• No results found

De relatie tussen de knie valgushoek en MTSS bij eerstejaars ALO studenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen de knie valgushoek en MTSS bij eerstejaars ALO studenten"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen de knie valgushoek en

MTSS bij eerstejaars ALO studenten

Stef Kaashoek (500667755)

Academie voor Lichamelijke opvoeding

Domein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam 29 juni 2017

1e gelegenheid

(2)

Inhoud

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 Inleiding ... 5 Methode ... 10 Proefpersonen ... 10 Procedure ... 10 Interventie/werkwijze ... 10 Meetinstrumenten ... 11 Data-analyse ... 11 Resultaten ... 13 Resultaten deelvraag 1: ... 14 Resultaten deelvraag 2: ... 15 Resultaten deelvraag 3 en 4: ... 16 Discussie ... 17 Conclusie ... 20 Bijlagen ... 25

Bijlage 1: Dynamische model van Füller. ... 25

Bijlage 2: Toestemmingsverklaring, Intake en Vragenlijst ... 26

Bijlage 3: Protocol Single-leg squat ... 41

Bijlage 4: Relevante SPSS-outputs ... 46

(3)

Voorwoord

Voor mijn afstudeeronderzoek heb ik gekozen voor het onderdeel sportzorg. Sinds ik op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding zit ben ik altijd al geïnteresseerd geweest in de vakken Fysiologie, Anatomie en trainingsleer. Zelf ben ik in het verleden veel geblesseerd geweest en ben constant opzoek naar manieren om dit te voorkomen. Hoewel MTSS geen blessure is waar ikzelf ooit last van heb gehad is het wel een blessure die ik vaak terug hoor komen binnen ALO studenten. Dit is dan ook de reden dat ik heb gekozen voor dit onderzoek. Samen met Silvio Morit ben ik aan de slag gegaan met het analyseren van beeldopnames waar ontzettend veel tijd in ging zitten. Gelukkig is het ondanks de drukte gelukt om het dit op tijd af te ronden en aan het schrijven van het onderzoek te beginnen. Ik vond het erg leuk om dit onderzoek te doen en heb er ontzettend veel van geleerd. Zowel over de inhoud van het onderzoek als over “het schrijven” van het onderzoek heb ik nu meer kennis. Ik wil graag Silvio bedanken die de helft van mijn taak als onderzoeker heeft weggenomen door samen te werken aan de filmbeelden. Daarnaast wil ik graag mijn begeleider Sander Plomp en Sander Bliekendaal bedanken voor hun feedback en hulp tijdens het schrijven en uitvoeren van dit onderzoek. Als laatst bedank ik mijn vader voor het meedenken over de inhoud/richting van het onderzoek.

(4)

Samenvatting

Het doel van het onderzoek was om te kijken of er een correlatie is tussen de single-leg squat test en het krijgen van MTSS bij de studenten van het eerste jaar op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam. Waar het landelijk gemiddelde op 0,36 blessures per jaar lag, heeft deze groep een blessure incidentie van 2,52 gevallen per jaar. In 14% van de blessuregevallen is dit Mediaal Tibiaal Stress Syndroom (MTSS). Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag wordt er onderzocht of er een significant verschil is tussen de grootte van de valgushoek in de knie tijdens het uitvoeren van de Single-leg squat bij studenten met MTSS en zonder MTSS. Door middel van vragenlijsten werd er onderzocht of studenten MTSS hadden. De valgushoek van de Single-leg squat werd met behulp van het programma Kinovea berekend. De vergelijking tussen de single-leg squat en de vragenlijst werd uiteindelijk gemaakt met een independent sample t-test in het dataverwerkingsprogramma SPSS. Uit de resultaten bleek er geen significante relatie te zijn tussen de gemiddelde grootte van de valgushoek tijdens het uitvoeren van de single-leg squat en het ontstaan van MTSS (t=0,513; df=411; p=0,608). De gemiddelde scores van de single-leg squat test bij benen met MTSS (N=58) was 165,569 graden (SD=10,946). Bij benen die dit schooljaar geen MTSS opliepen (N=355) was de gemiddelde score 166,293 graden (SD=9,790). Uit de resultaten blijkt dus dat er voor de onderzochte onderdelen geen relatie is tussen de grootte van de valgushoek en het krijgen van MTSS bij studenten van het eerste jaar van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. De single-leg squat test is dus geen goede test voor het voorspellen van MTSS.

(5)

Inleiding

Op 9 december 2015 kopt de website van het NRC: “Sportblessures kosten 1,5 miljard euro per jaar.” In dit artikel wordt geschreven dat kamerlid Michiel van Nispen van de SP tijdens de behandeling van de begroting van de minister van Volksgezondheid, Welzijn & Sport zijn zorgen uitte over de preventie van sportblessures. Volgens het kamerlid zijn de kosten niet alleen gericht op de behandelingen van de blessures, maar gaat het hierin ook om de totale maatschappelijke kosten. Bij maatschappelijke kosten kan men denken aan verzuimkosten van het werk of reiskosten naar arts/fysiotherapeut (Wijnen, 2015).

