• No results found

De rol van water binnen de internationale betrekkingen van Turkije.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van water binnen de internationale betrekkingen van Turkije."

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

betrekkingen van Turkije.

Een onderzoek naar waterbeheer in Turkije tussen 1970 en 2013 aan de hand

van het Project Zuidoost-Anatolë (GAP).

Master Scriptie – Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen (UvA) dhr. dr. V. (Vincent) Kuitenbrouwer

Tweede lezer: dhr. dr. R. (Rimko) van der Maar

Melle Gijsen

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding...3

Hoofdstuk 1. Het geopolitieke belang van water en modernisering...8

Het onderzoek naar waterbeheer...8

Het geopolitieke belang van water...10

Water en modernisering...13

Hoofdstuk 2. Project Zuidoost-Anatolië (GAP)...16

Sociaaleconomische veranderingen in Zuidoost-Anatolië...17

Koerden, water en internationale betrekkingen...21

Hoofdstuk 3. Het Turks-Syrische Verdrag (1987)...25

Protocol on matters pertaining the economic cooperation between the Syrian Arab Republic and the Republic of Turkey...27

Joint Communiqué on cooperation...31

Hoofdstuk 4. De presentatie van het Project Zuidoost-Anatolië (GAP) door de Turkse overheid...33

Het taalgebruik...34

Irrigatie...36

Lokale macht overheidsinstanties...38

Internationale relaties...39

Milieu, Sustainable Development en de Europese Unie...41

Conclusie...45

Literatuurlijst...48

Bronnen...48

(3)

Inleiding.

‘…the southeast undermines Turkish ‘unity’ (due to continuing separatist challenges from Kurdish factions) its ‘modernity’ (due to perceived excesses of Turkish state violence and repression, as well as economic disarticulation and associations with gender regressive practices) and ‘Westernness’ (as the poorest, most ‘traditional’, and among the most religious regions).’1

In 1986 stelde de Verenigde Naties de Declaration on the Right to Development op. Hierin werd gesteld dat staten de verantwoordelijkheid hebben voor het scheppen van condities die het recht op vooruitgang kunnen realiseren. Dit betekende dat staten er alles aan moesten doen om het sociale, economische en culturele potentieel van haar burgers te verwezenlijken. In de Declaration werd gesteld dat ‘Effective measures should be undertaken to ensure that women have an active role in the development process’.2 Zoals in de quote hierboven is te lezen waren er in het Zuidoosten van

Turkije problemen met vooruitgang en modernisering. De Declaration van de VN stelde ook dat:

States have the right and the duty to formulate appropriate national development policies that aim at the constant improvement of the well-being of the entire population and of all individuals, on the basis of their active, free and meaningful participation in the development and in the fair distribution of the benefits resulting therefrom.3

Dit onderzoek gaat over de manier waarop de Turkse regering een groot nationaal

ontwikkelingsproject op het gebied van waterbeheer opzette in het Zuidoosten van Turkije en dus het recht en de plicht op zich nam om vooruitgang naar de regio te brengen. Daarnaast wordt er gekeken naar de invloed van dit project op de lokale bevolkingen en op de internationale relaties van Turkije. Water is de basis van leven. De Eufraat en de Tigris hebben eeuwen lang voor leven gezorgd langs hun oevers. Er wordt aangenomen dat de eerste steden bij deze twee rivieren zijn ontstaan. Deze steden konden gevoed worden door de irrigatiewerken die gebouwd werden in het

stroomgebied van de Eufraat en de Tigris. Tot op de dag van vandaag zijn de Eufraat en de Tigris belangrijk voor de regio. Beiden rivieren ontspringen in Turkije in het hooggebergten van midden-Anatolië. De Eufraat stroomt vervolgens via Syrië Irak binnen, de Tigris loopt via de Turks-Syrische 1 L. M. Harris, “Modernizing the nation: Postcolonialism, postdevelopmentalism, and ambivalent spaces of difference in southeastern Turkey,” Geoforum Vol. 39, No. 5 (2008), pp. 1698-1708, 1707.

2 “Declaration on the right to development,” United Nations – General Assembly, 97e vergadering (4 december

1986).

http://www.un.org/documents/ga/res/41/a41r128.htm (laatst bekeken op 30-08-2016). 3 “Declaration on the right to development”.

(4)

grens Irak binnen (zie kaart 1). Beiden rivieren vloeien samen in het zuiden van Irak, vlak voordat zij de Perzische golf in stromen. De problemen die bij de Turks-Syrische grens van het stroomgebied ontstonden zijn de aanleiding voor dit onderzoek. Turkije kende vanaf het begin van de vorige eeuw al plannen voor het exploiteren van het stroomgebied van de twee rivieren. In de jaren 1970 begon de Turkse regering met het opstellen van een groot project voor het zuidoosten van Anatolië waar de rivieren liggen en vanaf het midden van de jaren 1980 werd dit uitgevoerd onder de naam het Project Zuidoost-Anatolië, voornamelijk aangeduid als GAP naar de Turkse naam Güneydoğu Anadolu

Projesi.4 Het GAP is qua omvang een van de grootste projecten ter wereld en het project moest de

prestige van verschillende Turkse regeringen vergroten. Het project bestaat uit de bouw van

verschillende dammen, waterkrachtcentrales en irrigatie-infrastructuur. Het doel is om de landbouw in de regio te verbeteren en energie op te wekken. Hiervan zou niet alleen de lokale bevolking maar heel Turkije moeten profiteren.5

De regeringen van Syrië en Irak zijn echter allerminst blij met het GAP. Zij vrezen dat de natuurlijke stroom van de Eufraat en de Tigris dusdanig onderbroken wordt door de nieuwe landbouw infrastructuur en de waterkrachtcentrales dat zij veel minder water te besteden zullen hebben voor eigen gebruik en dat het water dat zij wel krijgen vervuild zal zijn. De Duitse politicologe Helga Haftendorn geeft aan dat conflicten tussen staten over vervuiling van rivieren vooral voor spanningen zorgen. Conflicten over het exploiteren van de mogelijkheden die rivieren bieden, dat wil zeggen het gebruik maken van water voor landbouw, energieopwekking of drinkwater, leiden vaak tot geweld.6 De scriptie die voor u ligt onderzoekt de beide conflictoorzaken van water die Haftendorn

beschrijft. Het onderzoek gaat over de positie die Turkije inneemt ten opzichten van haar eigen project en hoe zij dit aan het eigen land, maar ook aan de rest van de wereld presenteert. Daarnaast zal worden ingegaan op de internationale relaties die verbonden zijn met het GAP en de manier waarop Turkije het GAP gebruikt binnen deze relaties. Twee casussen over de positie die de Turkse regering inneemt, zullen in dit onderzoek behandeld worden. De eerste is het Turks-Syrische Verdrag uit 1987. Deze twee landen sloten in 1987 een verdrag over stroomgebied van de Eufraat en de Tigris en het GAP. Dit verdrag zou tijdelijk zijn maar bleef lange tijd het enige verdrag dat over het

waterbeheer van de twee rivieren werd gesloten. Syrië accepteerde het verdrag in 1987 maar verzette zich in de jaren erna constant tegen de gesloten afspraken. In dit onderzoek wordt gekeken naar hoe het verdrag er uit zag en waarom Syrië in 1987 tot een overeenkomst kwam met Turkije. De tweede casus is de manier waarop de Turkse regering het GAP presenteert op twee websites van 4 A. Çarkoğlu en M. Eder, “Domestic Concerns and the Water Conflict over the Euphrates-Tigris River Basin,” Middle Eastern Studies Vol. 37, No. 1 (2001), pp. 41-71, 41.

5 M. M. Hakki, “Turkey, Water and the Middle East: Some Problems Lying Ahead,” Chinese Journal of International Law Vol. 5, No. 6 (2006), pp. 441-458, 442-443.

(5)

overheidsinstanties. Deze presentatie wordt in de context van de mogelijke toetreding van Turkije tot de EU geplaatst. Welke verbanden bestonden er tussen het kandidaat lidmaatschap van Turkije voor toetreding tot de EU en het GAP?

De hoofdvraag die geformuleerd is voor dit onderzoek is: Welke rol gaven de Turkse regeringen het Project Zuidoost-Anatolië (GAP) binnen de internationale betrekkingen van Turkije? Om een antwoord te geven op deze vraag zijn de bovengenoemde casussen gekozen als

onderzoeksgebied. Het onderzoek loopt van de jaren 1970 tot het heden. 1970 is als beginpunt gekozen omdat er vanaf dat moment concrete plannen voor de uitvoering van het GAP kwamen. De eindafbakening van het onderzoek loopt tot het heden omdat het project nog steeds niet is afgerond. Juist om die reden is het interessant om te kijken hoe de huidige Turkse regering de geschiedenis van het GAP presenteert. Binnen de tijdsafbakening van deze scriptie wordt ook de contemporaine situatie van het project behandeld. De situatie in Turkije en Syrië anno begin 2017 vraagt om analyse van het verleden. In het Zuidoosten van Anatolië is het geweld tussen de Koerdische PKK en de Turkse regeringstroepen opgelaaid. Ook bevinden er zich Turkse troepen in Syrië sinds het uitbreken van de Syrische burgeroorlog in 2011. Om de huidige situatie te begrijpen is het van belang de relatie tussen Turkije, de Koerden en Syrië in het Zuidoosten van Anatolië te onderzoeken. Deze relatie werd voor een groot deel gevormd door het GAP en het project zal dan ook de rode draad van dit onderzoek vormen.

