• No results found

In juli 1965 werd McNamara op de hoogte gebracht van een rapport van de Joint Chiefs of Staff, waarin stond dat de NLF slechts veertien of vijftien ton aan voorraden per dag nodig had om de strijd voort te zetten. McNamara concludeerde dat de infiltratie van deze goederen nauwelijks door bombardementen te stoppen was. Hij begon daarom te zoeken naar andere manieren om Noord-Vietnam aan de onderhandelingstafel te krijgen. De Joint Chiefs onderschreven zijn conclusie op basis van deze getallen niet, waren bang dat Noord-Vietnam gebruik zou maken van een bompauze en adviseerden daarom juist krachtigere bombardementen. Johnson ging in december overstag en autoriseerde onder andere aanvallen op een brug en een elektriciteitscentrale in de buurt van Haiphong.88 De elektriciteitscentrale voorzag vijftien procent van Noord-Vietnam van energie. Militair historicus Jacob van Staaveren sprak om deze reden van “two sensitive targets hardly calculated to make Hanoi more amenable to negotiations”.89

Elders in zijn boek Gradual Failure bekritiseert van Staaveren Rolling Thunder met enige regelmaat vanwege het gelimiteerde karakter van de operatie. Zijn conclusie dat Johnson op dit moment waarschijnlijk niet op onderhandelen uit was, lijkt dus terecht.90 Ondertussen waren veel ambtenaren binnen de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken er wel van overtuigd geraakt dat er een opnieuw pauze van de bombardementen moest komen. McNamara haalde Johnson en de JCS uiteindelijk over door te zeggen dat de VS hiermee kon laten zien een eerlijke poging gedaan te hebben om het

87 FRUS IV, 157.

88

Drea, McNamara, Clifford and the burdens of Vietnam, 64-65.

89 Van Staaveren, Jacob, Gradual Failure. The air war over North Vietnam (Washington 2002) 203. 90

28

conflict vreedzaam te beëindigen. Als het niet mocht baten, was het een goede aanleiding om het defensiebudget te verhogen en de operaties weer voort te zetten.91 George Herring is cynisch over de vredesonderhandelingen tijdens de bompauze, die van 25 december 1965 tot 31 januari 1966 duurde. Hij is van mening dat beide partijen wel wilden praten, maar niet de noodzakelijke concessies wilden doen om tot een wezenlijke compromis te komen.92

De pauze van de bombardementen was een goed moment voor de Amerikanen om te benadrukken hoezeer ze geloofden in een vreedzame oplossing van het conflict en hoezeer de vijand dat niet deed. Rusk vertelde op 23 januari op de Canadese televisie dat er mogelijkheden waren om de pauze, die aanvankelijk alleen tijdens de Kerst zou gelden, uit te breiden. Dit gebeurde dus ook, ondanks dat Rusk aangaf dat de houding van Hanoi weinig goeds beloofde.93 Vicepresident Hubert Humphrey had op 3 januari al een document openbaar gemaakt waarin de publieke vredesinitiatieven van de VS, negen sinds 1961, te vinden waren. Deze lijst werd gevolgd door veertien uitspraken van beleidsmakers over de Amerikaanse houding ten opzichte van het vredesproces. De VS nam de akkoorden van Genève als uitgangspunt, was bereid tot onconditionele gesprekken met Noord-Vietnam en verkiezingen in het Zuiden, wenste geen militaire bases langer dan noodzakelijk te behouden en was van mening dat de kwestie van eenwording door de Vietnamezen zelf uitgezocht moest worden. Volgens Humphrey zat alles in “the basket of peace except the surrender of South Viet nam.”94 In feite, zo stelt Herring, viel het wel mee hoeveel er in de mand zat. Regeringsdeelname van de NLF was onbespreekbaar, en een permanente stop van de bombardementen boven Noord-Vietnam was alleen bespreekbaar als Noord-Vietnam eerst zou de-escaleren.95 Dat zijn op zich geen onredelijke eisen, als men de NLF als een puur Noord-Vietnamees probleem ziet en de Amerikaanse beleidsmakers lieten geen moment onbenut om dit te benadrukken.