Veiligheid NL (2015) kan deze cijfers bevestigen. Zij melden namelijk dat maar een derde van alle kosten bestaat uit de medische kosten bestaande door een bezoek aan de spoedeisende hulp, arts, fysiotherapeut of specialist. De overige kosten zijn voornamelijk verzuimkosten

(VeiligheidNL, 2015).

Tussen 2010 en 2013 besteedde de gemiddelde Nederlander 156 minuten per week aan sport. (CBS, 2015) In 2013 deed van de gehele Nederlandse bevolking 56% wekelijks aan sport. Dit betekent dat er in totaal 8,5 miljoen Nederlanders wekelijks aan sport deden (Louwen & van Grinsven, 2016). Volgens Bliekendaal, Goossens en Stubbe (2017) heeft de gemiddelde actieve bevolking een blessure incidentie van 0,36 gevallen per jaar. Dit betekent dat elke actieve Nederlander gemiddeld ongeveer één keer in de drie jaar geblesseerd raakt (Bliekendaal, Goossens, & Stubbe, 2017).

Volgens Veiligheid NL (2015) waren er in het jaar 2013 naar schatting 4,5 miljoen

blessuregevallen in Nederland. Van deze blessures ontstonden 3,2 miljoen blessures plotseling. De overige blessures (1,3 miljoen) ontstonden geleidelijk. In 42% van de blessuregevallen ging men opzoek naar medische behandeling en werd daarbij voornamelijk gebruik gemaakt van de fysiotherapeut en de huisarts. Van alle blessures ontstond 62% op de onderste extremiteit (benen/heup). Opvallend is dat uit het onderzoek van VeiligheidNL (2015) blijkt dat bij geleidelijk ontstane blessures het percentage van de prevalentie (“het aantal blessures dat op enig moment aanwezig is”) hoger is dan het percentage van de incidentie (aantal blessures dat jaarlijks optreedt). Dit betekent dat er kan worden gesteld dat blessures die geleidelijk ontstaan een langere herstelperiode nodig hebben dan blessures die plotseling ontstaan (VeiligheidNL, 2015).

Nu blijkt dat blessures die geleidelijk zijn ontstaan een langere herstelperiode nodig hebben is er een zeker belang om te kijken of dit soort blessures kunnen worden voorkomen. Uit eerder onderzoek van Veiligheid NL (2014) blijkt ook nog dat sinds 2006 de hoeveelheid geleidelijk

(6)

ontstane blessures met de helft is toegenomen. Voor alle geleidelijk ontstane blessures (1,4 miljoen) waren er in het jaar 2013 in totaal 540.000 medische behandelingen nodig. Hardlopen heeft hierin het grootste aandeel. Het zorgt namelijk voor 28% van de blessures. De blessures ontstonden het vaakst bij jonge mannen. De incidentie voor een geleidelijk ontstane blessure bij mannen is namelijk 0,66 blessuregevallen per 1000 sporturen, terwijl dit bij vrouwen 0,52 blessuregevallen is. Dat betekent dat de gemiddelde man elke 1515 sporturen één blessure krijgt en de gemiddelde vrouw voor elke 1923 sporturen één blessure krijgt (VeiligheidNL, 2014). Net als bij alle landelijke sportblessures ontstaan bij alle geleidelijk ontstane blessures de meeste blessures op de onderste extremiteit. Uit de cijfers van Veiligheid NL (2014) die gericht zijn op geleidelijk ontstane blessures blijkt namelijk dat 57% van de gevallen op de onderste extremiteit ontstaat (VeiligheidNL, 2014).

Een geleidelijk ontstane blessure ontstaat wanneer de belasting op de fysieke structuren groter is dan de belastbaarheid van deze structuren. Parameters gedurende de trainingen die hierbij een belangrijke rol spelen zijn frequentie, duur en intensiteit van de verschillende te trainen

onderdelen(Hreljac, 2004). Op het moment dat de belasting boven de belastbaarheidsgrens van de structuren komt of als de structuren niet genoeg tijd krijgen om te herstellen van een training, dan kan dit leiden tot een overbelastingsblessure (Kjær et al., 2006). Zo wordt bij hardlopers vaak de fout gemaakt dat er geen goede trainingsopbouw is en dat ze te snel te veel willen (Bredeweg & Buist, 2010).

Uit meerdere onderzoeken blijkt dat het uitvoeren van een blessurepreventieprogramma voor geleidelijk ontstane blessures ervoor kan zorgen dat de kans op deze blessure kleiner wordt. Soomro et al. raden dan ook aan dat orthopeden, fysiotherapeuten en sporttrainers

blessurepreventie programma’s aanbieden voor sporters (Soomro et al., 2016).