Om de hoofdvraag te beantwoorden zullen vier deelonderwerpen in vier hoofdstukken behandeld worden. Het eerste hoofdstuk gaat over de vraag wat het geopolitieke belang van water in het Midden-Oosten is. Het belangrijkste historische debat over waterbeheer in het Midden-Oosten gaat over geopolitiek. In dit hoofdstuk zal de historiografie van dit geopolitieke belang behandeld worden, waarbij een schema gevormd wordt om de verschillenden theorieën over de invloed van waterbeheer binnen internationale betrekkingen tegen elkaar af te zetten. Deze historiografie bestaat naast geschiedkundige werken ook uit werken uit andere disciplines, zoals agrarische studies en milieustudies. Tevens zal in dit hoofdstuk licht geworpen worden op theorieën over modernisering en vooruitgang en de manieren waarop regeringen modernisering door middel van grote projecten aanprijzen. Zoals eerder aangegeven was en is het GAP een belangrijk prestige project van de Turkse regering. In dit hoofdstuk wordt het belang van prestige als factor in het waterproject geanalyseerd. Welke rol speelt prestige in het geopolitieke belang van water?

Het tweede hoofdstuk zal dieper ingaan op het GAP. Hoe zag het GAP eruit en hoe werd het uitgevoerd? Hoeveel werd er in de onderzochte periode gebouwd aan het GAP en wat waren de positieve en negatieve effecten voor de regio? Welk rol speelde het GAP bij het ontstaan van conflicten tussen Turkije en landen in de regio? Hiervoor zullen bronnen van de Turkse overheid en

(6)

van de Southeastern Anatolia Project Regional Development Administration (RDA), een organisatie die over de regionale uitvoering van het GAP gaat, onderzocht worden. Dit zal gekoppeld worden aan het geopolitieke belang van water dat in het eerst hoofdstuk besproken is. Met deze vragen zal de context van het GAP geschetst worden waarop de analyse van de twee casussen gebaseerd kan worden.

In het derde hoofdstuk wordt het Turks-Syrische Verdrag uit 1987 behandeld. Er wordt onderzocht hoe het verdrag destijds tot stand is gekomen en welke afspraken er gemaakt werden. Het verdrag was een van de weinige afspraken tussen de twee buurlanden die over het waterbeheer van de Eufraat en de Tigris vastgelegd werden. Een bronanalyse van het verdrag geeft meer inzicht in de relatie tussen Turkije en Syrië rond 1990 op het gebied van waterbeheer. Door het verdrag in een politieke context te plaatsten kan het gebruikt worden als case study om te kijken hoe de Turkse regering het GAP gebruikte in de relatie met zijn buurland Syrië. Wat was de regionale en

internationale context van het verdrag en welke politieke en sociale factoren waren belangrijk bij de onderhandelingen tussen de twee landen?

In het vierde en laatste hoofdstuk zal het GAP aan de theorieën uit het eerste hoofdstuk gekoppeld worden. Aan de hand van websites van de Turkse overheid over het GAP wordt de presentatie van het GAP onderzocht. Deze websites zijn in 2011 en 2013 online gegaan en geven dus een contemporain beeld van het GAP. Er wordt gekeken naar de doelgroep van de websites, was dit de binnenlandse bevolking of de internationale gemeenschap? Ook wordt er gekeken naar welke zaken er wel genoemd werden op de websites en welke zaken niet. Welke conclusies kunnen er getrokken worden uit de onderwerpen die behandeld worden en waarom worden bepaalde onderwerpen niet benoemd? Op deze manier kan onderzocht worden hoe de Turkse regering de voortgang van het GAP in de loop der jaren presenteerde en of er bijzonderheden in deze presentatie aan te duiden zijn.

Over het zoeken naar de bronnen van de Turkse regering over het GAP voel ik mij genoodzaakt kort iets persoonlijks te schrijven. Bij de start van het onderzoek hoopte ik primaire bronnen van de Turkse overheid uit de periode 1970 en 1987 aan te treffen om zo te onderzoeken hoe het GAP in die periode door de verschillende Turkse regeringen werd gepresenteerd aan de buitenwereld. Het Turks-Syrische verdrag uit 1987 zou dan het eindpunt van dit onderzoek zijn, waarbij het verdrag in de context van de Turkse public relations voor het GAP werd geplaatst. Uit de bovengenoemde periode zijn echter geen primaire bronnen te vinden. In de archieven van

bijvoorbeeld de Verenigde Naties of de Europese Unie zijn geen bronnen aanwezig over het GAP. Ook de Turkse overheid heeft geen openbare primaire bronnen uit die periode over het GAP. Daarom besloot ik het Turks-Syrische verdrag een minder centrale plek in het onderzoek te geven en het

(7)

vooral in de (internationale) politieke context te plaatsen. Ik had geen andere keus dan de enige primaire bronnen van de Turkse overheid over het GAP te gebruiken: twee internetsites van de organisaties die het GAP uitvoeren (uit 2011 en 2013). De huidige Turkse regering heeft deze echter opgesteld waardoor er een tijdsgat ontstond binnen mijn onderzoek. De twee primaire bronnen, het Turks-Syrsiche Verdrag en de overheidswebsites, werden om die reden casussen voor het onderzoek naar de manier waarop de Turkse regeringen het GAP gebruikt(e) binnen de internationale

betrekkingen van Turkije.

Kaart 1. Het Project Zuidoost-Anatolië (2009).7

(8)

Hoofdstuk 1. Het geopolitieke belang van water en modernisering.

In dit hoofdstuk zal het algemene theoretische kader geschetst worden van het belang van water op het internationale en lokale niveau. Eerst wordt het belang van onderzoek naar waterbeheer

behandeld en wordt de relatie tussen water en conflict geschetst. Daarna zullen verschillende auteurs die hebben geschreven over het belang van waterbeheer in een kruisschema geplaatst worden (zie figuur 1). Bovenaan het schema staan de internationale belangen, onderaan de lokale gevolgen. Aan de bovenkant staan links de objectieve factoren die aan waterbeheer gekoppeld kunnen worden, zoals het directe belang van water bij het ontstaan van conflicten en het gebruik van water bij landbouw en energieopwekking. Rechts staan de subjectieve factoren, zoals de retoriek die

internationaal gezien bij het beheer van water gebruikt wordt. Onder aan het schema staan links de subjectieve factoren waarbij vooral de moderniseringsretoriek en de prestige die aan grote projecten gekoppeld worden van belang zijn. Rechts staan de objectieve factoren, die te maken hebben met de lokale gevolgen van grote waterbeheer projecten.

Internationaal: Objectief Subjectief

Lokaal: Subjectief Objectief

Figuur 1.

Het onderzoek naar waterbeheer.

De historicus Alan Mikhail schrijft in zijn boek Water on Sand: Environmental Histories of the Middle

East and North Africa over het belang van onderzoek naar de ecologische geschiedenis in het

algemeen en naar die van water als specifiek onderzoeksgebied. Voor Mikhail is ecologische

geschiedenis een belangrijk, maar ondergeschoven thema in de geschiedwetenschap. Mikhail schrijft dat ecologische aanpassingen zowel op de lange, als op de korte termijn voor belangrijke

veranderingen binnen samenlevingen kunnen zorgen. Hierbij haalt hij het concept aan over geschiedschrijving van Fernand Braudel aan. Braudel is van mening dat geschiedschrijving uit drie tijdlagen bestaat. De eerste zijn veranderingen op geografisch gebied die een lange tijd in beslag nemen. De tweede zijn sociaaleconomische veranderingen op de middellange termijn. De laatste

(9)

tijdlaag zijn historische gebeurtenissen die enkel op de korte termijn invloed hebben.8 Ecologische

veranderingen kunnen invloed hebben op alle drie de tijdlagen. Mikhail geeft aan dat het Midden-Oosten vaak hard getroffen wordt door klimaatverandering en natuurrampen en dat het daarom van belang is de gevolgen ervan te onderzoeken. Voor Mikhail is het Midden-Oosten ook een belangrijk onderzoeksgebied omdat juist daar de door mensen bepaalde, niet-natuurlijke grenzen voor problemen kunnen zorgen bij natuurlijke fenomenen, zoals rivieren. De beperkte natuurlijke waterbronnen staan onder grote druk omdat meerdere landen er gebruik van willen maken. De internationale problemen tussen Turkije, Syrië en Irak zijn hier een voorbeeld van. De niet-natuurlijke grenzen tussen Turkije en Syrië en Irak snijden de Eufraat en de Tigris. Het gedeelde gebruik van de rivieren brengt al decennia lang conflict met zich mee. Volgens Mikhail moet er meer onderzoek gedaan worden naar ecologisch denken binnen de staten van het Midden-Oosten en hoe er politiek gebruikt wordt gemaakt van de tegenstelling tussen niet-natuurlijke grenzen en natuurlijke

fenomenen.9

Binnen het onderzoek naar het ontstaan van conflicten hebben studies over water volgens Helga Haftendorn een speciale positie. Zij schrijft in het artikel ‘Water and International Conflict’ dat conflicten over water vrijwel altijd asymmetrisch zijn. Hiermee bedoelt Haftendorn dat landen die stroomopwaarts liggen ten opzichte van andere landen, altijd een sterkere positie hebben omdat de hoger gelegen landen de kwantiteit en de kwaliteit van het water kunnen beïnvloeden.10 Oplossingen

voor deze asymmetrische conflicten over water komen moeizaam tot stand omdat er weinig

duidelijke internationale afspraken over waterbeheer zijn. Bovendien is er geen specifiek orgaan dat de navolging van de bestaande wetten kan controleren en sancties kan uitvoeren tegen landen die de afspraken schenden.11 Dit maakt dat veel landen een eigen interpretatie kunnen geven aan de regels

over het beheer van water. Bijvoorbeeld in het geval van de Eufraat en de Tigris ziet Turkije het als haar soevereine recht om het water uit de twee rivieren te gebruiken. Aan de andere kant zien Syrië en Irak de Eufraat en de Tigris als internationale rivieren waarbij alle drie de landen recht hebben op gelijkwaardige kwantiteit en kwaliteit van het water.12 Stroomopwaarts gelegen landen kunnen

rivieren vaak naar eigen goeddunk gebruiken. Dit gegeven vergroot het geopolitiek belang van water. Landen kunnen veelal buiten internationale instituties en regels om het water dat zich op hun grondgebied bevindt beheren. Zolang hier geen duidelijke regels over bestaan en er geen orgaan gevormd wordt dat de macht heeft deze uit te voeren zullen asymmetrische conflicten over water gemakkelijk kunnen ontstaan.

