i.WefeVreK
NN31545.0551
BIBLIOTHEEK
STARINGGEBOUW
T
NOTA 551 1U augustus 1970 Instituut voor Cultuurtechniek en WaterhuishoudingCONSUMPTIE EN SPAREN VAN BOEBEN EN TUINDERS IN HET RUILVERKAVELINGSGEBIED BROEKHUIZEN. FUNCTIES VOOR EEN GROEIMODEL TER BEOORDELING
VAN CULTUURTECHNISCHE INVESTERINGEN.
A.M.Filius
Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties.
Hun inhoud varieert sterk en kan zovel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.
Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking.
CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS
0000 0672 7461
I N H O U D
B i z .
1. INLEIDING 1
2. THEORETISCHE BENADERING VAN DE FUNCTIE 1
3. HET MATERIAAL
k
k.
DEFINITIES 5
5. DE UITGEVOERDE BEREKENINGEN 5
6. ENKELE OPMERKINGEN OVER DE UITKOMSTEN VAN DE BEREKENINGEN 8
7. VERGELIJKING VAN DE UITKOMSTEN MET ANDER ONDERZOEK 9
8. CONCLUSIES MET BETREKKING TOT DE CALCULATIE IN HET GROEIMODEL 9
1. INLEIDING
Voor de evaluatie van cultuurtechnische projecten met behulp van een regionaal groeimodel zoals dat is "beschreven in LOCHT (1970^ en nader is uitgewerkt door FILIUS (1970), ishet nodig een spaarfunctie te ontwikkelen. Immers in het groeimodel wordt de hoogte van de inves-teringen op het individuele bedrijf onder andere afhankelijk gesteld van de besparingen die op dit bedrijf plaatsvonden.
Onder besparing wordt verstaan dat gedeelte van het inkomen dat niet wordt geconsumeerde Indien dus consumptie en inkomen bekend zijn* kunnen de besparingen als restpost worden berekend. Omdat in de litera-tuur meer aanknopingspunten worden:gevonden bij de consumptie, zal in het vervolg hiervan worden uitgegaan. Ook in de Nationale Rekeningen van het C.B.S. worden de besparingen als restpost berekend.
In het navolgende zullen de uitgevoerde berekeningen en de resul-taten daarvan worden vastgelegd, en zal een motiveringiworden gegeven van de keuze van de functie die in het groeimodel - dat : toegepast
wordt in de nacalculatie Broekhuizen - zal worden gebruikt.
2. THEORETISCHE BENADERING VAN DE FUNCTIE
In het groeimodel wordt uitgegaan van het individuele bedrijf. De te ontwikkelen functie zal het dus mogelijk moeten maken de consumptie van een individueel bedrijf aan te geven.
In budgetstudies komt als belangrijke factor ter verklaring van de hoogte van de consumptie vooral naar voren het inkomen, maar. ook leef-tijd, aantal kinderen, opleiding, beroep, liquiditeitspositie, gewoon-te en toekomst verwachting voor het inkomen. Met name in de theorie
van het permanente inkomen speelt de ontwikkeling van het inkomen in de toekomst een rol. Toepassing van deze theorie is in het model ech-ter niet mogelijk, omdat niet de verwachte inkomensstroom gegeven is, maar juist berekend dient te worden. Het gaat in dit model om een
functie die tot een redelijke prognose voert, en niet zo zeer om een volledige verklaring van de consumptie als zodanig.
Aan de consumptie-functie voor het groeimodel kan de voorwaarde gesteld worden van:
- e e n v o u d i g h e i d •-•- ri; ^
- geschiktheid voor prognose op lange termijn
De eerste voorwaarde houdt in da* het aantal verklarende variabelen be-perkt dient te blijven; immersdvan iedere.:aan het model nieuw toe te; voegen variabele moet ook een prognose -worden gemaakt, terwijl; zeker bij toepassing op andere gebieden dan Broekhuizen de beschikbare gege-vens per periode als het aantak périodes beperkingen aan het onderzoek zullen stellen. ; H ^
Omdat een: prognose gemaakt moet worden overeen vrij lange termijn zal rekening moeten worden gehouden met hetgeen hierover uit ander onder-zoek is gebleken*
Een functie die aan'de gestelde voorwaarden voldoet is de volgende:
"- ' St'V^V^-i^t -
(1)
waarin^ CL-T = consumptie van huishouding h in periode t ;3j.i:
:;••!: ]Y^, = reële beschikbare inkomen van'huishouding h in periode- t
ht
C, • = .'autonome consumptie' van huishouding h
h
a = marginale consumptiequote
a = groeivoet van'autonome consumptie'
C, kan men zich opgebouwd denken uit een component die geldt voor alle bedrijven in de streek en een component die de afwijking van het indi-viduele gedrag ten opzichte van hét gemiddelde consumptiegedrag in de regio weergeeft. De laatste component omvat dän alle andere factoren die voor het betreffende individu reden waren tot êeh grotere of
kleinere consumptie dan gemiddeld in de streek, gegeven de andere ver-klarende variabele: het inkomen. Statistisch gezien is C, de som van intercept en residu in een regressieberekening. In principe zijn deze residuen normaal verdeeld.
