• No results found

De Neue Rechte en de Europese samenwerking

In document Rechtse emancipitatie en solidariteit (pagina 36-46)

Een andere kwestie waar de aanhangers van de Neue Recht- beweging zich over bogen was die van de Europese integratie. Het proces van samenwerking tussen de Europese landen en 91 Henning Gunther,’ Die politische Natur. Die ‘Grünen’ im Deutschen Parteienspektrum’, Die

politische Meinung 3 (1980) 5-16, aldaar 6-8.

92 Gerhard Herdegen,’Die Neue Farbe. Die Umweltpartei in der Wählergunst. Schwankend’, , Die

het vooruitzicht van een uiteindelijke staatkundige unificatie begon steeds relevanter te worden in het verloop van de jaren zeventig, nadat dit proces in het decennium daarvoor vast was gelopen door de Franse President de Gaulle.93 Daarnaast waren de jaren zeventig en tachtig bijzonder wegens het feit dat de aard van de Europese samenwerking begon te veranderen ten opzichte van de decennia daarvoor. Zo begonnen de leiders van de Europese gemeenschap in deze periode te streven naar meer dan enkel economische samenwerking en kwamen initiatieven op voor naar een Europees cultuurbeleid, waarbij een aanzienlijke rol was weggelegd voor supranationale entiteiten zoals ‘the council for cultural co-cooperation

(CCC)’. 94 Het

vraagstuk Europa was een zeer belangrijk vraagstuk wat de aanhangers van de Neue Recht- beweging betrof. Hoofdzakelijk kwam dit wegens het feit dat de beweging qua opmaak transnationaal van aard was. Zoals al in het hoofdstuk over de historiografie is aangetoond erkende nagenoeg iedere historicus die de beweging heeft geanalyseerd de belangrijke rol die de transnationale, Europese contacten hadden bij het ontstaan van de beweging. Naast het aanbieden van een netwerk was Europa echter ook als concept zeer belangrijk bij de aanhangers van de Neue Rechte. Zo stelde Bar-On dat de aanhangers van oorspronkelijke Nouvelle Droite beweging zich, naast de vraagstukken over het culturele verval, zich grotendeels bezighielden met Europa als een politieke en culturele entiteit, een wiens essentie was vertroebeld door de moderniteit en urgent hersteld moest worden.95

Spektorowski stelde op zijn beurt dat de extreemrechtse filosoof Drieu de la Rochelle, het nationalistische discours grotendeels had afgeschreven en ingeruild door het Europese, wat vervolgens door de Nouvelle Droite beweging was overgenomen.96 Daarnaast was het Europa discours bij de Duitse branche van deze beweging in het bijzonder sterk wegens het feit dat in Duitsland het vraagstuk over Europese samenwerking al een langere tijd een belangrijke rol speelde in de nationale discussie. Zo stelde de historicus Ute Frevert dat al na de Eerste Wereldoorlog Europa als politiek en cultureel concept een belangrijke rol speelde in het discours van Duitsland, zowel in linkse kringen (die vooral een socio-economisch

93 Kiran Klaus Pattel en Oriane Calligaro’, The true EURESCO? The council of Europe, transnational networking and the emergence of European community cultural policies 1970-1990’, European

review of history 24 (2017) 399-422 aldaar 399-400

94 Klaus en Calligaro,’The true EURESCO?’, 402-404.

95 Bar-On, The intellectual ambiguieties of the European New Right, 160-162.

solidaire unie voor ogen hadden) als bij rechtse (die voornamelijk een cultuurfront wilden vormen tegenover de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten).97

Zo goed als alle periodieken van de Neue Recht- beweging benaderde de Europa discussie vanuit de beginselen van het etnopluralisme. Concreet betekende dit dat in deze discussie de belangrijkste punten hoofdzakelijk waren gecentreerd rondom kwesties waarbij tradities en gebruiken van lokale culturen bedreigd werden. Hierdoor propageerden de aanhangers veelal dan ook voor een Europa waarin de regio’s konden floreren en waar er geen sturing was vanuit een centraal bestuur. Zo publiceerde de redactie van DESG-Inform in januari 1985 de penibele situatie waarin de volkeren van Sardinië en Zuid-Tirol zich in

begaven. De redactie stelde dat er in beide gebieden sprake was van sterk geëmancipeerde volkeren waar het nationale bewustzijn al een langere tijd bestond en er nog steeds een drang was om meer autonomie te vergaren. Daarnaast stelde zij dat het hoofdzakelijk het centrale bestuur was geweest (in dit geval de Italiaanse) die constant had ingegrepen om dit streven naar autonomie tegen te houden en waarbij dit bestuur er niet voor terugdeinsde om grof geweld en zelfs moordaanslagen in te zetten.98