8 A. Mikhail, “Introduction: Middle East Environmental History: The Fallow between Two Fields.” In: A. Mikhail, ed., Water on Sand: Environmental Histories of the Middle East and North Africa (New York 2013), 1-26, 7. 9 Mikhail, “Introduction: Middle East Environmental History,” 10-13.

10 Haftendorn, “Water and International Conflict,” 68. 11 Ibidem, 66.

(10)

Het geopolitieke belang van water

Het belangrijkste debat over waterbeheer in het Midden-Oosten gaat over het geopolitieke belang van water. Op het internationale niveau zijn twee stromingen aan te duiden die overeenkomen met de subjectieve en objectieve factoren van figuur 1. De eerste stroming gaat er van uit dat

waterbeheer de oorzaak kan zijn van het ontstaan van gewelddadige conflicten tussen landen in het Midden-Oosten. De tweede is van mening dat waterbeheer een ondergeschikte rol speelt in het ontstaan van conflicten en dat andere oorzaken van veel groter belang zijn.13 Bij de eerste stroming

spelen vooral subjectieve factoren een grote rol. Auteurs die de onder de tweede stroming geschaard kunnen worden geven vooral argumenten die op objectieve factoren berusten.

De Zesdaagse Oorlog is de meest onderzochte casus waarin deze tweedeling naar voren komt. Jeroen F. Warner en Mark Zeitoun geven aan dat de meeste theorievorming over internationale

betrekkingen en waterbeheer gevormd is rondom de Zesdaagse Oorlog en het Israëlisch Palestijnse conflict.14 Warner en Zeitoun zijn van mening dat de geschiedenis van de internationale betrekking

vaker buiten over eigen grenzen heen moet kijken. Volgens de auteurs moeten er meer inzichten uit andere vakgebieden betrokken worden bij internationale betrekkingen. Zij doelen hierbij onder anderen op rechten, sociologie en geografie.15 Warner en Zeitoun zijn van mening dat na de cultural turn het vakgebied zich nog verder kan uitbreiden en ontwikkelen. Het onderzoek naar waterbeheer

binnen internationale betrekkingen is hier een voorbeeld van. De focus op subjectieve factoren kan onder de cultural turn geschaard worden, de focus op objectieve factoren op de meer traditionele vorm van geschiedenis van de internationale betrekkingen.

Een historicus die onderzoek heeft gedaan naar het belang van waterbeheer binnen de internationale betrekkingen is Jan Selby. Selby is van mening dat waterbeheer geen rol speelde bij het uitbreken van de Zesdaagse Oorlog. Selby schrijft dat waterbeheer evenmin tot samenwerking leidde tussen landen in het Midden-Oosten. Volgens hem kent conflict over waterbeheer enkel lokale componenten binnen de grenzen van een staat. Lokaal kan bijvoorbeeld slecht beheer van water veel schade veroorzaken. Dit is echter een probleem dat binnen een staat speelt en niet tússen staten. Voor Selby is het geopolitieke belang van water niet hoog. Hij is van mening dat het

wetenschappelijke onderzoek naar het beheer van water niet over de relatie tussen schaarse natuurlijke grondstoffen en de groeiende bevolking moet gaan. Voor Selby zijn termen als

waterschaarste en overbevolking niet van belang. Over water moet enkel in politiek-economische 13 H. A. Amery, “Water Wars in the Middle East: A Looming Treat,” The Geographical Journal Vol. 168, No. 4 (2002), pp. 313-323, 313.

14 J. F. Warner en M. Zeitoun, “International relations theory and water do mix: A response to Furlong's troubled waters, hydro-hegemony and international water relations,” Political Geograhpy Vol. 27, No. 7 (2008), pp. 802-810, 808.

(11)

termen gesproken worden. Selby geeft aan dat slecht beleid van regeringen de oorzaak van problemen in staten is, niet slecht waterbeheer. Het probleem is veel groter dan water en hierdoor ligt de oplossing ook niet alleen bij het verbeteren van waterbeheer.16 Selby kan in de historische

school geplaatst worden die vooral objectieve factoren onderzoekt. Hij laat de retoriek links liggen en kijkt enkel naar politieke en economische oorzaken en gevolgen van waterbeheer. Natuurlijke

grondstoffen worden door mensen gedolven met behulp van steeds verbeterende technologie. Als de regering niet de juiste technologie of infrastructuur heeft om de natuurlijke grondstoffen te gebruiken ontstaan er problemen.17

Waar Selby echter aan voorbijgaat is dat lokale conflicten ook grote internationale gevolgen kunnen hebben, zoals de huidige situatie in Syrië illustreert. Volgens Selby kennen conflicten over waterbeheer vooral veel rook en weinig vuur. Hij is van mening dat binnen de contemporaine

geschiedenis de economische rol van water van veel minder groot belang is dan 200 jaar geleden. De retoriek over waterbeheer kan echter ook politiek gevolgen hebben die tot conflict kunnen leiden. Een voorbeeld van een auteur die hierover geschreven heeft en binnen de stroming van het belang van subjectieve factoren bij het onderzoek naar waterbeheer valt, is Moshe Gat. Gat heeft onderzoek gedaan naar het belang van water bij het uitbreken van de Zesdaagse Oorlog. Hij is van mening dat het conflict over waterbeheer van de rivier de Jordaan de belangrijkste katalysator was voor het uitbreken van de oorlog tussen aan de ene kant Syrië, Egypte en Jordanië en aan de andere kant Israël.18 Gat geeft aan dat Israël het water in de Jordaan als levensader van de staat zag. Zonder deze

levensader kon Israël niet groeien of bestaan. De Arabieren zagen waterbeheer als metafoor voor alles waarom Israël niet mocht bestaan. In hun ogen beheerde Israël water waar zij geen zeggenschap over hadden en dat eigenlijk toebehoorde aan de Arabische landen.19 Zowel Israël als de Arabische

landen beschouwden het water van de Jordaan als hun eigendom en hun levensader, daarom wilden zij geen concessies doen aan de ander.20 Dit weigeren van concessies leidde uiteindelijk mede tot

geweldsescalatie. De gebruikte retoriek over waterbeheer werd een middel waarmee de landen zich tegen elkaar afzetten.

Waterbeheer gaat dus niet enkel over het fysieke belang van water voor bijvoorbeeld landbouw, energie en industrie maar ook over het emotionele belang. Zoals Hussein A. Amery het verwoordde: ‘The emotionalism with which water is viewed aggravates already volatile situations’.21

16 J. Selby, “The Geopolitics of Water in the Middle East: fantasies and realities,” Third World Quarterly Vol. 26, No. 2 (2005), pp. 329-349, 331-333.

17Selby, “The Geopolitics of Water in the Middle East,” 329, 331, 345.

18 M. Gat, “The great powers and the water dispute in the Middle East: A prelude to the six day war,” Middle Eastern Studies Vol. 41, No. 6 (2005), pp. 911-935, 931.

19 Gat, “The great powers and the water dispute in the Middle East,” 921-922. 20 Ibidem, 921-922.

(12)

Daarom is het van belang retoriek te onderzoeken die bij conflicten over waterbeheer wordt gebruikt. In het geval van de Zesdaagse Oorlog bijvoorbeeld maakte retoriek over waterbeheer het conflict groter. Het beheer van water werd doorgetrokken tot het bestaansrecht van de staat Israël. Auteurs die deze theorie aanhangen vallen dus binnen de stroming die stelt dat het geopolitiek belang van water groot wordt gemaakt door de retoriek die over het waterbeheer uitgedragen wordt.

Subjectieve factoren spelen hierbij een grote rol, het gaat om de emotie en minder om de feiten. Er zijn echter ook auteurs die de retoriek over de Zesdaagse Oorlog hebben onderzocht maar tot de conclusie kwamen dat de strijd over het beheer van water in de Jordaan geen oorzaak is geweest van de oorlog. De Jordaanse auteur Munther J. Haddadin is van mening dat waterbeheer juist samenwerking stimuleert, omdat het landen dwingt samen te werken en te onderhandelen. Na analyse van de resolutie van de Verenigde Naties na afloop van de Zesdaagse Oorlog concludeert Haddadin dat er niet over het waterprobleem werd gesproken in het vredesakkoord tussen Israël en de Arabische landen. Haddadin onderzoekt dus net zoals Gat de retoriek die over waterbeheer gehanteerd wordt. Haddadin komt echter tot de conclusie dat waterbeheer geen rol speelde bij het ontstaan van conflict, omdat er niet over gesproken werd en het dus niet van belang was. Haddadin betoogt vervolgens dat water ook bij andere conflicten in het Midden-Oosten geen rol speelde.22

Omdat Jordanië en Israël tot een overeenkomst kwamen, konden ook andere Arabische landen via onderhandelingen tot een akkoord komen met Israël. Haddadin schreef in 2002 over het conflict tussen Israël en de Arabische landen over het gebruik van de Jordaan: ‘We are currently witnessing the big storm after which comes calm, and reason will prevail’.23 Haddadin is van mening dat er op

een redelijke manier over het waterbeheer van de Jordaan gesproken kon worden, waar Gat juist de onredelijke emotionele retoriek aanhaalde. Voor dit onderzoek is de retoriek van regeringen over water belangrijk, vooral door de emotie die bij conflicten over water tussen landen vrijkomt. Er zal gekeken worden naar de emoties rondom het GAP en in de relatie tussen Turkije, Syrië en Irak. Ook zal de retoriek op het gebied van samenwerking met betrekking tot water onderzocht worden.