Een et = O zou betekenen -; gegeven.,.,<*• < .1 - dat bij een stijging
van het inkomen.de gemiddelde consumptie(C/Y) zou dalen. Uit
ver-schillende onderzoekingen (KUZNETS, 19^2;,GO£DSMITH, 1956) is gebleken dat op lange termijn de gemiddelde consumptiequote gelijk blijft. Bij, een constant groeipercentage van het inkomen volgt dan dat de grootte, van et gelijk, is aan deze groei van het.inkomen (a ). Immers gegeven
(1) en t = 0 geldt:
Cv* = C, + a.Y. .
ht h 1 ht
(2)
en:
C
h t
+1
= Ch
( l + ao
) + a1
( l + a2
) Yh t
(3)
en gelijkblijvende gemiddelde consumptiequote:
c
c
ht _ ht+1 Y Y
ht zht+1
W
Uit (2), (3) en {k) volgt dan
Cv, Ch( 1 + an '
_ h _
+ a = —ä _ o _ + Yht
1<
1 +° 2
) Yh t
1(5)
en derhalve: ao = a2(6)
Indien een dergelijke functie voor een gehele volkshuishouding wordt
berekend, zal hij evenwichtige groei de gelijkheid van a en a., en
derhalve een constante gemiddelde quote mogelijk wel opgaan. In het
mo-del gaat het om de sector landbouw, met een in vele streken geringerex
J^.
inkomensgroei dan in de overige sectoren«. Heü demonstratie-ef fect
ifc^ j^-Uoh^.
(DUESENBEBRY, 19^9) zal er hiertoe leiden dat jT "hoger komt te liggen
dan de gemiddelde groei van het landbouwinkomen en meer zal
overeenko-men met de gemiddelde groei van alle sectoren.
Voor het groeimodel houdt het invoeren van a in, dat bij onvoldoende
groei van het inkomen van een boer op den duur een cumulatief proces
van interen op vermogen kan inzetten. Zo'n bedrijf kan zich - indien
dè verdere mogelijkheden voor het bedrijf óók ongunstig zijn - op den
duur niet handhaven; het is dus als een 'wijker' te beschouwen.
Dé tërm'Gc(l + <x ) in zijn geheel betekent dat zowel intercept
als individuele
jafwijking ih de tijd gróter Worden, doch dat de
"verde-ling van de individuele afwijkingen gelijk blijft. Het alleen betrekken
van a op het intercept zou tot gevolg hebben dat de individuele
afwij-king in verhouding tot C . op den duur te verwaarlozen zou zijn.
Opgemerkt wordt voorts dat de in vergelijking 1 gegeven
consumptie-functie in reële bedragen luidt; dit impliceert dat 'geldillusie' niet
in het model is opgenomen.
h
Uv^"-
e*
/^^
3. HET MATERIAAL /""
Voor de nacalculatie van de ruilverkaveling Broekhuizen zijn
fisca-le boekhoudingen van praktisch alfisca-le boeren en tuinders (waaronder ook
rozenkwekers) verzameld voor 1952 tot en met 1967» voor zover nog
be-schikbaar. Met name van de periode voor 1959 waren een aantal
boekhou-dingen reeds vernietigd of ontbrak een deugdelijke boekhouding geheel
of gedeeltelijk.
Met dit materiaal is de functie op zijn bruikbaarheid getoetst en zijn
de parameters geschat. Daarbij zijn boeren en tuinders als een
catego-rie behandeld. Uitzetting in een puntenwolk gaf geen in het oog lopende
verschillen te zien.
k. DEFINITIES
Zoveel mogelijk zijn dezelfde definities voor inkomen, consumptie en besparingen aangehouden als in het Spaaronderzoek i960 van het C.B.S.