Een ander voorbeeld deed zich voor in Criticón, toen de redactie in maart 1980 de oprichting van de Pan-Europa jeugdbeweging (Paneuropa jugend) analyseerde. In dit stuk betichte de redactie haar sympathie voor de doelstellingen van de beweging, namelijk om op te komen voor de traditionele (christelijke) waarden van de Europese volkeren, zowel in West als in Oost-Europa. Zij stelden hierbij dat het concept mensenrechten niet alleen voor de derde wereld gold maar ook voor Europa zelf, aangezien deze rechten op dit continent onder druk stonden van zowel de communistische als de westers, democratische staten.99 In Wir Selbst kwam het etnopluralistische gedachtegoed terug in een artikel uit maart 1982, toen de auteur Winfried Doldeler een historische analyse maakte van de Vlaamse beweging in België. Doldeler stelde hierin dat de centralistische krachten in dit land al sinds het begin van haar ontstaan hadden gepoogd om iedere vorm van emancipatie van het Vlaamse volk tegen te houden. Volgens hem was er in dit streven geen onderscheid te maken tussen de rechts en links gelieerde regeringen die België had gekend, aangezien zowel de Bourgeoisie-partijen eind negentiende eeuw als de socialistische en christendemocratische partijen van de 97 Ute Frevert,’ Europeanizing Germany’s twentieth century’, History & memory 17 (2005) 87-116 Aldaar 94-97.

98 ,’Ethnopluralismus’, DESG-Inform 1 (1985) 7.

hedendaagse tijd hiermee bezig waren.100 Een ander opvallend aspect dat zich veelvoudig voordeed in de periodieken van de Neue Recht- beweging is dat in het narratief van het etnopluralisme diens leden stelden dat de centrale overheden in Europa poogden regionale volksbewegingen zwart te maken door deze te associëren met extreemrechts gedachtegoed . Hiermee trokken zij de beschuldigingen die de beweging in de Bondsrepubliek zelf te voorduren kreeg, namelijk dat zij een verlengstuk waren van de extreemrechtse scene, uit naar de grotere Europese context. Veelal poogden de leden van de beweging dan ook om de volksbewegingen vrij te pleiten van

beschuldigingen van collaboratie met het nationaalsocialistische regime in de jaren veertig. Zo stelde de eerder vermelde auteur Winfried Dodeler dat de heersende elites in Brussel de legitimiteit van de Vlaamse beweging ondermijnde door deze blijvend te associëren met de collaborateurs van deze beweging ten tijde van de Tweede wereldoorlog.101 Ook in Criticón kwam een soortgelijke argumentatie naar voren via de auteur Robert Steuckers, die stelde dat de Belgische politiek en media het traditionalistische gedachtegoed van het Vlaamse volk stigmatiseerde als de voorlopers van de fascistische bewegingen in België.102Een eerder artikel uit deze periodiek dat zich bezig hield met de beschuldigingen van fascistisch gedachtegoed deed zich voor in juli 1980, toen de auteur Mladen Schwartz een pleidooi hield voor een onafhankelijk Kroatië dat zich bij het westelijk blok zou aansluiten. Hij onderbouwde deze stelling door erop te wijzen dat de Kroaten zich altijd meer verbonden hadden gevoeld met West-Europa dan met het Oosten en dat de grootste argumenten tegen de onafhankelijkheid grotendeels gebaseerd waren op het achterhaalde beeld dat de

nationale beweging van dit land zich nog steeds liet leiden door extreemrechts gedachtegoed (een zwartmaking die overigens ook nog eens in het leven was geroepen door de

onbetrouwbare regering van Joegoslavië).103 Naast hun

pogingen om de regionalistische bewegingen in Europa vrij te spreken van extreemrechtse sympathieën poogden de aanhangers van de Neue Recht- beweging hun visie van Europa te vergoelijken door het te associëren met de volkeren van de derde wereld. Door de

worstelingen en de emancipatoire handelingen van de regionalistische groepen in Europa te 100 Winfried Doldeler,’Die Flämische Bewegung’, Wir Selbst 3 (1982) 16-19 aldaar 17-18.

