• No results found

Rechtse emancipitatie en solidariteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rechtse emancipitatie en solidariteit"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rechtse emancipatie en solidariteit?

De postmateriele ambivalenties van de Neue Recht- beweging in Duitsland in de periode 1980-1987

1

Naam student: Miró Rijnders UvAID: 11021497

Naam vak: Masterscriptie afstudeertraject Naam docent: Daniël Knegt

Inleverdatum: 01/07/2019 Inhoud

1http://www.bildarchivaustria.at/Pages/ImageDetail.aspx?p_iBildID=16093345 (Geraadpleegd op 23/01/2019)

(2)

Inleiding...3

Historiografie over de Neue Recht- beweging...10

De Neue Rechte en het West-Duitse politieke bestel...19

De Neue Rechte en de milieuproblematiek...30

De Neue Rechte en de Europese samenwerking...38

de Neue Recht- beweging en het etnopluralisme in de context van de derde wereld...48

Conclusie...59

(3)

Inleiding

De jaren 60 kenmerkten zich door grootschalige veranderingen op politiek en sociocultureel vlak. Hoewel voornamelijk de veranderingen en gebeurtenissen die zich in deze jaren op de linkerflank van het politieke spectrum afspeelde, in het bijzonder de opkomst van Nieuwlinks en de daarbij horende postmateriele kwesties, zoals solidariteit met de Derde Wereld en de milieuproblematiek, waren de ontwikkelingen die radicaal rechts onderging in deze periode niet minder ingrijpend. Een goed voorbeeld hiervan was het interne debat dat zich afspeelde in de extreemrechtse Nationaldemokratische Partei Deutschlands (NPD) in de

Bondsrepubliek in het jaar 1969. Na de verkiezingsnederlaag van de NPD in dat jaar ontstond er een discussie over de voortzetting van de partij en haar doelstellingen. Een deel van de partij was van mening dat de oude lijn moest worden doorgezet, wat inhield dat

extreemrechts zichzelf weer relevant kon maken via electoraal gewin in het democratische proces. Een ander deel was echter van mening dat het extreemrechtse gedachtegoed nooit via de parlementaire democratie een significante aanhang kon verwerven in het

contemporaine West-Duitsland. In plaats daarvan, zo stelde deze groep, was het van belang om op cultureel niveau extreemrechts aan relevantie te winnen.2

Dit laatste deel splitste zich in 1971 af van de NPD en ging verder met de naam Nieuwrechts (Neue Rechte), een naam die ze over hadden genomen van de uit Frankrijk komende groep Nouvelle Droite, geleid door de extreemrechtse filosoof Alain De Benoist. Behalve de naam nam de Neue Recht- beweging ook de tactieken en doelstellingen over van haar Franse tegenhanger. Beide groepen waren van mening dat om extreemrechts weer relevant te maken ze de dominantie in het publieke debat moesten verkrijgen, wat inhield dat radicaal rechtse intellectuelen, zoals de historici Henning Eichberg en Karlheinz

Weissmann, het voortouw moesten nemen in de beweging.3In het streven naar culturele hegemonie en het afschudden van het extreemrechtse stigma baseerden de Neue Rechte en de Nouvelle Droite zich op 3 ideologische constructies: ten eerste verwierpen zij het

nationalisme van hun fascistische voorgangers en omarmden zij het concept van het etnopluralisme, wat veronderstelde dat alle volkeren op aarde uniek waren en het recht hadden op hun eigen, autonome etnostaat. Ten tweede veroordeelden zij de ideologieën van 2 Samuel Salzborn,’Renaissance of the new right in Germany? A discussion of new right elements in German right-wing extremism today’, German politics and society 119 (2016) 36-63 aldaar 39-41

(4)

zowel het kapitalisme als het communisme, aangezien beide materialistisch en

universalistisch van aard waren. Ten derde keerden zij zich tegen de notie van een centrale overheid en bevorderden zij regionalistisch gedachtegoed.4

Historiografische werken over Nieuwrechts in Europa in het algemeen en de Neue Recht- beweging in het bijzonder begonnen vanaf de jaren tachtig gestaag te verschijnen. De eerste historici die hierover schreven kenmerkten zich doordat ze de groep benaderden als een extensie van het naoorlogs extreemrechtse milieu. Hierdoor werden de unieke kanten van de beweging en de overkoepelende thema’s en standpunten die de leden deelden met hun Nieuwlinkse tegenhangers relatief onderbelicht. Vooral in de Duitssprekende

wetenschappelijk kringen was deze notie sterk aanwezig. Zo was een van de eerste werken die de Neue Recht- beweging analyseerde, de in 1980 verschenen monografie

Rechtsextremismus in der Bundesrepublik van Heinz Werner Höffken en Martin Sattler, voornamelijk een analyse van extreemrechts in het naoorlogse West-Duitsland. De Neue Recht- beweging was volgens Höffken en Sattler simpelweg de intellectuele variant van het extreemrechtse milieu, dat ondanks enkele eigenzinnige ideologische standpunten weinig verschilde van de NPD en de neonazistische jeugdbewegingen.5

Ook in de Engelse wetenschappelijke literatuur werd de Neue Recht- beweging enkel beschouwd als een aspect van de grotere, extreemrechtse scene. Een goed voorbeeld hiervan was de uit 1989 stammende monografie Revolution on the right van de Britse historicus Simon Gunn. Hoewel het boek van Gunn een ander onderwerp had dan het naoorlogse extreemrechtse milieu, namelijk de opkomst van de rechts-populistische partijen in West-Europa(zoals het Front National in Frankrijk en het Thatcherism binnen de

Conservative party in het Verenigd Koninkrijk) , bleef de analyse van de Neue Recht- beweging nagenoeg hetzelfde, namelijk de intellectuele variant van een groter extreemrechts fenomeen.6

In het verloop van de jaren negentig kwam er echter verandering in de benadering

4

Tamir Bar-On, The ambiguities of the intellectual European new right 1968-2000 (Montreal 2000) 45-47.

5, Heinz-Werner Höfkken en Martin Sattler, Rechtsextremismus in der Bundesrepublik Deutschlands.

Die ‘Alte’, die ‘Neue Rechte’, und die Neonazis (Mesenheim 1980) 33-34 en 56-59 en 73-74.

6 Simon Gunn, Revolutions of the right. Europe’s new conservatives, (Londen 1989) 24-26 en 40-42 en 59-60..

(5)

van de Neue Recht- beweging. Historici, zowel in Engelse als Duitssprekende kringen, begonnen Nieuwrechts als meer te zien dan enkel de intellectuele vertakking van

extreemrechts. Historici begonnen de beweging nu te benaderen als een meer op zichzelf staand fenomeen dat zijn eigen geschiedenis kende. Een goed voorbeeld van deze

ontwikkeling in Duitsland was de uit 1992 stammende monografie Neue Rechte und Rechtsextremismus in Europa. Bundesrepublik, Frankreich, Grossbritannien van de historici Klaus Schönekäs, Franz Gress en Hans Gerd Jaschke. In de analyse van Nieuwrechts in Frankrijk, het Verenigd koninkrijk en West-Duitsland benaderden Schönekäs et al. de Neue Recht- beweging als een uniek fenomeen, dat zich kenmerkte door zowel een symbiose tussen het extreemrechtse gedachtegoed van hun voorlopers met de standpunten en methoden van hun Nieuwlinkse tegenstanders als een verscheidenheid aan ideologieën en groepen binnenin de beweging.7 Eenzelfde soort benadering deed zich in Engelssprekende academische kringen voor in het uit 2000 stammende werk The ambiguities of the

intellectual European New Right 1968-1999 van de Canadese historicus Tamir Bar-On. In deze monografie analyseerde Bar-On hoofdzakelijk de Franse Nouvelle Droite, waarin hij zowel de ideologische vermenging van rechtse en linkse standpunten in de beweging als de connecties en de wederzijdse beïnvloeding van de verschillende Nieuwrechtse bewegingen

bestudeerde.8

Een derde verandering deed zich voor na de jaren 2000. De historiografische benaderingen van de Neue Recht- beweging kenmerkten zich in het algemeen in deze periode door een verminderde interesse voor de invloed die Nieuwrechts op politieke vraagstukken had en was er juist meer aandacht voor een benadering van culturele kwesties. In de Engelstalige literatuur deed deze nieuwe invalshoek zich goed voor in het uit 2007 stammende boek ‘Germany’s New Right as culture &politics’ van de Britse historicus Roger Woods. In deze monografie analyseerde Woods de filosofische vraagstukken die de leden van Neue Recht- beweging sinds haar ontstaan had aangekaart, zoals vragen over Duitse

identiteit en de teloorgang van de westerse cultuur, en de ambivalente standpunten die ze hierin innamen.9 Ook in de Duitse wetenschappelijke literatuur kwam de niet-politieke invloed van de Neue Recht- beweging als studieonderwerp meer naar voren. Een goed 7 Franz Grez en Klaus Schönekäs, en Hans Gerd-Jascke, , Neue Rechte und Rechtsextremismus in

Europa. Bundesrepublik, Frankreich, Grossbritannien (Darmstadt 1990) 20-22 en 86-87 en 141-14

8 Bar-On, The ambiguities of the intellectual European new right 1968-2000, 23-24 en 50-52. 9 Roger Woods, Germany’s new Right as culture and politics (2007 Nottingham) 20-22 en 40-41

(6)

voorbeeld hiervan was de uit 2018 stammende bundel ‘Großerzählungen des Extremen. Neue Rechte, Populismus, Islamismus, War on Terror’ van de filosofen/historici Jennifer Schellhöh, Jo Reicherts, Volker Heins en Armin Flender. In deze bundel analyseerden Schellhöh et al. de rol van de Neue Recht- beweging in de opbouw van het extreemrechtse discours en de daarbij horende argumentatie.10

In de historiografie over de Neue Recht- beweging bestaat dus een duidelijke

verscheidenheid aan invalshoeken en deelonderwerpen. Wat bij deze werken echter opvalt is dat de postmateriele vraagstukken van Nieuwlinks die de beweging overnam (zoals derde wereldsolidariteit en de milieuproblematiek) relatief oppervlakkig zijn geanalyseerd. Veelal refereerden historici als Jascke en Bar-On wel naar deze fusering en de comptabiliteit van de vraagstukken met het ethnopluralistische en anti-imperialistische gedachtegoed van

Nieuwrechts, maar bleef een verdergaand onderzoek naar hoe de leden van deze beweging de postmateriele kwesties benaderden en concreet vormgaven achterwege. Om deze reden zal deze scriptie gaan over hoe de Neue Recht- beweging de postmateriele vraagstukken van Nieuwlinks invulde.

