• No results found

de Neue Recht beweging en het etnopluralisme in de context van de derde wereld

In document Rechtse emancipitatie en solidariteit (pagina 46-59)

Hoewel de Neue Recht- beweging van oorsprong een aftakking was van het naoorlogse, extreemrechtse milieu in de Bondsrepubliek Duitsland, pasten verscheidene onderwerpen waarover diens leden schreven en discussieerden niet binnen het discours van het algemene Duitse extreemrechts. Een van deze kwesties was het vraagstuk over de derde wereld en de daarbij horende problematiek van armoede, hongersnoden en conflicten. De interesse die de Neue Recht- beweging toonde voor de politieke, sociale en culturele vraagstukken van de landen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika paste contextueel goed in de algemeen gegroeide interesse over deze vraagstukken in Duitsland en Europa. In het verloop van de tweede helft van de jaren zestig en de daarbij horende protestacties hadden de problemen die zich voordeden in de derde wereld gestaag een grotere impact gekregen in het publieke debat van West-Duitsland. Noties van solidariteit met de zogenoemde ’global south’, wat zich concreet uitte in steun voor zowel de bevrijdingsbewegingen in dit deel van de wereld als een grotere toewijding aan ontwikkelingssamenwerking voor deze recent onafhankelijk geworden landen, resulteerde volgens de Duitse historicus Bastian Hein in een significant toegenomen aandacht voor de derde wereld in zowel de Duitse politiek als de gehele samenleving van de Bondsrepubliek.122

De opkomst van dit fenomeen door de Nieuwlinkse protestbewegingen van de jaren zestig zorgden er echter ook voor dat binnen de Neue Recht- beweging de fascinatie hiervoor groeide. De toegenomen interesse voor de kwesties in de derde wereld was volgens Bar-On hoofdzakelijk het resultaat van de overname van zowel de tactieken als verscheidene standpunten van Nieuwlinks. Bar-On beargumenteerde dat het voor de aanhangers van de verscheidene Nieuwrechts bewegingen noodzakelijk was dat, om relevantie te verkrijgen in het publieke debat, zij hun Nieuwlinkse tegenstanders op enkele vlakken moesten imiteren, zoals in hun solidariteitspleidooien met de bevrijdingsbewegingen van de derde wereld.123

De aandacht die de leden van de Neue Recht- beweging gaven aan de politieke, sociale en culturele kwesties had hierdoor een 122 Bastian Hein, Die Westdeutschen und die Dritte Welt.Entwicklungspolitik und entwicklungsdienste

zwischen reform und revolte 1959-1974, (München 2009) 144-145.

123 Tamir Bar-On, The ambiguities of the intellectual European new right 1968-2000 (Montreal 2000)77-78.

aparte constructie: enerzijds erkenden zij de urgentie om deze kwesties een eigen

ideologische invulling te geven om zo effectief te kunnen concurreren met Nieuwlinks in het verkrijgen van de culturele hegemonie in de Bondsrepubliek. Anderzijds werd deze

ideologische invulling bewerkstelligd door intellectuelen die van oorsprong uit het

extreemrechtse milieu kwamen, een milieu waarin racistische en ultranationalistische noties vanzelfsprekend waren, en hielden zij ondanks de breuk die ze hadden gemaakt met ‘Die Alte Rechte’ vast aan het geladen plakkaat ‘rechts’. Het reflecteren van de leden van de Neue Recht- beweging op de vraagstukken van de derde wereld was dus, gezien hun oorsprong en hun doelstelling, zeer ambivalent en hybride. Wat sowieso in verscheidene periodieken van deze beweging sterk naar voren kwam was de ondersteuning van nationalistische

bevrijdingsbewegingen. Hierbij was het belangrijkste criterium dat de derde wereld

beweging en/of leider in kwestie zich profileerde als een voorvechter van zijn etnische groep en/of natie. In Wir Selbst kwam zulk soort reflectie het meest expliciet naar voren. Een goed voorbeeld hiervan deed zich voor in de mei/juni editie van dit maandblad, waarin een reportage stond van de internationale conferentie in Tripoli georganiseerd door Moammar Qadhafi. In dit artikel prezen de auteurs de koers die het Noord-Afrikaanse land onder zijn leiderschap nam, die zich volgens de auteurs kenmerkte door een afwijzing van de bestaande politieke systemen van het communisme en het kapitalisme (beiden bevorderd door de grootmachten) en een bevordering van het zelfbeschikkingsrecht in eigen land.124