Tien dagen voor de hervatting van de bombardementen verbond Johnson in zijn State of the Union speech de oorlog in Vietnam nog nadrukkelijker aan het idealistische programma van zijn regering dan hij in het voorgaande jaar gedaan had. De VS ging dit jaar namelijk haar best doen om de ‘Life of Man’ te verbeteren, in algemene zin. Educatie, gezondheidszorg, honger, overpopulatie en vreedzame internationale samenwerking waren de thema’s die hieronder vielen. Dat laatste, zo sprak Johnson, was op dat moment de centrale

91

Drea, McNamara, Clifford and the burdens of Vietnam, 65-69.

92 Herring, America’s longest war, 164-165. 93 Bulletin 54, 86-87.

94 Bulletin 54, 115-116. 95

29

noodzaak voor de dappere bevolking van Zuid-Vietnam: “It is tragic that in the 1960's there are still those who would engulf their neighbors by force (…) rather than to bring all the people in the world the wonders that are really within their grasp. The central purpose of the American people is a peace which permits all men to remain free.”96 Nog meer dan het voorgaande jaar werd hier benadrukt hoezeer de VS verschilde van Noord-Vietnam en hoezeer de Amerikaanse missie verschilde van het communistische plan om de wereld te overheersen. Net als Rusk in november maakte Johnson hier bovendien gebruik van de notie van moderniteit om morele superioriteit te claimen. Ook hij verwees naar de jaren ’60 als een tijd waarin de communistische ideologie geen plek meer zouden moeten hebben. gezien het feit dat deze gestoeld was op gewelddadige overname van andere staten.

Op 31 januari kondigde Johnson aan dat de bombardementen hervat zouden worden. In deze toespraak maakte hij op een subtiele manier gebruik van de hiervoor uiteengezette morele superioriteit. Hij stelde hij dat vrijwel iedereen ter wereld de pauze begreep, behalve Hanoi en Peking. Van die kant kwamen alleen afwijzing en verwerping van alle pogingen van de VS, haar bondgenoten en zelfs Oost-Europese staten om onderhandelingen op te starten: “And now the world knows more clearly than it has ever known before who it is that insists on aggression and who it is that works for peace.”97 Tijdens de bompauze was de infiltratie gewoon doorgegaan en dat had Johnson er naar eigen zeggen toe gedwongen, aangespoord door zijn adviseurs, om de luchtaanvallen weer op te starten. Een nog langere verlening van immuniteit aan Hanoi zou levens gaan kosten onder soldaten van Zuid-Vietnam, de VS en hun andere bondgenoten. Johnson hield, ondanks het in december 1965 bombarderen van de elektriciteitscentrale in Haiphong, vol dat de bombardementen nog steeds puur tegen militaire doelen gericht waren. Zijn afsluitende opmerking was dat hij ambassadeur Goldberg geïnstrueerd had de Veiligheidsraad van de VN bijeen te roepen en een resolutie aan te bieden.98

Goldberg zond inderdaad een dag later een brief aan de voorzitter van de Veiligheidsraad, de Fransman Roger Seydoux, en diende een resolutie in. Hij herhaalde in de brief de pogingen die de VS gedaan had om vrede te brengen en concludeerde dat Hanoi, zoals gebruikelijk, afwijzend reageerde.99 Hierna is in het Bulletin de voorbeeldresolutie gepubliceerd die Goldberg indiende, alsmede twee lange statements over de situatie. Hierin stelt de ambassadeur dat de bompauze bedoeld was om te kijken of de bombardementen het

96 Bulletin 54, 187-188. 97 Bulletin 54, 222. 98 Bulletin 54, 222-223. 99 Bulletin 54, 229-230.

30

grootste obstakel voor vrede waren. Dat was duidelijk niet zo, gezien de reactie van Hanoi de onderhandelingspogingen. De VS had dit doel direct aan Hanoi gecommuniceerd, dus van een misverstand kon geen sprake zijn. De enige reactie van Noord-Vietnamese zijde was het noemen van drie voorwaarden voor onderhandelingen. Deze voorwaarden waren het erkennen van de Vier Punten, een onvoorwaardelijke stop van de bombardementen en het erkennen van de Vietcong als enige representant van het Zuid-Vietnamese volk. Door deze opstelling was het hervatten van de bombardementen dus volledig de verantwoordelijkheid van Noord- Vietnam.100 Noord-Vietnam was inderdaad niet van plan te onderhandelen, hoewel er groepen binnen de Communistische Partij waren die wel hiervoor pleitten. De partijtop hoopte echter op een snelle militaire overwinning, blijkt uit onderzoek van Lien-Hang Nguyen.101 Goldberg had antwoord van Hanoi niet verzonnen, maar zijn conclusie is erg kort door de bocht. Waar Johnson en Rusk gedurende 1965 de Amerikaanse militaire interventie voorstelden als het logische gevolg van de Noord-Vietnamese agressie, gaat Goldberg wat betreft de hervatting van de bombardementen nog een stap verder door een direct causaal verband te schetsen.