Dit onderzoek zal zich beperken tot de tijdsperiode 1980-1987. De reden voor deze tijdsafbakening is drievoudig: ten eerste kenmerkte deze periode zich door een

toegenomen relevantie van de postmateriele vraagstukken in de Bondsrepubliek. Deze relevantie uitte zich zowel in het gewicht dat het had gekregen in het publieke debat van West-Duitsland als door het feit dat de vraagstukken zich steeds meer in het publiek manifesteerde, zoals de milieu en vredesbeweging die respectievelijk de kwesties van

milieuvervuiling en de wapenwedloop tussen Oost en West op de kaart zetten.11 Ten tweede begonnen de conservatieve partijen in de periode 1980-1987 een pleidooi te houden voor het bevorderen van conservatieve waarden in de Bondsrepubliek. Dit offensief, wat de toenmalige CDU-voorzitter Helmut Köhl aanduidde als de Geistig-moralische Wende (Geestelijk-morele ommezwaai) kreeg veel ondersteuning vanuit de Neue Recht- beweging wegens de potentie die diens leden hierin zagen om hun eigen gedachtegoed naar voren te

10 Jennifer Schellhöh, en Jo Reicherts en volker Heinz en armin Flender ed., Großerzählungen des

Extremen. Neue Rechte, populismus, islamismus, war on terror, (Bielefeld 2018) 6-7.

11 Ruud Koopmans, Democracy from below. New social movements and the political system in

(7)

schuiven.12 Beide ontwikkelingen speelden een belangrijke rol in de toegenomen relevantie van de beweging, die enerzijds veel aandacht besteedde aan de postmateriele vraagstukken en anderzijds zich juist expliciet manifesteerde als rechtsconservatief. Tot slot wordt met de keuze voor deze periode de vereniging van de twee Duitslanden weggelaten. De reden om dit fenomeen expliciet te vermijden is dat, gezien de impact dat dit fenomeen had op zowel de Neue Recht- beweging als op de hele Duitse samenleving, dit vraagstuk een geheel eigen scriptie vereist.

Om mijn hoofdvraag te beantwoorden zal ik vier deelthema’s behandelen. Hierbij zal ik de argumentaties analyseren die de leden van de Neue Recht- beweging gebruikten voor hun reflecties over deze onderwerpen. Daarnaast zal ik de invalshoeken van deze beweging contextualiseren door het te vergelijken met de standpunten die over de postmateriele vraagstukken bestonden in zowel de CDU als in het grotere discours van radicaal rechts. In het eerste hoofdstuk zal ik een analyse maken van de kritische reflecties van de aanhangers van de beweging over het West-Duitse politieke bestel. Wat hierin onderzocht zal worden is in hoeverre er bij deze reflecties wel of niet sprake was van een radicale afwijzing van de legitimiteit van de Bondsrepubliek, een standpunt dat veelvoudig terugkwam in zowel het extreemrechtse milieu van West-Duitsland als in de radicaal-linkse, ‘alternatieve scené’. Het tweede hoofdstuk zal gaan over de invulling van de milieuproblematiek door de Neue Recht- beweging. Wat hierin centraal zal staan is of de leden van deze beweging meer traditionele, romantische noties van natuurbeheer gebruikten, zoals die bestonden in het vooroorlogse Duitsland, of dat ze juist meer meegingen met de meer Nieuwlinkse milieubeweging van de jaren zeventig en tachtig, die zich eerder kenmerkten door het anti-kernenergie

gedachtegoed.

In het derde hoofdstuk zal de invulling van het postmateriele vraagstuk van

solidariteit met de derde wereld door de Neue Recht- beweging geanalyseerd worden. Wat hierin centraal zal staan zijn zowel de reflectie van deze beweging over verscheidene minderheden en bevrijdingsgroepen in de wereld (zoals het ANC) als de mate van zelfidentificatie die de leden proclameerde met deze groepen. Tot slot zal het vierde hoofdstuk gaan over de Europese samenwerking. De belangrijkste punten in dit hoofdstuk zijn de visies die de aanhangers van de beweging hadden op dit proces en de rol die het etnopluralistische gedachtegoed hierin had.

(8)

Dit onderzoek zal gebaseerd zijn op 2 soorten bronnen: ten eerste zal een beroep worden gedaan op de periodieken die uit het milieu van de Duitse Neue Recht- beweging kwamen. Voorbeelden hiervan zijn de tijdschriften Criticón, Wir Selbst en Nation Europa. Tot slot zal ik een beroep doen op de periodiek Die politische Meinung, het officiële tijdschrift van de CDU, zodat ik de standpunten van de Neue Recht- beweging en die van de

Christendemocraten met elkaar kan vergelijken. Voor deze scriptie is ervoor gekozen om de Neue Recht- beweging niet te benaderen als een onderdeel van het extreemrechtse milieu, waardoor vergelijkingen hiermee grotendeels absent zijn. De reden hiervoor is tweevoudig: enerzijds is het vraagstuk of de beweging een intellectuele voortzetting was van

extreemrechts al veelvoudig behandeld door verschillende andere historici, waardoor de kans groot is dat bij het gebruiken van deze benadering er niets nieuws wordt verteld. Bovendien bestaat er onder historici een zekere consensus dat de Neue Rechte, ondanks verschillende overlappingen met het extreemrechtse milieu qua gedachtegoed, een uniek fenomeen was. Ten tweede is de vergelijkende analyse met de CDU een die meer hout snijdt wegens wat Roger Woods aanduidde als ‘de scharnierfunctie’ van de Neue Recht- beweging. Hieronder verstond Woods de rol die de aanhangers van de beweging sinds de Geistig-moralische wende hadden in het proces om radicaal-rechts gedachtegoed te introduceren in CDU en CSU, waarmee dit gedachtegoed aan legitimiteit won.13

Door meer in te zoomen op deze scharnierfunctie ontstaat er een beter beeld over hoe de Neue Rechte hun radicaal-rechtse reflecties over de postmateriele vraagstukken in de jaren tachtig introduceerde bij de gevestigde conservatieve partijen in de Bondsrepubliek. Het analyseren van dit fenomeen geeft daarnaast antwoord op de vraag hoe het radicaal-rechts gedachtegoed in Duitsland (en in de andere Europese landen) aan relevantie heeft kunnen winnen zonder dat er sprake was van concrete politieke macht van radicaal-rechtse partijen. De handelingen van de Neue Recht- beweging in de jaren tachtig en hun invloed op de gevestigde conservatieve partijen illustreren een historisch precedent van het huidige succes van de rechts-populistische partijen.

(9)

Historiografie over de Neue Recht- beweging

Zoals al in de introductie is vermeld werd in de historiografie van de jaren tachtig de Neue Recht- beweging relatief weinig belicht. De analyses over de beweging in de

wetenschappelijke literatuur waren relatief oppervlakkig en stonden daarbij altijd in het kader van een grootschaligere analyse van de hernieuwde opkomst van radicaal rechts. Een reden daarvoor was dat de historici die zich in de jaren tachtig hierover bogen hoofdzakelijk een politieke geschiedenis schreven, waardoor grotendeels het ideologische en intellectuele karakter van de Neue Recht- beweging weinig aan bod kwam. Zo onderzochten Höffken en Sattler hoofdzakelijk de verscheidene extreemrechtse organisaties die waren opgericht in het naoorlogse West-Duitsland. Hierbij analyseerden zij de neonazistische politieke partijen (zoals de NPD), de kortdurende Neue Rechte organisaties die wel degelijk als politieke

pressiegroep wilden opereren (zoals Aktion Neue Rechte en de Solidaristenbewegung), en de extreemrechtse jeugdbewegingen. Analyses die Höffken en Sattler maakten van de

ideologische aspecten bleven beperkt tot de standpunten van de extreemrechtse

organisaties en de overeenkomsten die deze standpunten hadden met de ideologie van het Nationaalsocialisme.14

