• No results found

Niet te voorkomen. Over de legitimering van de burgerdoden als gevolg van Rolling Thunder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Niet te voorkomen. Over de legitimering van de burgerdoden als gevolg van Rolling Thunder"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Niet te voorkomen

Over de legitimering van de burgerdoden als gevolg van

Rolling Thunder

Masterscriptie Geschiedenis

Naam: Daan Ficheroux Studentnummer: 10653678 Opleiding: Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen

Scriptiebegeleider: Rimko van der Maar Datum: 02-07-2017

(2)

Abstract

This thesis analyses the legitimization of civilian casualties during the Rolling Thunder airstrikes on North-Vietnam, that lasted from 1965 to 1968, by the Lyndon Johnson administration. The thesis analyses the US rhetoric by comparing it to two major strategies for the legitimization of civilian casualties that can be used when denial is no longer an option. The first theory is military necessity, which posits that in war some risk with civilian life is allowed because losing the war would lead to far greater disaster. The second theory is selective extermination. This term means that some groups of civilians are actually valid targets for military operations, usually because of racial or cultural traits this group possesses. The bulletin of the US Department of State is used as the main source, because of the wealth of material contained within. Most statements by prominent government functionaries on all issues of foreign policy have been published via this medium. Still, civilian casualties are only rarely mentioned explicitly in connection with Rolling Thunder. In the face of criticism, the Johnson administration more often opted for diversion rather than explicit legitimization. For this reason, the legitimization of civilian casualties mostly has to be inferred from more general statements about the airstrikes.

The Johnson administration has indeed used both major theories and the principle of collateral damage. Throughout the operation US officials have attempted to make North-Vietnam directly responsible for the air-attacks against its territory by making it seem as if Rolling Thunder was a direct result of North-Vietnamese infiltration of South-Vietnam. In this narrative Rolling Thunder was a safeguard against worldwide communist aggression, which would have been empowered by a North-Vietnamese victory, hence the operation’s military necessity. In the first two years it had been possible to downplay the effects of Rolling Thunder on North-Vietnamese civilian life, but from the end of 1966 onwards, criticism grew. This led to the US government rhetorically raising the stakes. Failure in the Vietnam War now meant that a nuclear World War suddenly became a possibility. After the 1968 Tet-offensive, however, military necessity was abandoned as a strategy. The main stated reason to continue the bombing now was because of North-Vietnamese cruelty. Throughout the operation, and most clearly in 1968, the communist ideology was described as the driving force behind said cruelty. Communist hive-mentality was frequently evoked to explain why such force as the Rolling Thunder air-attacks, that killed over 50.000 civilians, was necessary in a limited war far from home. In this way, parts of the theory of selective extermination were also used by the US government.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding

1

1. Rolling Thunder als strategie

7

2. De eerste fase

17

3. Onvermijdelijke gevolgen

27

4. Kritiek en reactie

37

5. Het Tet-offensief

47

Conclusie

58

Literatuurlijst

62

Primaire Bronnen

64

(4)

1

Inleiding

“Let each of us, in daily life, do what he can to make this a truly just and compassionate nation, remembering that as we work for freedom here - freedom from discrimination, freedom from ignorance, from poverty, from all that makes for fear and prejudice - we work not only for ourselves but for all mankind.”1 Deze woorden sprak de Amerikaanse president Lyndon B. Johnson tegen het einde van het jaar 1965. De boodschap illustreert treffend waar Johnson als president voor stond: voor idealisme in politiek en samenleving. De VS was uit de Tweede Wereldoorlog tevoorschijn gekomen als een supermacht, de militaire en ideologische leider van de liberale wereldorde en in de ogen van velen de beschermer van de waarden en de vrijheid die met het Westen geassocieerd werden. De binnenlandse steun voor president Johnson was aanzienlijk, veel idealistische hervormingsprogramma’s lagen klaar om in de praktijk gebracht te worden en de VS was ook nadrukkelijk bezig met het verbeteren van de positie van mensen in andere werelddelen. Johnson wilde een wereldorde opzetten waarin conflicten vreedzaam werden opgelost. Hij wilde Zuidoost Azië helpen met technologie, geld en onderwijs om armoede en honger te verdrijven. Ook vocht hij voor de rechten van gemarginaliseerde mensen in Amerika door zowel discriminatie als armoede te bestrijden. Zijn plannen droegen namen als ‘the Great Society’ en ‘the War on Poverty’. De optimistische stemming rond Johnson en zijn regering zou echter niet lang aanhouden.2

1965 was namelijk ook het jaar dat Johnson besloot de Amerikaanse inbreng in het conflict in Vietnam drastisch te vergroten. Rolling Thunder werd opgestart, een serie strategische luchtaanvallen die de regering in Noord-Vietnam onder druk moest zetten om de steun aan de in Zuid-Vietnam actieve guerrillabeweging het Nationale Front voor de Bevrijding van Vietnam (vanaf nu NLF) te staken.3 De VS was een bondgenoot van de regering van Zuid-Vietnam in de strijd tegen deze NLF en wilde dat Noord-Vietnam de infiltratie van goederen, wapens en soldaten naar het zuiden zou stoppen. Dit probeerde de regering van Johnson te bereiken door in steeds oplopende mate belangrijke doelen in Noord-Vietnam te vernietigen. Deze doelen waren niet alleen militair, maar ook civiel van aard en als gevolg van de operatie vielen er in drieënhalf jaar tijd minstens 52.000 burgerdoden.4 De

1 United States Department of State, The Department of State bulletin (Washington: Office of Media Services,

Bureau of Public Affairs) no. 53, 1013.

2 David Kaiser, American Tragedy. Kennedy, Johnson and the origins of the Vietnam War (Harvard 2000) 1,

380, 425-426 en 482-483.

3 De NLF werd door de Amerikaanse beleidsmakers aangeduid met de term Vietcong. Deze term zal worden

gebruikt in citaten en parafrases van deze beleidsmakers.

4 Robert Pape, ‘Coercive air power in the Vietnam war’, International Security, Vol. 15, No. 2 (Fall, 1990)

(5)

2

regering van Johnson gaf weinig ruchtbaarheid aan de vernietiging die Rolling Thunder veroorzaakte, maar dankzij reportages van journalisten werd er toch veel over bekend.5 Johnson en zijn kabinet waren zich er terdege van bewust dat het succes van Rolling Thunder stond of viel met de goedkeuring van de publieke opinie. Als bijvoorbeeld het beeld zou ontstaan dat een supermacht als de VS een klein en afgelegen landje platbombardeerde, zou het snel gedaan zijn met de steun voor de oorlog bij zowel de Amerikaanse kiezers als de internationale bondgenoten.6

Ook beseften Johnson en zijn adviseurs dat het idealistische programma in binnen- en buitenland onlosmakelijk verbonden was met het succes van het beleid in de Vietnamoorlog en dus Rolling Thunder. Succes betekent in deze zin voornamelijk dat de bombardementen niet teveel af mochten leiden van de hervormingsplannen, door bijvoorbeeld veel controverse te veroorzaken. Het moest dus een effectieve en relatief humane operatie worden.7 Burgerslachtoffers zijn echter nooit uit te sluiten bij strategische luchtaanvallen, waardoor het een inherent controversieel middel is. Dit blijkt wel uit de stappen die de Amerikaanse luchtmacht na de Vietnamoorlog heeft genomen om burgerslachtoffers verder terug te dringen.8 Zoals Alex Bellamy schrijft in het artikel ‘Massacres and morality’, bestaat er in moderne oorlogsvoering een norm van civiele immuniteit. Deze norm is politiek gezien erg belangrijk, omdat de gemeenschap het niet accepteert als er excessief geweld tegen burgers gebruikt wordt.9 De Amerikaanse regering moest dus aantonen dat het geweld tegen de Noord-Vietnamese burgers binnen de perken bleef of dat er een goede reden was voor grootschaliger geweld. Het onderzoeken van de strategieën waarmee de regering van Johnson dit geweld tegen burgers verdedigde, is erg interessant met de politieke doelen van de president in het achterhoofd. Hij stelde nadrukkelijk dat hij de wereld een betere plek voor iedereen wilde maken, maar moest ook uitleggen waarom in zijn wereldvisie strategische bombardementen geoorloofd waren. Een analyse van zijn legitimeringstrategie kan veel bijdragen aan onderzoek naar uitlatingen over het doden van burgers door andere democratische regeringen die eveneens een idealistisch en menslievend wereldbeeld uitdroegen. Deze scriptie zal dus de manier onderzoeken waarop het doden van

5 John Tirman, The deaths of others. The fate of civilians in America’s wars (Oxford 2011) 123-124. 6 Edward Drea, McNamara, Clifford, and the burdens of Vietnam 1965-1969 (Washington 2011) 51-52. 7

Kaiser, American Tragedy, 380.

8 Philip Meilinger, ‘A history of effects-based air operations’, The Journal of Military History volume 71,

number 1 (januari 2007) 140-167.