Een groep die opeens een toename heeft in de fysieke belasting zijn studenten in het eerste jaar van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) te Amsterdam. Volgens Bliekendaal et. al. (2017) besteden de eerstejaars studenten voor het beginnen aan de opleiding gemiddeld 410 min/week aan sport. Tijdens de opleiding gaat de belasting omhoog en besteden zij gemiddeld 960 min/week aan sport. Deze toename komt door de sportlessen (11,5 uur per week) die in het eerste jaar op de ALO worden aangeboden (Bliekendaal et al., 2017). Als er wordt gekeken naar de hoeveelheid blessures bij eerstejaars studenten van de ALO is het volgende te zien. Waar het landelijk gemiddelde op 0,36 blessures per jaar lag, heeft deze groep een blessure incidentie van 2,52 gevallen per jaar. Dit betekent dat in de periode waarin een normale sporter gemiddeld één keer geblesseerd raakt (in drie jaar), raakt een ALO student gemiddeld zeven keer geblesseerd. Van alle blessures onder eerstejaars ALO studenten was 43% zwaar (duur van de blessures is

(7)

>28 dagen) en 26% gemiddeld (8-28 dagen) (Bliekendaal et al., 2017). In een ander onderzoek met dezelfde doelgroep komt naar voren dat 52% van de studenten die geblesseerd raakten meer dan een week niet konden deelnemen aan de praktijklessen. In 81,7% van deze gevallen werd er medische hulp gezocht (Goossens, Verrelst, Cardon, & De Clercq, 2014). In hetzelfde

onderzoek kwam naar voren dat er een groot verschil zit tussen mannen en vrouwen in de hoeveelheid opgelopen blessures tijdens de praktijklessen op school. Zo hebben vrouwen een incidentie van 2.26 blessuregevallen per 1000 sporturen. Bij mannen is deze incidentie 1.37. Dit betekent dat vrouwen per 1000 sporturen 1,65 keer vaker geblesseerd raken dan mannen

(Goossens, Verrelst, Cardon, & De Clercq, 2014).

Fuller (2006) definieert een blessure als: Elke fysieke klacht die wordt opgelopen door een sporter tijdens het sporten ongeacht de medische aandacht of het tijdsverlies voor verdere activiteiten (Fuller et al., 2006). Om de ontstaanswijze van zo’n blessure te ontdekken maakte Meeuwise (2007) een dynamisch model (figuur 1). In dit model wordt er gekeken naar de sporter met al zijn intrinsieke risicofactoren (predisposed athlete). Intrinsieke risicofactoren zijn alle lichamelijke eigenschappen die een sporter bezit die kunnen zorgen voor een blessure (bijvoorbeeld leeftijd, botdikte en kracht). Deze sporter wordt blootgesteld aan extrinsieke factoren (susceptible athlete). Dit zijn factoren die van buiten het lichaam invloed kunnen uitoefenen op het krijgen van blessures (bijvoorbeeld weer, omgeving en materiaal). Tijdens het sporten kunnen er wel of geen blessures ontstaan. Als er wel een blessure ontstaat zal een sporter of herstellen van deze blessure of niet meer herstellen en stoppen met de sportdeelname. Als de sporter wel kan herstellen van de blessure vindt er eventueel adaptatie (mogelijke

aanpassing in zowel intrinsieke als extrinsiek factoren) plaats en komt hij terug aan het begin van het model. Als er geen blessure ontstaat kan er alsnog adaptatie plaatsvinden en komt de sporter ook terug aan het begin van het model. Van hieruit begint het proces voor de sporter opnieuw met de eventuele intrinsieke of extrinsieke aanpassingen. Het volledige model is toegevoegd in bijlage 1 (Meeuwise, 2007).

Volgens Goossens et. al ontstaan de meeste blessures bij ALO studenten aan het onderbeen (22,9% van alle blessures) (Goossens et al., 2014). Opvallend is dat blessures op het onderbeen ongeveer drie keer vaker voorkomen bij ALO studenten dan bij de landelijke bevolking met sportblessures (7%) (VeiligheidNL, 2015). Bliekendaal et. al (2017) voegen hieraan toe dat 14% van alle blessures op de ALO worden gediagnosticeerd als Mediaal Tibiaal Stress Syndroom (MTSS) (Bliekendaal et al., 2017).

MTSS is een overbelastingsblessure aan het scheenbeen. Er vinden stressreacties aan het scheenbeen en de omliggende spieren plaats wanneer het lichaam niet in staat is goed te

(8)

herstellen na herhaaldelijke spiercontracties in dit gebied (Galbraith & Lavallee, 2009). MTSS wordt omschreven als pijn aan de mediale achterkant van de tibia tijdens het sporten, waarbij er over een afstand van minimaal vijf centimeter pijn te voelen is tijdens palpatie van de Tibia (Moen, Tol, Weir, Steunebrink, & Winter, 2009). Volgens deze onderzoekers zijn het hebben van een hoge Body mass index (BMI), vergrote exo- en endorotatie van de heup, kuitdikte en overpronatie van de voet intrinsieke risicofactoren voor het krijgen van MTSS (Moen et al., 2009).