Ook Gunn analyseerde de rechts-populistische partijen vanuit een politieke invalshoek. In zijn werk bestudeerde hij de opkomst van het rechts populistische

gedachtegoed via zowel nieuwe politieke partijen (zoals het Front National) als bestaande politieke partijen (zoals de Conservative Party, de Franse Rassenemblement Pour la Republique en de Duitse Christlich Demokratische Union), hoe dit gedachtegoed zich

concreet manifesteerde in politiek beleid, en de relatieve aantrekkingskracht die het had op het electoraat. Door te kijken naar de meer heterodoxe standpunten van populistisch-rechts ten opzichte van traditioneel extreemrechts (zoals hun geloof in het vrijemarktdenken, het ondersteunen van het democratische staatsbestel en het ontstaan van het cultuur

georiënteerde Nieuwrechts) analyseerde Gun de ideologische opbouw van zijn onderwerp meer dan Höffken en Sattler, maar bleef deze analyse grotendeels beperkt tot de

standpunten van de bovengenoemde politieke partijen.15

Een andere reden waarom de Neue Recht- beweging relatief onderbelicht bleef was

14 Höfkken en Sattler, Rechtsextremismus in der Bundesrepublik Deutschlands, 30-31

(10)

wegens het feit dat beide historiografische werken het fenomeen bestudeerden binnen het kader van de natiestaat. In de nationale benadering die de historici handhaafden was een grondige analyse van Nieuwrechts, wat zich juist kenmerkte als een transnationaal

fenomeen, beperkt. Zo analyseerden Höffken en Sattler enkel het extreemrechtse milieu dat in de naoorlogse Bondsrepubliek was ontstaan. Hierin benaderden zij de opkomst van dit milieu als een lineair proces, beginnend met de oprichting van neonazistische partijen door oud-NSDAP leden in de jaren veertig en vijftig en vervolgd met het ontstaan van de NPD en de Neue Recht- beweging in de jaren zestig en de neonazistische jeugdbewegingen in de jaren zeventig.16 Noties van contacten, netwerken en wederzijdse beïnvloedingen tussen de Duitse extreemrechtse bewegingen en die van de andere Europese landen was hierbij niet aan de orde. Ook Gunn analyseerde de rechts-populistische partijen en groeperingen als nationale fenomenen. Hoewel hij het gedachtegoed van deze beweging benaderde als een internationale gebeurtenis zocht hij het ontstaan ervan in de nationale contexten. Zo stelde Gunn dat de landelijke politieke situaties in Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, en in het bijzonder het opereren van de sociaaldemocratische partijen in de regeringen van deze landen (de toenemende bureaucratisering van de samenlevingen onder hun bestuur, de voortzettende afbreuk van de verzorgingsstaat) verantwoordelijk waren voor het opkomen van het rechts-populistische gedachtegoed.17

Ondanks de relatieve onderbelichting van de Neue Recht- beweging in de

historiografie hadden historici wel aandacht voor de unieke ideologische eigenschappen van deze groep. Zowel Höffken en Sattler als Gunn benadrukten in hun werken dat Nieuwrechts, ondanks het feit dat de beweging in hun optiek niets meer was dan de intellectuele

vertakking van het grotere extreemrechtse milieu, wel opviel door haar aparte ideologische opbouw en haar nadruk op culturele vraagstukken. Zo stelden Höffken en Sattler dat de Duitse Neue Recht- beweging naast het standaard rechts-extreme gedachtegoed zich ook kenmerkte door de meer linksere standpunten die ze hadden, zoals de oppositie tegenover het kapitalistische systeem en het imperialisme. Daarnaast benadrukten ze dat de groep veel contacten hadden met verscheidene ecologische en anarchistische organisaties en dat ze uit deze groepen nieuwe leden rekruteerde.18 Ook Gunn stelde dat Nieuwrechts zich

16 Höfkken en Sattler, Rechtsextremismus in der Bundesrepublik Deutschlands, 11-12 en 109-111

17 Gunn, Revolutions of the right, 90-92.

(11)

onderscheidde van het rechts-populistische gedachtegoed. Hiervoor verwees hij naar zowel de oppositie van deze beweging tegen het kapitalistische systeem als de nadruk die ze legden op het verwerven van culturele hegemonie in plaats van het behalen van politieke macht, twee punten waarin de groep duidelijk verschilde van de rechts-populistische partijen.19

De historiografie van de jaren negentig kenmerkte zich daarentegen door een

gegroeid enthousiasme voor de Neue Recht- beweging en hun gedachtegoed. De oude notie dat de beweging simpelweg een intellectuele extensie was van het naoorlogse

extreemrechtse milieu kwam nu te vervallen en in plaats daarvan werd Nieuwrechts benaderd als een fenomeen dat, hoewel het van oorsprong uit dit milieu kwam, zich uiteindelijk had ontwikkeld als een op zichzelf staand iets. Een reden hiervoor was dat de historici van de jaren negentig het onderwerp bestudeerden als een vorm van intellectuele geschiedenis. Deze interesse voor de ideologische component van de Neue Recht- beweging viel samen met een heropleving van de ideeëngeschiedenis, een proces dat in de jaren zeventig en tachtig opkwam en zich in de jaren negentig ferm gemanifesteerd had in de geschiedkunde. Wat centraal stond in de nieuwe benadering van intellectuele

geschiedschrijving was dat de nadruk niet meer kwam te liggen op de implementatie van sociale theorieën in het interpreteren van de ideeën van het verleden, maar dat de intellectuele debatten en vraagstukken van vroeger in hun eigen context moesten worden geanalyseerd. Concreet betekende dit het analyseren van taal, discours en ideologie vanuit het oogpunt van de relevant historische acteurs.20

Deze intellectuele benadering kwam bijvoorbeeld terug bij Jaschke et al. in hun onderzoek naar het ontstaan van de Neue Recht- beweging door zich te focussen op de ideologische vernieuwingen en experimenten die zich in het naoorlogse extreemrechtse milieu voordeden. Hierbij verwezen zij naar de verscheidene Nieuwlinkse concepten die de leden van deze beweging gestaag begonnen te omarmen. Voorbeelden hiervan waren de opkomst van een rechts pacifisme (nationaalneutralisme), ecologisme en regionalisme in de Duitse variant, een sterk anti-imperialisme en antiamerikanisme in het gedachtegoed van de Franse Nouvelle Droite, en de omarming van antikapitalistische kritiek en idealisering van het

19 Gunn, Revolutions of the right, 41-43.

20 Cesare Cuttica,’Intellectual history’, in: Wright, James D. ed., International encyclopedia of the

(12)

landelijke leven bij de Britse New Right.21 Ook Bar-On analyseerde in zijn werk voornamelijk de ideologische en intellectuele component van Nieuwrechts in Frankrijk. Hierbij

bestudeerde ze, naast de ideologische constructie van de Nouvelle Droite, ook de

verscheidene rechtse en linkse denkers waar de leden van deze beweging hun inspiratie uit haalde, waaronder de vooroorlogse non-conformist Georges Sorel, de onorthodoxe marxist Antonio Gramcsi en de Duits conservatief-revolutionairen Ernst Jünger en Armin Mohler.22

Eenzelfde soort benadering kwam terug in het uit 1996 stammende artikel

‘Germany’s new right’ van de Duitse journalist Jacob Heilbrunn. In dit artikel analyseerde Heilbrunn de Neue Recht- beweging in Duitsland en de toegenomen invloed die ze had gekregen na de hereniging van Duitsland na de val van de Berlijnse muur. Hij stelde hierin dat de oorsprong van deze beweging hoofdzakelijk terug te vinden was in zowel de academische contrareactie tegen de protestbeweging van 1968 als het antiwesterse en neutralistische gedachtegoed dat in West-Duitse politieke kringen vlak na de tweede Wereldoorlog aanwezig was en waarvan de toenmalige SPD-voorman Kurt Schumacher de meest prominente pleitbezorger van was.23Naast de grotere nadruk die gelegd werd op het

bestuderen van de ideologische component begonnen historici in de jaren negentig ook het transnationale karakter van de Neue Recht- beweging meer te bestuderen. Deze nieuwe benadering vond plaats ten tijde van een algemeen toegenomen interesse voor

transnationale geschiedenis in de historiografie. Zo stelde de Franse historicus Pierre-Yves Saunier dat in het verloop van de jaren negentig de comparatieve geschiedenis steeds meer onder druk kwam te staan wegens het belang dat deze methodologie legde bij de natiestaat als object van onderzoek. De critici van de comparatieve methode, aldus Saunier, stelde dat de uitwisseling van literatuur, ideeën en cultuur door deze benadering grotendeels

onderbelicht bleven, terwijl de niet-nationale historische gebeurtenissen minstens even belangrijk waren voor het begrijpen van het verleden.24

De transnationale methode kwam bij Jascke et al. terug in de wederzijdse beïnvloeding van de verschillende Nieuwrechts bewegingen in West-Europa. Allereerst onderzocht Jascke de invloed van de Franse Nouvelle Droite op de andere Europese 21 Franz Grez en Klaus Schönekäs, en Hans Gerd-Jascke, , Neue Rechte und

Rechtsextremismus in Europa, 168-170.

22 Bar-On, The ambiguities of the intellectual European new right 1968-2000, 54-56.

23 Jacob Heilbrunn,’Germany’s new right’, Foreign affairs 75 (1996) 80-98 aldaar 83-85. 24 Pierre Yves Saunier, Transnational history, (Basingstoke 2013) 7-10.