Ook in de mei 1984 editie van Eidgenoss kwam een soortgelijke waardering van de nationalistische richting van Qadhafi. Hierin waarschuwde de redactie voor de opkomende anti-Libische propagandacampagne vanuit de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, wat volgens hen hoofdzakelijk het resultaat was van de ‘zelfbewuste, nationaal-soevereine’ koers die het land volgde en daarmee haar onafhankelijkheid ten opzichte van Amerika bevestigde.125 In de augustus 1984 editie van Nation Europa kwam een subversieve versie van dit argument naar voren door een contributie van de Israëlische historicus Amos ben Yahooda. In dit artikel beargumenteerde Yahooda dat het Nabije Oosten, in tegenstelling tot Europa, nog niet de nationale revoluties had meegemaakt waarmee de soevereine volkswil van de inwoners van de Arabische landen als nationaal

124 ,’Für die revolutionäre Solidarität der kampfenden völker’, Wir Selbst 2 (1983) 32-33.

125 ,’Kriegsvorbereitung wie einst? Londons antilibysche hetze’, Eidgenoss. Informationsblatte für

beleid geproclameerd zou worden, wat volgens hem de oorzaak was voor de afhankelijke opstelling en de daarbij horende onrustige politieke situatie in deze regio.126

Het ondersteunen van de nationalistische

bevrijdingsbewegingen kwam naast het etnopluralistische gedachtegoed dat de Neue Recht- beweging hanteerde ook voort uit een algemenere positieve(re) perceptie van de meer onafhankelijke derde wereldlanden in de Bondsrepubliek. Zo stelde de Duitse socioloog Daniel Glass dat, vooral na de oliecrisis van 1973, de berichtgeving over de Arabische wereld (en in het bijzonder Libië), positiever was dan die van de rest van de derde wereld. De perceptie van menig Afrikaans, Aziatisch en Latijns-Amerikaans land kenmerkte zich, volgens Glass, in de West-Duitse pers door een nadruk op de vermeende hulpeloosheid en passiviteit die de inwoners van deze landen kenden in hun moeilijke omstandigheden. De assertiviteit van de Arabische wereld, en het ‘onafhankelijke socialisme’ dat zich manifesteerde in het Libië onder Qadhafi in het bijzonder, onderscheidde zich hierin doordat ze in staat waren deze berichtgeving te vermijden.127

De Duitse historica Heide Irene Schmidt beargumenteerde daarnaast dat het ontwikkelingsbeleid van de Bondsrepubliek van de jaren vijftig, zestig en zeventig zich kenmerkte door een nadruk op het verlenen van ontwikkelingshulp aan

winstgevende en goedlopende projecten in plaats van directe hulp aan de overheden van de derde wereldlanden. De reden hiervoor was, volgens Schmidt, dat de West-Duitse regeringen in deze periode een grote scepsis hadden richting het optreden van de overheden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika wegens hun vermeende corruptie, hun inefficiëntie en hun tendens om zich snel afhankelijk op te stellen tegenover de Westerse landen, waardoor het beleid van West-Duitsland zich duidelijk onderscheidde ten opzichte van dat van de Verenigde Staten.128 Het officiële ontwikkelingsbeleid van de Bondsrepubliek kenmerkte zich dus ook door een zekere waardering voor niet-westerse landen die zich assertiever en minder afhankelijk konden opstellen

Naast hun waardering voor de expliciet nationalistische bevrijdingsbewegingen in de

126 Amos ben Yahhoda,’Staaten in vorrevolutionairen status’, Nation Europa

8 (1984) 30-37 aldaar 31-33.

127 Daniel Glass, Die Dritte Welt in der Presse der Bundesrepublik. Ein ideologiekritische fallstudie (Frankfurt 1979) 180-183.

128 Heide Irene-Schmidt,’Pushed to the front. The foreign assistance policy of the federal republic of Germany 1958-1971.’, Contemporany European history 12 (2003) 473-507 aldaar 480-482.

derde wereld kenmerkte de reflectie van de leden van de Neue Recht- beweging zich door een uitgesproken afkeur van linksgeoriënteerde gedachtegoed in de context van ‘the global south’. Veelal baseerden zij deze afkeur op het vermeende onderscheid tussen het

authentieke, inheemse karakter van de nationalistische bewegingen en de niet-authentieke, materialistische en internationalistische variant van de linkse groeperingen. Hiermee

maakten de aanhangers van de Neue Rechte een directe link met het etnopluralisme, doordat zij ‘links’ of ‘marxistisch’ associeerden met noties van materialisme en universalisme.