9 Alex Bellamy, ‘Massacres and morality: Mass killing in an age of civilian immunity’, Human Rights Quarterly

(6)

3

Vietnamese burgers tijdens Rolling Thunder door de Amerikaanse regering verdedigd en gelegitimeerd werd.

De gekozen bron voor het onderzoek is het Department of State Bulletin, dat tussen 1939 en 1989 werd uitgegeven door de Amerikaanse regering. Deze periode valt samen met twee van de grote conflicten die de 20ste eeuw kenmerkten, namelijk de Tweede Wereldoorlog en de Koude oorlog. Het doel van dit Bulletin was om het Amerikaanse buitenlandse beleid aan de lezers uit te leggen en de genomen beslissingen te legitimeren. Voor een onderzoek naar legitimering is er dus nauwelijks een betere bron dan dit. Een tweede reden die deze bron van onschatbare waarde maakt, is simpelweg de hoeveelheid toespraken en interviews met allerlei verschillende beleidsmakers die erin zijn opgenomen.10 Alle toespraken van president Johnson over de Vietnamoorlog staan er volledig in, alsmede de meeste uitlatingen over het buitenlandse beleid van ambtenaren die niet tot het State Department behoorden en natuurlijk alle toespraken en interviews van Dean Rusk, het hoofd van het State Department in deze periode.

Over de legitimering van Rolling Thunder, is verbazingwekkend weinig geschreven, laat staan in verband met de gevallen burgerslachtoffers. Waar historici aan dit onderwerp aandacht besteed hebben, ging het vooral over de misleiding die de Amerikaanse regering toepaste. Volgens David Kaiser dacht de regering niet dat het Amerikaanse volk al klaar zou zijn voor een nieuwe oorlog en ontkende daarom na het begin van Rolling Thunder zelfs dat het beleid veranderd was. Rolling Thunder is daarom ook nooit aangekondigd. Dit gold overigens ook voor de oorlog zelf, er is geen formele oorlogsverklaring geweest.11 George Herring stelt dat de Noord-Vietnamese aanval van 6 februari 1965 op een Amerikaanse barrak in Pleiku als voornaamste legitimering werd gebruikt voor de luchtaanvallen. Hij voegt toe dat het een voorwendsel was en dat de beslissing om te bombarderen al veel eerder genomen was.12 Vanaf het begin was er al kritiek, die heviger werd naarmate de oorlog voortduurde. Zeker vanaf eind 1966 waren er veel protesten tegen de oorlog en ook zeker tegen de immoraliteit waarmee die gevoerd werd. Dit maakte de regering nerveus, omdat niet alleen het beleid in Vietnam, maar meer impliciet het volledige buitenlandse beleid in de Koude Oorlog bekritiseerd werd.13

Beide auteurs gaan niet expliciet in op legitimering, waardoor de hierboven weergegeven informatie lastig als startpunt voor onderzoek te gebruiken is. Daarom is ervoor

10 Bulletin 1, 3.

11 Kaiser, American Tragedy, 408-411.

12 George Herring, America’s longest war: the United States and Vietnam 1950-1975 (New York 1986) 129-133. 13

(7)

4

gekozen om een aantal mogelijke strategieën onder elkaar te zetten die de regering van Johnson gebruikt zou kunnen hebben om burgerdoden als gevolg van Rolling Thunder te legitimeren. De informatie uit het Department of State Bulletin wordt vervolgens aan de hand van deze theorieën geanalyseerd. Alex Bellamy onderscheidt twee mogelijke legitimeringstrategieën die ingezet werden als een regering niet meer kon volhouden dat er geen excessief geweld tegen burgers gebruikt werd. De eerste strategie is die van militaire noodzaak. Deze term houdt in dat het onontbeerlijk is dat er risico’s genomen worden die kunnen leiden tot het vallen van burgerslachtoffers, omdat er militair teveel op het spel zou staan om zachtzinnig te zijn. De tweede strategie, selectieve uitroeiing, draait erom dat bepaalde groepen mensen niet vallen onder de norm van civiele immuniteit en dus zonder morele bezwaren gedood mogen worden. Europese mogendheden gebruikten deze strategie om geweld in de koloniën te legitimeren.14 De ideologie van selectieve uitroeiing kwam volgens Bellamy na het einde van het Europese kolonialisme nauwelijks meer voor. Militaire noodzaak werd vooral in de Koude Oorlog als legitimering gebruikt voor burgerdoden die vielen door toedoen van luchtaanvallen, maar dit leverde ook in het Westen kritiek op. Om deze kritiek te bestrijden, probeerde de Amerikaanse regering het nieuws dat de VS bereikte te reguleren.15

Erik Ringmar is gedeeltelijk een andere mening toegedaan over de doctrine van selectieve uitroeiing. Hij baseert zijn artikel ‘How to fight savage tribes’ op de werken van militaire theoretici en rechtsgeleerden en stelt dat in de 19e eeuw voor het eerst systematische wetgeving rondom de rol van burgers in oorlog begon te ontstaan. Dit betekende echter niet dat alle burgers dezelfde bescherming genoten. Ringmar haalt bij wijze van voorbeeld Elbridge Colby aan, die in 1927 schreef dat ‘wilde stammen’ op een andere, veel wredere, manier oorlog voerden dan beschaafde Europeanen en dat de Europeanen zich aan deze manier van vechten moesten aanpassen om de wilden te intimideren. Onder andere in het Britse militaire handboek uit 1907 waren vergelijkbare opvattingen te vinden. De algehele consensus was dat oorlog tegen wilden niet volgens de beschaafde richtlijnen gevoerd hoefde te worden. Belangrijk om op te merken is dat Ringmar het nergens over uitroeiing heeft, maar schrijft over een manier van oorlogsvoering. Hij gaat wat betreft de definitie dus minder ver dan Bellamy, maar stelt wel dat in de War on Terror uit de 21ste eeuw nog gebruik werd gemaakt van dit principe. Ondanks dat hij de Vietnamoorlog nergens noemt, is dit conflict als

14 Bellamy, ‘Massacres and morality’ 928-933. 15

(8)

5

casus ook bruikbaar.16 Het is goed mogelijk dat Ringmar van mening is dat zijn theorie niet op deze oorlog van toepassing is. Het intimideren van de vijand was weliswaar het doel van Rolling Thunder, maar dat hoeft niet te betekenen dat dit op racistische gronden gestoeld was of op die manier gelegitimeerd werd.

Verbonden met beide expliciete legitimeringstrategieën, selectieve uitroeiing en militaire noodzaak, is het begrip ‘collateral damage’. Volgens Glen Perice was het de Vietnamoorlog waarin de term ‘collateral damage’ voor het eerst veel gebruikt werd. Hij noemt het een vorm van Orwelliaanse ‘newspeak’, waarmee hij bedoelt dat de term een bepaalde betekenis oplegt die niet conformeert aan de werkelijkheid. In dit geval werden onschuldige doden weggezet als bedrijfsongevallen op de weg naar vooruitgang. De term maakt volgens Perice onderscheid tussen waardevolle en waardeloze levens door dood te vervangen door schade en mensen door het onpersoonlijke collateraal. Perice betoogt dat de strategie van Johnson, bombarderen om Noord-Vietnam te bewegen om te onderhandelen, een vorm van terrorisme was. Hij verbindt deze onpersoonlijke manier van omgang met vijandelijke doden bovendien aan het gedrag van Amerikaanse soldaten die de Noord-Vietnamezen als minderwaardig zagen en daarom oorlogsmisdaden pleegden.17 ‘Collateral damage’ is dus niet alleen een term, maar ook een retorische strategie. Het is dus mogelijk, evenals bij de twee expliciete legitimeringstrategieën, dat slechts bepaalde elementen gebruikt werden.

Voordat het onderzoek naar de legitimering kan beginnen, is het nuttig om eerst vast te stellen hoe de VS een partij werd in het conflict in Vietnam en waarom de regering van Johnson het middel van strategische luchtaanvallen koos om de Noord-Vietnamese infiltratie van Zuid-Vietnam het hoofd te bieden. Vervolgens is het onderzoek chronologisch ingedeeld en voornamelijk gebaseerd op primair bronnenmateriaal. Hoofdstukken 2 tot en met 5 corresponderen met de jaren 1965 tot 1968, de duur van Rolling Thunder, waarbij elk hoofdstuk ruwweg een jaar beslaat. Dit is deels gedaan met oog op overzichtelijkheid en deels omdat de verschillende problemen die behandeld worden in de hoofdstukken elk ongeveer een jaar speelden. Hoofdstuk 2 zal de vraag proberen te beantwoorden hoe de regering van Johnson het opstarten van Rolling Thunder uitlegde. Deze fase was relatief weinig controversieel en werd afgesloten met een staking van de bombardementen die duurde van eind december 1965 tot 31 januari in het volgende jaar. In hoofdstuk 3 zal gekeken worden

16 Erik Ringmar, ‘”How to fight savage tribes”: The global War on Terror in historical perspective’, Terrorism

and Political Violence, 25:2 (2013) 265-269.

