• No results found

Luuc Kooijmans, Het orakel. De man die de geneeskunde opnieuw uitvond: Herman Boerhaave (1668-1738)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Luuc Kooijmans, Het orakel. De man die de geneeskunde opnieuw uitvond: Herman Boerhaave (1668-1738)"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2014 Royal Netherlands Historical Society | KNHG

Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-110048 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 129-1 (2014) | review 13

Luuc Kooijmans, Het orakel. De man die de geneeskunde opnieuw uitvond: Herman

Boerhaave (1668-1738) (Sleutelfiguren 2; Amsterdam: Balans, 2011, 392 pp., ISBN 978 94

6003 344 5).

Heel lang is Herman Boerhaave een held van de Nederlandse wetenschap geweest en misschien is hij dat nog steeds wel. Die heldenstatus had de Leidse hoogleraar in de botanie, geneeskunde en scheikunde al in de achttiende eeuw en in de moderne

geschiedschrijving is deze nog eens bevestigd door het werk van de medisch historicus G.A. Lindeboom. Niet voor niets heet ons nationale museum voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen en de geneeskunde in Leiden Museum Boerhaave. Toch valt moeilijk uit te leggen waar die canonieke status van Boerhaave precies op berust. Zijn naam is niet verbonden met een doorbraak in de medische wetenschap of in de scheikunde ‒ de twee vakgebieden waarop hij het meest actief is geweest ‒ en zijn reputatie als initiator van het onderwijs aan het ziekbed is de laatste jaren behoorlijk gerelativeerd. Hij was niet de eerste die het deed, hij deed het niet systematisch en na hem raakte deze moderne vorm van medisch onderwijs al weer snel in onbruik. Er was dus alle ruimte voor een nieuwe interpretatie van leven en werk van Boerhaave en het feit dat Luuc Kooijmans zijn biografie als ondertitel meegaf ‘de man die de geneeskunde opnieuw uitvond’ maakt nieuwsgierig.

De lezer wordt niet teleurgesteld. Met vaardige pen leidt Kooijmans ons door de verschillende fasen van het leven van Boerhaave. Hij heeft een goed oog voor het sprekende detail en weet in eenvoudige bewoordingen uit te leggen wat de

wetenschappelijke opvattingen waren waar Boerhaave zich tegen afzette of waar hij zich juist voor inzette. De kenner zal misschien hier en daar de voorstelling van het

cartesianisme of het spinozisme wat al te schematisch vinden, maar voor de grote lijn is dit allesbehalve bezwaarlijk. Goed uit de verf komt hoe de Leidse universiteit, waar Boerhaave zijn hele leven lang trouw aan is gebleven, een bijenkorf was waar

interessante jongelieden uit alle windstreken in en uit vlogen, daarbij steeds de grote Boerhaave de hem toekomende aandacht schenkend. Boerhaave voelde er nooit voor zich te verbinden aan het hof van Willem III of welke andere vorst dan ook. Hij was wars van pretenties, had een hekel aan vormelijkheid en kleedde zich gewoontjes. Aan een hof zou hij zich zeer ongelukkig hebben gevoeld. Maar hij had zo’n hof ook helemaal niet

(2)

nodig om in contact te komen met interessante mensen. Voor hem was de universiteit van Leiden de ideale omgeving om in alle eenvoud een boeiend leven te leiden.

Een klein bezwaar tegen dit overtuigend neergezette beeld van Boerhaave is wel dat Kooijmans het zijn lezers niet makkelijk maakt na te gaan waar hij zijn gegevens precies vandaan heeft. Het boek kent geen voetnoten, alleen aan het eind een aantal ongenummerde, per hoofdstuk gegroepeerde losse opmerkingen die met enig geblader wel aan bepaalde opmerkingen in de tekst te koppelen zijn. Maar de precieze plaats waar een citaat te vinden is, wordt niet gegeven, zodat het voor mij bijvoorbeeld niet mogelijk was na te gaan of de opmerking van Johan Bernoulli over ‘mes theologiens persecuteurs’ (112) nu slaat op de hoogleraren theologie in Groningen of op de hardliners in Bazel. Kennelijk heeft de auteur (of de uitgever) gedacht dat het opnemen van voetnoten het boek onaantrekkelijk maakt voor de algemene lezer en dat wetenschappelijkheid daarom maar moest wijken voor leesbaarheid. Jammer dat de wetenschappelijke redactie van de serie waarin dit boek verschijnt (de Sleutelfiguren-reeks van het Prins Bernhard

Cultuurfonds) dit heeft laten passeren. Merkwaardig is overigens weer wel dat citaten in het Duits, Engels of Frans onvertaald blijven. De algemene lezer wordt kennelijk geacht moeiteloos een lang Frans citaat tot zich te kunnen nemen, maar lichtelijk onpasselijk te worden bij het zien van een eenvoudig cijfertje dat verwijst naar een notitie waarin precies staat waar dat citaat vandaan komt.