In het artikel van Moen et al. wordt beschreven dat de quadricepshoek (Q-hoek) geen intrinsiek risicofactor voor MTSS is (Moen et al., 2009). De Q-hoek is de hoek tussen de verticale as van het been en de lijn die van de Spina Iliaca Anterior Superior (SIAS) naar het midden van de Patella loopt (Broos, 1991). Uit een ander onderzoek blijkt dat het hebben van een vergrote Q-Hoek (meer dan 17 graden) niet voor een significant grotere valgushoek in de knie zorgt. Volgens Powers is een grote dynamische valgushoek in de knie wel een voorspeller voor het krijgen van blessures. Deze valgushoek is de laterale hoek tussen het femur en het onderbeen. Blessures die regelmatig voorkomen bij mensen met een vergrote dynamische valgushoek zijn voorste kruisband blessures en patellofemorale gewrichtsdisfunctie (Pantano, White, Gilchrist, & Leddy, 2005). Een dynamische valgushoek ontstaat wanneer een persoon een beweging uitvoert waarbij gewicht wordt gedragen. Overmatige heupadductie en endorotatie veroorzaakt door verminderde heupkracht is volgens Powers hier de oorzaak van (Powers, 2010). Uit meerdere onderzoeken blijkt dat vrouwen tijdens het sporten grotere knie-valgus momenten en hoeken hebben dan mannen. Dit zou volgens Powers ook de oorzaak zijn voor het verschil van de hoeveelheid kruisbandblessures tussen mannen en vrouwen (Powers, 2010).

Volgens Crossley et.al (2011) is het uitvoeren van de single-leg squat test een goede manier om te ontdekken of iemand een verminderde heupkracht heeft (Crossley, Zhang, Schache, Bryant, & Cowan, 2011). Tegelijkertijd kan hiermee ook worden getest of iemand een dynamische valgushoek heeft (Ugalde, Brockman, Bailowitz, & Pollard, 2015). Hoewel er onderzoek is gedaan naar de relatie tussen de Single-leg squat en knieblessures is er nog geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen de Single-leg squat en MTSS bij eerstejaars ALO studenten. De onderzoeksvraag is als volgt:

Is er een correlatie tussen de grootte van de valgushoek in de knie tijdens het uitvoeren van de single-leg squat en het ontstaan van MTSS bij studenten van het eerste jaar aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam?

(9)

De deelvragen die worden gebruikt om deze vraag te beantwoorden zijn:

Is er een significant verschil in de gemiddelde grootte van de valgushoek tijdens het uitvoeren van de single-leg squat bij eerstejaars ALO studenten met MTSS en zonder MTSS bij het uitvoeren van de single-leg squat?

Is er een significant verschil in de gemiddelde grootte van de valgushoek tijdens het uitvoeren van de single-leg squat tussen mannen en vrouwen met MTSS?

Is er een significant verschil in de gemiddelde grote van de valgushoek tijdens het uitvoeren van de single-leg squat bij mannen met MTSS en mannen zonder MTSS?

Is er een significant verschil in de gemiddelde grote van de valgushoek tijdens het uitvoeren van de single-leg squat bij vrouwen met MTSS en vrouwen zonder MTSS?

Hypothese:

Hoewel er weinig bekend is over de validiteit van de test is er wel bewijs voor een relatie tussen de valgushoek tijdens de single-leg squat en blessures aan de onderste extremiteit. Zo zouden voorste kruisband blessures (zonder lichamelijk contact) en patellofemorale klachten mogelijk kunnen worden veroorzaakt door de grote van de valgushoek. (Hewett et al., 2005; Willson & Davis, 2008). Daarom wordt er verwacht dat er ook een verschil zal zijn in de grote van de valgushoek in de knie tijdens het uitvoeren van de single-leg squat bij eerstejaars ALO

studenten met MTSS en zonder MTSS (dit geldt ook voor de vergelijking tussen de mannen en de vrouwen met of zonder MTSS). Doordat vrouwen een groter knie-valgus moment hebben tijdens het sporten zal ook worden verwacht dat er een verschil zit tussen mannen en vrouwen binnen de groep met MTSS (Powers, 2010).

(10)

Methode

Proefpersonen

De proefpersonen voor dit onderzoek waren alle eerstejaars studenten van de Academie voor lichamelijke opvoeding. In totaal deden er aan dit onderzoek N=290 studenten mee. Dit totaal bestond uit N=220 (75,9%) mannen en N=70 (24,1%) vrouwen. Deze studenten hadden een gemiddelde leeftijd van 19,4 jaar (sd=2,1). Alle proefpersonen begonnen in September 2016 aan het eerste jaar van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Amsterdam (ALO). De ALO is een opleiding voor studenten die docent Lichamelijke Opvoeding willen worden. De

proefpersonen werden verdeeld over 5 klassen met daarin 30 studenten die allemaal hetzelfde curriculum volgden, maar in een andere volgorde. Tijdens het eerste jaar van de ALO zal de fysieke belasting tijdens het curriculum voor de studenten maximaal 10 uur in de week zijn. Naast de verdubbeling in lichamelijke activiteit tijdens de lessen hadden de studenten vier tentamenweken waarin de theorievakken worden getoetst.

Procedure

Alle studenten die waren toegelaten worden op de ALO Amsterdam namen deel aan een testdag. De studenten werden verdeeld over verschillende dagen binnen één week. Alle

studenten die tijdens deze week niet beschikbaar waren of een blessure hadden kwamen op een andere dag terug. Tijdens de testdag was er telkens een testleider aanwezig (Sander Bliekendaal of Sander Plomp). In samenwerking met zes studenten van de Fysiotherapieopleiding gingen zij de studenten testen. Van deze zes studenten waren er op elke dag minimaal vier aanwezig. Voorafgaand aan de testdag was er een intake worden gedaan en wordt er een

toestemmingsverklaring ondertekent (zie bijlage 2) door de deelnemers. Wanneer studenten jonger dan 18 jaar waren moesten deze een toestemmingsverklaring laten ondertekenen door een volwassene (ouder/voogd). Hierna werd er door de testleider gecheckt of alles volledig was ingevuld. Het testen van elke proefpersoon duurde ongeveer 12 minuten per persoon. De testen werden telkens in dezelfde ruimte uitgevoerd. In deze ruimte bevonden zich twee meetstations waarin getest werd. De testen die werden uitgevoerd waren: Navicular drop-test, Palpatie oedeem, palpatie scheenbeen, Single-leg squat, Range of Motion (ROM) testen heup (endo- en exo rotatie), Kracht-heup (abductie en adductie).