Wederom was de periodiek wir Selbst het meest expliciet. Een goed voorbeeld hiervan deed zich voor in de maart 1980 editie van dit maandblad, waarin de Sovjet-invasie van Afghanistan werd geanalyseerd. Hierin stelde de auteur dat deze invasie de laatste manifestatie was van de inlijvingsacties van de materialistische grootmachten, die zich kenmerkten door hun ‘universalistische ideologieën’ (het communisme en het kapitalisme) en hun vernietigingsdrang richting de nationalistische bevrijdingsbewegingen van de derde wereld.129 Ook in de juni 1983 editie van Eidgenoss kwam een soortgelijke argumentatie naar voren, waarin de redactie beargumenteerde dat het grootste gevaar voor de volkeren van de wereld kwam van het internationalistische gedachtegoed. Dit gedachtegoed was, aldus de auteurs, verantwoordelijk voor het uitbreken van de twee wereldoorlogen en zou in de contemporaine tijd, door de oplopende spanningen van de koude oorlog, opnieuw een wereldoorlog bewerkstelligen.130 Een ander voorbeeld deed zich voor in de april 1985 editie van Nation Europa. In deze uitgave analyseerde de auteur Hans Michael Fiedler de

controverse rondom de vermeende linksgeoriënteerde bevooroordeeldheid van de ‘United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation’ (UNESCO), wat er uiteindelijk in had geresulteerd dat de Amerikaanse delegatie zich uit deze organisatie had teruggetrokken. In dit artikel beargumenteerde Fiedler dat deze controverse het natuurlijk resultaat was van de naoorlogse politieke constructie, waarin het universalistische gedachtegoed, dat zowel de machthebbers in Moskou als in Washington propageerde, de wereldhegemonie had verkregen.131

129 ’Sowjets raus auf Afghanistan’, Wir Selbst. Zeitschrift für politik und kultur.Zeitschrift für nationale identität und internationale solidarität 3 (1980) 33-34.

130 ,’Internationalisten’, Eidgenoss. Informationsblatte für

eidgenossischen und Europaïschen besinnung 6(1983) 1.

Een voorbeeld waarin de ondersteuning van de Neue Recht- beweging voor nationalistische groeperingen en hun afkeer voor universalistische noties zeer sterk naar voren kwam was in de reflectie over de situatie in Zuid-Afrika. De internationale aandacht die dit land kreeg wegens het politieke systeem van de apartheid deed zich ook voor aan de rechterkant van het politieke milieu in Duitsland en Europa. Het publieke debat in de Bondsrepubliek in het bijzonder kenmerkte zich door een tweespalt over de perceptie van Zuid-Afrika. Deze tweespalt had zowel economische achtergronden (de Bondsrepubliek was de op twee na grootste leverancier van exportproducten voor het land) als culturele (Beide landen hadden significante gedeeltes van hun bevolking die een affiniteit met elkaar voelden wegens zowel een gedeeld koloniaal verleden in Zuidwest Afrika als een gemeenschappelijke religieuze en linguïstische oorsprong).132 Gezien het feit dat de Neue Rechte beweging oorspronkelijk uit het extreemrechtse milieu kwam en zij zichzelf nog steeds identificeerde met rechts, was het voor de hand liggend dat de affiniteit met Zuid-Afrika ook in hun periodieken terugkwam.

Het was wel zo dat, in hun reflecties over het apartheidssysteem, zij niet enkel als apologeten wilden dienen voor het regime, aangezien zij ook veelal de omstandigheden en zorgen van de zwarte bevolking meenamen in hun analyses. Vaak deden de auteurs in hun rechtvaardiging van de ondersteuning van zowel het apartheidsregime als van de

gesegregeerde zwarten een beroep op hun etnopluralistische gedachtegoed. Een goed voorbeeld hiervan deed zich voor in de januari 1985 editie van Nation Europa waarin de redactie de gescheiden ontwikkelingen en zelfprofileringen van zowel de zwarte als de witte bevolking in Zuid-Afrika aanmoedigde. Deze gescheiden ontwikkeling gaf beide naties, aldus de redactie, de kans om hun eigen zelfbeschikkingsrecht in hun eigen homogene staten te bewerkstelligen. De wens tot een eigen etnostaat waren volgens de auteurs dan ook gelijk aan die van de andere onderdrukte bevolkingen in de wereld (de minderheden in de Sovjet- Unie, de Koerden etc..) en een afkeur van het apartheidssysteem was dan ook volgens hun dan ook niet te rijmen met de doelstelling van solidariteit met de derde wereld.133

Nation Europa. 4 (1985) 24-29 aldaar 26-27.