17

(9)

6

hoe de Amerikaanse regering het opnieuw opstarten van de bombardementen na deze pauze en de hierop volgende aanvallen op ambigue doelen als elektriciteitscentrales verantwoordde. Hoofdstuk 4 zal de grote internationale kritiek behandelen die vanaf eind 1966 op de bombardementen ontstond en de reactie van de VS hierop. Het laatste hoofdstuk bevat de periode van vlak voor het Tet-offensief dat Noord-Vietnam in februari 1968 uitvoerde tot het einde van Rolling Thunder, op 31 oktober van dat jaar.

In deze scriptie staan de strategische bombardementen op doelen in Noord-Vietnam centraal. De strijd in Zuid-Vietnam, het bombarderen van infiltratieroutes en de vredesbesprekingen in Parijs zullen alleen een rol spelen waar die in de retoriek van de Amerikaanse beleidsmakers relevant waren voor de legitimering van Rolling Thunder. Ook is deze scriptie geen analyse van strategie, een allesomvattende geschiedenis van Rolling Thunder of een kritiek op de regering van Johnson. Het discours is het uitgangspunt en de historische informatie uit secundaire literatuur dient om de uitlatingen van beleidsmakers te kunnen begrijpen. Een probleem voor het onderzoek is dat de Amerikaanse beleidsmakers vaker gebruik maakten van retorische afleidingsmanoeuvres dan van expliciete legitimering van burgerslachtoffers. Met name in de eerste twee jaar zullen de naar buiten gebrachte Amerikaanse opvattingen over het doden van burgers dan ook afgeleid moeten worden uit het algehele discours dat geweven werd rondom de luchtaanvallen, die wel degelijk uitgebreid gelegitimeerd zijn. Ook in de latere jaren, en zeker naarmate de kritiek op de operatie begon toe te nemen, wordt er vanuit gegaan dat bij het legitimeren van Rolling Thunder impliciet eveneens de veroorzaakte burgerslachtoffers en andere gevolgen gerechtvaardigd of gebagatelliseerd werden.

(10)

7

1. Rolling Thunder als strategie

Aanloop naar interventie

Vanaf de jaren 1880 was Vietnam een Franse kolonie geweest. Een kleine groep oligarchen voer hier wel bij, maar de meeste Vietnamezen werden uitgebuit door de koloniale overheerser. Vanaf het begin van de twintigste eeuw kwam er daarom nationalistisch verzet op tegen Frankrijk. In het begin was dit nationalisme voornamelijk populair bij de stedelijke middenklasse, maar Ho Chi Minh creëerde een vorm van nationalisme die veel populairder zou blijken. In 1919 probeerde hij de Amerikaanse president Woodrow Wilson tijdens de vredesconferentie van Parijs over te halen diens gedane belofte van zelfbeschikking voor alle nationaliteiten gestand te doen. Ho vroeg om relatief bescheiden hervormingen, zoals rechtsgelijkheid en regeringsdeelname voor Vietnamezen, maar Wilson wees zijn voorstellen af. Hevig teleurgesteld in het liberalisme richtte Ho zich tot het communisme als bondgenoot om de onafhankelijkheidsstrijd mee te vervolgen. In 1923 ging hij werken voor de Comintern, een wereldwijd samenwerkingsverband van communistische partijen. In 1924 kreeg hij toestemming om in China te gaan werken, waar hij zich voornamelijk toelegde op de Vietnamese onafhankelijkheidsstrijd. Hij viel uit de gratie bij de Comintern vanwege zijn vertrouwen in een revolutie die gedragen werd door boeren en zijn pleidooien voor brede antikoloniale allianties met nationalisten. In 1927 had de Comintern zich namelijk definitief van beide denkbeelden afgekeerd. In 1935 kwam de organisatie echter op deze positie terug en uit angst voor het fascisme werd toenadering gezocht tot nationalisten. In 1941 veroverde Japan Vietnam, waardoor onder veel Vietnamezen het idee begon post te vatten dat de tijd van Europese dominantie op haar einde begon te lopen. De VS beloofde bovendien meer zelfbeschikking voor Vietnam. In deze omstandigheden keerde Ho terug naar Vietnam, waar hij de Vietminh oprichtte. Dit was een brede coalitie van antikolonialen waarin nationalisme benadrukt werd en communisme naar de achtergrond verdween. Op deze manier hoopte de beweging zoveel mogelijk Vietnamezen aan zich te binden en ook steun te krijgen van de VS, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog opnieuw zelfbeschikking predikte. Toen de Vietminh het machtsvacuüm opvulde dat de capitulatie van Japan in 1945 had achtergelaten en Vietnam effectief onafhankelijk werd, citeerde Ho niet voor niets de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring.18

De VS zou zich echter afzijdig houden toen Frankrijk met geweld de macht probeerde te heroveren. Frederik Logevall is van mening dat de communistische sympathieën van Ho

18

(11)

8

hier debet aan waren, evenals de pogingen van de Franse generaal Thierry d’Argenlieu om de Vietminh af te schilderen als pionnen van Stalin. Bovendien werd China in 1949 na een lange strijd communistisch. Door deze ontwikkelingen werd de Amerikaanse president Harry Truman bang voor een totale communistische overwinning in Azië. Om deze reden begon hij vanaf 1950 de Fransen economisch en militair te steunen. Volgens Logevall handelde Truman ook om de publieke opinie tevreden te houden, die hem het ‘verlies’ van China erg kwalijk nam.19 Ondanks de Amerikaanse steun versloeg de Vietminh-generaal Vo Nguyen Giap de Fransen op 7 mei 1954 bij Dien Bien Phu. Een dag later begonnen de vredesbesprekingen in Genève en werd Vietnam tijdelijk opgedeeld. De Vietminh kwam aan de macht in het Noorden, in het Zuiden kreeg de nieuwe president Ngo Dinh Diem de steun van de VS.20 Behalve de opdeling werd er in Genève ook afgesproken dat Laos en Cambodja neutraal zouden blijven. Verder mocht geen van beide helften van Vietnam zich aansluiten bij een bondgenootschap en mocht geen andere mogendheid militaire bases en voorzieningen op Vietnamees grondgebied hebben. In 1956 zouden verkiezingen gehouden worden en zou het land weer verenigd worden. De Amerikaanse president Eisenhower weigerde deze akkoorden te tekenen. Volgens Mark Atwood Lawrence waren veel rechtse critici van mening dat dit akkoord Vietnam volledig aan de communisten over zou leveren en dus trok Eisenhower zijn handen ervan af. Hierna begon de VS Zuid-Vietnam als een pro-Amerikaanse en anticommunistische staat te ontwikkelen, een doel dat in tegenstelling was met de in het vooruitzicht gestelde unificatie en verkiezingen. De verkiezingen vereisten namelijk samenwerking tussen Noord- en Zuid-Vietnam, die door groeiende tegenstellingen steeds onwaarschijnlijker werd. De VS vond in dit plan een bondgenoot in Diem.21

Diem had de verwachtingen van zijn Amerikaanse bondgenoten overtroffen door de orde te herstellen. Zijn leiderschap was echter controversieel. Zo wees hij het idee van gedeelde verkiezingen met Noord-Vietnam af. De regering van Eisenhower steunde hem hierin, maar durfde dit niet openlijk uit te spreken. Toch zorgde Amerikaanse diplomatieke druk ervoor dat het Verenigd Koninkrijk en de Sovjetunie het plan ook lieten vallen. In eigen land was Diem eveneens controversieel. Hij had zichzelf door middel van een vervalst referendum laten uitroepen tot president en slaagde er met halfslachtige landbouwhervormingen niet in om de boeren, het grootste deel van de bevolking, voor zich te winnen. Doordat Diem persoonlijke loyaliteit boven competentie verkoos, had het leger ook

19 Frederik Logevall, ‘The Indochina wars and the Cold War, 1945–1975’, in Leffler, M.P. and Westad, O.A.

(eds.) The Cambridge History of the Cold War (Cambridge 2010) 281-289.