Interventie/werkwijze

Dit onderzoek was voornamelijk gefocust op de relatie tussen de grootte van de valgushoek in de knie en MTSS. Alle proefpersonen hebben tijdens hun testdag de single-leg squat test uitgevoerd. Elke proefpersoon voerde de single-leg squat zowel met links als met rechts twee keer uit. De uitvoering van deze test werd vastgelegd op video in zowel het vooraanzicht als het

(11)

zijaanzicht. Het uitgebreide protocol van de single-leg squat test is te vinden in bijlage 3. Deze filmbeelden werden met behulp van computerprogramma’s geanalyseerd. Tijdens deze analyse werden eerst de beelden gesynchroniseerd (Dartfish) om daarna met een ander programma (Kinovea) de kniehoek en valgushoek tijdens de single-leg squat te kunnen analyseren.

Het doel van de test was om uiteindelijk te kijken of er een relatie is tussen de valgushoek in de knie en het krijgen van MTSS. Tijdens het schooljaar weden alle proefpersonen gemonitord aan de hand van een vragenlijst (zie bijlage 3). Deze vragenlijst werd twee keer per blok (10 weken) of om de vijf weken ingevuld. In deze vragenlijst werd gevraagd naar de hoeveelheid blessures die de student de afgelopen weken had gehad en wat voor blessures dit waren. De studenten konden in de vragenlijst aangeven of ze last hadden van MTSS en aan welk(e) be(e)n(en) dit was/waren. Verder konden de studenten aangeven in hoeverre zij mee konden doen met sportactiviteiten en in hoeverre zij pijn ondervonden tijdens het sporten. De studenten die aangaven dat ze wel MTSS hebben, maar dat ze geen pijn hadden tijdens het sporten en gewoon deel konden nemen aan de lessen vielen onder de groep die geen MTSS heeft.

Uiteindelijk zijn de resultaten van de vragenlijsten vergeleken met de resultaten uit de single-leg squat test. De basisgroep was de groep studenten die allemaal getest was op de single-leg squat. Op basis van de resultaten werden er nieuwe groepen gemaakt die met elkaar worden

vergeleken. De groepen die worden gemaakt zijn: Met MTSS, zonder MTSS, Mannen en vrouwen. Bij alle groepen wordt gebruik gemaakt van zowel het linkerbeen als het rechterbeen. In de resultaten is de data beschreven per been en niet per persoon.

Meetinstrumenten

Om de grootte van de valgushoek te meten werd voor dit onderzoek de single-leg squat gebruikt. De single-leg squat is een betrouwbare test omdat volgens Ugalde et.al dit een test is waarbij er goed kan worden gemeten of iemand een dynamische valgushoek in de knie heeft (Ugalde et al., 2015).

Data-analyse

Alle data van dit onderzoek werd verkregen uit de filmbeelden die zijn gemaakt van de single-leg squat. Met behulp van de programma’s Dartfish en Kinovea werden de filmbeelden

gesynchroniseerd en konden er kniehoeken berekend worden. De hoeken die werden berekend (valgushoek van de knie en flexiehoek tijdens de single-leg squat) werden digitaal ingevoerd in het programma Microsoft Excel. Om de data te analyseren werd gebruik gemaakt van SPSS 21.0. Via een descriptieve analyse met onder andere een boxplot en een histogram met

(12)

benen. Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag werd de volgende data met elkaar vergeleken: Bij de groep benen waarbij MTSS is geconstateerd werd gekeken of zij gemiddeld een significant grotere of kleinere valgushoek hadden dan de groep zonder MTSS. Om de deelvraag te beantwoorden werd er gekeken of er een verschil zat tussen de mannen en de vrouwen. Binnen de groep met MTSS werd er gekeken of er een verschil was tussen mannen en vrouwen in de gemiddelde grootte van de valgushoek. Ook werd er gekeken naar het verschil tussen mannen en vrouwen in vergelijking met de groep zonder MTSS. Hierin werden de mannen van de MTSS-groep vergeleken met de mannen van de niet MTSS-groep. Hetzelfde gold ook voor de vrouwen. Om een antwoord te kunnen geven op de deelvragen en uiteindelijk ook de hoofdvraag werd er in SPSS gebruik gemaakt van een independent sample t-test. Voor alle analyses werd er een significantieniveau aangehouden van P<0,05. Als er een

significantieniveau van P<0,05 was, dan zou de nulhypothese worden verworpen en de onderzoekshypothese worden aangenomen.