(13)

varianten. Hierbij keek hij naar de directe invloed die plaatsvond via contactlegging tussen de Franse en Duitse/Engelse branches (zoals de rol die De Benoist had bij de oprichting van de Duitse Nieuwrechtse denktank Thule-seminar en bij het Engelse tijdschrift Heritage and Democracy) en naar de doelstellingen die de Franse en Duitse gezamenlijk hadden opgesteld (opbouwen van een Europese beweging, overname van Nieuwlinks gedachtegoed etc..). Ook onderzocht Jaschke de invloed die de Engelse en Duitse tak hadden op de Franse en op elkaar. Voorbeelden hiervan waren de noties van ecologisme en regionalisme die de Neue Recht- beweging bij de New Right had geïntroduceerd en de eerdergenoemde impact van Armin Mohler op de Nouvelle Droite.25Jascke stelde in zijn analyse echter wel expliciet dat, ondanks de transnationale kant van de Neue Recht- beweging, het nationale kader nog steeds een grote rol speelde bij het ontstaan van deze groep. Zo beargumenteerde hij dat het traditioneel extreemrechtse milieu veel invloed had gehad op het ontstaan van de beweging. Voorbeelden hiervan waren de naoorlogse denkers Wolf Schenke, Anton Haussleiter en de radicaal rechtse studentenbewegingen van de jaren zestig in de Duitse context, de radicaal rechtse Organisation de l’Armeé Secréte (O.A.S) in Frankrijk (waar De Benoist oorspronkelijk lid van was), en het extreemrechtse National Front dat in de jaren zestig in Groot-Brittannië

opkwam.26 Ook in het werk van

Bar-On speelde zowel de transnationale als de nationale benadering een grote rol. Zo benadrukte hij in zijn werk de transnationale contacten die de verscheidene Nieuwrechts bewegingen met elkaar hadden. Voorbeelden hiervan waren, naast de eerdergenoemde Mohler en de Nouvelle Droite, de oprichting van de Nieuwrechtse bladeren Elementi en Nuova Destra in Italië en Elementy in Rusland door toedoen van De Benoist.27 Net zoals Jaschke benadrukte Bar-On echter ook dat, ondanks de transnationale samenwerking, de verscheidene nationale varianten van de beweging duidelijke verschillen kenden ten opzichte van elkaar. Zo stelde hij dat de Duitse en Russische branche van Nieuwrechts , in vergelijking tot de Nouvelle Droite, zich nog veel meer kenmerkten door hun nationalistische retoriek en dat de ideologische opbouw van de Britse New Right meer racistisch en antisemitisch van aard was.28

De Neue Recht- beweging kreeg als 25 Franz Grez en Klaus Schönekäs, en Hans Gerd-Jascke, , Neue Rechte und

Rechtsextremismus in Europa, 115-117.

26 Ibidem, 30-32 en 88-90 en 144-146.

27 Bar-On, The ambiguities of the intellectual European new right 1968-2000, 245-.247

(14)

onderwerp in de historiografie van de jaren negentig meer de perceptie als een op zichzelf staand fenomeen, wat zijn eigen geschiedenis, ideeën en ideologieën en nationale en transnationale dynamiek kende. Met deze erkenning begonnen historici dan ook onderzoek te doen naar datgene wat de beweging als doel nastreefde, namelijk de dominantie

verwerven in de cultuur en het publieke debat. Onderzoek naar de invloed van Nieuwrechts op vraagstukken in landen als Frankrijk en Duitsland en de overname van hun ideeën door populistisch-rechtse politici was in deze periode een zeer relevant vraagstuk geworden. Zo stelde Bar-On dat de ideologische concepten van de Nouvelle Droite een belangrijke bron van inspiratie waren geweest voor de succesvolle politieke retoriek van het Front National van Jean Marie Le Pen. De noties van het etnopluralisme en de kritiek op de centralistische staat gaven Le Pen de mogelijkheid om zijn populistisch-rechtse standpunten te distantiëren van het traditionele, extreemrechtse gedachtegoed.29Ook Jaschke analyseerde in zijn

onderzoek de impact van de Neue Recht- beweging op het publieke debat door hun rol in het vredesdebat van begin tachtiger jaren te bestuderen. Hierin keek hij naar de invloed die de groep had in de West-Duitse vredesbeweging door het introduceren van de noties van nationaalneutralisme en een Europese ‘vredesorde’ (Friedensordnung) en de toenadering die ze zocht richting verscheidene linkse groeperingen om een ‘links’ Duits nationalisme te omarmen.30 In het artikel van Heilbrunn ging het vraagstuk over de invloed van de beweging hoofdzakelijk over de impact die ze had op de discussie welke rol Duitsland moest innemen na de hereniging. Hij stelde hierin dat de invloed van de groep terug te vinden was in de noties van afkeer tegen het westers bondgenootschap (Westbindung) en de

‘schuldcultuur’ van de Duitse samenleving die de groep in het publieke debat had aangewakkerd.31 Tot slot kenmerkte de historiografie over de Neue Recht- beweging in de jaren negentig zich door het vraagstuk of deze beweging nog steeds onderdeel was van het extreemrechtse milieu. De aanname dat Nieuwrechts enkel de intellectuele vertakking van het naoorlogse extreemrechts was, was niet meer zo

vanzelfsprekend als in de jaren tachtig maar zeker niet geheel verworpen. Zo stelde Bar-On dat De Benoist, de Nouvelle Droite en de daaraan gelieerde Nieuwrechts groeperingen in Europa een zeer ambivalente relatie hadden met zowel het fascistisch gedachtegoed uit het 29 Ibidem, 121-123.

30 Franz Grez en Klaus Schönekäs, en Hans Gerd-Jascke, , Neue Rechte und

Rechtsextremismus in Europa, 223-225.

(15)

verleden als met fascistische en rechts-populistische groeperingen van het heden. Zijn conclusie uit deze aparte verhouding was dan ook dat de beweging oorspronkelijk het product was van extreemrechtse denkers die Nieuwlinkse thema’s hadden overgenomen om uit hun isolement te ontsnappen, maar dat over de tijd heen deze thema’s gestaag de

overhand begonnen te krijgen, waardoor Nieuwrechts ‘de traditionele tegenstelling tussen links en rechts had overschreden’.32 Ook Jaschke et al. kwam tot de conclusie dat de Neue Recht- beweging zich had ontwikkeld van een intellectuele aftakking van het rechts-extremisme tot een eigen beweging die hiertegen aanleunde maar die zich in de

contemporaine tijd onderscheidde door de overname van linkse thema’s als derde wereld solidariteit en kritiek op het kapitalistische systeem. In tegenstelling tot Bar-On stelde hij dat de oorzaak hiervan meer was dan enkel de ideologische constructie van de beweging en refereerde hij ook naar de demografische samenstelling van de groep (naoorlogse jongeren die een academische opleiding hadden genoten) en de daarbij horende vormen van politieke participatie en expressie (via activisme, protest en aansluiting bij alternatieve,

‘anti-establishment’ groepen) als de fundamenten die Nieuwrechts hadden gemaakt zoals die nu was.33 In de jaren 2000 en daarna nam de interesse voor de Neue Recht- beweging in de historiografie weer gestaag af. Hoewel er nog steeds werken over de beweging verschenen bleven de vraagstukken grotendeels hetzelfde en waren de publicaties, in vergelijking met die van de jaren negentig, minder omvangrijk en transnationaal van aard. De reden hiervoor had te maken met wat de Duitse historicus Samuel Salzborn aanduidde als een algemenere desinteresse voor Nieuwrechts in het publieke debat van Duitsland nadat de groep haar hoogtepunt had bereikt ten tijde van de vereniging in de jaren negentig.34 De historiografie van na 2000 kenmerkte zich, zoals al eerder was vermeld, grotendeels door analyses van de vraagstukken die in de jaren negentig opkwamen, zij het met andere invalshoeken. Zo begonnen historici de ideologische en intellectuele samenstelling van de Neue Recht- beweging en de inspiratie die haar leden haalden uit vooroorlogse denkers verder te bestuderen. Een voorbeeld hiervan was de analyse die Woods maakte van de invloed die de conservatief -revolutionaire intellectuelen van het vooroorlogse Duitsland hadden op deze beweging. In tegenstelling tot de historici van de jaren negentig keek hij niet 32 Franz Grez en Klaus Schönekäs, en Hans Gerd-Jascke, , Neue Rechte und

Rechtsextremismus in Europa, 291-292.

33 Bar-On, The ambiguities of the intellectual European new right 1968-2000, 287-289.

(16)

zozeer naar de ideologische inspiratie die deze vooroorlogse denkers hadden op het gedachtegoed van de Neue Recht- beweging maar naar hoe de beweging deze denkers in hun handelen als voorbeeld gebruikten voor hun eigen doelen. De

conservatief-revolutionairen hadden met hun ideeën en concepten ruimte gecreëerd voor extreemrechts gedachtegoed in het Duitse discours, iets wat de Nieuwrechtse leden ook wilden doen in de hedendaagse Bondsrepubliek.35 Een andere werk dat de ideologische opbouw van

Nieuwrechts verder analyseerde was het uit 2015 stammende artikel ‘Fascism and post-national Europe. Drieu la Rochelle and the Benoist’ van de Uruguayaanse politicoloog Alberto Spektorowski. In dit artikel analyseerde Spektorowski de invloed van de Franse fascistische denker Drieu la Rochelle en diens ideologie van een ‘Europa van regio’s’ op zowel het etnopluralisme van de Nouvelle Droite als op de rechts-populistische partijen zoals het Front National en het Vlaams Belang. Hiermee wilde hij aantonen dat het Nieuwrechtse gedachtegoed, ondanks de afgenomen relevantie van de beweging, wel door bleef sudderen en genormaliseerd was geraakt in de politiek.36

Daarnaast bleef het vraagstuk over de invloed van Nieuwrechts op het publieke debat een belangrijk onderwerp voor analyse in deze periode. Zo analyseerde Woods de impact van de Neue Recht- beweging op de culturele vraagstukken van het contemporaine Duitsland in plaats van de politieke en sociale (die toch al was afgenomen). Hiervoor bestudeerde hij verscheidene publicaties van prominente Nieuwrechtse denkers zoals Henning Eichberg, Karlheinz Weissmann en Pierre Krebs. Hierbij onderzocht hij hoe deze intellectuelen kwesties als nationale identiteit, de druk van de moderne samenleving en de worsteling met het nationale verleden aankaartten en in het publieke debat introduceerden.37 In de bundel van Schellhöh et al. verschenen verscheidene artikelen die de niet-politiek georiënteerde

methoden van de Neue Recht- beweging om het debat te beïnvloeden analyseerden. Een goed voorbeeld hiervan was het hoofdstuk ‘Etnopluralismus als strategische option’ van de filosoof Daniel Pascal Zorn. In dit stuk analyseerde Zorn hoe de Neue Rechte het

etnopluralisme als methode gebruikte om een argumentatie te bewerkstelligen die zowel onvoorwaardelijk als relativistisch van aard was, waardoor ze in het publieke debat in Duitsland zowel het absolute gelijk konden opeisen zonder daarbij universele claims te 35 Woods, Germany’s New Right as culture and politics, 40-43 en 115-116.