Johnson bleef ook na de hervatting van de bombardementen de interventie in idealistische termen duiden. Hij sprak op 16 februari 1966 over de problemen van de Great Society, een al veel eerder ingezette serie hervormingen van de Amerikaanse samenleving. Andere landen, zo stelde hij, hadden het een stuk zwaarder dan Amerika en hij noemde expliciet het voorbeeld van Zuid-Vietnam. In dat land waren vergelijkbare hervormingen aan de gang, met Amerikaanse steun. De Vietcong werkte deze hervormingen volgens Johnson tegen door in 1965 in totaal 12.000 burgers te doden of te ontvoeren. De “terrorists” van de Vietcong hadden het expliciet voorzien op leraren, artsen, dorpshoofden en medici, juist die mensen die nodig waren voor de groei van een vrije gemeenschap. Op deze manier wilde de Vietcong het Zuiden tot overgave dwingen. Terrorisme was dus geen bijeffect, maar de gehanteerde militaire strategie. Johnson riep op om deze strategie te dwarsbomen, want als deze in Vietnam slaagde, kon het overal slagen. In dat geval zou de vrije wereld ophouden te bestaan.102 Het is erg lastig statistieken te vinden over de hoeveelheid burgerdoden die de NLF veroorzaakte in Zuid-Vietnam, zeker in een dergelijke korte periode. Rudolph Rummel schat dat het totale dodental tussen 1954 en 1975 op ongeveer 164.000 lag, maar hij maakt geen verdeling in jaren. Op basis van deze schatting zou het cijfer dat Johnson noemt zeker kunnen kloppen, daar hij ontvoeringen ook meetelt. Opvallend is dat in de schatting van

100 Bulletin 54, 231-235.

101 Nguyen, Hanoi’s War, 75-77. 102

31

Rummel het Noord-Vietnamese terrorisme in deze 21 jaar maar ruim drie keer zoveel doden opleverde als Rolling Thunder in drieënhalf gedaan had, hoewel Rummel ‘collateral damage’ niet meerekent.103

Rusk en generaal Maxwell Taylor verschenen op 18 februari voor de Senaatscommissie Buitenlandse Zaken. Door deze commissie kon de Senaat invloed uitoefenen op het buitenlandse beleid. Internationale verdragen moesten door de commissie goedgekeurd worden en de commissie kon de senaat en de president ook adviseren over wetgeving en zelfs de invulling van bepaalde regeringsposten.104 Het was voor de regering daarom van groot belang de steun van deze commissie te krijgen. Bovendien werd de zitting live uitgezonden op televisie. Rusk en Taylor vertelden een verhaal dat erg leek op dan van Johnson. De Vietcong was volgens hen opgericht omdat Hanoi bang was dat Zuid-Vietnam zich zou ontwikkelen tot een sterk land dat niet meer te overheersen was. Dit statement is vrijwel zeker onwaar, gezien de omstandigheden waarin de NLF in het leven geroepen werd. Rusk stelde verder dat de VS een gelimiteerd doel had in Vietnam, namelijk het doen naleven van de akkoorden van 1954. De communisten zouden dit volgens hem niet begrijpen, omdat ze alleen op territoriale expansie uit waren. Onbedoeld legt hij de ironie van zijn uitspraken en die van Johnson bloot door te zeggen dat als de agressie vanuit Noord-Vietnam zou stoppen, “the people of North Viet-Nam could safely go about their business.”105

Hij gaf impliciet dus toe dat dit nu niet mogelijk was en de VS zich net als de NLF bediende van een strategie van dwang door het dagelijks leven van mensen te beïnvloeden. In het Amerikaanse narratief was het echter niet de schuld van de VS dat de bevolking van Noord-Vietnam het moeilijk had. Rusk voegde namelijk aan zijn opmerking toe dat de VS niet uit was op regimeverandering en dat bij het stoppen van de agressie er binnen een paar uur vrede zou kunnen zijn.106 Het was dus de koppigheid van Hanoi waardoor de eigen bevolking het moeilijk had.