Uitzonderingen zijn:
- Y = reële beschikbare n e t t o - inkomen (Beschikbare inkomen is
het inkomen waarop de directe-belastingen en sociale verzekerings-premie betaald aan de overheid iri mindering zijn gebracht ). Bij het C.B.S. wordt gewerkt ïset brutocijfers; de afschrijvingen konden in het C.BiS.: onderzoekaffloeilijk worden vastgesteld.
- In het C.B.S. onderzoek zijn schenkingen < ƒ 1000,- alsfinkómensover-. drachten om niet beschouwd en schenkingen > ƒ 1000,- als
kapitaal-overdrachten omjnieti .Aansluitendiop een wettelijke regeling en ver-moedelijk daaraan aangepast; gebruik in Broekhuizen is in dit onder-zoek deze grens ;op ƒ:2000,- gesteld.
- In het eerder.: genoemdecgroeimodel speelt ook de produktiefunctieeen belangrijkeroi m In het; produktdefunctie-ondérzoek is, om
weersin-vloeden uit te schakelen met 3 jaarlijkse voortschrijdende gemiddel-den gewerkt. Om hierbij aan te sluiten is in het spaaronderzoek ook
met 3 jaarlijkse voortschrijdende gemiddelden gewerkt. Deze werkwijze heeft tevens het voordeel dat korte termijnveranderingen in inkomen minder invloed hebben.Mrs MACK (19U8) heeft aangetoond dat dergelijke korte termijninvloeden de marginale curve vlakker kunnen doen verlo-pen omdat enerzijds de lagere inkomensklasse een gröêp omvat waarvan het inkomen plotseling tijdelijk is gedaald en desondanks hun hogere consumptie handhaven en anderzijds in de hogere inkomensklasse een groep aanwezig is waarvan het inkomen plotseling en tijdelijk is ge-stegen zonder aanpassing van de consumptie aan dit hogere inkomen.
5. DE UITGEVOERDE BEREKENINGEN
Omdat niet vaststond dat de marginale quote uit vergelijking 1 in de tijd constant is, werd voor elk jaar de volgende functie geschat:
C = C + O..Y. (7) t o 1 t
C geeft de 'autonome consumptie' aan in het "betreffende jaai?'i -De re-sultaten zijn samengevat in bijlage I. Hoewel de standaardafwijking vain a. niét erg groot is, kan deze coëfficiënt toch niet betrouwbaar geacht worden, de corrélatiécoëfficiërit is immers met name in de laat-ste jaren erg laag.
Gezocht is naar een functie die een grotere verklaring geeft. Aan-sluiting is gezocht bij de door DAVIS (1952 ) aangevulde vergelijking van DÙESENBEKRY (19^9 ). DUESENBÉRRY neemt als verklarende variabele onder andere hét hoögétè inkomen uit het verleden op; DAVIS veronder-stelde een verbetering door dit hoogste inkomen te vervangen door de hoogste eohsumptre uit het verleden. •'••"• '-->-••
In Broeläiüizeh zou het mogelijk geweest zijn de hoogste consumptie uit het verleden te bepalen. Omdat de te ontwikkelen functie ook in calculaties 'voor andere gebieden toegepast moét worden, waar niet over lange tijdreeksen kan worden beschikt is de functie van DAVIS niet zonder méér overgenomen, maar wel is een consumptie- uit het verleden ingebracht. Tevens zijn enkele correcties in het materiaal aangebracht
(zie bijlage II}'.
Berekend is per jaar de functie:
C+ = C' + <x_ - £ ^ - + a Y (8)
t : -.-, o. 3 Y 1 t
ct - 1 • • ••
In de factor Y •• liggen een groot aantal factoren besloten die een
t "
verklaring geven van de afwijking van het individuele consumptiegedrag ten opzichte van het gemiddelde* Door toevoeging van deze factor wordt een aanzienlijk betere verklaring van C. verkregen bij een relatief kleine standaardafwijking vati à" (zie bijlage II). De intercorrelatie
t-1
van —r;— en Y varieert van - 0,U3 tot - 0,57. De betrouwbaarheid van t
a1 kan derhalve redelijk groot worden geacht.