36 Alberto Spektorowski,,’Fascism and post-national Europe. Drieu la Rochelle and Alain de Benoist’, Theory, culture & society 33 (2016) 115-138 aldaar 122-124.

(17)

leggen.38 In het artikel ‘Wir lieben das Fremde, in der Fremde. Ethnopluralismus als

diskursmusters und strategie in rechtsextremismus’, een ander hoofdstuk uit de bundel van Schellhöh et al., analyseerde de filosoof Thomas Pfeiffer het etnopluralisme van de Neue Recht- beweging als een methode om relevant te blijven in het publieke debat. Hiervoor analyseerde Pfeiffer het gebruik van dit concept door zowel Nieuwrechtse denkers als neonazistische groepen, zoals Volksfront Medien, als manieren om verwijten van racisme en haat zaaien te vermijden en om hedendaagse extreemrechtse groeperingen als de Identitäre Bewegung Deutschlands legitimiteit te geven.39

38 Daniel Pascal Zorn,’ Etnopluralismus als strategische option’, in : Jennifer Schellhöh, en Jo Reicherts, Jo en volker Heins en en armin Flender ed., Großerzählungen des Extremen. Neue Rechte,

Populismus, Islamismus, War on Terror, (Bielefeld 2018) 21-33 aldaar 23-25.

39 Thomas Pfeiffer,’Wir lieben das Fremde, in der Fremde. Ethnopluralismus als diskursmusters und strategie in rechtsextremismus’ Großerzählungen des Extremen, 35-55 aldaar 42-44.

(18)

De Neue Rechte en het West-Duitse politieke bestel

Een vraagstuk dat zeer centraal stond bij de Neue Recht- beweging was die van het politieke bestel in de Bondsrepubliek. Het gewicht van dit vraagstuk kwam voort uit twee

verschillende achtergronden: allereerst was de beweging ontstaan via een splitsing met de NPD in 1969. Hoewel deze scheuring naast strategische ook ideologische oorzaken had (zoals de formele afwijzing van het nationaalsocialisme en het revisionistische gedachtegoed van de NPD) kenmerkten de leden van de Neue Recht- beweging zich nog steeds door een afkeer van het contemporaine democratische systeem van West-Duitsland, een afkeer die

wijdverbreid was in radicaal rechtse kringen.40 Daarnaast was het vraagstuk van het politieke bestel in de Bondsrepubliek en het debat over haar functioneren zeer actueel was geworden in de jaren zestig. De eis van de demonstranten in zowel West-Duitsland als andere Europese landen om de samenleving verder te democratiseren leidde tot een reactie vanuit de Neue Recht- beweging, die deel uitmaakte van hun grotere doelstelling om de postmateriële thema’s die Nieuwlinks naar voren schoof te ondermijnen.41 Voor de beweging was de kritiek op het contemporaine politieke bestel zowel relevant vanwege de politiek-ideologische achtergrond waaruit deze beweging was ontstaan (die zeer anti-Bondsrepubliek was) als wegens het systeem-kritische discours dat na de protestbewegingen van 1968 aan invloed

had toegenomen. De systeem

kritische positie van de Neue Recht- beweging en de vermeende link ervan met het

rechtsextremisme is een punt waar menig historicus zich over gebogen heeft. Hoewel er in de contemporaine historiografie veelal erkenning is van het feit dat de beweging op zijn minst niet enkel de intellectuele tak was van extreemrechts, bestaat er een tendens om hun kritiek op het politieke bestel wel te beschouwen als voortkomend uit dit milieu. Veelal refereren ze hierbij naar het feit dat in de Duitse geschiedenis er een lange traditie bestaat van antidemocratisch gedachtegoed dat sterk aanwezig was in radicaal rechtse en

conservatieve kringen. 42 Zo

stelde de historicus Christian Meier dat de systeem kritische attitude van de Neue Recht- 40 Wolgang Hessengarten,’ Strategien und Einflusssphären der Neuen Rechten’, in: Mechtild Gomolla, en Ellen Marlen ed., Rassismus und Rechtsextremismus in Deutschland.Figurationen und

Interventionen in Gesellschaft und staatlichen Institutionen, (Basel 2017)

41 Samuel Salzborn,’ Renaissance of the new right in Germany? A discussion of new right elements in German right-wing extremism today’, German politics and society 119 (2016) 36-63 aldaar 40-41.

(19)

beweging voortkwam uit een nieuw, radicaal conservatief gedachtegoed dat in de laatste jaren van het Duitse keizerrijk en tijde van de Weimar republiek was ontstaan. Deze vorm van conservatisme kenmerkte zich door een verlangen naar een traditionele, hiërarchisch

opgezette maatschappij en een afwijzing van het toenmalige politieke bestel en de daarbij horende elites (aristocratie, grootindustriëlen).43 De historici Richard Herzinger en Hannes Stein plaatsten de oorsprong van de systeem kritische attitude van de Neue Recht- beweging echter in de naoorlogse periode van Duitsland. Zij onderbouwden deze stelling door te beargumenteren dat de negatieve houding richting het politieke bestel van de

Bondsrepubliek onderdeel was van de grotere weerzin tegen de contemporaine westerse samenleving. Deze samenleving kenmerkte zich, aldus de aanhangers van de beweging, door een decadent systeem gericht op parlementaire politiek en internationalisme, waarvan de in 1949 opgerichte Bondsrepubliek bij uitstek een product van was.44 Ongeacht of de systeem kritische attitude van de beweging voortkwam uit een vooroorlogs conservatisme of een naoorlogs antiwesters sentiment, het was de algemene negatieve opinie richting het politieke bestel van de Bondsrepubliek dat bij de Neue Rechte sterk aanwezig. Deze negatieve attitude uitte zich onder andere in hun kritische analyses van de dominante politieke partijen.

Een goed voorbeeld daarvan deed zich voor in Nation Europa. In de editie van juni 1984 van dit tijdschrift stelde de auteur Werner Kuhnt dat alle politieke partijen van Bonn zich schuldig hadden gemaakt aan aanzienlijke vormen van corruptie en huichelarij. Volgens Kuhnt was het partijensysteem berucht wegens zijn geldverspilling en oefende het een gigantische financiële druk uit op de Bondsrepubliek doordat het grote bedragen opeiste, zowel op een directe manier (door partijfinanciering op federaal en nationaal niveau) als indirect (doordat het contributies inde via de aan de partijen gelieerde stichtingen en ontwikkelingsgemeenschappen).45 Ook in andere periodieken van de Neue Rechte was het negatieve sentiment jegens het partijenbestel aanwezig. Zo verscheen In de

42 Christian Meier, das Feindbild der multikulturellen Gesellschaft in der Jungen Freiheit und der

Nation und Europa, (Berlijn 2013) 13-15.

43 Meier, das Feindbild der multikulturellen Gesellschaft in der Jungen Freiheit und der Nation und

Europa,) 828-829.

44 Richard Herzinger en Hannes stein, Endzeitpropheten oder die Offensive der Antiwestler.

Fundamentalismus, antiamerikanismus und Neue Rechte, (Hamburg 1995) 48-50.

45 Werner Kuhnt,’Parteienmoral’, Nation Europa. Monatsschrift im Dienst der Europäischer

(20)

november/december 1981 editie van Criticón een artikel waarin de redactie stelde dat de (CDU) haar oorspronkelijke doelstellingen, zoals het bevorderen van de Duitse hereniging en verzet tegen het communisme, terzijde had geschoven en in plaats daarvan zich te veel richtte op secundaire kwesties zoals participatie in de vredesdialoog en christelijke beginselen.46 In een ander artikel van Criticón uit januari 1985 stelde de auteur Gunther Rormohser dat het verlies van de partij in de verkiezingen in dat jaar geheel aan diens eigen leden te danken was omdat zij hun pleidooi om zich in te zetten voor de principes van Geistig-moralische Wende niet waren nagekomen. Deze verwaarlozing was, aldus Rohrmoser, niet alleen kiezersbedrog maar ook het zoveelste bewijsstuk dat het

partijenstelsel enkel bestond uit beroepspolitici die zich alleen bekommerden om hun eigen carrière.47 In Wir Selbst stelde de redactie in augustus 1983 dat het partijenkader

systematisch het democratische bestel aan het ontmantelen was. Zij onderbouwden deze stelling door te wijzen op de ontwikkelingen in de deelstaat Rijnland-Palts en hoe de door de CDU geleide regering daar het recht op protesteren en het vormen van actiecomités begon te ontzeggen, zonder enig vorm van bezwaar van de SPD.48

Naast de negatieve houding richting de politieke partijen kenmerkte de Neue Recht- beweging zich ook door een weerzin tegen wat zij beschouwde als extensies van deze partijen. Veelal stelden de aanhangers dat de partijen vervlochten waren met andere instituten in de West-Duitse samenleving en dat zij gezamenlijk een corrupte kliek vormden die te veel macht bezat. Bij de meer traditionele periodieken (zoals Criticón en Nation Europa) waren het grotendeels de intellectuele kringen in de Bondsrepubliek die kritisch onder de loep werden genomen. Dat deze kringen hoofdzakelijk de grootste uitbranders kregen was op zich niet vreemd, aangezien het voor veel aanhangers van de beweging de plekken waren waar veel voormalige activisten van de 68-generatie hun werk hadden gevonden en waarvan uit zij het Nieuwlinkse gedachtegoed propageerden. Zo stelde de auteur Peter Stolz in Criticón dat de media van de Bondsrepubliek op een negatieve manier het nationale discours over de technologische ontwikkeling beïnvloedden. Stolz

onderbouwde deze stelling door erop te wijzen dat de vaak negatieve percepties van 46 ,’Lockerungsübungen zwischen planten und bomen’, Criticón. Konservatif, Kritisch, Konstruktiv 68 (1981) 294.