132 Susanna Schrafstetter,’A nazi diplomat turned apologist for Apartheid. Gustav Sonnenhol, Vergangenheitsbewältigung and West German foreign policy towards South Africa’, German

History 28 (2010) 44-66 aldaar 50-51.

133 ‘, Etnopluralismus. Vom homeland zum nationaalstaat’,Nation Europa 1 (1985) 20-26 aldaar 22- 24.

Ook in de mei/juni 1981 editie van het maandblad Criticón kwam een soortgelijke argumentatie naar voren via een contributie van de auteur Helmuth Matthies. In zijn artikel betoogde Matthies dat het onverstandig was geweest van de Evangelische kerk in Duitsland (EKD) om de dialoog met de Zuid-Afrikaanse regering stop te zetten en tegelijkertijd de gesprekken met het ANC (African National Congress) voort te zeten. Hij stelde dat hij kon begrijpen dat de steeds ernstigere wordende situatie in dat land menig zwarte afrikaan sympathiek had gemaakt voor het ANC, maar dat dit niet betekende dat de EKD de blanke Afrikaners als gesprekspartner links moest laten liggen. De blanke Afrikaners, aldus Matthies, hadden evenveel recht om in hun eigen staat te verblijven en waren, net zoals het ANC, nodig bij de vredesbesprekingen in Zuid-Afrika.134

In hun analyses van de situatie in de derde wereld reflecteerden de aanhangers van de Neue Recht- beweging ook de rol die de toenmalige grootmachten (de Verenigde Staten en de Sovjetunie) hierin speelden. Net zoals de algemeen toegenomen aandacht voor de socio-economische en politieke vraagstukken in ‘the global south’ kenmerkte de zeventiger en tachtiger jaren zich door een heropleving van de competitie tussen de grootmachten, die zich in deze periode had verschoven van Europa en Zuidoost-Azië naar Afrika, Latijns-Amerika en Afghanistan.135 Ook in de periodieken van de Neue Recht- beweging was de heropleving van de koude oorlog in de derde wereld en de rol van de grootmachten hierin een

onderwerp voor analyses. Veelal kenmerkten deze analyses zich door een zekere

ambivalentie richting zowel de Sovjet-Unie als de Verenigde Staten: veelal werd het handelen van beiden afgekeurd, zij het in verschillende gradaties, en kregen de lokale politieke actoren

de meeste sympathie. Een zeer

expliciet voorbeeld hiervoor deed zich voor in het eerdergenoemde artikel uit 1980 van Wir Selbst, waarin de redactie stelde dat het handelen van beide grootmachten in wezen niet van elkaar verschilden: beiden hanteerden een imperialistische politiek met als doelstelling om zoveel mogelijk toegang tot delfstofrijke gebieden onder controle te krijgen, beiden

hanteerden een universalistische ideologie om deze politiek te rechtvaardigen (het kapitalisme en het communisme) en beiden vereisten in dat proces dat het nationale zelfbewustzijn van verschillende volkeren van de wereld moest verdwijnen zodat ze konden

134 Helmut Matthies,’Das Südafrika-syndrome von EKD’, Criticón. 1 (1981) 124-125.

135 Christian Helm,’ Booming solidarity. Sandinista Nicaragua and the West German solidarity movement in the 1980’s’, European review of history 21 (2014) 597-615 aldaar 603-605.

integreren in hun respectievelijke politiek/economische systeem.136 Een minder abstracte vorm deed zich voor in het artikel van Hans Joachim Richard in de januari 1984 editie van Nation Europa. In zijn artikel analyseerde hij de burgeroorlog in Angola en bekritiseerde hij de rol van zowel de Sovjet-Unie als die van de Verenigde Staten in dit conflict. Hij stelde dat de Sovjets zich, in hun militaire steun aan de marxistische regering in Angola, in feite een neokoloniale, imperialistische politiek aan het uitvoeren waren, maar dat de Amerikanen de situatie grotendeels verergerden. Richard onderbouwde deze stelling door te argumenteren dat de Reagan-administratie de doorstroming van Amerikaanse geld naar de Angolese oliemaatschappijen niet had tegengehouden, waardoor de regering daar kon overeind kon blijven, en dat zij het succesvolle leiderschap van de anticommunistische verzetsstrijder Jonas Savimbi niet serieus namen door hem consequent buiten te sluiten bij de

vredesonderhandelingen.137

De notie van het veroorzaken van onheil op financieel vlak door de Verenigde Staten kwam ook terug in de mei 1983 editie van Eidgenoss, waarin de redactie de slechte