20 Logevall, ‘The Indochina Wars and the Cold War’, 289-291. 21

(12)

9

een gebrek aan capabele officieren, wat in latere jaren erg problematisch zou blijken.22 Volgens Logevall werd zijn legitimiteit verder verzwakt door de Amerikaanse economische steun, waardoor een relatie van afhankelijkheid gecreëerd werd.23 Diem liet de leden van de Zuid-Vietnamese communistische partij vervolgen, martelen en ter dood brengen. De partij verloor negentig procent van de leden en kwam in verzet, maar hoefde aanvankelijk op weinig steun uit Hanoi te rekenen. Noord-Vietnam had zich namelijk gecommitteerd aan een vreedzame oplossing voor het unificatievraagstuk. Lang duurde dit echter niet. Vanaf 1957 ontstond er in Zuid-Vietnam een guerrillabeweging, die vanaf het begin steun kreeg uit Hanoi.24 De militante tak van de communistische partij had namelijk de macht gegrepen binnen de partij en wilde ten strijde trekken in het Zuiden. Veel voormalige Vietminh-soldaten namen deel aan het gewapende verzet, maar ook boeren zonder communistische sympathieën vochten mee, eveneens uit onvrede tegen het repressieve beleid van Diem.25

Op 20 december 1960 verenigden deze guerrillastrijders zich onder aansporing van Hanoi in de NLF. Noord-Vietnamese officieren gingen leiding geven aan de organisatie, waardoor de NLF zowel een onderdeel van de burgeroorlog was, als een instrument van Noord-Vietnam om met geweld unificatie af te dwingen. Vanaf het begin werd de NLF dan ook vanuit Hanoi gesteund met soldaten en wapens, die Zuid-Vietnam meestal binnenkwamen via infiltratieroutes door Laos.26 De in 1961 verkozen Amerikaanse president John Kennedy ging Zuid-Vietnam steeds nadrukkelijker helpen in de strijd tegen de NLF. Hij bestookte de bossen waar de guerrillastrijders zich schuilhielden met pesticiden en stuurde in twee jaar tijd meer dan 16.000 militaire adviseurs naar Vietnam. Hiervan waren een aantal ook bevoegd om mee te vechten met het door de VS uitgeruste Zuid-Vietnamese leger. Op 1 november 1963 werd Diem, wiens positie inmiddels erg instabiel was, afgezet en vermoord door een aantal officieren uit het leger. Volgens Logevall gebeurde dit met medeweten en zelfs goedkeuring van Kennedy, die drie weken later zelf ook werd vermoord. Vicepresident Johnson nam het stokje over, maar hij wilde tot de verkiezingen van eind 1964 geen grote veranderingen in het beleid doorvoeren. Logevall stelt dat deze voorzichtigheid deels voortkwam uit eigenbelang. Koers houden en het zo lang mogelijk uitstellen van moeilijke

22 Ibidem, 55-61.

23

Logevall, ‘The Indochina Wars and the Cold War’, 292.

24 Lawrence, The Vietnam War, 61-63.

25 Lien-Hang Nguyen, Hanoi’s War: An International History of the War for Peace in Vietnam (Chapel Hill:

University of North Carolina Press, 2012) 49-53

26

(13)

10

beslissingen was de electoraal meeste veilige optie. Toch werden in 1964 al plannen gemaakt de oorlog uit te breiden.27

David Kaiser onderschrijft deze conclusie. Hij stelt vast dat Johnson na een overleg met ambassadeur Henry Cabot Lodge op 24 november 1963 de situatie in Vietnam al als het belangrijkste militaire vraagstuk zag waar de VS op dat moment voor stond. In die periode werd er ook al voorzichtig gekeken naar plannen om de militaire rol van de VS in het conflict uit te breiden. Minister van defensie McNamara reisde af naar het gebied en deelde aan de Military Assistance Command Vietnam, de lokale legerleiding, mee dat de VS een communistische overwinning in het gebied niet zou accepteren. Ook neutraliteit van Vietnam moest worden voorkomen, omdat de regering niet geloofde dat een neutraal Zuid-Vietnam stand zou kunnen houden tegen het Noorden. Kaiser spreekt van een cruciale verandering van strategie. Rond de jaarwisseling discussieerden Johnson en zijn adviseurs ook al over mogelijke strafexpedities tegen Noord-Vietnam. Gedacht werd aan bombardementen op de petroleum- en olievoorraden en het aanvallen van de kust en de havens van Noord-Vietnam.28

Johnson wilde geen oorlog ontketenen voor de presidentsverkiezingen, die in december plaats zouden vinden, zodat de nieuwe president de situatie aan het Congres voor kon leggen.29 Hij had ook bedenkingen over het voeren van oorlog. Zo vroeg hij zich af hoe hij een man van vrede kon blijven als hij de escalatie zou doorzetten, wetende dat er veel kritiek op zou komen.30 Toch werden er in de zomer al kleine stappen gezet richting escalatie. In juni werd er een mediacampagne opgestart om Noord-Vietnam duidelijk te maken dat de VS Zuid-Vietnam tegen elke prijs zou steunen. In juli voerden Zuid-Vietnamese schepen kleine aanvallen uit langs de Noord-Vietnamese kust.31 Tegelijkertijd werd Noord-Vietnam via diplomatieke kanalen te kennen gegeven dat een uitbreiding van de infiltratie wel eens gevolgen zou kunnen krijgen voor Noord-Vietnam zelf in de vorm van grote schade aan de hoofdstad Hanoi. Volgens George Herring waren deze dreigementen een reden waarom Noord-Vietnam in de lente van 1964 eenheden uit het reguliere leger voorbereidde om Zuid-Vietnam te infiltreren. De Amerikanen gingen door deze opgevoerde steun nog nadrukkelijker nadenken over verdere militaire actie tegen Noord-Vietnam.32

27 Logevall, ‘The Indochina Wars and the Cold War’, 292-295. 28

Kaiser, American Tragedy, 288-294.

29 Ibidem, 304. 30 Ibidem, 321. 31 Ibidem, 326-331. 32

(14)

11

Op 2 augustus werd het Amerikaanse oorlogsschip Maddox aangevallen in de Golf van Tonkin. De eerste aanval beruste waarschijnlijk op een misverstand en de tweede, een paar dagen later, heeft nooit plaatsgevonden.33 Meteen na het incident werden er op kleine schaal luchtaanvallen uitgevoerd op Noord-Vietnam. William Hammond spreekt van ‘reprisal raids.’ Deze aanvallen werden breed gesteund door de Amerikaanse bevolking, bleek uit opiniepeilingen.34 Op 5 augustus, ver voor de verkiezingen, ging er een resolutie naar het Congres waarin om militaire steun aan Zuid-Vietnam gevraagd werd. In deze resolutie werd natuurlijk met geen woord gerept werd over de eerdere Zuid-Vietnamese aanvallen langs de kust. Ook werd het incident in de Golf van Tonkin schromelijk overdreven door McNamara. Volgens Kaiser gingen de senatoren en congresleden die de motie steunden er niet vanuit dat de regering Amerika in een oorlog zou storten zonder een nieuwe resolutie. Een latere criticus van de oorlog, senator William Fulbright, steunde de motie ook om Johnson te helpen in de verkiezingsstrijd tegen Barry Goldwater, die pleitte voor het grootschalig inzetten van Amerikaanse troepen op het strijdtoneel.35 Johnson bleef om deze reden volhouden niet uit te zijn op escalatie en hij verbood daarom verdere aanvallen op Noord-Vietnam. Door beperkte vergeldingsaanvallen uit te voeren, had hij zijn tanden laten zien. Door publiekelijk te weigeren de escalatie door te zetten, slaagde hij erin zowel kordaat als vredelievend en gematigd over te komen. Dit deed hem veel goed in de verkiezingen. Een andere factor om niet te escaleren was de instabiliteit van Zuid-Vietnam. Generaal Nguyen Khanh, die in de nasleep van de dood van Diem aan de macht gekomen was, stond hevig onder druk en had gebruik proberen te maken van het Tonkin-incident om zichzelf dictatoriale macht toe te eigenen. Als reactie gingen duizenden in Saigon de straten op, waardoor de generaal zich genoodzaakt zag af te treden. Door de politieke onrust gingen de Amerikanen er niet vanuit dat het land een grootschalige oorlog aan zou kunnen.36

In november, vlak voor de verkiezingen, werden er wel drie opties besproken voor militaire interventie. Optie A was de situatie laten zoals hij was, met waarschijnlijk een nederlaag tot gevolg. Optie B was volledige escalatie en was populair bij de Joint Chiefs of Staff, de Amerikaanse legertop. Bij deze strategie hoorde het agressieve gebruik van de luchtmacht om veel schade aan te richten in Noord-Vietnam. Johnson en McNamara vonden dit veel te riskant, omdat volledige escalatie zou kunnen resulteren in een oorlog met China. Optie C was gelimiteerde escalatie. De VS zou Zuid-Vietnam helpen om de NLF en

33 Kaiser, American Tragedy, 331-332.

34 William Hammond, Reporting Vietnam: media and military at war (University Press of Kansas 1998) 28-29. 35 Kaiser, American Tragedy, 332-338.