(13)

Resultaten

Aan het monitoren van de vragenlijsten deden in totaal 255 personen mee. Dit zijn alle personen die bevraagd werden op het krijgen van MTSS. Bij het testen van de single-leg squat waren er in totaal 233 studenten die meededen. Het aantal studenten dat zowel de single-leg squat als de vragenlijst hebben ingevuld was uiteindelijk 205. De gemiddelde leeftijd van de studenten was 19,4 jaar (sd=2,0). De gemiddelde leeftijd van de mannen was 19,5 jaar (sd=2,2). Bij de vrouwen was de gemiddelde leeftijd 18,8 jaar (sd=1,5). Om de hoofdvraag te beantwoorden werd voornamelijk de vergelijking gemaakt met grootte van de valgushoeken in de knie en het krijgen van MTSS. Ook wordt er gekeken naar het verschil in grootte van de valgushoek bij mannen en vrouwen en mensen met of zonder MTSS. Alle relevante SPSS outputs worden in de bijlage (4) toegevoegd in de volgorde waarin ze ook beschreven worden in deze resultaten. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de gemiddelde grootte van de valgushoek in de knie 166,137 graden (SD=9,885) was. Er blijkt een significant verschil te zitten tussen de mannen en de vrouwen (t=2,52; df=464; p=0,012). De gemiddelde grootte van de valgushoek bij de

mannen (N=355) is 166,779 graden (SD=9,947). Bij de vrouwen (N=111) was de gemiddelde grote van de valgushoek 164,086 graden (SD=9,438). Ook blijkt uit de resultaten blijkt dat er in totaal op 58 benen van de 413 geteste benen MTSS is geconstateerd. Dit betekent dat van alle geteste benen 14% MTSS heeft. 355 (86%) benen hebben dus geen MTSS opgelopen. Grafiek en tabel 1: Gemiddelde valgushoeken van mannen en vrouwen.

(14)

Resultaten deelvraag 1:

Er is geen significant verschil gevonden tussen de gemiddelde grootte van de valgushoek tijdens het uitvoeren van de single-leg squat en het ontstaan van MTSS (t=0,513; df=411; p=0,608). De gemiddelde scores van de single-leg squat test bij benen met MTSS (N=58) was 165,569 graden (SD=10,946). Bij benen die dit schooljaar geen MTSS opliepen (N=355) was de gemiddelde score 166,293 graden (SD=9,790).

(15)

Resultaten deelvraag 2:

Uit de resultaten blijkt geen significant verschil te zitten in de grootte van de valgushoek in de knie tussen mannen en vrouwen met MTSS tijdens het uitvoeren van de single-leg squat (t=1,348; df=56; p=0,183). De gemiddelde grootte van de valgushoek bij het uitvoeren van de single-leg squat bij de mannen (N=27) was 167,630 graden (SD=10,422). Bij de vrouwen (N=31) was het de gemiddelde grootte van de valgushoek bij het uitvoeren van de single-leg squat (163,774) graden (SD=11,241).

(16)

Resultaten deelvraag 3 en 4:

Uit de resultaten blijkt dat er geen significant verschil zit in de grootte van de valgushoek in de knie tussen mannen met MTSS en mannen zonder MTSS tijdens het uitvoeren van de single-leg squat (t=-0,443; df=318; p=0,658). De gemiddelde grootte van de valgushoek bij mannen zonder MTSS was 166,741 graden (SD=9,938). Bij mannen met MTSS was de gemiddelde grootte 167,630 graden (SD=10,4224). Ook bij de resultaten van de vrouwen blijkt er geen significant verschil te zitten in de grootte van de valgushoek in de knie tussen vrouwen met MTSS en vrouwen zonder MTSS tijdens het uitvoeren van de single-leg squat (t=0,175;

df=49,061; p=0,862). De gemiddelde grootte van de valgushoek bij het uitvoeren van de single-leg squat bij vrouwen zonder MTSS is 164,177 graden (SD=8,828). Bij vrouwen met MTSS was de valgushoek gemiddeld 163,774 graden (SD=11,241).

(17)

Discussie

Het doel van het onderzoek was om te kijken of er een correlatie is tussen de single-leg squat test en het krijgen van MTSS bij de studenten van het eerste jaar op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding te Amsterdam. Uit de resultaten van de te beantwoorden deelvragen blijkt er geen significante relatie te zijn tussen de uitslagen van de single-leg squat en het ontstaan van MTSS bij de onderzochte studenten binnen dit onderzoek. Uit elke meting van de deelvragen blijkt er geen significant verschil te zitten tussen de met elkaar vergeleken

variabelen. Hoewel de test van Levene voor elke deelvraag aangaf dat de variabelen binnen de normaalwaarde vielen, bleek telkens uit de vergelijking dat er geen verband bestaat tussen de onderzochte waarden. De hypothese op de hoofdvraag ging uit van een significant verschil in de grootte van de valgushoek in de knie tussen studenten met MTSS en zonder MTSS. In de

resultaten werd geen significant verschil gevonden, dus er kan worden gesteld dat deze

hypothese onjuist is en kan worden verworpen. Hoewel vrouwen volgens de resultaten over het algemeen een significant grotere valgushoek hebben dan mannen is dit niet het geval binnen de groep met MTSS. In deze groep is namelijk geen significant verschil gevonden. De hypothese op deze deelvraag, die aangaf dat er wel een significant verschil zou zijn, is dus onjuist en kan ook worden verworpen. Als laatst is er ook geen significant verschil gevonden in de

vergelijking tussen het wel ontstaan van MTSS en het niet ontstaan van MTSS binnen de groepen van mannen en vrouwen. Ook hier was de hypothese dat er een significant verschil zou zijn. Deze hypothese is dus ook onjuist en kan worden verworpen.