Nadat (8) is gebruikt voor de schatting van de 'ware' ot.. kan door te stellen
weer worden overgegaan op (7) te wéten:
C
t
= Ca
+ aA
(T)Voor het individuele bedrijf is dan vergelijking 2 te berekenen:
C
ht3
+ al
Yht . - (2)
Om de in vergelijking 1 aangegeven trendfactor a te schatten is o de volgende functie berekend:
Ct - 1
C
t
= Cô
+ a3 T ~
+ ai
Yt
+ ao
t ( 1 0 )Ter verduidelijking wordt opgemerkt dat deze functie niet per jaar is berekend, maar om a' te schatten juist over verschillende jaren te-gelijk. Het exponentiële verband met t uit vergelijking 1 is omgezet in een lineair verband, hetgeen voor een korte waarnemingsperiode niet bezwaarlijk lijkt.
Vergelijking 10 is berekend voor de periode t = 2 tot en met "\k en t = 5, 6, 7, 11, 12, 13 en '\k. De belangrijkste resultaten zijn
hier-onder vermeld (de getallen tussen haakjes geven de standaardafwijkingen van de coëfficiënten aan).
Periode n R C» ; a_ a. a' o 3 1 o
t = 2 t/m ^k 529 0,815 - 27^+3 5056 0,557 59,h
( 386) ( 236) (0,018) (22,0)
t = 5, 6 , 7 , 11, 12, 321» o,835 - 3 ^ 2 1 57^0 0,555 65,8
1 3' ll+ ( 502) ( 296) (0,022) (29,0)
Wordt a* uitgedrukt in een percentage van de totale 'autonome
con-1 Ct-1 1
sumptie' {C + a_ ———,+ a t ) dan volgt voor de periode t = 2 tot en met ik e n t = 5, 6, 7, 11, 12, 13 en 1U respectievelijk een waarde voor a van 2,7^ % en 3,23 %> Voor de prognose periode zal voor a 3 % wor-den aangehouwor-den.
6 . EHXELE 0PM33KIITGFII OVER -BE UITKOMSTEN V M DE BEEEKEÏÏIHGEN y O v e r h e b v e r l o o p v o n d e r ä r g i n a l e c o n s u m p t i e q u o t e (a ) (zie b i j l a g e I I ) k a n w o r d e n o p g e m e r k t d a t : c"e c o n s u m p t i e d r a n g i n h e t b e g i n v a n "de v i j f t i g e r j a r e n o n d e r d e a g r a -r i s c h e b e v o l k i n g i n B -r o e k h u i z e n g e -r i n g w a s e n w e l w a a -r s c h i j n l i j k v o o r a l crudat h e t g e m i d d e l d e i n k o m e n v a n d e a g r a r i s c h e b e v o l k i n g a a n -<: z i e n l i j k h c g e r w a s d a n d a t v a n d e n i e t - a g r a r i s c h e b e v o l k i n g . D o o r d e b e s l o t e n h e i d v a n d e d o r p s g e m e e n s c h a p w a s d e o p w a a r t s e d r u k o p d e c o n s u m p t i e v i t a n d e r e g e b i e d e n w e l l i c h t k l e i n ; t i j d e n s de u i t v o e r i n g v e n d e r u i l v e r k a v e l i n g (i960 1 9 ^ 3 ) d e m a r g i -n a l e q u o t e t e -n o p z i c h t e v a -n d e o m r i -n g e -n d e j a r e -n h o g e r w a s . D i t k a n t o e g e s c h r e v e n w o r d e n a a n d e b o e r d e r i j v e r p l a a t s i n g e n g r o t e r e v e r b o u w i n g s a c t i v i t e i t e n w a a r d o o r d e b e s t e d i n g e n i n de s e c t o r w o n i n g i n -- n a de u i t v o e r i n g v a n de r u i l v e r k a v e l i n g w i j k t d e z e q u ö t ë w e i n i g o f n i e t a f v a n d i e v o o r d e r u i l v e r k a v e l i n g . B o v e n s t a a n d e i n a a n m e r k i n g n e m e n d l i j k t d e i n vergelijking' 1' v o o r g e s t e l -de m a r g i n a l e c o n s u m p t i e q u o t e v o o r d e p r o g n o s e n i e t s t r i j d i g t e z i j n m e t h e t g e e n u i t d e b e r e k e n i n g e n v o l g t . D e h o o g t e v a n d e g e m i d d e l d e c o n s u m p t i e q u o t e v e r t o o n t e e n g o l f b e w e g i n g ( b i j l a g e I I ) . P e r i o d e n v a n s t e r k e i n k o m e n s s t i j g i n g g e v e n e e n d a -l i n g v a n d e g e m i d d e -l d e q u o t e t e z i e n , t e r w i j -l i n p e r i o d e n v a n d a -l e n d i n k o m e n d e z e q u o t e s t i j g t . D i t w e r d o o k i n W a a r l a n d g e v o n d e n (LOCHT e n F I L I U S s I 9 6 8 ) . E e n d u i d e l i j k e t r e n d m a t i g e b e w e g i n g k a n n i e t u i t d e c i j f q r s v o r d e n a f g e l e i d . H e t g e e n o n d e r 2. i s o p g e m e r k t o v e r d e t r e n d m a t i g e s t i j g i n g v a n d e a u t o n o m e consyjn.ptie w o r d t b e v e s t i g d d o o r d e u i t k o m s t e n v a n h e t o n d e r z o e k . U i t d e . I n k o m e n s v e r d e l i n g 1 9 5 0 e n i960 ( C . B . S . 