschap te verhullen: dat we leven in grote onzekerheid’ (Heijne, 2020). Rutte, aldus het NRC, maakte een ‘politieke keuze’ door te kiezen voor groepsimmuniteit, en dit scenario ‘kent nog veel witte vlekken’. Niet alleen de effectiviteit van de Nederlandse strategie wordt bevraagd: ook aan het beleid in andere landen wordt getwijfeld. Waarom landen voor een bepaald beleid kiezen, wordt omschreven als ‘vooral een kwestie van overtuiging’, wat impliceert dat leiders eigenlijk niet voldoende kennis hebben om hun keuzes mee te onderbouwen (Heijne, 2020).

(27)

Onzekerheid over de toekomst

Tot slot wordt er in dit frame veel onzekerheid geuit over de toekomst. In het begin van een crisis zijn de gevolgen voor journalisten immers nog moeilijk te bevatten en in woorden te vangen (Ungar, 2008). In een essay in het NRC met de kop ‘Hoe lang houden we deze onzekerheid vol?’ wordt gesteld: ‘Hoe we zullen omgaan met het wegvallen van vele zekerheden, of we in staat zullen zijn te leven in grote onzekerheid, en hoe lang, dat is een open vraag’ (Heijne, 2020). Er worden veelvuldig toekomstscenario’s tegen elkaar afgewogen, maar in artikelen van de Volkskrant en de Telegraaf wordt tevens benadrukt: hoe het daadwerkelijk gaat lopen ‘blijft een vraag’ (Keulemans, 2020) of ‘is een groot vraagteken’ (z.a., 2020). De lezer wordt door het AD aangemoedigd ‘maar beter niet te veel te hopen’ (Mersbergen, 2020).

Uit die onzekerheid over de toekomst vloeit ook een sterke behoefte aan zeker- en duidelijkheid. Die roep naar duidelijkheid benadrukt het AD met quotes als ‘mensen hebben het recht te weten hoe en waarom ingrijpende keuzes gemaakt worden’ (Compas, 2020) en ‘het is belangrijk zo transparant mogelijk te zijn (…) naar de samenleving’ (Sok, 2020). In deze quotes wordt dus niet alleen gesteld wat het probleem is, te veel onduidelijkheid, maar ook bij wie de verantwoordelijkheid voor de oplossing ligt: bij het kabinet. Deze zou met meer helderheid moeten optreden. Hiermee wordt naast een probleemstelling ook een oordeel gegeven (Entman, 1993).

Het angst- en verdrietframe

Het tweede ontdekte frame is het angst- en verdrietframe. Met dit frame wordt benadrukt dat er sprake is van angst, onrust, stress en verdriet over corona. Het gaat hierbij vooral om human interest-verhalen met een sterke emotionele lading. Bijvoorbeeld interviews met mensen die

corona hebben gehad of er geliefden aan hebben verloren. Die nadruk op emotie en individuele ervaringen maakt ook dat dit veelal een episodisch frame is, waarin wordt gefocust op specifieke, persoonlijke gebeurtenissen (Iyengar, 1994). Slechts in enkele gevallen gaat het om een thematisch frame (Iyengar, 1994), bijvoorbeeld als er wordt gereflecteerd op de angst die in de samenleving heerst. In dat geval wordt het probleem naar een bredere context getrokken.

Het angst- en verdrietframe is op te delen in twee componenten: enerzijds angst en onrust over het dreigende virus, anderzijds het psychische leed dat het virus veroorzaakt, zoals verdriet, rouw en eenzaamheid. Dit eerste deel heeft een sterke overeenkomst met het

(28)

op angst, paniek en dreigend gevaar. Het tweede deel is niet zozeer op angst gefocust, maar meer op gevoelens van machteloosheid, verdriet en eenzaamheid. Hierdoor is deze categorie te linken met het algemene human interest frame (Semetko en Valkenburg, 2000). Het angst- en

verdrietframe verschijnt vaak samen met het onzekerheidsframe, omdat heersende onzekerheid als aanleiding voor angstige gevoelens wordt aangevoerd.

Angst en onrust over het virus

In dit eerste deel staat angst centraal. Die angst, in de Telegraaf zelfs aangeduid als ‘corona-angst’ (Meuzelaar, 2020), wordt door het AD omschreven als ‘keihard voelbaar’ (Kraaijeveld, 2020). In interviews in de Volkskrant en het AD met ouders en zorgmedewerkers wordt beschreven hoe zij ‘door angst bevangen zijn geraakt’ (Van Walsum, 2020) en ‘doodsbang zijn voor wat komen gaat’ (Quekel, 2020). Ook wordt door de Volkskrant benadrukt dat de angst die mensen ervaren ‘niet ongegrond is’ (Clevers en Van Mersbergen, 2020). Hiermee wordt de angst waarover wordt bericht dus tevens gelegitimeerd.

Gevoelens van spanning worden ook samengevoegd met het woord corona, bijvoorbeeld in de Volkskrant met de woorden ‘coronazenuwen’ en ‘coronastress’ (Van der Keuken, 2020). Deze woorden zijn zogenaamde ‘slagzinnen’ (Entman, 1993), waarmee de lezer

in één woord de essentie van het probleem meekrijgt. Hiermee wordt de lezer eveneens verleid tot een bepaald standpunt (Pan en Kosicki, 1993), en zal deze zich minder snel afvragen of corona inderdaad stress en zenuwen veroorzaakt. Door de stelling tot een nieuw woord te maken, wordt de feitelijkheid ervan gesuggereerd (Pan en Kosicki, 1993).