Een aantal resultaten over het ontstaan van MTSS bij studenten van het eerste jaar van de ALO uit dit onderzoek komen overeen met het onderzoek dat is gedaan door Bliekendaal et al (2017). In dit onderzoek werden de studenten van het eerste jaar van de ALO op dezelfde manier

gemonitord als in dit onderzoek, door middel van een vragenlijst. In hun onderzoek geven ze aan dat bij studenten in het eerste jaar van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding 14% van alle blessures MTSS is. Hetzelfde percentage komt naar voren in dit onderzoek. Wat ook overeenkomt bij deze twee onderzoeken is dat vrouwen een grotere kans hebben op MTSS dan mannen. Hoewel in het onderzoek van Bliekendaal et al. geen exact percentage wordt

beschreven is wel duidelijk dat vrouwen significant vaker MTSS krijgen dan mannen. In dit onderzoek kwam naar voren dat 28% van de vrouwen MTSS heeft opgelopen. Bij de mannen was dit percentage 7,6% (Bliekendaal et al., 2017).

Een ander resultaat dat overeenkomt met resultaten uit eerder gedaan onderzoek is dat vrouwen een groter valgiserend moment hebben in de knie tijdens een dynamische beweging dan

(18)

squat een significant groter valgiserend moment hebben in de knie dan mannen. Dezelfde conclusie kan worden getrokken uit de resultaten van Russel et al. (2006) en Jenkins et al. (2017). Deze onderzoeken beschreven namelijk ook een groter valgiserend moment in de knie bij vrouwen tijdens het uitvoeren van een dynamische beweging. In deze onderzoeken werd er alleen niet gekeken naar de valgisering tijdens de Single-leg squat, maar naar de valgisering tijdens het landen op één been vanaf een verhoging. De zogenoemde single-leg drop jump (Russel et al., 2006 & Jenkins et al., 2017). Volgens Powers is ook dit een beweging waarbij een dynamische valgushoek ontstaat (Powers, 2010).

Powers (2010) heeft in zijn onderzoek gekeken naar het biomechanische perspectief van de Valgusstand in de knie. In zijn onderzoek beschrijft hij dat het ontstaan van een abnormale valgusstand in de knie de oorzaak is van een verminderde heupkracht. Volgens Powers passeert de kracht waarmee het lichaam op de grond komt normaal gesproken in een rechte lijn aan de mediale kant van de knie. Om een te groot varusmoment te voorkomen geeft het zachte weefsel aan de laterale kant van de knie weerstand om de kracht op te vangen. Dit zorgt voor meer druk op de mediale banden. Op het moment dat er een verminderde heupkracht is kan er een

abnormale valgusstand in de knie ontstaan. De krachten op het lichaam passeren de knie dan aan de laterale kant. Hoewel dit een oorzaak is van veel onderbeenblessures zoals:

kruisbandblessures en blessures aan het mediale collaterale ligament (Powers, 2010) is de abnormale valgusstand volgens dit onderzoek geen significante oorzaak voor MTSS.

Binnen het onderzoek zijn er een aantal onderdelen binnen de methode die kunnen zorgen voor meetfouten. Tijdens het onderzoek werd namelijk gebruik gemaakt van een vragenlijst waarop de studenten aan konden geven of zij pijn hadden aan het scheenbeen, zowel tijdens het sporten als buiten het sporten om. Volgens Galbraith & Lavallee (2009) is er een breed spectrum binnen de blessures aan het onderbeen die worden beschreven als MTSS. Zo worden tendinopathie, periostitis, het remodelleren van het periost en een stressreactie van de tibia gezien als onderdeel van MTSS, Ook wordt een dysfunctie aan de tibialis posterior, tibialis anterior en de soleus gezien als onderdeel van MTSS (Galbraith & Lavallee, 2009). Volgens het protocol dat wordt gebruikt bij dit onderzoek wordt elke klacht aan het scheenbeen gezien als MTSS, terwijl Galbraith & Lavellee zeggen dat dit niet voor elke klacht geldt (Galbraith & Lavallee, 2009). Hierin zou dus een misvatting kunnen ontstaan of de persoon die het heeft ingevuld wel of geen MTSS had.