36

(15)

12

Vietnamese infiltranten te weerstaan, proberen Zuid-Vietnam als natie sterk genoeg te maken om in de nabije toekomst op eigen benen te staan en geleidelijk opgevoerde luchtaanvallen tegen Noord-Vietnam uitvoeren om het land te bewegen de steun voor de NLF in te trekken. De JCS stelden hierop optie C’ voor, een aanvulling op optie C met de mogelijkheid tot volledige escalatie. Optie C werd gekozen, maar C’ werd niet uitgesloten als de omstandigheden erom zouden vragen. Volledige escalatie was dus voor de regering van Johnson eventueel een mogelijkheid.37

Een aantal adviseurs, waaronder staatssecretaris van buitenlandse zaken George Ball, was nog steeds tegen verdere escalatie van het conflict. Desondanks werden in december 1964 infiltratieroutes in Laos gebombardeerd en vergeldingsaanvallen uitgevoerd op Noord-Vietnam. De verkiezingen waren geëindigd in het voordeel van Johnson, dus kon de president zich militair meer permitteren. Nu was de militaire en politieke situatie in Zuid-Vietnam juist een argument om in te grijpen. Door militaire actie kon de VS steun voor de regering in Saigon laten blijken en het moreel van de Zuid-Vietnamese soldaten opkrikken. Dat was hard nodig, voornamelijk omdat de legerleiding en de nieuwe civiele regering nauwelijks samenwerkten. Het Zuid-Vietnamese leger leed ondertussen grote verliezen in de strijd tegen de NLF. Op 6 februari viel de NLF met mortieren een Amerikaanse barrak in Pleiku aan en daarbij vielen een aantal doden. Als reactie hierop werd Operation Flaming Dart in gang gezet, een uitbreiding van de luchtaanvallen boven Noord-Vietnam. Herring constateert dat het opvoeren van de luchtaanvallen al in december gepland was. Toen werd het uitgesteld, omdat de Amerikaanse beleidsmakers het onverstandig achtten door escalatie de instabiliteit van Zuid-Vietnam verder te vergroten. Nu was de militaire situatie echter dusdanig problematisch dat verhoogde aanvallen op Noord-Vietnam de regering in Saigon een morele steun in de rug konden geven en konden voorkomen dat de Amerikanen zwak overkwamen bij een eventuele nederlaag. Het incident bij Pleiku was volgens Herring niet meer dan een voorwendsel. De bombardementen van na 6 februari waren niet alleen vergelding voor aanvallen op Amerikanen, ze waren ook onderdeel van zogenaamde “sustained pressure” op Noord-Vietnam. Dit laatste werd stilgehouden, maar de uitbreiding van de oorlog lekte natuurlijk uit via de media en leidde tot een storm aan kritiek.38 Desondanks vonden op 2 maart de eerste bombardementen van Operatie Rolling Thunder plaats. Deze aanvallen

37 Kaiser, American Tragedy, 356-370. 38

(16)

13

werden niet aangekondigd en zoveel mogelijk geheimgehouden. De regering wilde niet eens erkennen dat er sprake geweest was van een beleidsverandering.39

Strategische luchtaanvallen

Als verklaring voor de wil van de regering van Johnson om Noord-Vietnam direct aan te vallen, wordt vaak gekeken naar de achtergrond van de belangrijkste beleidsmakers. Michael Roskin ziet in het Amerikaanse buitenlandse beleid twee paradigma’s elkaar afwisselen: isolationisme en interventie. In de jaren 1930 begon een nieuwe generatie zich langzaam af te keren van het isolationisme dat na de Eerste Wereldoorlog de boventoon gevoerd had. Na de aanval van Japan op Pearl Harbor tijdens de Tweede Wereldoorlog was deze verandering compleet. Het hoofdargument van de interventionisten was dat de verdediging van de VS ver buiten de eigen grenzen begon. Door agressieve landen ongemoeid te laten, zouden die op termijn sterk genoeg worden om de VS aan te vallen, zoals Japan zo plotseling gedaan had. Nietsdoen zou voor zowel de VS als de rest van de wereld catastrofale gevolgen hebben, aldus de interventionisten. Dit paradigma werkte door tot ver na de Tweede Wereldoorlog en ook de interventie in Vietnam was ervan doordrongen. De communistische dreiging had de dreiging van Nazi-Duitsland en Japan vervangen als hetgeen waartegen opgetreden moest worden en vergelijkingen met de annexatie van Tsjecho-Slowakije en de Japanse verovering van Mantsjoerije werden dan ook vaak gemaakt.40 Kaiser gaat in deze analyse mee, maar constateert een fundamenteel probleem dat er niet was tijdens de Tweede Wereldoorlog. De regering van Johnson was bereid vrijwel alles te doen om een communistische overwinning in Vietnam te voorkomen, maar de Amerikaanse bevolking beslist niet. Waar president Roosevelt de Amerikaanse interventie in de Tweede Wereldoorlog zo lang had uitgesteld dat hij de publieke opinie achter zich kreeg, nam Johnson een voorbeeld aan Winston Churchill, die al veel eerder had willen ingrijpen tegen Nazi-Duitsland. Johnson begon daarom in het geheim met het sturen van troepen en probeerde Rolling Thunder aanvankelijk zo veel mogelijk stil te houden.41

Voor de Amerikaanse regering was de Vietnamoorlog een strijd tegen agressie uit Noord-Vietnam en daarom zochten de beleidsmakers een oplossing in directe militaire actie tegen dat land. Hun ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog waren ook leidend wat betreft de keuze voor strategische luchtaanvallen. Charles Townshend stelt in zijn Oxford history of

39 Kaiser, American Tragedy, 408.

40 Michael Roskin, ‘From Pearl Harbor to Vietnam: Shifting Generational Paradigms and Foreign Policy’,

Political Science Quarterly, Vol. 89, No. 3 (1974) 567-571.

41

(17)

14

modern war dat burgers in de twintigste eeuw veel meer onderdeel waren van oorlogsvoering dan hiervoor het geval geweest was. Dit schrijft hij toe aan massapolitisering en stedelijke guerrillaoorlogen. Oorlog werd een politieke aangelegenheid, waardoor het wegnemen van de steun van het volk, door bijvoorbeeld terrorisme of andere vormen van intimidatie, een krachtig militair middel geworden was. Guerrillagevechten vinden vaak plaats in bewoonde gebieden en burgers vechten vrijwel altijd mee.42 Richard Overy legt in hetzelfde boek het verband met de Totale Oorlog, waarin burgers ook bijdroegen aan de oorlog door bijvoorbeeld wapens te maken. Luchtaanvallen op industrie werden daarom een belangrijk onderdeel van militaire operaties, maar de slachtoffers hiervan waren overwegend burgers.43

Na de Eerste Wereldoorlog werkte een aantal officieren van de Britse luchtmacht een doctrine uit, waarin luchtaanvallen gebruikt moesten worden om de economische en morele steunpilaren van de vijandelijke oorlogsmachine te vernietigen. Door de bevolking op deze manier te terroriseren, zo luidde de doctrine, zou het volk niet meer willen en niet meer kunnen helpen met de oorlog en dus de steun intrekken. De vijand zou uiteindelijk gedwongen worden zich over te geven. In de Tweede Wereldoorlog werden luchtaanvallen op grote schaal met dit doel uitgevoerd. Ze waren niet van doorslaggevend belang, maar leverden wel 400.000 burgerdoden op.44 Ophef over deze slachtoffers en de wat tegenvallende resultaten konden niet beletten dat de Verenigde Staten de doctrine van strategische bombardementen van de Britten overnam. De beleidsmakers waren namelijk van mening dat de bombardementen weliswaar niet doorslaggevend waren, maar zeker geholpen hadden bij de overgave van Duitsland en voornamelijk Japan. De Vietnamoorlog had echter vergelijkbare resultaten. De ophef over het aantal gevallen burgerslachtoffers was groot en de operaties waren militair gezien weinig effectief gebleken. Daarom raakte volgens Overy na deze oorlog het grootschalig inzetten van strategische bombardementen op burgerdoelen in onbruik. 45

McNamara zou jaren na de oorlog in zijn boek Argument without end de strategische doelen van de operatie uiteenzetten. De doelen waren het verbeteren van het moreel in Zuid-Vietnam, de buitenwacht blijk geven van de Amerikaanse betrokkenheid bij het conflict en met name het drastisch verminderen van de steun van Noord-Vietnam aan de rebellen in het

42 Charles Townshend, ‘People’s War’, in: Townshend, Charles, The Oxford history of modern war (Oxford

2000) 192-195.

43

Richard Overy, ‘The Second World War’, in: Townshend, Charles, The Oxford history of modern war (Oxford 2000) 154-157.

44 Richard Overy, ‘Air Warfare’, in: Townshend, Charles, The Oxford history of modern war (Oxford 2000)

267-275.