101 Dodeler,’Die Flämische Bewegung’, 18.

102 Robert Steuckers,’Belgien, am Schnittpunkt nationaler Traditionen’, Criticón 7 (1982) 177-179.

vergelijken met de nationalisten in de postkoloniale wereld hoopten zij het Europa van de regio’s meer legitimiteit te geven. Immers hadden beide groepen, aldus de aanhangers van de beweging, te maken met dezelfde problematiek, namelijk dat hun nationale wezen dreigde te verdwijnen. Een goed voorbeeld hiervan deed zich voor in Wir Selbst in mei 1981, waarin de redactie de regionalistische worstelingen in Italië, Ierland en Vlaanderen gelijktrok met die van de Palestijnen en de Angolezen. De redactie rechtvaardigde deze equatie door erop te wijzen dat in beide contexten sprake was van hetzelfde probleem, namelijk dat overal ter wereld nationale volkeren onder druk stonden van centralistische regimes (de Italiaanse, Engelse en Belgische regeringen in de Europese context en de Zuid-Afrikaanse en Israëlische regeringen in de niet-Europese) en dat deze volkeren hierom solidair met elkaar moesten

zijn.104 Een ander voorbeeld waarin de Neue Recht-

beweging de situatie van de Europese volkeren gelijktrok met die van de derde wereld deed zich voor in het tijdschrift Mut, toen de auteur Christian Erdmann de situatie van de

Europese volkeren vergeleek met die van de inheemse volkeren van Azië, Australië en Latijns-Amerika. Erdmann stelde dat het leed wat deze volkeren de laatste paar eeuwen hadden meegemaakt (uitsterving, gedwongen assimilatie door een centrale overheid en vernietiging van hun nationale cultuur) een voorbode was voor wat er in Europa zou gaan plaatsvinden.105 Ook in Criticón deed zich een equatie voor tussen de situatie in Europa en de niet-westerse wereld, zij het omgekeerd, in juli 1982 toen de auteur Gerd Klaus

Kaltenbrunner stelde dat de Europese landen ten onrechte verantwoordelijk werden gehouden voor al het leed in de wereld. Hij onderbouwde deze stelling door erop te wijzen dat imperialisme en genocide handelingen waren waarop de Europeanen geen monopolie op hadden, aangezien verscheidene Aziatische en Afrikaanse staten zich hieraan ook schuldig hadden gemaakt.106 Ondanks het etnopluralistische gedachtegoed en de radicale ideeën die ermee gepaard gingen propageerden de aanhangers van de Neue Recht- beweging geen anti-systeem standpunten. Met uitzondering van Wir Selbst verschenen er in de andere periodieken geen artikelen die radicaal activisme, zoals het propageren van separatistisch gedachtegoed en/of gewelddadig conflict, bevorderde. In Nation Europa 104 ,’Weltweiter Befreiungskampf’, wir Selbst 5 (1981) 30-34 aldaar 30-32.

105 Christian Erdmann,’Tod durch Anpassung. Was uns die Schicksale der Naturvölker und die Prophezeiung der Indianer lehren könnten’, Mut 1 (1981) 20-34 aldaar 20-21 en 30-31.

106 Gerd Klaus Kaltenbrunner,’Wider den Euro-masochismus. Was nur das Abendland imperialistisch?’, Criticón 7 (1982) 149-152 aldaar 150-151.

verschenen er zelfs enige publicaties die dit expliciet afkeurden, waarbij de auteurs

benadrukte dat de natiestaat het belangrijkste politieke wezen was en dat diens integriteit niet geschonden mocht worden. Zo stelde Hartmut Sachs in april 1980 dat het preserveren van regionale Europese volkeren en culturen, hoewel zeer belangrijk, niet ten koste mocht gaan van het behoud van de natiestaten. Om deze reden was Sachs dan ook een voorstander van een traditionalistische politiek in Europa, aangezien zulk soort beleid zowel de

autonomie van de regio’s erkende als dat het integriteit van de staat behield.107 In dezelfde uitgave stelde de auteur Frank Retter Rosen dat de Europese integratie geen reden was om de natiestaat als politiek wezen als achterhaald te beschouwen en te vluchten naar het concept van een supranationale Europese staat of naar het separatisme. Volgens Rosen bood het proces genoeg mogelijkheden voor de natiestaat om relevant te blijven en te getijen.108 Net als met hun standpunten over het politieke bestel van de Bondsrepubliek profileerden de leden van de Neue Rechte zich als systeem kritisch, niet als radicaal anti-systeem.