Er wordt binnen deze categorie veel geschreven over ongerustheid: bij ziekenhuispersoneel, bij het kabinet, onder bezorgde ouders en onder leerkrachten. Zo wordt in de Volkskrant beschreven hoe zorgmedewerkers ‘hun hart vasthouden’ (De Graaf, 2020) of hoe een Albert Heijn-bezorger ‘een hartverzakking’ kreeg toen hij een tas met boodschappen moest bezorgen bij iemand met corona (Andersen, 2020). Door gebruik van dit soort metaforen wordt de complexiteit van een onderwerp meer intuïtief gemaakt voor de lezer (Koteyko et al., 2008; Gibbs, 1994), maar deze metaforen kunnen dusdanig overdreven zijn dat de lezer angst aangejaagd wordt (Lu & Schuldt, 2018).

Herstel van corona betekent volgens verschillende teksten overigens niet dat de angst is geweken. Zo omschrijft iemand, die corona heeft gehad en weer beter is, in het AD dat ‘mensen je eng vinden na een besmetting’ omdat ‘je toch een soort paria bent’ (Schildkamp, 2020). Ook iemand die op de IC heeft gelegen vertelt in een interview met het AD dat hij zijn moeder nog niet durft te knuffelen omdat ‘zij nog altijd erg bang is’ (Hayes, 2020).

(29)

Hoewel de angst-categorie vooral in persoonlijke verhalen naar voren komt, wordt door de Telegraaf gesproken met meer algemene bewoordingen, zoals de ‘angstige tijden’ (Marbe, 2020) of ‘zwarte dagen’ waarin we zitten (Schramm, 2020). Hiermee wordt de angst en onrust niet een individuele emotie, maar een menselijke conditie die collectief ervaren wordt.

Psychisch leed

Het tweede deel, het verdrietframe, benadrukt alle andere manieren waarop psychisch leed ervaren wordt. Als er veel slachtoffers van een probleem zijn, wordt namelijk sneller voor een

human interest-invalshoek gekozen (An en Gower, 2009). De Psychisch leed-categorie komt dan

ook het meest naar voren in interviews met nabestaanden of mensen die corona hebben gehad. In deze interviews wordt hun ervaring door de Volkskrant omschreven als ‘onmenselijk’ (Effting, 2020) en door het AD als ‘onverdraaglijk’ (Quekel, 2020) en een ‘gevoel van machteloosheid’ (Clevers en Van Mersbergen, 2020). Er wordt vooral door het AD vaak gesproken van ‘pijn’ en ‘verdriet’ (o.a. Van Mersbergen, 2020) en door de Telegraaf van ‘gemis’ (Querfurth, 2020). Gemis van vrienden, familie, de oude gang van zaken, sociaal en fysiek contact. ‘Een hart dat in duizend stukjes breekt’ (z.a., 2020), ‘een kras op mijn ziel’ (z.a., 2020) of ‘de wereld zakt onder je voeten vandaan’ (Quekel, 2020) zijn metaforen die door de Telegraaf gebruikt worden om te omschrijven hoe mensen dit gemis ervaren.

Het gemis van geliefden en hang naar contact zorgt volgens verschillende artikelen voor een gevoel van isolement. Zo wordt in het AD gesproken over ‘corona-eenzaamheid’ (Tielemans, 2020) of in de Volkskrant over ‘corona-isolement’ (Keulemans, 2020). Over hoe mensen, zoals de Telegraaf stelt, ‘afgesloten’ en ‘verstoken’ zijn van hun familie (Querfurth, 2020) en volgens de Volkskrant ‘moederziel alleen’ in het ziekenhuis liggen (Effting, 2020). Die eenzaamheid is overigens niet voorbehouden aan enkel ouderen: ook over jongeren wordt door de Telegraaf vaker geschreven dat zij ‘eenzaam’ (z.a., 2020) en ‘kwetsbaar’ zijn (De Vos, 2020).

Ondanks dat dit frame voornamelijk episodisch van aard is, zijn er ook enkele artikelen waarin een thematisch frame naar voren komt (Iyengar, 1994): bijvoorbeeld als in het AD wordt gesteld dat corona ons ‘nog lang zal kwellen’ (Van Mersbergen, 2020). Ook wordt in het NRC beschreven hoe zorgmedewerkers bezorgd zijn om het ‘psychisch lijden’ in Nederland (Van der Poel, 2020). Een hoogleraar voorspelt in de Telegraaf dat de ‘actuele tegenspoed duidelijk wordt in de graadmeters van geluk en optimisme in Nederland’ (Latten, 2020). Hiermee wordt dus verondersteld dat alle Nederlanders (zullen gaan) lijden onder de coronacrisis. Zo wordt psychisch leed geschetst als een probleem van ons allemaal, niet van een ongelukkige enkeling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Supplementary Materials: The following are available online at www.mdpi.com/xxx/s1, Figure S1: Schematic representation of the spinel structure; Figure S2: 1D GISAXS plots along the

241 The main research question of this study is: What are the experiences and lessons that China has implemented domestically and in Africa on agriculture and

However, in our study, mice were already individualized in the habituation phase and the reduction in sucrose consumption occurred during the social defeat phase, without

For asteroids and comets we estimate the relative velocity between impactor and Mercury from the RMVS output just before a test particle (asteroid or comet) is discarded, at the

In de hoofdstukken in deze bundel wordt verwezen naar de volgende bijlagen die raadpleegbaar zijn in de webdeponering: Bijlage 1.5: uitleg afkortingen Bijlage 1.6: vondstenlijst

The approaches most often used for measuring oxygen levels for biomedical applications are amperometry, magnetic resonance imaging (MRI), electron paramagnetic resonance

Intraoral open reduction and internal fixation of displaced mandibular angle fractures using a specific ad hoc reduction-compression forceps: a preliminary study. Modified

The microspheres composed of the 50:50 polymer blend containing either pPB-HSA or its untargeted equivalent (HSA) demonstrated an optimal in vitro release