22 M. J. Haddadin, “Water in the Middle East peace process,” The Geographical Journal Vol. 186, No. 4 (2002), pp. 324-340, 324, 327.

(13)

Water en modernisering

In het VPRO programma Langs de oevers van de Yangtzee komt presenator Ruben Terlou aan bij de gigantische Drieklovendam midden in de rivier de Yangtzee in China. Het eerste wat hij over de dam opmerkt, vóór de subtiele kritiek die hij later aan de Chinese bewoners van de streek weet te ontlokken, is dat de gigantische dam een van de meest indrukwekkende bouwwerken is die hij ooit heeft gezien. De grootsheid van de dam doet Terlou keer op keer verbazen. Naast voor en nadelen van de dam noemt hij ook de sociale en politieke onrust die de Drieklovendam in China teweeg heeft gebracht, zoals de gedwongen verhuizing van veel bewoners van de streek en de schade die de dam aan de natuur heeft veroorzaakt.24 Hiermee kaart Terlou enkele controversiële zaken aan die te

maken hebben met het beheer van water. China is niet uniek in deze situatie, controverses rondom water bestaan op alle plekken in de wereld waar aan grote waterprojecten gewerkt wordt.

Sinds het begin van het ontstaan van landbouw en steden is de mens al bezig geweest met het beheren en vooral beheersen van water. De grootste uitdaging hierbij was om het water in tijden van overvloed te kunnen bewaren om het vervolgens in tijden van schaarste te kunnen gebruiken. De meest voorkomende manier om dit te bereiken was het bouwen van dammen. In de loop der tijd zijn deze dammen steeds groter en groter geworden en werden zij verbonden aan prestige en de

vooruitgang van de glorieuze natiestaat. In ‘The temporal politics of big dams in Africa, the Middle East, and Asia: by way of an introduction’ wordt het als volgt verwoord: ‘dams have frequently been regarded as signs of human ingenuity, symbols of progress and ‘temples’ of the modern nation-state’.25 Hier worden dus drie onderwerpen genoemd die aan dammen gerelateerd zijn. De

menselijke vindingrijkheid gaat over de technologie en de mogelijkheden die de mens ontwikkeld heeft om met behulp van zulke grote bouwwerken te proberen moeder natuur te bedwingen. Deze kant van het bouwen van dammen is zeer interessant, maar zal niet de focus van dit onderzoek zijn, omdat het onderwerp van deze scriptie zich meer richt op de gevolgen en context van de constructies dan het bouwproces zelf. Dammen als symbolen van vooruitgang en als tempels van de natiestaat zullen hieronder besproken worden.

Zoals gezegd, ook de kritische Ruben Terlou verbaasde zich over de grootsheid van de Drieklovendam. Grote bouwprojecten zijn vaak prestigieus en zelfs intimiderend en dammen vormen hier geen uitzondering op. De controle over water is volgens Katrin Bromber e.a. van groter belang dan de controle over land. Dit komt omdat water moeilijk te vatten is, het kan weglopen de grond in, 24 “Langs de oevers van de Yangtzee,” VPRO Afl. 4 De Dam (2016). http://www.npo.nl/langs-de-oevers-van-de-yangtze/28-02-2016/VPWON_1232738.

25 K. Bromber, J. F. de la Croix en K. Lange, “The temporal politics of big dams in Africa, the Middle East, and Asia: by way of an introduction,” Water History Vol. 6, No. 4 (2014), pp. 289-296, 289.

(14)

verdampen of doorstromen naar andere gebieden. Water kan verwoestende kracht hebben in de vorm van overstromingen of tsunamies. Waterbeheer is volgens Bromber dus een manier voor regeringen om hun macht te tonen. Dammen zijn tevens een manier om de bevolking samen te brengen in een gemeenschappelijk project. Een dergelijk project kan gebruikt worden om binding te geven tussen de bevolking en de staat. Hierbij wordt een beeld gecreëerd dat de gehele maatschappij zal profiteren van de ontwikkelingen als iedereen er aan bijdraagt.26 De dam als gemeenschappelijke

deler binnen een land.

Naast tempels van de natiestaat worden in grote waterprojecten en vooral in dammen symbolen van vooruitgang gezien. Dit kan ook anders geformuleerd worden door te stellen dat regeringen deze projecten en bouwwerken framen als symbolen van vooruitgang. Dammen kunnen om verschillenden redenen aangelegd worden. De voornaamste redenen zijn het opslaan van water voor irrigatie, het opwekken van elektriciteit, het beheersen van overstromingen, watervoorziening voor steden, watervoorziening voor industrie en als recreatieplek (voor toeristen). Dogan Altinbilek schrijft dat vooral het beheersen van overstromingen een van de belangrijkste redenen is voor het bouwen van dammen.27 Bromber e.a. kijken voorbij de directe redenen voor het bouwen van

dammen en analyseren de langetermijnplanning die er achter zitten. Volgens de auteurs hopen regeringen in eerste instantie op een landbouwrevolutie die uiteindelijk moet leiden tot grote industriële vooruitgang. Deze vooruitgang moet naast welvaart ook sociale verandering brengen in de regio waar het project wordt uitgevoerd.28 Regeringen promoten de bouw van dammen en andere

aanpassingen aan het waterbeheer zo, dat de dam als verlosser van de achtergestelde bevolking wordt gezien.

Nationaal gezien zijn grote projecten vaak gunstig voor een land en regeringen doen veel moeite om te laten zien dat de lokale bevolking ook profiteert. De lokale bevolking lijdt echter vaak het meest onder zulke grote nationale projecten.29 Stephan Miescher nuanceert dit beeld door te

stellen dat de meeste projecten inderdaad nadelig waren voor de lokale bevolking, maar dat het doel van de regering oprecht het verbeteren van de levensstandaard van veel mensen was.30 De intentie

van regeringen kan dan wel goed zijn geweest, daar koop je als bewoner van de regio nog steeds geen brood voor. Ontwikkeling hangt niet enkel af van economische factoren. Om een positieve ontwikkeling teweeg te brengen moeten ook politieke, sociale en technologische veranderingen 26 Bromber, “The temporal politics of big dams,” 290-291.

27 H. D. Altinbilek, “The Role of Dams in Development,” International Journal of Water Resources Development Vol. 18, No. 1 (2002), pp. 9-24, 15.

28 Bromber, “The temporal politics of big dams in Africa, the Middle East, and Asia,” 290.

29 E. Evren, “The rise and decline of an anti-dam campaign: Yusufeli Dam project and the temporal politics of development,” Water History Vol. 6, No. 4 (2014), pp. 405-419, 408.

30 S. F. Miescher, “‘‘Nkrumah’s Baby’’: the Akosombo Dam and the dream of development in Ghana, 1952– 1966,” Water History Vol 6., No. 4 (2014), pp. 341-366, 343.

(15)

plaatsvinden.31 Lokaal kan dus wel economische vooruitgang geboekt worden door de bouw van

bijvoorbeeld verbeterde irrigatienetwerken, als er geen vooruitgang wordt geboekt op bijvoorbeeld betere scholing of verbeterde gezondheidszorg is deze economische verandering minder succesvol.

Erdem Evren geeft aan dat de traditionele manier van leven verloren gaat door grote

ontwikkelingsprojecten. Evren schrijft: ‘Grand schemas of improvement produce simplified models of the world to control and regulate populations while severing local people from everyday ways of knowing and doing that have been essential to their survival for centuries’.32 Een belangrijke reden

voor deze breuk met de oude levensstijl is dat dammen de ecologie van een gebied enorm

veranderen.33 De natuurlijke stroom van een rivier wordt onderbroken waardoor vissen niet meer vrij

hun weg kunnen zoeken door het water, de hoeveelheid water dat stroomafwaarts stroomt vermindert en er vormt zich een gigantisch stuwmeer achter de dam. Dit brengt schadelijke

veranderingen mee voor de natuur en voor de mensen in het gebied waar de dam ligt. De bevolking moet verhuizen of leren omgaan met de nieuwe situatie. Altinbilek is van mening dat dammen echter onmisbaar zijn bij de ontwikkeling van een land, ondanks de lokale gevolgen. Hij geeft aan dat het meeste protest tegen de ecologische gevolgen uit Eerste wereldlanden komen. Deze landen hebben hun waterbeheer over het algemeen goed op orde, terwijl ontwikkelingslanden hier veel meer moeite mee hebben. Volgens Altinbilek hebben de rijkere landen dus makkelijk praten,

ontwikkelingslanden staan voor de keuze tussen vooruitgang of het behoud van natuur en kiezen hierbij vrijwel altijd voor het eerste, zoals veel Eerste Wereldlanden twee eeuwen geleden ook deden.34

Voor dit onderzoek is het belangrijkste aspect van grote waterprojecten dat regeringen deze projecten presenteren als brengers van vooruitgang voor de lokale bevolking op het gebied van irrigatie en industrie. Lokaal zitten er echter veel nadelen aan bijvoorbeeld de bouw van dammen, ondanks de mooie beloftes die regeringen maken. In hoofdstuk 3 zal gekeken worden hoe de Turkse regering het GAP probeert te presenteren. Hoe benadert de Turkse regering hierbij de positieve kanten van vooruitgang? En hoe probeert het de negatieve kanten te verbergen of af te zwakken? En op welke manieren gebeurt dit, met welke retoriek? In het volgende hoofdstuk wordt eerst echter het GAP zelf onder de loep genomen.