financiële situatie van Joegoslavië analyseerden. Zij stelden hierin dat deze federatie op het punt stond om, net zoals de volksrepubliek Polen, de blunder te maken om kredieten en leningen van westerse banken aan te nemen, waardoor het land in feite een afhankelijke vazalstaat zou worden van West-Europa en Amerika.138 Zelfs in Criticón, dat zich kenmerkte als het meest prowesterse van alle Neue Rechte periodieken, bestond er nog een redelijke nuance in de analyses over het optreden van de grootmachten in de derde wereld. Zo analyseerde de auteur Herman Görgen in de mei/juni editie van dit blad de burgeroorlog in el-Salvador en stelde dat, hoewel de communistische rebellen absoluut tegengehouden moesten worden, de oorzaken voor het ontstaan van de burgeroorlog (grote

welvaartsongelijkheid, ongelijke verdeling van landbouwgrond) ook meegenomen moesten worden in het proces om dit conflict op te lossen. Görgen prijsde de handeling van de centrale, christendemocratische regering in San Salvador dan ook zowel in haar voorstel om te onderhandelen met de rebellen als hun doelstelling om politieke en socio-economische

136 ’Sowjets raus auf Afghanistan’, 33-44

137 Hans-Joachim Richard,’Die Südwestafrikaner müssen sich selbst zu wort melden’, Nation Europa.

Nation Europa. Monatsschrift in dienst der Europaïsche Erneuerung 1(1984) 22-28 aldaar 23-26.

138 ,’Engagierte kapitalsozialistische zusammenarbeit’, Eidegenoss. Informationsblatte für

doelstellingen door te voeren.139

Ondanks de tendens van de aanhangers van de Neue Recht- beweging om beide grootmachten te bekritiseren in hun machtsstrijd in de Derde Wereld bleven zij ferm in het pro-westerse kamp. Bij hun analyses van de Koude Oorlog conflicten (zoals in Angola en El- Salvador) benadrukten zij steeds dat de subversie van de Sovjetunie en de communistische rebellen het grootste gevaar vormden. Het inmengen van de Verenigde Staten was, ondanks dat ze hun rol absoluut niet positief vonden, een noodzakelijk kwaad om het communisme tegen te houden. Zo stelde Felix Bock in Nation Europa in 1981 dat het gevaar van de Sovjet- Unie een wereldwijde aangelegenheid was. Hij onderbouwde deze stelling door te wijzen op het feit dat de subjectieve activiteiten van de communistische grootmacht in nagenoeg ieder continent terug te vinden waren, zowel in hun ondersteuning van rebellengroepen (Afrika en Latijns-Amerika), via het dreigen met kernwapens (zoals in Europa) en door invasies

(Afghanistan).140 Een ander voorbeeld deed zich voor in de 1983 editie van dit blad, waarin de redactie het buitenlandbeleid van president Ronald Reagan verdedigde. Zij stelden hierin dat, ondanks de slechte invloed van het Amerikanisme, de rol van de Verenigde Staten essentieel waren om de communistische opmars tegen te houden.141

Een ander punt dat redelijk frequent terugkwam in de periodieken van de Neue Recht- beweging was de kritiek op de rol van de Duitse kerken in de gebeurtenissen van de derde wereld. Veelal betichtten de leden van deze beweging de kerkelijke gemeenschappen, in het bijzonder diegene die waren aangesloten bij de EKD, van een naïeve opstelling ten opzichte van de vermeende dreigingen van zowel de Sovjet-Unie en het communisme als een te grote focus op het bedrijven van een linksgeoriënteerde politiek in plaats van het

uitvoeren van hun christelijk plichten. Een reden voor deze negatieve houding tegenover de rol van de kerk was het feit dat de kerkelijke gemeenschappen in de jaren zestig, gezamenlijk met de Nieuwlinkse protestbewegingen, de grootste voorvechters waren geweest van een grotere solidariteit met de derde wereld. Het streven naar deze solidariteit uitte zich hoofdzakelijk in het propageren van een hoger percentage van het West-Duitse BNP voor ontwikkelingssamenwerking, maar ook via de propagering van een vredespolitiek en het

139 Herman Görgen ’El-Salvador. Ein beispiel’, Criticón. Konservativ, Kritisch, Konstruktiv 1(1981) 139- 142 aldaar 140-141

140 Felix Bock,’Ein geopolitsches Schicksaljahr’, Nation Europa 1 (1981) 33-34.

aangaan van de dialoog met het communistische blok.142 De kritiek van de Neue Recht-

In document Rechtse emancipitatie en solidariteit (pagina 46-59)