In de hierop volgende maanden bleven Amerikaanse beleidsmakers benadrukken dat alleen Hanoi verantwoordelijkheid droeg voor de huidige situatie. Humphrey probeerde op 11 maart de Vietcong verder in diskrediet te brengen door te stellen dat er van de authentieke Vietminh-nationalisten binnen de beweging niets meer over was. Het gegeven dat de nominale leider van de Vietcong geen communist was, deed hij af met de opmerking dat de meeste leden zijn naam niet eens kenden. De nationalistische oppositie in Zuid-Vietnam, die

103 R.J. Rummel, Statistics of democide: Genocide and mass murder since 1900 (Charlottesville Virginia 1997)

110-111 en 123-125.

104 Committee on Foreign Relations. United States Senate. Millenium edition 1816-2000 (Washington 2000) 1-

36.

105 Bulletin 54, 353. 106

32

nog steeds bestond, wilde volgens Humphrey juist niets hebben van de Vietcong.107 Ulysses Alexis Johnson, de assistent van de staatssecretaris voor politieke zaken, sprak drie dagen later dat de bombardementen er alleen op gericht waren om de infiltratie vanuit Noord- Vietnam te bemoeilijken, niet om de burgerbevolking schade toe te brengen of het regime omver te werpen. Noord-Vietnam had niet alleen afwijzend gereageerd op de bompauze, maar de infiltratie zelfs verder opgevoerd. Toch had de president geen spijt van de pauze, omdat vrede voorop stond.108 Waarschijnlijker is dat Johnson, die volgens Drea niet verwacht had dat de onderhandelingen iets op zouden leveren, geen spijt had vanwege de propagandawaarde van de weigerachtige houding van Hanoi.109 Die propagandawaarde werd dan ook volledig benut.

Op 27 april stelde Rusk dat er in Vietnam überhaupt niet ‘geschoten’ zou zijn als Noord-Vietnam zijn buurland met rust gelaten had. De woordkeuze van Rusk is interessant, want door Noord- en Zuid-Vietnam als buren voor te stellen, negeerde Rusk opnieuw de relevantie van de koloniale voorgeschiedenis en het vraagstuk van eenwording voor het huidige conflict.110 Lastige vragen werden op eenzelfde manier gepareerd. Op 17 mei reageerde Rusk in een persconferentie op een uitspraak van senator William Fulbright, die het raar vond over een compromis te praten als net de grootste elektriciteitsvoorziening van Hanoi vernietigd was. Rusk draaide om de zaken heen door te wijzen op het feit dat de infiltratie al bezig was voordat de eerste bommen vielen, de twee pauzes die sindsdien zonder concessies van Hanoi voorbijgegaan waren en het feit dat communisten een aanslag gepleegd hadden op de Amerikaanse ambassade in Saigon, terwijl de VS in Hanoi geen ambassades geraakt had.111 Het zijn vrij zwakke tegenwerpingen en een prelude voor de strategie die de Amerikaanse regering later in de oorlog zou gaan gebruiken. Naarmate er meer niet-militaire doelen gebombardeerd zouden werden, werd de legitimeringstrategie van militaire noodzaak grotendeels verlaten.

POL-aanvallen

Sinds de zomer van 1965 hadden de JCS de regering van Johnson geadviseerd om de opslagplekken voor petroleum en olie (POL) van Noord-Vietnam te bombarderen. Als de POL vernietigd zou worden, zouden de Noord-Vietnamese voertuigen die gebruikt werden

107

Bulletin 54, 523-525.

108 Bulletin 54, 529-534. 109

Drea, McNamara, Clifford and the burdens of Vietnam, 65-69.