Net zoals met de milieuproblematiek maakten de leden van de Neue Recht- beweging gebruik van al bestaande ideeën voor hun visie van Europa als politiek- culturele entiteit. Veelal bestond deze visie uit een afkeuring van het concept van ‘das christliche Abendland’, (een concept dat was ontstaan in Duits-katholieke kringen ten tijde van de Weimar Republiek) en een omarming van het idee van ‘het Europa van de

vaderlanden’ dat de Franse president de Gaulle in de jaren zestig propageerde. Volgens de historicus Rosario Forlenza constitueerde das Abendland de notie dat de Europese landen zich moesten verenigen in een entiteit die cultureel van aard was en diens fundering lag in het gemeenschappelijke (katholieke) christendom van Europa. Doordat de aanhangers van dit concept Europa interpreteerde als een katholieke en christelijke entiteit includeerden zij enkel de West-Europese landen hierin. Vlak na de Tweede Wereldoorlog won de notie van ‘das Abendland’, onder wiens aanhang veel CDU-ers zaten, aan politieke relevantie en werd het de onofficiële visie voor de Europese integratie van de toenmalige kanselier Adenauer en zijn ministers. 109

De historicus Ronald Ganieri stelde op zijn beurt dat het concept van das Abendland

107 Hartmut Sachs,’Regionen, Völker, Nationen und das werdende Europa’, Nation Europa 4 (1980) 25-29 aldaar 26-28.

108 Frank Retter Rosen,’Die Deutschen als Europäer’, Nation Europa 4 (1980) 29-31.

109 Rosario Forlenza,’The politics of the Abendland. Christian democracy and the idea of Europe after the second world war’, Contemporany European history 26 (2017) 261-286 aldaar 263-264.

onder druk kwam te staan door het presidentschap van Charles de Gaulle. De reden hiervoor was dat de Gaulle in zijn Europese visie brak met het idee dat enkel de West-Europese, katholiek-christelijke landen relevantie hadden en was hij een voorstander van een Europeanisme waarin de Oostbloklanden ook onderdeel van waren. Daarnaast keerde de Gaulle zich tegen de notie van een supranationaal Europese staat en bevorderde hij de notie van het Europa van de vaderlanden, waarin de Europese samenwerking grotendeels een onderneming van de natiestaten zou blijven. Dit concept van Europa vond in het verloop van de jaren zestig ook aanhang in de conservatieve kringen van de Bondrepubliek, die verdere samenwerking met Frankrijk de voorkeur gaven voor een verdergaande Westbindung.110

De aanhangers van de Neue Recht- beweging waren duidelijk een voorstander van de notie van het Europa van de vaderlanden. Naast de belangrijke rol die de natiestaten hierin kregen benadrukten de aanhangers hun ondersteuning voor het includeren van de Oost- Europese landen in dit concept. De redenering van de leden van de Neue Rechte voor het betrekken van deze landen was dat, naast het feit dat zij cultureel bij Europa hoorden, hun betrokkenheid nodig was om de vrede op het continent te blijven bewaren. Zo stelde Friedrich Körner in 1980 in Nation Europa dat de contemporaine vorm van Europese

samenwerking niet werkte, zowel omdat de geopolitieke positie van dit bestel zeer zwak was als dat het geen verbinding had met de Europese volkeren. Om deze reden was het concept van het Europa van de vaderlanden de beste optie, omdat het zowel de politieke daadkracht van het continent versterkte tegenover de grootmachten als dat het de belangen van de regio’s bevorderde.111 Bernard Willms stelde in 1987 in Criticón dat het idee van een West- Europa een verzinsel was, opgelegd door de Amerikanen zodat de Westbindung kon worden bewerkstelligd. Volgens Willms was de bestaande Europese inrichting niet meer houdbaar om de vrede te behouden en moesten de natiestaten in zowel West als Oost een gezamenlijk front vormen tegen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie.112 Een

deelthema gerelateerd aan Europa waar de aanhangers van de Neue Recht- beweging zich ook mee bezighielden was het vraagstuk van een gemeenschappelijk Europees

defensiesysteem. Het idee dat Europa een politieke gemeenschap zou worden en een zelfstandig defensiebeleid kon voeren, onafhankelijk van de supermachten, sprak de

110 Ronald Ganieri,’ Politics in c minor. The CDU-CSU between Germany and Europe since the

secular sixties, Central European history 42 (2009) 1-32 aldaar 19-22.