45

(18)

15

Zuiden.46 Dit laatste werd op vier manieren geprobeerd. Oorlogsgerelateerde industrie werd zoveel mogelijk vernietigd, in een poging de vijand militair vleugellam te maken. Tegelijkertijd werd ook de civiele economie van Noord-Vietnam ontregeld. McNamara stelt een aantal keer dat dit gedaan werd om antwoord te krijgen op de vraag hoeveel de mensen in Noord-Vietnam bereid waren te lijden om de guerrilla in het Zuiden te blijven steunen. Ten derde werden de communicatielijnen aangevallen en tot slot werden de infiltranten uit Noord-Vietnam, het operationele leger en de militaire infrastructuur zoveel mogelijk vernietigd. Het behalen van een militaire overwinning door luchtaanvallen alleen werd nooit als een serieuze optie gezien, dit door de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog. Het voornaamste doel van de operatie was dan ook het zodanig opvoeren van de prijs die Noord-Vietnam betaalde voor interventie, dat het land de strijd op een bepaald moment op zou moeten geven. Burgers waren hierbij geen expliciet doel, maar wel onlosmakelijk verbonden met de strategische luchtaanvallen. Het vallen van burgerslachtoffers werd als een acceptabele prijs gezien om de oorlog tot een goed einde te brengen.47

De opvatting dat Rolling Thunder het ook actief op civiele doelen voorzien had, is tegenwoordig niet controversieel meer en ook niet voorbehouden aan een beleidsmaker die later een van de grootste critici van de oorlog werd. Robert Pape constateert eveneens dat Rolling Thunder primair bedoeld was om de vijand te ontmoedigen. Verder stelt hij dat er over het algemeen vanuit gegaan wordt dat een succesvolle strategie van ontmoediging de burgers van het vijandelijke land onder druk zet.48 Volgens Pape onderscheidde Rolling Thunder zich aanvankelijk door het geleidelijke karakter van de operatie. De VS verwoestte niet in een keer veel doelen, maar voerde de aanvallen steeds wat verder op. Hierdoor was de anticipatie het belangrijkste ontmoedigende element. Als Noord-Vietnam de oorlog niet af zou breken, zou steeds meer economische en militaire infrastructuur verwoest worden. Een tweede strategie, die volgens Pape later ook gebruikt werd, was het creëren van een schokeffect door in een keer veel aanvallen uit te voeren. Dit komt overeen met Optie C’ waar de JCS in november 1964 voor pleitten.49 Volgens Pape was de strategie van Rolling Thunder niet effectief omdat er niet genoeg druk werd uitgeoefend op de burgerbevolking van Noord-Vietnam. Hij noemt de ruim vijftigduizend burgerdoden dan ook ‘exceedingly low’, een 50

46 Robert S. McNamara James G. Blight, en Robert K. Brigham, Argument Without End: In Search of Answers to

the Vietnam Tragedy (New York 1999) 334-335.

47 McNamara et al, Argument without end, 341. 48 Pape, ‘Coercive airpower’, 104-105.

49 Ibidem, 110-120. 50

(19)

16

McNamara houdt er dan ook een andere mening op na. Hij citeert een voormalig collega, Townsend Hoopes, om te laten zien waarom Rolling Thunder uiteindelijk gedoemd was te mislukken. In deze analyse legt Hoopes scherp de achterliggende gedachte van Rolling Thunder bloot. Hij maakt onderscheid tussen strategieën van sterke en zwakke landen. Sterke landen hebben industrie om te verdedigen, waardoor de economische en sociale gevolgen van een totale oorlog te groot zouden zijn. Deze sterke landen gaan er dan ook vanuit dat andere landen op een bepaald punt de strijd opgeven, waardoor dreigende vernietiging door middel van strategische bombardementen een logische strategie is. Noord-Vietnam had echter nauwelijks industrie om te verliezen en maakte voornamelijk gebruik van guerrillatactieken. Verder had het land een sterke ideologische reden om door te blijven vechten en was dus niet makkelijk te intimideren. Volgens Hoopes daagde Noord-Vietnam de VS daarom uit de strategie van geleidelijke vernietiging tot in het extreme door te voeren, Noord-Vietnam te verwoesten en genocide te plegen. De doctrine van geleidelijke vernietiging schreef immers voor dat de verwoesting steeds opgevoerd moest worden als de vijand niet zou buigen. Met de misdaden van Hitler en de bombardementen op Japan nog vers in het geheugen, was deze koers uiteraard niet aanvaardbaar voor de regering van Johnson, laat staat te verdedigen naar het nationale en internationale publiek. Hetzelfde punt wordt gemaakt in een op dit fragment volgende discussie tussen McNamara en Tran Quan Co, die nauw betrokken was bij het opstellen van de Noord-Vietnamese uitgangspunten voor de vredesbesprekingen van 1968. McNamara gaf aan nog steeds niet te snappen waarom de regering van Noord-Vietnam niet bewogen werd de oorlog te staken. Volgens Co impliceerde hij daarmee dat het lijden van het volk de regering in Hanoi niks deed. Dat was niet het geval, maar Vietnam had een lange geschiedenis van strijd tegen onafhankelijkheid, die zich voor de Franse overheersing primair tegen China gericht had. De regering in Hanoi kon het daarom niet naar het volk toe verdedigen te onderhandelen met een land dat haar burgers bombardeerde, aldus Co.51

McNamara, Pape, Hoopes en Co waren achteraf om uiteenlopende redenen negatief over Rolling Thunder, maar veel andere keus had de regering van Johnson in 1964 niet meer. Nietsdoen was geen optie en een militaire invasie of grootschalig bombardement evenmin. Een van de voornaamste overwegingen was dat een grootschalige aanval op Noord-Vietnam Chinese interventie uit zou kunnen lokken. De oorlog zou dan het doel, voorkomen van een wereldoorlog, voorbijschieten. China had inmiddels ook atoomwapens verkregen, dus interventie van China zou catastrofale gevolgen kunnen hebben. Door het geweld binnen

51

(20)

17

bepaalde perken en ver van de Chinese grens te houden, hoopte de Amerikaanse regering dat China een oorlog met de VS te riskant vond.52 Een andere reden om voor de gelimiteerde variant te kiezen, was dat Johnson en McNamara niet geloofden dat bombarderen alleen een oorlog tot een bevredigend einde kon brengen. Uiteindelijk zou de oorlog beslecht moeten worden aan de onderhandelingstafel en de bombardementen dienden slechts als drukmiddel. In dat licht was het natuurlijk zeer contraproductief om het beeld te laten ontstaan van een grootmacht die een klein landje in de as legde. Dat zou zoveel nationale en internationale druk op de schouders van de VS leggen om de oorlog af te breken, dat van harde onderhandelingen nauwelijks meer sprake kon zijn. Dit alles staat nog geheel los van het prestige dat de VS in de wereld zou verliezen. Om deze reden werden de meest veelbelovende doelen, in de stedelijke gebieden van Hanoi en de haven van Haiphong, zeker in het begin met rust gelaten. Bij deze doelen was het risico op grote aantallen burgerslachtoffers simpelweg te groot. Door deze doelen niet te raken, was de oorlog veel beter te verkopen door de regering van Johnson.53

2. De eerste fase

Het waarom van oorlog

Het narratief waar Rolling Thunder in moest gaan passen, werd al voorbereid voor het begin van de operatie. Op 25 februari gaf Dean Rusk een persconferentie waarin hij de standpunten van de Amerikaanse regering over de ‘situation’ in Zuidoost Azië uiteenzette. De landen in dat gebied hadden het recht om in vrijheid te leven, vrij van agressie van buitenaf. Dit principe was volgens Rusk van levensbelang voor de veiligheid en zelfs het bestaan van meer dan honderd landen over de hele wereld. Pas hierna spitste hij zich toe op Vietnam, waardoor hij het conflict in het gebied veralgemeniseerde. Hij stelde dat Noord-Vietnam de akkoorden van Genève uit 1954 en 1962 en het Internationaal Recht had geschonden in haar agressie tegen het zuiden. De akkoorden van 1962 garandeerden de neutraliteit van Laos, die Noord-Vietnam dus eveneens niet naleefde. Het enige doel van de Amerikanen was het beletten van deze strategie en er zorg voor dragen dat Zuid-Vietnam, net als alle andere landen in Zuidoost Azië, haar eigen lotsbestemming kon kiezen. De Amerikaanse acties tot op dat moment, inclusief de bombardementen in het kader van Flaming Dart, waren volgens Rusk bedoeld om Zuid-Vietnam bij te staan in zelfverdediging.54 Twee dagen later bracht het State Department

52 Herring, America’s longest war, 139.

53 Drea, McNamara, Clifford and the burdens of Vietnam, 51-52. 54

(21)

18

een White Paper uit dat opende met de zin: “South Vietnam is fighting for its life against a brutal campaign of terror and armed attack inspired, directed, supplied and controlled by the communist regime in Hanoi.”55

De toon was meteen gezet. In de rest van het rapport werd beargumenteerd dat er aan de guerrillaopstand niets anders dan Noord-Vietnamese agressie ten grondslag lag. Ook toen in 1959 nog voornamelijk buitgemaakte Franse wapens gebruikt werden, had Hanoi de touwtjes al stevig in handen.56 De Vietcong had sinds die tijd veelvuldig geprobeerd om de positieve ontwikkeling die Zuid-Vietnam doormaakte te ondermijnen, onder andere door scholen en ziekenhuizen aan te vallen. De conclusie was dat de VS haast niet anders kon dan ingrijpen.57 Op dezelfde dag ging het rapport naar de VN.58