1966 e n a a n v u l l e n d e g e g e v e n s ) k a n v o e r B r o e k h u i z e n v o o r d e l a n d b o u w e e n r e ë l e i n k o m e n s -s t i j g i n g p e r b e l a -s t i n g p l i c h t i g e v a n r u i m 2 $ p e r ja.ar t u s s e n 1 9 5 0 e n 196c w o r d e n b e r e k e n d ; v o o r d e o v e r i g e s e c t o r e n w a s d i t c a . h,3 %• D e g e v o r d e n t x e n d m a t i g e s t i j g i n g van. de a u t o n o m e c o n s u m p t i e v a n c a . 3 % k a n o p d e a a n w e z i g h e i d v a n de w e r k i n g v a n h e t d e m o n s t r a t i e e f f e c t d u i d e n . -U- •••-••"•.-.•;" ::-.. >.- . ,.
. 7. VERGELIJKING VAN DE UITKOMSTEN MET ANDER ONDERZOEK
Voor de gemiddelde consumptieqüöte kan een vergelijking gemaakt
worden met berekeningen van DERKSEN (1967), onder andere gebakerd op
het Spaaronderzoek i960 van het C.B.S. voor verschillende groepen
gezinshüishdüdlhgeh in Nederland. Onderstaande cijferopstelling is; uit
deze studie overgenomen.
Groep Besparingen in
%
van het inkomen
Loon- en salaristrekkenden 13,6
Gepensioneerden - 33,3
Overige niet-werkenden - 3»0
Zelfstandigen enz. 23,0^
Sector gezinshuishoudingen
']k,6
De gemiddelde spaarquote (= 1 - gemiddelde consumptiequote) in
Broekhuizen sluit goed aan bij die voor de zelfstandigen in Nederland,
ondanks > het feit dat het gemiddelde! dnkomert; van zelfstandigen in
Neder-land in i960 ongeveer 70
%
hoger lager dan ditrgemiddelde voor boeren
in Broekhuizen. -.
c...,,...
Uit Amerikaanse onderzoekingen (KATONA, KLEIN, e.a., I95U) is
ge-bleken dat ook de m a r g i n a l e spaarquote voor boeren lager
ligt dan voor andere beroepsgroepen. Voor Nederland zijn geen
verge-lijkingscijfers voorhanden,
8. CONCLUSIES MET BETREKKING TOT DE CALCULATIE IN HET GROEIMODEL
Indien ervan wordt uitgegaan dat de marginale consumptiequote in de
tijd constant blijft, is het niet noodzakelijk ter bepaling van de
consumptiefunctie voor het groeimodel gegevens te verzamelen van een
vergelijkingsgebied. Volstaan kan worden met gegevens uit het gebied
zelf over een periode van 5 jaar, gegevens over een langere periode
zullen volgens de ervaring opgedaan met de calculatie Broekhuizen
-moeilijk te verkrijgen zijn. De schatting van de grootte van a kan
plaatsvinden aan de hand van regionale gegevens uit C.B.S. onderzoek.
Wanneer de reeks waarnemingen korter dan 5 jaar wordt genomen daalt het
rendement sterk. Bij berekening van 3 jaarlijkse voortschrijdende
gemid-delden geeft 5 jaar 3 data voor het verdere onderzoek en zijn bij
berekening volgens vergelijking 8 2 marginale quoten te berekenen. Bij gegevens over een tijdvak van k jaar zou slechts 1 marginale quote beschikbaar komen.
Voor de prognose in Broekhuizen zal voor a zowel voor met als zon-der ruilverkaveling de waarde aangehouden worden berekend voor t = 5» 6, 7, 11» 12V 13 en 1U (a1 =0,555) en voor a een waarde van
0,03. De 'autonome consumptie' voor de individuele huishouding C, kan worden berekend uit ;
C
h
= Cht - ° >
5 5 5 Yht
( t 1>
Tvoor respectievelijk met en zonder ruilverkaveling in t - IV en t = 7 «
LITERATUUR
CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK, 1?66.' Inkomensverdeling i960, Zeist. 1963. Spaaronderzoek i960, deel I en II, Zeist.