31 B. Abu-Laban en S. Mc. Abu-Laban, “Introduction – Development and the Arab World,” Journals of Asian and African Studies Vol. 21, No. 1 (1986), pp. 1-16, 5.

32 Evren, “The rise and decline of an anti-dam campaign,” 408. 33 Altinbilek, “The Role of Dams in Development,” 11.

(16)

Hoofdstuk 2. Project Zuidoost-Anatolië (GAP).

In dit hoofdstuk zal het GAP op drie verschillende niveaus geanalyseerd worden, namelijk het lokale, nationale en internationale. Het lokale niveau gaat vooral over de lokale implementatie en de positieve en negatieve gevolgen van het GAP. Het nationale niveau behandelt de rol van de

verschillende Turkse regeringen bij het ontstaan van het GAP en de politieke context die daarbij een rol speelde. Het internationale niveau gaat over de relatie tussen Turkije en haar buurlanden Syrië en Irak met betrekkingen tot het GAP, het Zuidoosten van Anatolië en de gebieden in Syrië en Irak die hier aan grenzen. Eerst zal de ontstaansgeschiedenis van het GAP en de voortgang van het project tussen 1970 en de jaren 1990 behandeld worden en binnen de relevante politieke context van Turkije geplaatst worden. Hierna zullen de relaties tussen de regionale en internationale aspecten van het GAP beschreven worden.

De eerste plannen voor het exploiteren van het stroomgebied van de Eufraat en de Tigris kwamen van Mustafa Kemal Atatürk in 1936. Op zijn bevel werd gestart met het eerste onderzoek van de geografie van het stroomgebied om te bepalen hoe en waar dammen, energiecentrales en irrigatienetwerken aangelegd konden worden. Dit werk kwam echter al snel stil te liggen door de Tweede Wereldoorlog en de economisch zware jaren die daar op volgden. In 1954 werd het Directoraat-Generaal van het Statelijke Waterbeheer (Devlet Su İşleri,DSI) opgericht, een

overheidsinstelling die zich onder het Ministerie van Energie en Natuurlijke Grondstoffen bevond. Dit gebeurde onder het bestuur van president Celal Bayar en premier Adnan Menderes. Zij waren de leiders van de Democratische partij die tussen 1950 en 1960 aan de macht was. Bayal en Menderes gaven veel aandacht aan de verbetering van de landbouw en de steun aan boeren en de oprichting van de DSI was hier een onderdeel van.35 Aan het begin van de jaren 1960 zette de DSI in opdracht

van de regering het eerdere werk in het stroomgebied van de Eufraat en de Tigris voort op een grotere en professionelere schaal. Dit gebeurde in twee aparte projecten voor de Eufraat en de Tigris. Voortrekker van deze vooruitgang in het project in de jaren 1960 was minister president Süleyman Demirel. Net zoals Bayal en Menderes schonk hij veel aandacht aan de verbetering van de landbouw in Turkije. Demirel werd in 1971 door het leger afgezet omdat hij de economische achteruitgang en de onrust die daarbij ontstond niet onder controle had.36 Demirel had ondanks de economische crisis

de onderzoeksprojecten in het stroomgebied van de Eufraat en de Tigris gaande kunnen houden. In 1970 waren de plannen voor wateropslag, energieopwekking en irrigatie gereed en werd duidelijk welke aanpassingen het stroomgebied van de twee rivieren moesten ondergaan om hun volledige 35 W. L. Cleveland en M. Bunton, A History of the Modern Middle East (Boulder 2013) 258-259.

(17)

potentieel te benutten. In het jaar 1977 voegde de DSI de twee verschillende projecten samen en was het Güneydoğu Anadolu Projesi (GAP) geboren.37

De economische groei die Turkije in de 20e eeuw doormaakte was niet besteed aan het

zuidoostelijke deel van Anatolië. Atatürk had het idee om irrigatie netwerken en waterkrachtcentrales in de regio te bouwen en de DSI legde in het begin van het GAP hier ook de focus op. Toen het GAP in 1977 voor het eerste als compleet plan werd gepresenteerd, waren de belangrijkste doelen van het project om de energievoorziening, de industrie en de landbouw te verbeteren. Op het gebied van energie wilde de Turkse regering minder afhankelijk worden van gas en olie uit andere landen zoals Irak. In de jaren 60 en 70 was Turkije zeer afhankelijk van de import van energie. De Turkse regering wilde hier verandering in brengen en de bouw van waterkrachtcentrales als onderdeel van het GAP was een mogelijkheid om de energieopwekking in Turkije te vergroten.38 Energie door middel van

waterkracht was een snelle en gemakkelijke manier voor de Turkse overheid om geld te verdienen. Tevens zorgde de eigen opgewekte energie voor grotere onafhankelijkheid ten opzichte van de Arabische buurlanden van Turkije. Dit was belangrijk aangezien Irak en Syrië tegen het GAP protesteerden. Door minder afhankelijke te zijn van bijvoorbeeld olie uit Irak werd de

onderhandelingspositie van de tegenstanders van Turkije verzwakt. De relatie tussen Turkije en haar buurlanden wordt later in het hoofdstuk verder besproken. De ontwikkeling van landbouw was ook van belang voor de Turkse regering aangezien zij zichzelf als doel had gesteld de graanschuur van Centraal Azië en de Balkan te worden na de val van Sovjet-Unie.39 Met groeiende export van

landbouwproducten zou de regio een kapitaalinjectie moeten krijgen. Dit zou vervolgens de basis moeten zijn voor de groei en modernisering van de industrie in het Zuidoosten van Anatolië. De industriële sector zou vervolgens de meeste werkgelegenheid en inkomsten moeten genereren.40

Sociaaleconomische veranderingen in Zuidoost-Anatolië.

In het midden van de jaren 1980 kwamen er veranderingen in de doelen en de plannen van het GAP. In een veiligheidsanalyse van de GAP regio, opgesteld door Frederick M. Lorenz en Edward J. Erickson in opdracht van het ministerie van defensie van de Verenigde Staten, schrijven de twee auteurs over Zuidoost-Anatolië dat ‘Except for the Western region, history and progress seem to have bypassed both the inhabitants and the land’.41 De Turkse regering was meer dan een decennia eerder ook tot

deze conclusie gekomen en in 1986 besloot de regering het plan van het GAP uit te breiden. Het 37 Southeaster Anatolia Project. Regional Development Administration, History of GAP.

http://www.gap.gov.tr/en/history-of-gap-page-3.html (laatst bekeken op 22-06-2016). 38 Evren, “The rise and decline of an anti-dam campaign,” 409.

39 M. Daoudy, “Asymmetric Power: Negotiating Water in the Euphrates and Tigris,” International Negotiation Vol. 14, No. 2 (2009), pp. 361-391, 376.

40 H. D. Altinbilek, “Water and Land Resources Development in Southeastern Turkey,” International Journal of Water Resources Development Vol. 13, No. 3 (1997), pp. 311-332, 322.

(18)

project moest de gehele sociale en economische situatie in het achtergestelde zuidoosten van Anatolië verbeteren. Het waterbeheer moest hierbij in de bredere context van ontwikkeling vallen om zo history en progress naar het gebied te brengen.42 Dit betekende dat Zuidoost-Anatolië meer

betrokken moest worden bij de economische en sociale vooruitgang die de rest van Turkije doormaakte. Het gebied moest uit haar achterstelling en isolement getrokken worden. De huidige Turkse regering van Recep Erdoğan stelde op de site van de RDA dat het GAP in 1986 een integrated project werd tussen irrigatie en de sociale context van mensen in de regio.43 De DSI stelde dat de

nieuwe irrigatiewerken niet alleen voor verbetering in het waterbeheer moesten zorgen, maar ook voor verbeteringen in de algemene levensstandaard van de mensen in de regio. Binnen de context van sociaaleconomische vooruitgang moesten de irrigatienetwerken aangelegd worden. Om dit te verwezenlijken kreeg het Statelijke Planbureau (Devlet Planlama Teşkilat) de opdracht een integraal ontwikkelingsplan voor de regio op te stellen en dit uit te voeren. Dit plan werd in 1989 voltooid en werd het GAP Master Plan genoemd.

De directe reden voor het uitbreiden van het GAP in 1986en het opstellen van het GAP

Master Plan was de Koerdische kwestie. Om de link tussen het GAP en de Koerdische Kwestie uit te

leggen moet eerst meer politieke context over de jaren 1970 en 1980 gegeven worden. In 1980 pleegde het Turkse Opperbevel een militaire coup. Hierbij werd Demirel afgezet als premier. Het leger had de coup gepleegd omdat zij de rust in het land wilde doen terugkeren na de grote onrust die was ontstaan aan het einde van de jaren 1970. Het land was in economische crisis en er waren

gewelddadige protesten. In de periode van chaos waren er te veel kleine partijen in het parlement met een eigen agenda. Dit had als gevolg dat de constant wisselende coalities niet efficiënt konden regeren.44 Bijzonder was dat het de Turkse regering, ondanks deze bestuurlijke wanorde, lukte om het

GAP te verwezenlijken en te beginnen met de uitvoering van het project. Dit geeft aan dat het project voor alle partijen in het Turkse parlement een belangrijk punt was en dat zij het er over eens waren dat het GAP uitgevoerd moest worden.