47 Gunther Rohrmaser,’ Das Debakel in NRW’, Criticón 87 (1985) 109-110.

48,’Deutschlandinformation’, Wir Selbst. Zeitschrift für nationale Identität und internationale

(21)

controversiële technologieën (zoals kernenergie) vanuit het medialandschap niet

overeenkwamen met die vanuit de wetenschappelijke gemeenschap. Volgens Stolz kwam deze aversie tegen technologische vooruitgang dan ook voort uit de politieke vooroordelen van journalisten en programmamakers, die in de jaren zestig veelal hadden geparticipeerd in de protesten en nu het gedachtegoed daarvan via de media aan het verspreiden waren.49 Een ander voorbeeld deed zich voor in het artikel van Peter Deboust in de periodiek Nation Europa uit april 1984. In dit artikel bekritiseerde Deboust de notie van ontwikkelingshulp en in het bijzonder het egalitaire gedachtegoed dat erachter zat. Hij stelde dat de naoorlogse elite van de Bondsrepubliek hoofdzakelijk bestond uit aanhangers van dit gedachtegoed (sociaaldemocraten, liberalen etc..) en dat zij deze dwangmatig hadden toegepast op de Duitse bevolking, terwijl ze tegelijkertijd de bekommering over het welzijn van Duitsers stigmatiseerden als racistisch.50 In het meer alternatieve Wir Selbst baseerde de anti-elitaire attitude zich meer op de economische instituten van de samenleving en had daarmee een meer socio-economische dan culturele kritiek. Zo stelde de auteur Herbert Fechner in de 1982 editie van Wir Selbst dat de politieke partijen gezamenlijk met het grootkapitaal

systematisch de sociale voorzieningen in de Bondsrepubliek aan het ontmantelen waren. De reden hiervoor was, aldus Fechner, om zowel de financiële elite een hogere winst te

garanderen als de politieke capaciteiten van de werkende klasse te ondermijnen.51 De Neue Recht- beweging kenmerkte zich dus door een aanzienlijk negatieve perceptie van het politieke bestel in West-Duitsland en/of verscheidene instituten. Hoewel de extreemrechtse achtergrond van deze beweging zeker zijn bijdrage hiertoe had geleverd was de systeem kritische houding eerder door contemporaine omstandigheden tot stand gekomen. Zo stelde de historicus Tamir Bar-On dat de negatieve houding tegenover het politieke bestel al vanaf het begin een onderdeel was van de Franse Nouvelle Droite. Deze negatieve houding kwam volgens Bar-On hoofdzakelijk voort uit het etnopluralistische gedachtegoed van deze beweging, dat gekeerd was tegen iedere vorm van centralistisch bestuur.52 Daarnaast begon vanaf het einde van de jaren zeventig en in het verloop van de jaren tachtig het rechts- populistische gedachtegoed in Europa, dat zich onder andere kenmerkte door een kritisch houding tegenover de heersende politieke systemen, steeds 49 Peter Stolz,’Medien als Angstmacher’, Criticón 82 (1984) 69-70.

50 Peter Deboust,’Mythos der Entwicklungshilfe’, Nation Europa 4 (1984) 3-5.

51 Herbert Fechner,’Lohnkürzung und Arbeitslosigkeit’, Wir Selbst 28.

(22)

meer op te komen. Zo stelde de historicus Simon Gunn dat partijen zoals het Front National en het Vlaams Blok, maar ook gevestigde partijen zoals de conservatieven in het Verenigd Koninkrijk zich in deze periode steeds meer gingen profileren via een populistisch, anti-establishment discours. De opkomst van dit discours was grotendeels gebaseerd op

weerstand tegen de bureaucratie, dat het image kreeg een geldverslindend instituut te zijn dat ‘linkse’ waarden (zoals het bevorderen van de verzorgingsstaat) uitstraalde.53

Dat de Neue Recht- beweging hoofdzakelijk de politieke partijen als de grootste probleemfactor beschouwde was goed te verklaren in de lokale context, aangezien de machtspositie en de invloed van deze partijen op de West-Duitse samenleving aanzienlijk groot was. Volgens de historicus Ruud Koopman kenmerkte het naoorlogse Duitsland zich door de grote en invloedrijke rol die voor de politieke partijen was weggelegd in zowel het politieke proces als in de sturing van de West-Duitse samenleving. Door deze geprivilegieerde positie bestond er, tot de introductie van ‘Die Grünen’ in het parlement, een hoge mate van aversie van protestgroepen tegenover het partijenstelsel, zowel van de links-als de rechts-gelieerde groepen.54 De systeem-kritische attitudes van de Neue Recht- beweging in de jaren zeventig en tachtig waren duidelijk onderdeel van een groter negatief sentiment tegen de bestaande politieke systemen in West-Europa. Een andere factor die aantoonde dat de kritiek van de Neue Recht- beweging op het politieke bestel relatief losstond van dat van haar extreemrechtse voorgangers was de notie dat de beweging het bestaande bestel wel accepteerde. Op verschillende momenten lieten de aanhangers weten dat zij hoopten dat er via de politieke partijen veranderingen konden plaatsvinden in de Bondsrepubliek. De kritiek van de Neue Recht- beweging op het partijenstelsel ging eerder over de politieke koers van de partijen dan over het parlementaire systeem zelf. Het systeem kritische doch niet anti-parlementaire sentiment was al naar voren geschoven in het

eerdergenoemde artikel van Criticón uit 1981, toen de redactie de absentie van een sterk nationalistisch en anticommunistisch beleid betreurde. Een ander voorbeeld deed zich in het blad een jaar eerder voor, toen Uwe Greve een analyse maakte van de teleurstellende verkiezingsuitslagen van de CDU. In zijn stuk stelde Greve dat de christendemocraten hoofdzakelijk hadden verloren omdat zij het nieuwe conservatieve sentiment dat onder de Duitse bevolking heerste, ondanks hun pleidooi om de Geiestig-moralische wende te 53 Gunn, Revolution on the right, 74-76.

(23)

bewerkstelligen, niet in zijn volledigheid hadden omarmd, zowel cultureel niet (via het promoten van een meer nationale cultuurpolitiek) als praktisch (via het gebruikmaken van nieuwe vormen van media outlets). Om zulk verlies bij de volgende verkiezingen te

voorkomen moest de CDU, aldus Greve, zich meer gaan profileren als een nationaal-conservatieve partij die niet bang was om duidelijke standpunten in te nemen.55 Een ander voorbeeld van deze kritische doch accepterende houding verscheen in Mut in maart 1987, toen Klaus Hornung stelde dat het democratische bestel in West-Duitsland was

gedegenereerd door zowel het doorgeslagen individualisme als door een bureaucratisering van de samenleving, ontwikkelingen die het resultaat waren van de machtsconsolidatie van de protestgeneratie. Om het tij te keren moest de West-Duitse democratie terugkeren naar haar grondbeginselen waarin, aldus Hornung, collectieve belangen een grotere rol speelden dan individuele en waarin het nationale eigenbelang weer centraal zou staan.56

In Wir Selbst was de hoop op maatschappelijke veranderingen het meest gericht op de mogelijkheden die ‘Die Grünen’ konden leveren. Zo stelde de redactie in januari 1980 dat zij zich zorgen maakte over de tweedracht die in deze partij was ontstaan door de

verschillende fracties (eco-socialisten, alternatieven, conservatieven etc.). De redactie bleef erop hameren dat de partij deze twisten op moest gaan lossen, aangezien zij als enige de capaciteit had om de politieke hervormingen door te voeren in het verouderde bestel van de Bondsrepubliek.57 In Nation Europa deed de kritische doch ondersteunende positie

tegenover het politieke bestel zich voor in juli 1985, toen de auteur Theo Tannert het

immigratie-en asielvraagstuk aankaartte. In dit artikel stelde Tannert dat de politieke partijen in de Bondsrepubliek deze problematiek te lang hadden genegeerd, waardoor het nu urgent was geworden om maatregelen te nemen. Hij stelde daarbij dat de CDU, ondanks nalatigheid in het verleden, de partij bij uitstek was om met de benodigde maatregelen hiertegen (zoals via de inperking van het asielrecht) te beginnen.58 Dat de Neue Recht- beweging over het algemeen het parlementaire systeem van de Bondsrepubliek accepteerde betekende echter niet dat de beweging geheel gevrijwaard was van extreemrechts

gedachtegoed. Zo waren er verscheidene artikelen waarin de legitimiteit van het naoorlogse 55 Uwe Greve,’Die zehn Versäumnisse der CDU/CSU’, Criticón 62 (1980) 275-278.