Kaiser vindt de aangedragen bewijslast in het rapport fragmentarisch en daardoor weinig overtuigend, maar weidt er niet verder over uit.59 Het is goed mogelijk dat hij dit verspilde moeite vond, gezien de grote kritiek die ook de Amerikaanse pers op het rapport had. Kritiek was er onder andere op de interviews met 25 infiltranten, die de grote mate van invloed van Hanoi binnen de NLF aan moesten tonen. Slechts acht strijders kwamen aantoonbaar uit Noord-Vietnam. Journalisten stelden verder dat de VS eveneens de akkoorden van Genève overtreden had door Zuid-Vietnam vanaf de oprichting militair te steunen. Inmiddels is bekend dat Eisenhower helemaal niet van plan is geweest de in 1954 gedane belofte van hereniging gestand te doen. Het rapport werd dan ook niet gezien als een legitimering van een overwinningsstrategie, zoals het bedoeld was, maar het was in de woorden van de New York Times ‘a tacit admission of failure’. De Amerikaanse bevolking, zo concludeert Hammond, geloofde overwegend niet dat de oorlog nog te winnen was.60 Ondanks het uitblijven van een officiële aankondiging kregen journalisten ter plaatsen lucht van de opgevoerde bombardementen in de nasleep van Flaming Dart. Door de reportages die ze naar huis stuurden, leken de aanvallen bovendien een stuk heftiger dan ze waren. Om grootschalige kritiek te voorkomen, deed het Departement van Defensie hierna pogingen de pers aan banden te leggen.61

Rusk sprak vijf dagen na de start van Rolling Thunder in een interview met Face the Nation, een tv-programma van de NBC waarin Amerikaanse politici hun beleid toelichten, pas over de reden achter de opgevoerde bombardementen. Hij maakt hierin gebruik van veel

55 Bulletin 52, 404. 56 Bulletin 52, 417 en 420. 57 Bulletin 52, 424-427. 58 Bulletin 52, 419.

59 Kaiser, American Tragedy, 408. 60 Hammond, Reporting Vietnam, 37-38. 61

(22)

19

dezelfde argumenten als in het eerder verschenen White Paper stonden. Rusk stelde dat de hogere mate van infiltratie uit het Noorden en aanvallen op Amerikanen, zowel in Tonkin als Pleiku, de achterliggende redenen waren. Ook haalt hij de resolutie van het Congres in de nasleep van Tonkin aan, waarin de president toestemming gekregen had militaire middelen te gebruiken als Amerikanen aangevallen werden, wat nu herhaaldelijk gebeurd was.62 Bijna een maand later gaf hij toe dat de luchtaanvallen een voornamelijk politiek doel hadden: de ontmoediging van Noord-Vietnam.63 Het narratief sloeg niet echt aan, want al in April was er zowel nationaal als internationaal veel kritiek op de operatie. De New York Times trok het nut van de oorlog in twijfel, en schreef dat Vietnam veel te ver weg was om Amerikaanse levens voor op het spel te zetten. Prominente Democraten wilden een stop van de bombardementen en het opstarten van onderhandelingen. Dit laatste was ook een belangrijk thema in het buitenland. U Thant, de secretaris-generaal van de VN, beschuldigde de Amerikaanse regering ervan de waarheid voor het volk verborgen te houden. Groot-Brittannië en Canada riepen Johnson ook op om de bombardementen te stoppen en te gaan onderhandelen. De regering begon hierop een aantal vredesinitiatieven, die volgens Herring vanaf het begin tot mislukken gedoemd waren. Ook werden er seminars georganiseerd, waarin de regering haar standpunten over de Vietnamoorlog fel verdedigde. De opzet slaagde en de kritiek werd aanzienlijk minder.64

In dit klimaat gaf Johnson op 17 april een toespraak waarin hij Rolling Thunder verdedigde op een manier die symptomatisch zou worden. Hij zei de luchtaanvallen te betreuren, maar als noodzakelijk te zien om de communistische agressie te stoppen. Tegen de mensen in binnen- en buitenland die zich druk maakten om Noord-Vietnamese burgerdoden, zei hij bovendien: “But the compassion of this country, and the world, must go out to the men and women and children who are killed and crippled by the Viet Cong everyday in South Viet-nam. The outrage of this country, and the world, must be visited on those who explode their bombs in cities and villages, ripping the bodies of the helpless.”65

De aparte verwijzing naar vrouwen en kinderen is niet voor niets. In het White Paper was al uiteengezet hoe de Vietcong gebruik maakte van terrorisme. Johnson benadrukte het morele verschil met de vijand verder door het opzettelijk doden van vrouwen en kinderen aan te halen. Tegelijkertijd viel hij iedereen aan die morele bezwaren tegen de bombardementen had, door ze impliciet te beschuldigen van het goedpraten van deze terreur.

62 Bulletin 52, 443-444.

63 Bulletin 52, 569

64 Herring, America’s longest war, 133-135. 65

(23)

20

Verder sprak Johnson dat de VS standvastig moest blijven, omdat alleen zo de communistische agressie te beteugelen was. Uiteindelijk zou de oorlog beslist moeten worden door onderhandelingen, maar Hanoi wilde niet praten. Tot die tijd dat de communisten dat wel wilden, moest de onafhankelijkheid van Zuid-Vietnam gegarandeerd worden door militair optreden. Johnson hoopte op de lange termijn op de steun van de publieke opinie, die moe zou worden van de oorlog en zich tegen Hanoi zou keren, waarmee de president de verantwoordelijkheid voor de oorlog opnieuw bij Noord-Vietnam legde.66 Meteen na deze toespraak staat in het Bulletin een speech die Johnson een week eerder gaf, getiteld ‘The Works of Peace’. Hij noemt Vietnam niet een keer, maar verwijst een aantal keer subtiel naar het conflict. De VS, zo stelde Johnson, vocht in de wereld een aantal oorlogen uit: tegen armoede, ziektes, discriminatie en oorlog zelf. Hij spreekt van een missie die al 189 jaar aan de gang was, ingegeven door humanistisch en Christelijk verlangen het goede te doen.67 Deze op zichzelf onschuldige opmerking krijgt een heel andere lading met de hiervoor gepubliceerde speech van 17 april in het achterhoofd. De militaire acties in Vietnam waren in dit narratief onderdeel van een groter plan om een betere wereld voor iedereen te creëren. Een tegenstander van de Amerikaanse participatie in de oorlog was dus niet alleen een apologeet voor Vietcong-terrorisme, ook onderschreef hij de waarden niet die het Amerikaanse buitenlandse beleid volgens Johnson al sinds de oprichting kenmerkten.

Ondanks de uitgesproken politieke bedoelingen achter de luchtaanvallen, wilde niemand binnen de regering van Johnson toegeven dat er doelen geraakt werden die niet puur militair van aard waren. McNamara zei bijvoorbeeld op 27 april dat de bombardementen uitsluitend dienden om de infiltratie te bemoeilijken en uiteindelijk te stoppen. De doelwitten waren dus infiltratieroutes en militaire infrastructuur. Spoorwegen en bruggen vielen hier volgens de minister eveneens onder. De Noord-Vietnamese legerdivisies, die inmiddels de grens overgestoken waren, maakten hier immers gebruik van. Volgens McNamara gaven de luchtaanvallen de doorslag tussen en houdbare en een onhoudbare militaire situatie voor Zuid-Vietnam, al wilde hij het effect op de infiltratie ook niet overschatten. Op de vraag wat de VS deed om burgerslachtoffers te voorkomen, antwoordde hij dat de doelwitten uitgebreid in kaart gebracht werden en dat eerst werd onderzocht of het doelwit geïsoleerd stond van burgerdoelen, voordat de bombardementen geautoriseerd werden. Hierdoor waren er ‘few, if any’, burgerdoden verbonden met de bombardementen.68

Een ruime week later bracht

66 Bulletin 52, 651.

67 Bulletin 52 652-654. 68

(24)

21

Johnson beide argumenten bij elkaar. Hij herhaalde tegenover de pers het zeer te betreuren dat hij de opdracht moest geven te gaan bombarderen en dit alleen deed “when patience had transformed from a virtue into a blunder.” Johnson stelde nadrukkelijk dat alleen militaire doelwitten gebombardeerd werden en dat zelfs deze maatregel pas na lange twijfel besloten werd, toen de VS niet meer aan kon zien dat de Vietcong mannen, vrouwen en kinderen doodde. Hij las de critici de les door te zeggen dat degenen die nu kritiek leverden op de bombardementen, zich nooit druk hebben gemaakt om het terrorisme van de Vietcong. De impliciete beschuldiging van het goedpraten van terreur was een expliciete beschuldiging geworden.69 De bombardementen waren volgens Johnson en McNamara dus in alles de beste strategie. Nietsdoen was volgens hen moreel verwerpelijk en dat gold ook voor de volledige escalatie, zo blijkt uit de grote terughoudendheid die Johnson tentoonspreidde om zelfs met gelimiteerde actie te beginnen.