111 Vom geteilten Deutschland zum europäischen Europa’, Nation Europa 2 (1980) 17-20.

aanhangers van de beweging zeer aan. Het concept van een militair onafhankelijk Europa was bovendien een van de deelthema’s waarmee de Neue Rechte en de extreemrechtse scene veel overlappingen met elkaar kende. Zo stelde de NPD dat, in de context van opnieuw opgelopen spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie enkel een militair pact tussen de Europese landen de dreiging van een militaire escalatie tussen deze grootmachten kon voorkomen.113 Een voorbeeld van een sympathieke houding richting het idee van een Europees defensiesysteem deed zich voor in Wir Selbst toen de redactie in Mei 1981 stelde dat alleen het uitreden van zowel de West als Oost-Europese naties uit respectievelijk hun militaire bondgenootschappen de vrede in de wereld bewaard zou kunnen blijven.114 Ook in Nation Europa werd het concept van een Europees defensiesysteem hartelijk ontvangen. Zo stelde de auteur Hans Bieringer dat de belangen van de Verenigde Staten enerzijds en Europa anderzijds op militair vlak te veel uit elkaar waren gegroeid en dat de Europese naties gezamenlijk hun eigen defensie moesten gaan regelen.115

Dat de aanhangers van de Neue Recht- beweging voorstander waren van een

gezamenlijk Europees defensiesysteem betekende echter niet dat zij bereid waren te breken met het westers bondgenootschap. Veelal benadrukten de aanhangers dat de NAVO,

ondanks het treurige feit dat de Amerikanen erin de overmacht hadden, wel de beste garantie bood voor de bescherming van West-Europa tegen het communisme. Vaak stelden zij dat een Europees defensiesysteem en onderdeel zijn van de NAVO niet elkaars tegenpolen waren en dat de voornaamste doelstelling van een gemeenschappelijke defensie was om de positie van Europa in het westers bondgenootschap te versterken. Zo stelde Walter

Wengraven in Nation Europa in 1983 dat een gezamenlijke Europese defensie niet betekende dat West-Duitsland uit de NAVO moest treden. Het betekende voornamelijk dat de Europese belangen in dit bondgenootschap meer gewicht moesten krijgen en dat de Verenigde Staten meer verantwoordelijkheden moest gaan delen met de andere NAVO-lidstaten.116 Ook vanuit Criticón verscheen er een soortgelijk geluid via een artikel van Harald Rüddenklau, die in 1987 stelde dat het belang van een Europees defensiesysteem er voornamelijk in zat om Europa te beschermen tegen agressie vanuit de Sovjet-Unie. Hoewel Rüddenklau een 113 ,’ Der Friede in der welt is bedroht’, Bayern Stimme 1 (1982) 1-2.

114‘, Für ein Friedenspolitik der revolutionären blockfreiheit’, Wir Selbst 5 (1981) 4-8 aldaar 4-5.

115 Hans Bieringer,’Europa und der USA. Ende eine Ära?’, Nation Europa 3 (1984) 5-8 aldaar 5-7.

116 Walter Wengrauven,’Zur gesamtdeutschen Discussion. Der Weg nach Deutschland führt über Europa’, Nation Europa 7 (1983).

voorstander was van het includeren van de Oost-Europese landen hierin stelde hij dat hun betrokkenheid er voornamelijk toe diende om het westers bondgenootschap, zij het met minder Amerikaanse sturing, te versterken.117 Opvallend genoeg reflecteerden de aanhangers van de Neue Recht- beweging weinig over het proces van de Europese integratie zelf. De toegenomen bevoegdheden van de Europese Gemeenschap (EG) en de daarbij horende groei van het bureaucratische apparaat in Brussel waren

spreekpunten die in de periodieken nauwelijks naar voren kwamen. Contextueel gezien was de absentie van dit onderwerp niet vreemd, aangezien deze praatpunten relatief weinig voorkwam in de radicaal-rechtse scené. Zo stelde de historicus Cas Mudde dat het

Euroscepticisme in de jaren tachtig nog niet zo sterk aanwezig was bij de rechts-populistische

In document Rechtse emancipitatie en solidariteit (pagina 36-46)