DAVIS, T.E., 1952. The consumption function as a tool for prediction, Review of Economic Statistics.
DUESENBERRY, J.S., I9U9. Income, saving and the theory of consumer behavior, Harvard University Press.
DERKSEN, J.B.D., 1961. Verhoging van de nationale spaarquote, Pre-adviezen van de Vereniging voor de Staathuishoudkunde,
's-Gravenhage.
FILIUS, A.M., 1970, Uitwerking van een regionaal groeimodel ten behoeve van de beoordeling van cultuurtechnische projecten, concept nota I.C.W.
GOLDSMITH, R.W., 1955« A study of saving in the United States.Princ,Univers.Press. KLEIN, L.R. e.a. 195U. Contributions of survey methods to economics,
Columbia University Pres, s,
KUZNETS, S., 19^2. Use of national income in Peace and War.Nat.Bur.of Ec.Research. LOCHT, L.J., 1970. Evaluation of rural reconstruction projects with the
aid of a model of reginal economic growth, English Universities Press (indruk).
en A.M. FILIUS, 1968. Het effect van ruilverkaveling in een tuin-bouwvaargebied, Nota I.C.W. 3 7 ^
MACK, R.P., 19U8. The direction of change in income and the consumption function, Review of economics and statistics.
«
SP
H •H « o+
o O H • P O *• «> a • H M « • » •H H O W) >H O > V t J ta fi « to r - T O > M 0 •r4 a 9) 9) M 0) fi 4) • r * m ra © & 0> M «) ri§
• ö 4> • P§
O M •P • H Ö ^~ vo o\ T — g «s p > • H C n ••-a • H «4 A • #» 0 V H ""» • H h P« « • PS
• P 03 a o o a • H 4> • H +> n 3 0) o o Ci 4) fi 92 S q•S
H O mS
iȉ
l u O « J v o o \ ( -t~- C O t - V O lf\ W -tf JJ- ir\ I/N MN v o O O O O O O m v o v o O ' - ' - i f t v o O N - > - C O O O O O C O V O en ^t c o - * - * co w CM irs o t -vo t~ t -vo 3t -0 -0 us VO o o VO co OJ -=r OJ vo en PO t -PO t - t - PO v o V O 00 00 -st t— V O C O - * t - CVI SO OJ t~ J t OJ 00 CO J * -tf I A o x ' - e y « - » * . I - » - - * O J - O O » - O O J C v l O J O O \ O X C O C O V O t ~ C O C O O ' - 0 » - » - « - o e s o o o o o o « - « - ' — o o o us VO 0 J t -o\ OJ VO CO PO o VO co CO VO PO r-CM d -0 \ t d -o\ *— u\ ON co u\ co OJ v\ o t -- * PO VO co 0 0 OJ 0 0 o *— 0 0 o o « - OJ CO 0 0 *— -=»• c o - * OJ P O oo c o PO irv C O - » "" O N V D 00 *-00 *-00 CO t ~ *-00 ON o o o OJ OJ VO ITS T — O r— ON O t— 0 0 -sf -=f «-» d -co OJ us Os ON ON O CO *~ t— ON t/N O - * 00 ON 00 t— »- 00 UA t - t — O t - « - 0 « - O c o i r N i r N V O O N O O J V O O C O O J O O t O O O O O N O O J t -v o -v o t - -v o t - t - t - c o t - c o t - e o e o c o t - O J ' - l A C O O N t - V O O N P O O O O O N C O » - O J O O P O o o o o o o - * - * t f N i r N \ o i r N U \ « 0 J 0 0 5 | l f N V O t > 0 0 O N O « O J 0 0 J * l f N V O t C O O N O » O J O O ï » U N V O t -i f N -i r k U N -i f v -i / N -i r N v o v o v o v o v o v o v o v o O N O \ O N O N O \ 0 \ O N O N O \ 0 \ 0 \ 0 \ O N O N N ( 0 4 l f t « t - f l O O \ O r O | 0 4 K \ i r v i / N i f N i A i f N i r v u N i r v v o v o v o v o v o v o 0 \ O N O N O N O \ O N O N O N O \ O N O \ 0 \ O N O N• r i « X V -a