In de maanden die volgden, benadrukten verschillende beleidsmakers dat aan de oorlog in Vietnam een bredere campagne van communistische agressie ten grondslag lag. George Ball, de staatssecretaris van buitenlandse zaken, sprak van een communistische “war of national liberation”. Dit was volgens hem iets heel anders dan een normale “war of national liberation” en een duidelijk voorbeeld van agressie. Noord-Vietnam infiltreerde immers met 40.000 troepen in het Zuiden. Ball was achter gesloten deuren een van de meest kritische adviseurs geweest. Nu herhaalde hij de argumenten van Johnson over de noodzaak van de bombardementen en de terreur van de Vietcong en zette de hele oorlog in Vietnam in een veel breder verband: “The central issue (…) is whether a small state on the periphery of Communist power should be permitted to maintain its freedom.”70 William Bundy weersprak eveneens dat er sprake is van een nationalistische revolutie. Hij noemde het conflict een contrarevolutie waar Noord-Vietnam zonder schaamte de hartslag van was, een poging met geweld een ander systeem op te leggen.71 Het Department of State veroordeelde op 24 juni in een verklaring een terroristische aanslag in Saigon als daad van “wanton inhumanity”.72 Een dag eerder had Rusk in detail over de terreurcampagne van de Vietcong gesproken. Het afgelopen anderhalf jaar, zo stelde hij, waren meer dan 2000 mensen gedood. De Vietcong doodde vrouwen en kinderen en had het speciaal op ambtenaren in dorpen voorzien. De achterliggende gedachte van deze aanvallen was volgens Rusk om hele gemeenschappen te ontregelen. Dit gezegd hebbende, herhaalde Rusk de reprimande van Johnson. Hij sprak dat

69 Bulletin 52, 817-818. 70 Bulletin 52, 921-922. 71 Bulletin 52, 1004, 72 Bulletin 53, 55.

(25)

22

degenen die zich druk maken om gebouwen in Noord-Vietnam zich beter konden bekommeren om het leed van de Zuid-Vietnamezen. Ondanks dit alles had de VS Noord-Vietnam regelmatig de kans gegeven om te onderhandelen, maar tot nu toe hadden ze elk aanbod afgeslagen, omdat ze hoopten op een totale overwinning.73

Dit was niet helemaal waar. Op 8 april had Noord-Vietnam de Vier Punten naar buiten gebracht. In tegenstelling tot de Amerikaanse voorwaarden voor onderhandelingen, waren deze Vier Punten expliciet gebaseerd op de verdragen van 1954. Het eerste punt was de bevolking van Vietnam recht had op eenheid en territoriale integriteit. Hieruit volgde dat de VS zich militair terug moest trekken. Ten tweede moesten de militaire bepalingen van de akkoorden van 1954 gerespecteerd worden in afwachting van de unificatie van Vietnam. Ten derde zouden de interne aangelegenheden van Zuid-Vietnam bestloten moeten worden door de Zuid-Vietnamezen zelf in overeenstemming met het programma van de NLF. Tot slot zouden de vreedzame unificatie van Vietnam besloten worden door de Vietnamezen zelf.74 Verschillende Noord-Vietnamese beleidsmakers die in Argument without end aan het woord kwamen, claimden dat de Vier Punten geen voorwaarden voor onderhandelingen waren, maar het Noord-Vietnamese standpunt over hoe de uiteindelijke unificatie van Vietnam moest verlopen.75 Door de Amerikanen werden deze Vier Punten echter wel als een voorwaarde opgevat en met name het eerste en derde punt waren onacceptabel. Desondanks, concludeert Logevall, was er in tegenstelling tot wat Rusk beweerde binnen de regering in Washington wel degelijk het besef dat Noord-Vietnam interesse had in onderhandelingen.76

Toch onderhandelen?

Ingegeven door de grote kritiek die er op Rolling Thunder bestond, kwam er tussen 12 en 17 mei toch een korte pauze van de bombardementen. McNamara had aanbevolen deze stop niet openbaar te maken, maar Noord-Vietnam heimelijk te polsen om een reactie. Het achterliggende idee was om gesprekken op gang te brengen, maar Hanoi reageerde afwijzend op het voorstel.77 De steun voor de strijd in Zuid-Vietnam was erg groot onder de Noord-Vietnamese bevolking en binnen enkele maanden hadden dermate veel mensen zich aangemeld voor militaire dienst, dat het leger van Noord-Vietnam verdubbeld was. Dat de

73 Bulletin 53, 50-52.

74 Kaiser, American Tragedy, 426-427. 75

McNamara et al, Argument without end, 227-231.

76 Frederik Logevall, ‘There ain’t no daylight. Lyndon Johnson and the politics of escalation’, in: Bradley, Mark

Philip en Marilyn Blatt Young, Making sense of the Vietnam Wars: local, national and transnational

perspectives (Oxford 2008) 98.

77

(26)

23

Amerikanen in deze maand marine-eenheden hadden ingezet in Zuid-Vietnam, werd gezien als een kleine overwinning voor Hanoi. Hierdoor nam de noodzaak om te onderhandelen af.78 In Argument without end kwam Nguyen Khac Huynh, die tijdens de oorlog werkzaam was op het ministerie van buitenlandse zaken, aan het woord. Hij noemde nog een aantal andere redenen om de onderhandelingen af te wijzen. Volgens hem werd er gevreesd dat de Amerikanen de luchtoorlog zouden uitbreiden als Noord-Vietnam zou aangeven open te staan voor een stop van de bombardementen. Ook noemde hij de bombardementen een vernedering voor en schending van de trots en menselijkheid van de inwoners van Noord-Vietnam. Zijn belangrijkste argument was dat de bompauzes alleen golden voor Noord-Vietnam, terwijl in het zuiden de Noord-Vietnamese strijders en de NLF nog wel gebombardeerd werden. De grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam was in deze visie dus tijdelijk. Huynh stelt bovendien dat Hanoi, in overeenstemming met de inmiddels ontstane historische consensus, primair uit was op een militaire overwinning. Diplomatieke middelen werden ingezet ter ondersteuning.79 Onderhandelen was in mei 1965 voor Noord-Vietnam dus niet wenselijk en niet nodig totdat de VS aangaf tegemoet te willen komen aan de eisen van Hanoi.

Pas ruim een maand later zouden Rusk en Johnson publiekelijk verwijzen naar deze pauze. Johnson gaf op 25 juni een toespraak ter ere van het twintigjarige bestaan van de VN. Hij vereenzelvigde het Amerikaanse buitenlandse beleid nog maar eens met de missie van de VN om over de hele wereld vrede te brengen en kwam al snel te spreken over Vietnam. Volgens Johnson stond het meest elementaire principe van de VN, dat buren elkaar niet aanvallen, in Vietnam onder druk. Vervolgens somde hij de manieren op waarmee “wilful agressors” de wil van de mensheid, die volgens Johnson tot uiting kwam in dit principe van de VN, minachtten. Zo bleek diplomatie zinloos, werden de pogingen van de secretaris-generaal van de VN en een Amerikaanse oproep voor onconditionele discussie afgewezen en noemde Hanoi de bompauze een belediging. Johnson had dus gelijk wat betreft de onwil vanuit Hanoi om te onderhandelen, maar negeerde de koloniale geschiedenis door Noord- en Zuid-Vietnam als buren te omschrijven. De scheiding van Vietnam was niet bedoeld als permanente verdeling en de in 1957 ontstane guerrillabeweging valt moeilijk te typeren als een klassiek voorbeeld van agressie. Het is daarom de vraag in hoeverre de VN-principes relevant waren in deze kwestie. Om deze reden lijken de opmerkingen van Johnson eerder een poging om het conflict in Vietnam prominent op elke buitenlandse agenda te zetten.80

78 Nguyen, Hanoi’s War, 75-77.

79 McNamara et al, Argument without end, 257-261. 80

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Cite this article as: Mbuagbaw et al.: The cameroon mobile phone sms (CAMPS) trial: a protocol for a randomized controlled trial of mobile phone text messaging versus usual care

The likelihood-ratio is the probability of the score given the hypothesis of the prose- cution, H p (the two biometric specimens arose from a same source), divided by the probability

By including beneficiary participation in the community development project process in line with the human development and community development principles, mining companies can

Chloroquine and the combination drug, pyrimethamine/sulfadoxine, used to be the first line drugs in malaria treatment and prophylaxis but is now virtually

• Onderzoek naar de (on)mogelijkheden van conductiedrogers en behandeling van drooggassen moet duidelijkheid verschaffen over het toekomstperspectief van deze techniek.. •

Dat het gebied dat vroeger Mandatory Palestine was al vijftig jaar de facto, uiteindelijk onder Israëlische staats- macht valt, en dat er inmiddels meer dan 600 000 kolonis- ten

Dit werd berekend door enkel naar die soorten te kijken waarvan er minstens van twee van de laatste drie jaren gegevens voorhanden zijn en waarvan er meerdere

Twee hiervan worden hier voorgesteld, enerzijds (a) één grote vijver en anderzijds (b) een grote vijver vergezeld van enkele kleine vijvers, dit meer naar analogie van de huidige