Maar belangrijker natuurlijk dan dit soort muggenzifterij is de vraag wat het nu betekent dat Boerhaave de geneeskunde opnieuw uitvond. Wat was het nieuwe van de geneeskunde zoals Boerhaave die bedreef, wat was zijn ‘uitvinding’ op dit vlak? Al vroeg in zijn carrière was Boerhaave tot de overtuiging gekomen dat er in de geneeskunde dringend behoefte was aan een nieuw theoretisch kader, een nieuw samenhangend systeem – aan een nieuwe Galenus (46). Maar dan niet Galenus de systeembouwer met een neiging tot speculatie, maar iemand als Hippocrates, de nauwkeurige waarnemer, de ware held van Boerhaave (73). Verder lezen we weer dat de essentie van Boerhaaves bijdrage aan de geneeskunde lag in de combinatie van empirische wetenschappelijk grondslag, samenhang en heldere presentatie. ‘Hij verkondigde niets dat niet al eens eerder was beweerd’ (79). Een heldere presentatie betekende overigens vooral veel schrappen, want in de loop der eeuwen hadden filosofen en geneeskundigen allerlei elementen aan de geneeskunde toegevoegd die het zicht op de ware geneeskunde alleen maar belemmerden: humeuren, fermenten, onzichtbare poriën, aangeboren warmte en andere speculatieve concepten van galenische of cartesiaanse huize (109). Eenvoud, daar ging het om, een van speculatie gezuiverde en op ervaring gestoelde geneeskunde in de stijl van Hippocrates (81). Dat was meer dan alleen pretentie en programma. Boerhaaves handboek voor de scheikunde, zijn Elementa chemiae uit 1731, was ook werkelijk een heroïsche poging in de scheikunde feit en fictie te scheiden en alles wat overbleef op systematische wijze te ordenen, veel systematischer dan voorheen (262-263). In dit schiftings- en ordeningsproces zagen ook tijdgenoten de verdienste van Boerhaave. La Mettrie die in 1733 onder Boerhaaves gehoor zat, vond dat hij door de geneeskunde een

(3)

natuurwetenschappelijke basis te geven orde had geschapen in de chaos waarin het vak zich rond de eeuwwisseling had bevonden en dat hij zo had gedaan wat Descartes in de filosofie had gedaan (273, 286). La Mettrie, was echter vooral onder de indruk van Boerhaave als docent: ‘Quelle facile et brillante élocution! Un seul geste exprimoit la chose avant qu’il l’eut dire [...] Quelle clarté dans ses demonstrations!’ (285). Boerhaave dus als de hoogleraar die de nieuwe natuurwetenschappelijke geneeskunde die anderen al hadden uitgedacht nu ook doceerbaar maakte. Is dat dan de nieuwe geneeskunde die Boerhaave had uitgevonden? Ik vrees dat dit inderdaad de basis van de roem van

Boerhaave is geweest, tot in de negentiende en twintigste eeuw toe. In dat opzicht vertelt Kooijmans ons niets nieuws. Maar Boerhaave had zelf liever gezien dat hij zou voortleven als degene die een belangrijke doorbraak in de scheikunde had bewerkstelligd. Dat zou pas werkelijk een nieuwe geneeskunde hebben opgeleverd, hoe nuttig het

ordenen van wat anderen al hadden ontdekt ook was. Klaas van Berkel, Rijksuniversiteit Groningen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de voertuigen van de nieuwe MAN truckgeneratie zijn er voor bouwbedrijven transportoplossingen voor het tractieverkeer beschikbaar die wat betreft verbruik, nuttige last

Want als Mijntje nog wakker is, ze luistert dan niet naar mij alleen, maar voor de helft is haar oor gespitst op geluid uit het huis, daar slapen die kinderen.. En als ze slaapt, dan

Toen hebben ze haar betaald. Met negenen hebben ze ervoor gezorgd op haar kantoor. Ze wilden op de scheepsbanken, die daar langszij het beschot stonden, niet gaan zitten. ‘Dank

Herman Boerhaave, Kortbondige spreuken wegens de ziektens.. crates gestaaft, en my altoos zal wagten na de gulden Spreuk der Persen, om slik oit te werpen in die bornput, waar uit

Het was duidelijk dat De Bils zich vertilde en dat zijn vaardigheden door anderen met meer vrucht zouden kunnen worden gebruikt, maar hij zocht naar erkenning als ontleder en hij

- Werkzaamheidsgraad (25-64 jaar) naar geslacht en onderwijsniveau in de Europese Unie, 1992-2009 - Aandeel deeltijdarbeid bij de werkenden (15-64 jaar) naar geslacht in de

Huis van de buurt De Kooi Driftstraat 49, 2315 CD Leiden Telefoon

Er komen mensen toe op palliatieve afdelingen met een vraag om euthanasie, maar toch vinden ze de zin in leven terug.’.. U spreekt over een banalisering van