Het leger voerde na de coup enkele veranderingen door om de bestuurlijke chaos van meerdere kleine partijen te doorbreken. Het Opperbevel gaf de president meer macht en meer controle over de maatschappij (zoals kranten en vakbonden) en voorkwam dat kleine partijen met minder dan 10 zetels in het parlement konden komen. Turgut Özal, het hoofd van de Moederland Partij, won de eerste verkiezingen na de militaire coup in 1983 en hij herstelde de Turkse economie.45

41F. M. Lorenz en E. J. Erickson, The Euphrates triangle: security implications of the Southeast Anatolia project (Washington, D.C.: National Defense University Press, 1999) 5.

42 Southeastern Anatolia Project. Regional Development Administration, History of GAP.

http://www.gap.gov.tr/en/history-of-gap-page-3.html (laatst bekeken op 22-06-2016).

43 Ibidem. http://www.gap.gov.tr/en/history-of-gap-page-3.html (laatst bekeken op 22-06-2016). 44 Cleveland, A History of the Modern Middle East, 264-265,

(19)

Een jaar later, in 1984, kwamen de Koerden onder leiding van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) in opstand tegen de Turkse regering van Turgut Özal. De Koerden wilden politieke en culturele

autonomie verkrijgen. De PKK pleegden aanslagen op vertegenwoordigers van de staat en de Turkse troepen reageerden hierop met represailles tegen de Koerden. Het al arme en achtergestelde Zuidoosten van Anatolië werd hierdoor nog zwaarder getroffen.46 Özal wilde de voedingsbodem voor

de rekrutering van de PKK en andere Koerdische partijen doen verdwijnen door middel van sociaal-economische vooruitgang aan de hand van het GAP. De Turkse regering van Özal besloot in 1986 dat het GAP veel groter en socialer gemaakt moest worden dan in eerste instantie in 1977 gepland was. Hij bepaalde dat er naast energiecentrales, irrigatienetwerken en infrastructuur ook gewerkt moest worden aan openbaar vervoer, educatie en zorg voor de bevolking van de provincies in het

Zuidoosten van Anatolië en dat had dus alles te maken met de Koerdische kwestie. De regio was niet alleen het armste van Turkije, het bevatte ook de grootste Koerdische populatie van het land. De leefomstandigheden van veel Koerden was slecht en de PKK maakte hier gebruik van bij het werven van volgelingen. De PKK verkondigde dat zij een alternatief bood voor de barre leefomstandigheden waarin veel boeren leefden. De PKK presenteerde zich als de verlossers van de Koerden, maar voerde in de praktijk vooral gewelddadige acties uit in de regio. De boeren bezaten vaak kleine stukjes land die in feite onder het beheer van grootgrondbezitters vielen.47 Deze grootgrondbezitters waren veelal

afstammelingen van nomaden die in de 18e eeuw van de Osmaanse heersers stukken land hadden

gekregen zodat zij zich zouden settelen. Op deze manier hoopten de Osmaanse Sultans de nomadische stammen in het Zuidoosten van Anatolië beter onder controle te krijgen. Deze grootgrondbezitters verkregen in de eeuwen daarna steeds meer land. Dit kwam doordat het gebruikelijk was dat elke boerenzoon een even groot stuk land erfde bij het overlijden van zijn vader. Hierdoor werd het land steeds verder opgedeeld totdat het niet meer te gebruiken was. De boeren moesten vervolgens het land verkopen of onder een grote landeigenaar gaan werken. De

grootgrondbezitters hadden de macht en de boeren leefden in een haast feodaal stelsel.48

De Turkse regering probeerde de problemen in de arme regio op verschillende manieren op te lossen. In de eerste plaats stelde zij herhuisvestingprogramma’s op voor boeren die hun land kwijtraakten door de stuwmeren die achter de dammen waren ontstaan. Cecilia Tortajada geeft aan dat veel boeren er niet voor kozen door de staat geholpen te worden bij de gedwongen verhuizing. Zij kozen vaak voor de financiële compensatie die ook werd aangeboden. Het snelle geld was

aantrekkelijker dan langdurige hulp. Veel boeren konden zich vervolgens echter niet goed redden omdat zij laag of niet geschoold waren en zich moeilijk konden aanpassen aan hun nieuwe 46 Ibidem, 489-490.

47 Çarkoğlu, “Domestic Concerns,” 49.

48 S. Erhan, “The Social Structure in the GAP Region and its Evolution,” Water Resources Development Vol. 13, No. 4 (1997), pp. 505-522, 510, 517.

(20)

leefomstandigheden.49 Daarnaast stelde lokale onderwijsinstellingen lesprogramma’s op voor boeren

die slechts geleerd hadden hoe zij het land moesten bewerken. Zij kregen onderwijs en training om op andere plekken in de maatschappij, zoals de industriële sector, te kunnen werken. Het openbare vervoer werd ook uitgebreid, zodat kinderen uit afgelegen dorpen naar school konden gaan. Voordat deze buslijnen werden ingevoerd was dit bijna onmogelijk. Tot slot besteedde de Turkse regering niet enkel aandacht aan de boeren maar ook aan de nomaden die in het Zuidoosten van het land

woonden. Door de bouw van dammen, irrigatienetwerken en infrastructuur begonnen de

graaslanden van de nomaden te verdwijnen. De Turkse regering gaf hen steun bij het settelen op een vaste plek.50

De plannen voor de uitbreiding van het GAP in 1986 leek een mooie belofte voor verbetering van de situatie van de de Koerden. Maar in het Zuidoosten van Anatolië kregen zij in de jaren 1990 vooral met geweld van het Turkse leger te maken. De macht van het Turkse leger bleek in die jaren sterker dan de vreedzame oplossing van Özal. Het Turkse Opperbevel zag de Koerdische kwestie als een puur militair probleem en niet als een sociaal-economisch. Zij wilde de PKK dan ook met geweld aanpakken en zij zette de regering onder druk om een ongelimiteerde oorlog tegen hen te kunnen voeren. De toenmalige premier Süleyman Demirel, die in 1987 weer terugkeerde in de politiek en in 1993 president werd, zwichtte voor deze druk en gaf het leger vrij spel.51 De tweedeling tussen

subjectieve factoren, de retoriek over het waterbeheer en de gemaakte plannen en de objectieve factoren, de uitvoering van de plannen en de situatie in de regio werd duidelijk in deze periode. De uitwerking van het GAP Master Plan uit 1986 dat voor de verbetering van de situatie van de Koerden moest zorgen verliep anders dan in eerste instantie bedacht was door Özal. In het Zuidoosten van Anatolië bestond de situatie in de jaren 1990 vooral uit het uitbreken van de strijd tussen de Koerdische PKK en het regeringsleger.

Als men naar de cijfers over de uitvoering van het GAP in de jaren 1980 en 1990 kijkt dan valt al snel op dat er selectief aan het project gebouwd werd. Lorenz en Erickson stellen dat in 1997 de totale energiecapaciteit van het project voor 90% compleet was, terwijl pas 10% van de geplande bouw van irrigatie infrastructuur was bereikt.52 De lokale sociaaleconomische vooruitgang die de

regering van Özal met het GAP Master Plan beloofd had, kreeg in de praktijk minder aandacht. De verbeteringen op het gebied van landbouw, infrastructuur, industrie, onderwijs en gezondheidszorg moesten allemaal positieve veranderingen voor de bevolking teweeg brengen. Dit bevestigt de theorie uit hoofdstuk 1 dat grote waterprojecten geassocieerd worden met modernisering. De Turkse 49 C. Tortajada, “Evaluation of Actual Impacts of the Atatürk Dam,” International Journal of Water Resources Development Vol. 16, No.4 (2000), pp. 453-464, 461.

50 Erhan, “The Social Structure in the GAP Region,” 518. 51 Cleveland, A History of the Modern Middle East, 490. 52 Lorenz, “The Euphrates Triangle,” 6.

(21)

regering presenteerde het GAP als symbool van vooruitgang. Het project zou de verlosser van de achtergestelde bevolking in de regio zijn. Tevens zou het voor meer eenheid in het land moeten zorgen, het Zuidoosten van Anatolië kreeg door het project een belangrijkere rol in de economie van Turkije. De regio zou zo meer bij de rest van het land betrokken raken, waar het eerder als een afgelegen gebied werd gezien.

Bij de uitvoering van het GAP werd echter al snel duidelijk dat in eerste instantie de meeste aandacht uitging naar de bouw van dammen voor energieopwekking. Hiermee kon de Turkse regering het meeste en het snelste geld verdienen en werd de internationale positie versterkt doordat Turkije minder afhankelijk werd van olie en gas uit andere landen. Voor de lokale bevolking betekende de bouw van dammen vooral gedwongen verhuizing en de vernietiging van de traditionele cultuur. Ook zorgde de dammen voor enorme ecologische veranderingen, zowel door de stuwmeren die achter de dammen ontstonden, als door de verminderde hoeveelheid water dat stroomafwaarts door de rivieren stroomde.53 Hierbij werd duidelijk dat voor de Turkse regering het geopolitieke belang van

waterbeheer van groot belang was in de vorm van energieopwekking. Zij wilden hierbij compenseren voor het zwarte goud dan in veel Arabische landen aanwezig was. Bij de uitvoering van het GAP was er dus een verschil tussen de subjectieve factoren die de Turkse regering verkondigde, namelijk dat het GAP vooral de levenssituatie in het Zuidoosten van Turkije moest verbeteren en de objectieve factoren van de uitvoering van het GAP, namelijk de focus op de bouw van waterkrachtcentrales en de lokale gevolgen daarvan voor mens en milieu.

Koerden, water en internationale betrekkingen.