56 Klaus Hornung,’Geschichtsbewusstein und Politikverständnis’, Mut. Das Nationaleuropäische

Magazin 3 (1987) 11-15.

57 ,’Grüne Einheit’, Wir Selbst 1 (1980) 2.

58 Theo Tannert,’Nachrichten von der Überfremdungsfront,’Nation Europa 6 (1985) 28 aldaar 23-25.

(24)

politieke bestel van West-Duitsland in twijfel werd getrokken. Veelal gingen deze artikelen over kwesties die direct gerelateerd waren aan de gebeurtenissen die ten tijde van en vlak na de Tweede wereldoorlog hadden plaatsgevonden (zoals de dwangmatige toepassing van de nieuwe politieke systemen in de twee Duitslanden door de overwinnaars en het leed van de Duitse bevolking) in plaats van contemporaine vraagstukken. Zo stelde de auteur Rudolf Köhler in de juli 1985 editie van Nation Europa dat de naoorlogse politieke elite, zowel in de partijen als in hun extensies in de media en de samenleving, systematisch de belangen van de verdreven Duitsers uit Midden en Oost-Europa (de Heimatvertriebenen) hadden

ondermijnd. Volgens Köhler was het CDU in het bijzonder verantwoordelijk voor de tekortkoming aan de Heimatvertriebenen, doordat zij alle belangenorganisaties van deze groep hadden overgenomen en de politieke daadkracht van deze organisaties hadden weggezogen.59 Een ander voorbeeld waarin een aanhanger van de beweging het naoorlogse politieke bestel in twijfel trok kwam van de auteur Robert Hepp, die in juli 1980 in Criticón stelde dat het politieke establishment van de Bondsrepubliek door de overwinnaars bewust was uitgekozen vanwege hun anti-nationalistische sentiment. Hij onderbouwde deze stelling door erop te wijzen dat nagenoeg alle naoorlogse bestuurders uit sociaaldemocratische en katholieke kringen kwamen en dat zelfs tot op het heden de politieke elites uit deze milieus werden gerekruteerd.60 De aanhangers van de Neue Recht- beweging

kenmerkten zich dus door een kritische doch accepterende houding tegenover het politieke bestel als het ging om contemporaine vraagstukken maar ook als een radicaal

anti-systeemgeluid bij kwesties die direct gerelateerd waren aan de naoorlogse situatie, waarbij hun kritiek niet veel verschilde van de extreemrechtse scene in Duitsland.

Naast het feit dat de beweging was ontstaan in extreemrechtse kringen kwam deze aparte combinatie tussen kritische

participatie enerzijds en radicale ontkenning van de legitimiteit van de staat anderzijds voort uit wat Christian Meier aanduidde als het ‘afgrenzen’ (Abgrenzung) van deze groep. Hiermee refereerde Meier naar het fenomeen dat de leden van de Neue Rechte zich kenmerkten door hun doelstelling om zich te onderscheiden als een aparte, unieke politieke groep, die

overeenkomsten had met zowel gematigd als extreemrechts maar bij geen van beide

59 Helmut Köhler,’Nur Einheit schafft Identität’, Nation Europa 6 (1985) 31-36 aldaar 31-33.

(25)

hoorde.61 De notie van Abgrenzung deed zich dan ook voor bij de kwesties waarbij de

beweging de legitimiteit van het naoorlogs politieke bestel in twijfel trok via wat de historicus Roger Woods aanduidde als de pessimistische acceptatie van deze groep. Hiermee

refereerde hij aan het feit dat de aanhangers van de Neue Rechte het bestel van het naoorlogse Duitsland, ondanks hun afkeuring ervan, wel accepteerden in zoverre dat zij erkenden dat een terugkeer naar de vooroorlogse situatie niet meer mogelijk was.62 Naast de notie van Abgrenzung was er onder de aanhangers van de Neue Recht- beweging het besef aanwezig dat, gezien hun ideologische achtergrond, zij expliciet het democratische bestel moesten accepteren. Zo stelde de historicus Wolfgang Gessenharten dat de aanhangers al vanaf de oprichting van de beweging bang waren voor een eventueel verbod op hun

activiteiten en publicaties. Om dit te voorkomen accepteerden de leden van de Neue Rechte, aldus Gessenharten, niet alleen de grondbeginselen van de Bondsrepubliek maar

probeerden zij hoofdzakelijk aanhang te vinden in burgerlijk conservatieve kringen in plaats van Neonazistische.63 Daarnaast was de systeem kritische attitude die de aanhangers van de Neue Recht- beweging hadden niet enkel een symptoom van radicaal-rechts in de Bondsrepubliek, aangezien dit gedachtegoed ook in CDU-kringen terug te vinden was. Zoals al eerder was benadrukt begonnen de Christendemocraten in deze periode een pleidooi te houden voor een terugkeer van conservatieve waarden in de Bondrepubliek, waarmee zij zich keerden tegen de politieke en culturele status quo die na de jaren zestig dominant was geworden. Hoewel de systeem kritische standpunten van CDU-aanhangers minder radicaal waren dan die van de aanhangers van de Neue Rechte (wat gezien hun positie als onderdeel van de gevestigde politieke orde niet vreemd was) deelden de

Christendemocraten de kritiek op de vermeende dominantie van de protestgeneratie in de West-Duitse samenleving. Een goed voorbeeld hiervan deed zich voor een artikel in Die politische Meinung uit juni 1980, waarin Werner Ross stelde dat linkse intelligentsia, zoals Heinrich Böll en Günther Grass, hun gedachtegoed in alle facetten van de West-Duitse samenleving had verspreid, waar ze in dogma’s waren veranderd. Deze dogma’s hadden zich volgens Ross genesteld in de politiek en het onderwijs maar ook in het medialandschap en 61 Meier, das Feindbild der multikulturellen Gesellschaft in der Jungen Freiheit und der Nation und

Europa, 748-749.

62 Woods, Germany’s New Right as culture and politics, 150-151.

63 Wolfgang Gessenharten,’ Strategien und Einflusssphären der Neuen Rechten’, in: Mechtild Gomolla en Marlene Ellen ed., Rassismus und Rechtsextremismus in Deutschland -Figurationen und

(26)

de kerken, waarin het christelijke geloof was vervangen door de uit de linkerhoek stammende ‘bevrijdingstheologie’.64 Een ander publicatie waarin de vermeende linkse dominantie in de West-Duitse media bekritiseerd werd verscheen in november 1982. In dit artikel stelde Peter Sweerts-Sporck dat het contemporaine medialandschap een kartel was dat was ontstaan in de jaren zestig en dat sindsdien de journalistiek zich kenmerkte door een zogenoemde ‘protestjournalistiek (Gegnerschaftjournalismus) die van oorsprong

bevooroordeeld was tegenover de gevestigde orde.65

Bij geen ander vraagstuk kwam de ambivalente houding tussen kritische acceptatie van het politiek bestel en afkeuring van zijn beginselen beter terug dan bij die van de Duitse hereniging. De splijting van Duitsland was een van de grootste kwesties waar de

Bondsrepubliek mee kampte in de Koude Oorlog en was de meest concrete manifestatie van het naoorlogse politieke bestel. Dit vraagstuk had bovendien aan het eind van de jaren zeventig weer aan relevantie toegenomen door de hernieuwde spanningen tussen de twee blokken ten tijde van de tweede Koude Oorlog en de daarbij horende angst dat de twee Duitslanden elkaar hierin zouden vernietigen. Deze angst zorgde voor de opkomst van wat de historicus Frieso Welinga aanduidde als het ‘nationaalneutralistische gedachtegoed’, wat inhield dat het idee van een herenigd Duitsland dat neutraal was in het Oost-West conflict weer aan kracht begon te winnen in de Bondsrepubliek.66

Een zeer opvallend fenomeen hierbij was dat het nationaalneutralistische

gedachtegoed volgens de historicus Gerd Jaschke veel aanhang had in de linkse kringen van de Bondsrepubliek, zowel onder leden van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) en Die Grünen als onder verschillende buitenparlementaire ‘Autonome Gruppen’. Vanwege de toegenomen acceptatie van een herenigd, neutraal (en nationalistisch) Duitsland in deze kringen ontstond er in deze periode onder aanhangers van de Neue Recht- beweging, aldus Jaschke, een toegenomen interesse om toenadering en samenwerking te zoeken met deze linkse groeperingen.67De toenadering tot de linkse kringen onder de Neue Recht- beweging

64 Werner Ross,’Die Unverrückbarheid der Medienlandschaft’, Die politische Meinung. Monatshefte

für Fragen der Zeit 193 (1980) 112-115.