110 Bulletin 54, 773. 111

33

voor de infiltratie, niet meer functioneren. Vooral McNamara had zijn twijfels, omdat hij van mening was dat motorische voertuigen niet cruciaal waren voor de infiltratie vanuit Noord- Vietnam en dat aanvallen op industriële voorzieningen veel burgerslachtoffers zouden opleveren. Hierin werd hij gesterkt door een rapport van de CIA met vergelijkbare conclusies. Nadat de bompauze van januari 1966 geen resultaat had opgeleverd, begon de regering steeds meer te voelen voor POL-aanvallen. De legertop claimde bovendien dat dergelijke aanvallen een groot effect zouden hebben op het moreel van de Noord-Vietnamese leiders. Op 29 juni werden de eerste aanvallen uitgevoerd. Drea ziet dit als een grote escalatie van Rolling Thunder, omdat de doelwitten grotendeels in Hanoi en Haiphong lagen, steden die hiervoor ontzien waren. Hij constateert tevens dat in het officiële verhaal juist de nadruk werd gelegd op militaire continuïteit en de opvoering van Noord-Vietnamese infiltratie. Hoe het ook zij, was er veel kritiek in binnen- en buitenland. Onder andere de Britse president Wilson had zijn bedenkingen, toen hij voor aanvang van de operatie op de hoogte gebracht was.112

Een dag na het begin van deze POL-aanvallen, verdedigde Goldberg het nieuwe beleid ten overstaan van de VN door inderdaad te stellen dat de VS “has been required to take further steps to counter and limit the increased intensity of North Viet Nam’s agression against the Republic of Viet Nam.” De VS had volgens Goldberg dus, zoals vaker, geen keuze. In dit geval werden petroleumvoorzieningen in Hanoi en Haiphong aangevallen, omdat deze een sleutelrol speelden in de infiltratie door het transport van goederen te vergemakkelijken. Goldberg voegde toe dat alle voorzichtigheid was betracht om het doden van burgers tegen te gaan. De opslagplaatsen lagen ver weg van stedelijke gebieden, de piloten waren erg voorzichtig en ze mochten alleen uitvliegen bij goed weer. Goldberg probeerde de aandacht af te leiden van mogelijke dodelijke gevolgen voor Noord-Vietnamese burgers door te wijzen naar de NLF. De guerrillabeweging had zich lang niet zo voorzichtig getoond en voerde campagnes van terrorisme en moord op onschuldige burgers.113

Op dezelfde dag sprak Johnson over de idealistische missie van de VS in Vietnam, zonder hierbij te refereren aan de nieuwe fase van Rolling Thunder. Het doel van de VS was, in de woorden van Johnson, het creëren van een wereld waarin naties niet meer bang hoefden te zijn voor elkaar. Hij stelde verder dat er twee grote bedreigingen op de loer lagen voor deze missie: het verlangen van veel mensen om hun levensomstandigheden te verbeteren en het verlangen van een kleine groep mensen om anderen te overheersen. Interessant aan deze uitspraak is dat hij beide groepen mensen, waarschijnlijk opzettelijk, niet met elkaar verbond.

112 Drea, McNamara, Clifford and the burdens of Vietnam, 69-77. 113

34

Enkel de tweede vorm van agressie kwam voor in Vietnam. In de hier uitgedragen visie van Johnson is er dus geen verband tussen mensen die het moeilijk hadden en zij die zich aangetrokken voelden tot het communisme. De NLF was alleen een instrument van agressie, een product van een bepaalde mentaliteit die op dit moment zuiver communistisch was. Johnson besteedde geen enkele aandacht aan de grieven van de Zuid-Vietnamese guerrillastrijders. De president herhaalde het gevestigde Amerikaanse standpunt dat het conflict geen Zuid-Vietnamese burgeroorlog was, maar een oorlog van agressie uit Hanoi. De Amerikaanse bombardementen, inclusief de in deze toespraak nog niet genoemde POL- aanvallen, waren bedoeld om de infiltratie te ontmoedigen. Dat deze strategie succes had, bleek volgens Johnson uit het feit dat de regering in Hanoi een paar maanden eerder nog dacht dat een militaire overwinning op korte termijn te behalen was. Van dat idee was Noord- Vietnam volgens de president afgestapt.114

Weer een dag later, op 1 juli, bracht het samenwerkingsverband tussen Australië, Nieuw-Zeeland en de VS (ANZUS)115 een verklaring uit. Deze landen verklaarden dat communistische agressie de grootste bedreiging was voor zowel de eigen veiligheid als de wereldvrede. Daarom stonden ze achter de aanvallen op POL. Hoewel de POL voornamelijk opgeslagen was in het gebied rondom Hanoi, in tegenstelling tot wat Goldberg eerder