De Koerdische kwestie in de regio van het GAP kende niet enkel lokale componenten. Syrië en Irak speelden een belangrijke rol bij de relatie tussen Koerden, water en de Turkse regering. Zoals eerder genoemd waren Syrië en Irak tegen het GAP. De twee landen waren bang dat door de irrigatie en dammen de kwantiteit en kwaliteit van het water dat naar hen toe zou stromen sterk zou afnemen. In dit onderzoek zal vooral de relatie tussen Turkije en Syrië onderzocht worden om toe te werken naar de analyse van het verdrag dat deze twee landen in 1987 sloten en dat in het derde hoofdstuk behandeld zal worden. Voor de Syrische Ba’ath regering was de hoeveelheid en de kwaliteit van het water dat door de Eufraat stroomde van belang om de boeren in het stroomgebied tevreden te houden. Hafiz al-Assad en zijn zoon Bashar al-Assad, respectievelijk president tussen 1971 en 2000 en president vanaf 2000 tot heden, heersten beiden over Syrië als hoofd van een kleine Alawitische elite, terwijl het grootste deel van het land Soennitische moslim is. De kleine Soennitische landeigenaren langs de oever van de Eufraat waren traditionele tegenstanders van Hafiz al-Assad en hij kon ze enkel 53 Harris, “Water and Conflict Geographies of the Southeastern Anatolia Project,” 757.

(22)

van opstand afhouden door te zorgen voor voldoende en goedkoop water. Çarkoğlu en Eder schreven in 2001 dat ‘The support of these groups is also likely to prove crucial for sustainability and

consolidation of the new Bashar regime’ toen Bashar al-Assad het presidentschap van zijn vader overnam na het overlijden van Hafiz in 2000.54

De leiders van Syrië, Hafiz al-Assad, en Irak, Saddam Hoessein, zagen de Turkse regering als hoofdschuldige van droogte en misoogsten in hun land sinds de start van het GAP in 1977. Volgens internationale experts zou de hoeveelheid water dat door uit de hoogvlaktes van Turkije naar lager gelegen gebieden stroomt, in de toekomst met 50% afnemen. Tussen de start van het GAP en het heden was de afname van het water dat naar Syrië en Irak stroomde echter nog minder groot, omdat het project nog niet voltooid was. Het watertekort in Syrië en Irak was dan ook nog niet zo groot als het mogelijk kon worden.55 De wetenschappelijk bewezen objectieve schuld van de Turkse regering

aan droogtes en misoogsten in Syrië en Irak was kleiner dan de subjectieve retoriek van Assad en Hoessein deed vermoeden. Assad voelde zich bedreigd door de Turkse plannen met de Eufraat en de Tigris. Minder water door de Eufraat zou namelijk als direct gevolg hebben dat de boeren langs de rivier in opstand zouden komen. Saddam Hoessein vreesde hetzelfde voor Irak. Tevens waren de regeringen van Syrië en Irak bang dat de Turkse regering de kraan helemaal dicht zou kunnen draaien ten tijde van een conflict met Turkije. Ondanks het feit dat water gewoon naar het zuiden stroomde, was de angst bij Assad en Houssein voor een volledige afsluiting groot. Door de vele dammen in de rivieren bezat de Turkse regering hier namelijk wel degelijk de mogelijkheid toe. Dit bevestigt de theorie uit het eerste hoofdstuk dat het niet zo veel uitmaakt wat de werkelijke rol van water is binnen internationale betrekkingen, de emotie die er bij vrijkomt heeft invloed op de relatie tussen landen. De angst voor het verlies van water dat als soeverein bezit werd gezien (de subjectieve factoren), was groter dan het daadwerkelijke verlies (de objectieve factoren).

Voor Syrië was de Koerdische kaart een mogelijkheid om tegenstand te bieden aan het GAP. Tot woedde van Turkije steunde de Syrische regering de PKK en gaf hen onderdak op Syrisch grondgebied vanaf de jaren 1980 toen de grote Koerdische opstand uitbrak. Tot rond het jaar 2000 was de situatie van de Koerden de enige troef die de Syrische regering bezat binnen de betrekkingen met Turkije en zij bleven deze kaart dan ook spelen. Turkije bleef bouwen aan het GAP en Syrië bleef de Koerden steunen.56 Waar de Syrische regering de Koerden steunden in de strijd tegen de Turkse

regering, vond de andere grote tegenstander van het GAP, de Irakese regering, juist een

gemeenschappelijke vijand in de Koerden met de Turkse regering. Het Irak van Hoessein kende haar eigen Koerdische Kwestie, net zoals Turkije. In beide landen wilden de Koerden autonomie krijgen ten 54 Çarkoğlu, “Domestic Concerns,” 64.

55 Daoudy, “Asymmetric Power,” 370.

(23)

koste van het centrale gezag. In de jaren 1970 waren er verschillende gewelddadige conflicten tussen de Koerdische minderheid die in het noorden van Irak leefden en de regering van Hoessein. In 1975 versloegen de Irakese troepen de Koerden, maar aan het einde van de jaren 1970 konden zij toch weer een verzetsbeweging vormen.57 Ook het Turkse leger voerde enkele aanvallen uit op Koerdische

basissen op Irakees grondgebied in de jaren 1980.58

Hafiz al-Assad en Saddam Hoessein waren beiden leiders van de Ba’th partij in Syrië en Irak. Assad en Hoessein ontwikkelden allebei een eigen tak van de Ba’th ideologie in hun land. Deze takken ondermijnden elkaar echter. De twee leiders waren bittere vijanden als het ging om regionale

dominantie.59 Dit had als gevolg dat de twee landen nooit een sterke vuist konden maken tegen het

GAP van Turkije. Zij bestreden het GAP los van elkaar en vormden geen gezamenlijke blok. De internationale problemen tussen Turkije, Syrië en Irak met betrekking tot water en de Koerden hadden als gevolg dat de Wereldbank projecten rond de twee rivieren niet wilde financieren omdat ze zich niet wilde branden aan de conflicten die er bij ontstonden.60 De Turkse overheid raakte

hierdoor in financiële moeilijkheden. Projecten die te maken hadden met bijvoorbeeld infrastructuur in de regio werden wél gefinancierd door de Wereldbank.61

Internationaal gezien was het weigeren van financiering van het GAP een van de weinige mogelijkheden om invloed uit te oefenen op Turkije. Syrië, Irak en Turkije zetten in 1982 een Gemeenschappelijke Technische Commissie van het Regionale Beheer van Water (JTC) op om de stroomgebieden van de Eufraat en de Tigris te controleren.62 Deze Commissie had echter een zwakke

controlepositie en geen uitvoerende macht om conflicten op te lossen.63 Hierdoor kon Turkije vrij

ongestoord zijn gang gaan op internationaal gebied. De Turkse regering beriep zich hierbij op de Harmon Doctrine die stelt dat een rivier die door een staat stroomt als soeverein bezit beschouwd mag worden door die staat. De desbetreffende staat hoeft hierbij geen rekening te houden met het gebruik van de rivier door ander landen, maar mag het water gebruiken waarvoor en wanneer de regering het wil.64 Deze Doctrine werd in 1896 opgesteld in de Verenigde Staten tijdens een conflict

met Mexico over de Rio Grande. De regering van de VS volgde de doctrine echter nooit en het valt te

57 Cleveland, A History of the Modern Middle East, 427. 58 Lapidus, A History of Islamic Societies, 509.

59 Cleveland, A History of the Modern Middle East, 414, 436.

60 M. Bayazit en I. Avci, “Water Resources of Turkey: Potential, Planning, Development and Management,” International Journal of Water Resources Development Vol. 13, No. 4 (1997), pp. 443-452, 448.

61 Southeaster Anatolia Project. Regional Development Administration, Internationally Funded Projects.

http://www.gap.gov.tr/en/internationally-funded-projects-page-15.html (laatst bekeken op 22-06-2016). 62 Food and Culture Organization of the United Nations, AQUASTAT, Turkey: International Water Issues.

http://www.fao.org/nr/water/aquastat/countries_regions/Profile_segments/TUR-IntIss_eng.stm (laatst bekeken op 27-06-2016).

63 Daoudy, “Asymmetric Power,” 376-377.

(24)

betwisten of deze tot het internationale waterrecht gerekend kan worden.65 Syrië en Irak stelden aan

de andere kant dat de Eufraat en de Tigris internationale rivieren zijn en dat alle landen waar zij doorheen stromen gelijke rechten hebben op het water. Omdat er geen duidelijke internationale afspraken over dit soort internationale rivieren zijn, kunnen beide partijen zich op ander recht beroepen. Dit komt er in de praktijk op neerkomt dat er bij conflicten niks wordt gedaan op (gerechtelijk) internationaal niveau. Voorbeeld hiervan is dat het GAP binnen de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vrijwel nooit behandeld is.