65 Peter-Sweerts-Storck,’Wenn die Regierung zum Feind wird’, Die politische Meinung 203 (1982) 4-9 aldaar 6-8.

66 Frieso Wielenga, Van vijand tot bondgenoot. Nederland en Duitsland na 1945, (Amsterdam 1999) 163-166.

67 Franz Grez en Klaus Schönekäs, en Hans Gerd-Jascke, , Neue Rechte und

(27)

kwam het sterkst naar voren in Wir Selbst, wat gezien de meer alternatieve koers van dit blad niet vreemd is. Zo publiceerde het blad in juni 1983 een stuk van de Oost-Duitse dissident en toenmalig lid van Die Grünen Rudolf Bahro, waarin hij stelde dat zijn partij de nieuwe

nationale volkspartij van Duitsland was. Hij onderbouwde deze stelling door ernaar te wijzen dat het nationaalneutralisme en de wens om vrede in de Duitse staten te behouden de doelstelling van Die Grünen was en dat het juist de gevestigde partijen (en in het bijzonder de CDU) waren geweest die de Duitse splitsing hadden bewerkstelligd en daarmee

verantwoordelijk waren voor de contemporaine spanningen.68 Ook in Criticón kwam eenzelfde soort sympathie voor links terug via het artikel van de auteur Uwe Sauermann uit juli 1980, waarin hij de ontwikkeling van het ‘linkse nationalisme’ in de Bondsrepubliek analyseerde. Sauermann stelde hierin dat hij zeer te spreken te was over het feit dat mensen aan de linkerkant (zoals de politicoloog Irin Fetscher) nu ook waardering voor het vaderland begonnen te krijgen. Daarnaast stelde hij dat hij er begrip voor kon opbrengen dat links zo lang nationalistisch sentiment schuwde, aangezien de variant die vaak door conservatieve kringen was gepropageerd (pro-Amerikaans, aversie tegen de Duitse nationale cultuur etc.) zeer onaantrekkelijk was.69 Een ander voorbeeld deed zich voor in de maart 1982 editie van Mut, waarin de redactie stelde dat de gevestigde politieke partijen het vraagstuk van de hereniging bewust probeerde te negeren en zich neer hadden gelegd bij de status quo. Zij stelden daarentegen wel dat er in deze partijen leden bestonden die zich bezighielden met deze kwestie, in het bijzonder SPD’ers, die over het algemeen meer bereid waren om de Westbindung af te laten wegen tegenover een herenigd en neutraal

Duitsland.70 De kritische attitude van de Neue

Recht- beweging richting het politieke stelsel was een element dat ze deelde met de grotere extreemrechtse scene in de Bondsrepubliek maar niet één waarmee ze op één lijn zaten. Noties van een nieuw, conservatief en niet-egalitair establishment kwamen in de context van relevante politieke kwesties nagenoeg niet voor en scepsis over de legitimiteit van het politieke systeem verscheen enkel bij vraagstukken die direct gerelateerd waren aan de naoorlogse situatie, waarbij zij erkenden dat hier niets meer aan te doen was. Grotendeels 68 Rudolf Bahro,’Friedensbewegung, Paktfreiheit, Neuverenigung Deutschlands’, Wir Selbst 6 (1983) 4-7 aldaar 4-5.

69 Uwe Sauermann,’Retten Linke die Nation’, Criticón 61 (1980) 194.

(28)

kwam de systeem kritische houding van de beweging voort uit het algemene anti-establishment gedachtegoed dat zich in de jaren zeventig en tachtig verscheen en accepteerden de aanhangers de legitimiteit van de politieke partijen in hun rol om de politieke en sociale vraagstukken op te lossen wel, ondanks hun negatieve houding tegen deze partijen.

(29)

De Neue Rechte en de milieuproblematiek

Een ander onderwerp waarover de leden van Neue Recht- beweging zich bogen was de milieuproblematiek. In het verloop van de tweede helft van de jaren zestig begonnen de aan het milieu gerelateerde kwesties gestaag aan invloed toe te nemen in het discours van de Bondsrepubliek. Vraagstukken zoals de vervuiling van het Duitse landschap door

industrialisatie en suburbanisatie en de negatieve effecten van het gebruik van kernenergie waren in de jaren zestig en zeventig zeer relevant geworden in het publieke debat van West-Duitsland.

Het debat over de milieuproblematiek liet zich in deze periode kenmerken door twee bijzondere eigenschappen. Allereerst waren de apocalyptische ondertonen die zich hierin voordeden een zeer typerend aspect van dit debat. Zo stelde de Duitse historicus Stefan Bargheer dat het doemdenken over het milieu zich in het verloop van de Koude Oorlog steeds explicieter begon te profileren. Hij benadrukte hierbij dat de framing in de discussies over het gebruik van nucleaire energie en milieuvervuiling steeds meer begon te lijken op de doembeelden die bestonden over een nucleair conflict in de jaren veertig en vijftig.

Voorbeelden hiervan waren volgens Bargheer de angst voor het uitsterven van inheemse flora en fauna, voor de vernietiging van Duitse bossen door bodemvervuiling en voor lekkages in kerncentrales. Volgens Bargheer contrasteerde deze apocalyptische framing aanzienlijk met de benadering van de natuurconservatiebeweging in vooroorlogs Duitsland, wier leden de positieve eigenschappen van natuur en natuurbehoud veel meer naar voren brachten.71

Daarnaast kenmerkte het publieke debat over de milieuproblematiek in de

Bondsrepubliek zich door het expliciet politiek karakter van de groeperingen. Verscheidene historici hebben in hun publicaties over de milieubeweging in de Bondsrepubliek de politiek-ideologische aspecten hiervan en de fricties die hieruit ontstonden bestudeerd. Zo stelde de historicus Frank Zelko dat het ontstaan van de West-Duitse Greenpeacetak begin jaren 80 zeer moeizaam van de grond kwam wegens de contrasten tussen de organisatorische opbouw van deze organisatie en die van de West-Duitse pressiegroepen. Hij onderbouwde deze stelling door erop te wijzen dat Greenpeace, dat in de jaren zeventig in Canada was

71 Stefan Bergheer,’ Apocalypse adjourned. The rise and decline of cold war environmentalism in Germany’, Environmental politics 27 (2018) 973-993 aldaar 976 en 981-982.

(30)

ontstaan, zich in deze periode profileerde met haar hiërarchische, technocratische en

apolitieke karakter, terwijl de milieubeweging in de Bondsrepubliek zich juist kenmerkte door de nadruk die ze legde op democratische participatie van haar leden en de expliciete

associatie die ze had met politieke partijen (in het bijzonder Die Grünen).72 De historicus Ruud Koopmans stelde daarbij dat bij de pressiegroepen in de Bondsrepubliek ten tijde van de jaren zeventig en tachtig er een onderscheid bestond tussen de radicaal-linkse

groeperingen (kampfgruppen of K-gruppen) en diegene die uit de burgerlijke scene kwamen (Bürgerinitiativen). Volgens hem kenmerkten de ‘Bürgerinitiativen’ zich door het gematigde karakter van hun protest en de vaak lokale milieuproblemen die ze aan de kaart stelden, terwijl de ‘k-gruppen’ zich juist profileerden met hun radicaal activisme en hun

betrokkenheid bij de nationale, milieu-gerelateerde protestbewegingen, in het bijzonder de anti-kernenergiebeweging.73

De sterke aanwezigheid van de milieuproblematiek in het publieke debat van de Bondsrepubliek betekende dan ook dat het vraagstuk verscheidene malen in de periodieken van de Neue Rechte opdook. Veelal benadrukten de leden van de beweging de ernst van deze problematiek en stonden dan ook positief tegenover natuurbescherming en

conservering. Zo redeneerde de journalist Uwe Greve in de Criticón editie van november 1980 dat de nalatigheid van de CDU om een concreet milieubeleid voor te stellen één van de redenen was waarom deze partij bij de verkiezingen van 1980 verloren had. Greve

beargumenteerde in zijn stuk dat, door de economische groei van de laatste decennia en de daarbij horende exploitatie van bodemstoffen, de noodzaak om het milieu te beschermen zeer actueel was geworden. Het behoud van de natuur was, aldus Greve, een conservatieve en burgerlijke doelstelling, aangezien het zowel een gezonde leefomgeving bevorderde als de toevoer van natuurlijke voeding garandeerde. Dat de CDU nalatig was geweest in het

bedenken van een concreet milieubeleid was dan ook wat hem betrof zeer ernstig en niet conservatief.74 Ook in de januari 1985 editie van DESG-inform kwam de milieuproblematiek terug in het vraagstuk over de excessieve en veelal verspillende opwekking van stroom in Oostenrijk. In het stuk stelde de redactie dat de Bondsregering en de energieconcerns van 72 Frank Zelko,’ The umweltmuti arrives. Greenpeace and grassroots environmentalism in West Germany’, Australian Journal of politics & history 61 (2015) 397-413 aldaar 401-403

73 Koopmans, Deomcracy from below, 133-136.

74 Uwe Greve,’Die Zehn Versäumnisse der CDU/CSU’, Criticón. Konservativ, kritisch, konstructiv 62 (1980) 275-278, aldaar 276-277.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna de Inspectie) heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de gemeentelijke uitvoering van onderdelen van de Wgs, zoals

33 De Nationale ombudsman heeft alle in het onderzoek betrokken gemeenten schriftelijk een aantal kwantitatieve vragen voorgelegd met betrekking tot het toelatingsproces, zoals:

Onder het motto 'verbeter de wereld, maar begin niet bij jezelf', was het overigens ditzelfde bestuur dat kort geleden voorstellen heeft gepresenteerd voor verbetering

Onder het motto 'verbeter de wereld, maar begin niet bij jezelf', was het overigens ditzelfde bestuur dat kort geleden voorstellen heeft gepresenteerd voor verbetering

congrestukken vindt u in Democraat nr. Zowel in Democraat nr. Congresboek B is op de dag zelf in De Flint verkrijgbaar. Speciaal voor nieuwe leden en mensen die

• een uitleg dat de combinatie van empirisme en indirecte waarneming tot metafysisch scepticisme kan leiden: als alle kennis is gebaseerd op waarneming en wat we waarnemen niet

woningen voor starters worden gebouwd, de doorgroei op de woningmarkt moet worden bevorderd, en er moet een maximumprijs voor kamers worden ingevoerd.. • Voor bestaande woningen

Het opwaarderen van de lokale verkiezingen op het niveau van het belang van de lokale politiek vereist dat lokale politici laten zien dat lokale politiek ertoe doet. Niet een keer