Syrië en Irak hadden redenen om angstig te zijn voor de gevolgen van het GAP, al was de situatie niet zo erg als de regeringen van de twee landen deden voorkomen. Door dammen en meer landbouw in het Turkse deel van het stroomgebied stroomde er minder water door de rivieren. Het project is echter nog niet voltooid en de situatie kan daardoor nog veranderen. Bovendien waren de regeringen van Syrië en Irak bang dat Turkije de kraan helemaal dicht zou draaien zodra de landen in een groot conflict geraakten. Turkije heeft tot nu toe nog geen gebruik gemaakt van deze macht, al claimen Syrië en Irak van wel. Bijvoorbeeld in het geval van het vullen van de Atatürkdam in 1990. Het protest van de Syrische regering tegen de dam was groot, omdat 50% van het gebruikte water in Syrië uit de Eufraat komt. De rivier wordt gebruikt voor drinkwater van de grote steden, industrie,

landbouw en energieopwekking.66 De Turkse regering had Syrië en Irak bericht over het vullen van het

stuwmeer achter de dam, wat zou leiden tot kortstondige vermindering van het water dat door de Eufraat zou stromen.67 Toen de Turkse regering dit plan in werking stelde kwam er echter een storm

van verontwaardiging los bij de regeringen van Irak en Syrië en bij de verschillende Arabische media. Het vullen van de dam duurde een maand en daarna kwam de hoeveelheid water dat door de Eufraat stroomde weer terug op het oude niveau.68 Turkije werd er van beschuldigd de dam voor politieke

doeleinde te gebruiken ten nadelen van Syrië en Irak, terwijl er enkel technische redenen waren om de kwantiteit van het water voor korte tijd te verminderen.69 Dit voorbeeld is symptomatisch voor de

relatie tussen de drie landen op het gebied van water. Syrië en Irak staken de hand niet in eigen boezem maar legden (en doen dit nog steeds) alle problemen met water die in hun land aanwezig waren bij Turkije neer, terwijl internationale waterexperts aangeven dat zij zelf veel binnenlandse fouten maakten in hun manier van omgang met water.70 Hoeveel minder water er door de bouw van

65 S. C. McCaffrey, “The Harmon Doctrine One Hundred Years Later: Buried, Not Praised,” Natural Resources Journal Vol. 36, No. 4 (1996), pp.965-1008, 965, 969-970.

66

N. A. Zawahri, “Stabilising Iraq's Water Supply: What the Euphrates and Tigris Rivers Can Learn from the Indus,” Third World Quarterly, Vol. 27, No. 6 (2006), pp. 1041-1058, 1044.

67 Altinbilek, “The Role of Dams in Development,” 327.

68 Food and Culture Organization of the United Nations, AQUASTAT, Turkey: International Water Issues.

http://www.fao.org/nr/water/aquastat/countries_regions/Profile_segments/TUR-IntIss_eng.stm (laatst bekeken op 17-062016).

69 Altinbilek, “The Role of Dams in Development,” 327. 70 Hakki, “Turkey, Water and the Middle East,” 454-455.

(25)

het GAP naar Syrië en Irak stroomde en welke schade dit aanrichtte valt nog niet te zeggen. Wat wel duidelijk wordt is dat vooral de angst voor het verlies van water bij de regeringen van Syrië en Irak een grote rol speelde binnen de betrekkingen in de regio. De emotie die vaak de overhand krijgt bij conflicten over water was een belangrijke factor in de uitingen van de regeringen van Syrië en Irak. De positie van Turkije ten opzichten van Syrië en Irak op het gebied van waterbeheer is veel sterker en voordeliger en zal waarschijnlijk alleen maar verder verbeteren. In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan het Turks-Syrische Verdrag dat in 1987 gesloten werd.

Hoofdstuk 3. Het Turks-Syrische Verdrag (1987).

In dit hoofdstuk zal het Turks-Syrische verdrag uit 1987 onderzocht worden. Dit verdrag bevatte de eerste afspraken over het water van de Eufraat en de Tigris tussen Turkije en Syrië sinds het begin van het uitvoeren van het GAP. Eerst wordt kort de politieke context in en tussen Turkije en Syrië en de situatie van het GAP in 1987 geschetst. Vervolgens zal het verdrag geanalyseerd worden. Het verdrag werd ondertekend door de Syrische premier Dr. Abdul Raouf El-Kassem en de Turkse premier Turgut Özal. Het verdrag was bilateraal en werd getekend in Damascus. In 1999 werd het opgenomen binnen de Verdragen Serie van de Verenigde Naties (United Nations – Treaty Series). De Treaty Series van de Verenigde Naties is een manier om toegang te krijgen tot en onderzoek te doen naar bi- en

multilaterale verdragen. De verdragen die gesloten worden tussen landen lijken vaak omringd door mystiek. Met behulp van de Treaty Series kan de afstand tussen de hoogste politici en de wetenschap doorbroken worden. In deze scriptie wordt een combinatie gemaakt tussen deze verdragen en secundaire literatuur over hetzelfde onderwerp om te onderzoeken of de gemaakte afspraken in de praktijk ook uitgevoerd werden.

Özal was in 1983 verkozen tot minister-president van Turkije bij de eerste verkiezingen na de

coup d’état van het leger in 1980. El-Kassem was minister-president van Syrië van 1980 tot 1987 als

lid van de Ba’ath partij van president Hafiz al-Assad. Hoewel El-Kassem het verdrag ondertekende was de goedkeuring van Assad doorslaggevend. Assad had sinds 1971 de absolute macht in handen in Syrië en hij bestuurde als leider van de Ba’ath partij het land. Hij had in de jaren 1980 door middel van een grote publiciteitscampagne een cultus gecreëerd rondom zijn persoonlijkheid waarin hij geportretteerd werd als een superman.71 Assad was de ultieme autoriteit in Syrië. Over de meeste

zaken, zowel groot als klein, nam Assad de beslissingen. Assad had een sterk bewustzijn over de 71 Seale, Asad, 339.

(26)

grootsheid van Syrië en de leidende rol die het land wilde vertolken in de Arabische politiek.72

Gezichtsverlies ten opzichte van Turkije op het gebied van waterbeheer was dan ook niet wenselijk. De relatie tussen de regeringen van Syrië en Turkije was in 1987 niet goed. De regering van Assad gaf onderdak aan de leider van de PKK, Abdullah Öcalan, en gaf de Koerdische organisatie logistieke steun en hulp bij de training van strijders in het deel van Libanon dat toentertijd door Syrië bezet werd.73 Tevens was de Syrische regering al sinds de start van het GAP tegen het Turkse project

en verzette Assad zich hier tegen zonder succes. Hoewel het verband tussen water en de Koerdische kwestie niet genoemd werd in het verdrag, was dat een van de belangrijkste onderwerpen van discussie binnen de betrekkingen tussen Syrië en Turkije. Çarkoğlu geeft aan dat de meeste analisten van het Turks-Syrische verdrag van mening waren dat de belangrijkste reden dat Özal in 1987 naar Damascus was gekomen om afspraken te maken over veilige grenzen.74 De Koerdische kwestie was

een van de belangrijkste politieke vraagstukken in de Turkse politiek in 1987 en de steun van de Syrische regering aan de PKK was hiermee verbonden.75

Het verdrag tussen Turkije en Syrië ontstond officieel echter om een andere reden dan de Koerdische kwestie. In 1987 begon de bouw van de Atatürkdam als onderdeel van het GAP.76 In

datzelfde jaar reisde Özal naar Damascus om een verdrag te sluiten over het water dat vanuit Turkije naar Syrië stroomde. Özal en Assad kwamen overeen dat er elke maand 500 kubieke meter per seconde door de Eufraat naar Syrië moest stromen. Zoals hierboven aangegeven was de voornaamste reden van de Turkse regering om het verdrag te sluiten de afspraken met de Syrische regering over grensveiligheid. De waterafspraken waren hierbij vooral bedoeld als worst om de Syrische regering voor te houden.77 Beide lande spraken ook af om te stoppen met het steunen van gewelddadige

bewegingen op andermans grondgebied.78 Hiermee had Özal in ieder geval op papier zijn doel

bereikt. Er werd niet specifieke duidelijk gemaakt om welke gewelddadige bewegingen het ging, maar vanuit het Turkse kamp werd de steun van de Syrische regering aan de PKK bedoeld.

In de jaren nadat het verdrag gesloten was kwam er vanuit het Syrische kamp veel kritiek op de 500 kubieke meter die was afgesloten in 1987. Volgens de regering van Assad was deze

hoeveelheid te weinig en kwam Turkije haar beloften van een regelmatige toevoer van water niet na. Aan de ander kant stopte Assad niet met de steun aan de PKK, mede omdat hij vond dat Syrië nog steeds te weinig water kreeg.79 Bij de onderhandelingen tussen Syrië en Turkije had de Turkse

72 Ibidem, 342-343, 350.

73 W. M. Hale, Turkish Foreign Policy, 1174-2000 (New York 2013) 127. 74 Çarkoğlu, “Domestic Concerns,” 60.

75 I. N. Grigoriadis en A. N. Ansari, “Turkish and Iranian Nationalisms.” In: Y. M. Choueiri ed., A Companion to the History of the Middle East (Malden 2005), pp. 313-333, 319.

76 Hale, Turkish Foreign Policy, 127. 77 Çarkoğlu, “Domestic Concerns,” 60. 78 Hale, Turkish Foreign Policy, 127. 79 Ibidem, 127.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

disposition de la décision, qui est celle à partir de laquelle les parties peuvent réellement prendre connaissance de son contenu (Seher Karataş c. En l’espèce, la Cour observe

Als gekeken wordt naar het gebruik van rationele argumenten, zoals de politiek, economie en vooruitgang, aspecten die objectief zijn vast te stellen, kan geconcludeerd worden dat

gen van de dominee en autodidactische oriëntalist (en later professor in Leiden) Jo- hannes Heyman in de jaren 1700 tot 1709, en die van Johannes Aegidius Egmond van der Nyenburg in

Die invloed word gesien in die feit dat ook Locke vanuit die idees in die mens se verstand gewerk het en ook van 'n Foundationalist epistemologiese denkraamwerk gebruik gemaak

For individual fats, we found an inverse association between saturated fatty acid intake, total mortality, non- cardiovascular disease mortality, and stroke risk without any

Achtereenvolgens worden in deze bijdrage behandeld: de positie van Turkije in Europa voor en na de Tweede Wereldoorlog; de geschiedenis van de contacten tussen de EU en Turkije; en

One in which images only contain a single dolphin, a set with multiple and the combination of both the datasets.Because of increased accuracy with multiple dolphins in an image,

For Hypothesis 2.2 and 2.4 first results are obtained with KEYLINK as it is, comparing the model outputs of nutrient cycles and biomass accumulation between the early- to the late