Een andere bedenking bij de betrouwbaarheid van de methode van dit onderzoek is de manier van het analyseren van de single-leg squat. In het protocol stond dat bij de analyse van de videobeelden de hoek gemeten moest worden in de laagst mogelijke positie van de single-leg

(19)

squat waarbij de marker op de SIAS nog zichtbaar is. Wat regelmatig voorkwam tijdens de analyse was dat de studenten tijdens het uitvoeren van de single-leg squat met hun armen de marker onzichtbaar maakte vanaf een bepaalde squatdiepte. Hierdoor werden de valgushoeken niet altijd op het laagste punt berekend, maar op het punt waarop de marker nog te zien was. Uit een onderzoek van Caterisano et al. blijkt dat er een belang is bij het creëren van een grotere kniehoek. Zij zegen namelijk dat hoe kleiner de kniehoek is tijdens de backsquat (hoe meer de knie gebogen is), hoe groter de spieractivatie in de gluteus maximus (heupspier) is (Caterisano et al., 2002). Volgens Powers is de gluteus maximus de grootste exorotator van de heup. Ook zegt Powers dat wanneer er een verminderde heupkracht is, de heup naar binnen draait en er een dynamische valgusstand in de knie ontstaat (Powers, 2010). Caterisano et al. zeggen dus dat er lager moet worden gesquat om de meeste spieractivatie in de heup te krijgen (Caterisano et al., 2002). Door niet volledig te squaten zouden de resultaten beïnvloed kunnen worden en zouden de gegevens niet juist zijn.

Een aanbeveling voor vervolgonderzoek zou dus kunnen zijn dat er een minimale kniehoek bereikt moet worden voordat een student binnen de basisgroep van het onderzoek mag vallen. Aangezien de heupspieren actiever worden naarmate de kniehoek groter wordt zouden er andere resultaten uit het onderzoek kunnen komen. Verder zou men, om meer duidelijkheid te krijgen in wanneer iemand nou precies MTSS heeft, de studenten kunnen laten beoordelen door een fysiotherapeut of een andere expert op het gebied van blessures, wanneer zij last hebben in de regio van het scheenbeen. Hierdoor kan er met meer zekerheid worden gezegd dat iemand wel of geen MTSS heeft.

Op basis van de resultaten uit dit onderzoek kan er worden gezegd dat de grootte van de valgushoek niet van invloed is op het krijgen van MTSS. Het is dan ook niet zinvol om de bepaling van de valgushoekgrootte onderdeel te laten zijn van de intake of medische keuring van de studenten van het eerste jaar van de ALO om het ontstaan van MTSS te voorkomen. Wel zou er in het vervolg onderzoek gedaan kunnen worden naar valgushoek tijdens de single-leg squat in relatie tot knieblessures.

(20)

Conclusie

Dit onderzoek heeft een studie gedaan naar de correlatie tussen de valgushoek in de knie en MTSS bij studenten van het eerste jaar van de ALO. Uit de resultaten van de onderzochte deelvragen blijkt dat er is geen significante correlatie is tussen deze valgushoek en het krijgen van MTSS. Wel kan er op basis van de resultaten met zekerheid worden gezegd dat vrouwelijke studenten sneller MTSS oplopen dan de mannelijk. Ook kan worden gezegd dat vrouwelijke studenten gemiddeld een grotere valgushoek hebben dan mannen. Als men opzoek is naar een intrinsieke oorzaak van MTSS kan men beter niet gebruik maken van de Single-leg squat test als voorspeller van deze blessure.

(21)

Literatuurlijst

Bliekendaal, S., Goossens, L., & Stubbe, J. H. (2017). Incidence and risk factors of injuries and their impact on academic success: A prospective study in PETE students. Scandinavian Journal of Medicine & Science in Sports, doi:10.1111/sms.12838

Bredeweg, S., & Buist, I. (2010). Hardlopen en blessures. Huisarts En Wetenschap, 53(11), 631-634. doi:10.1007/s12445-010-0283-1

Broos, P. (1991). Sportletsels (1st ed.). Leuven/Apeldoorn: Garant Uitgevers N.V.

Caterisano, A., Moss, R. F., Pellinger, T. K., Woodruff, K., Lewis, V. C., Booth, W., & Khadra, T. (2002). The Effect of Back Squat Depth on the EMG Activity of 4 Superficial Hip and Thigh Muscles. The Journal of Strength and Conditioning Research, 16(3), 428.

doi:10.1519/1533-4287(2002)016<0428:teobsd>2.0.co;2

CBS. (2015). Leefstijl, preventief onderzoek: Geslacht en leeftijd; 2010 - 2013. (). Den Haag/Heerlen: CBS.

Crossley, K. M., Zhang, W., Schache, A. G., Bryant, A., & Cowan, S. M. (2011). Performance on the single-leg squat task indicates hip abductor muscle function. The American Journal of Sports Medicine, 39(4), 866-873. doi:10.1177/0363546510395456

Fuller, C. W., Ekstrand, J., Junge, A., Andersen, T. E., Bahr, R., Dvorak, J., … Meeuwisse, W. H. (2006). Consensus statement on injury definitions and data collection procedures in studies of football (soccer) injuries. British Journal of Sports Medicine, 40(3), 193–201. http://doi.org/10.1136/bjsm.2005.025270

(22)

Galbraith, R. M., & Lavallee, M. E. (2009). Medial tibial stress syndrome: Conservative treatment options. Current Reviews in Musculoskeletal Medicine, 2(3), 127-133. doi:10.1007/s12178-009-9055-6

Goossens, L., Verrelst, R., Cardon, G., & De Clercq, D. (2014). Sports injuries in physical education teacher education students. Scandinavian Journal of Medicine & Science in Sports, 24(4), 683-691. doi:10.1111/sms.12054

Hewett, T. E., Myer, G. D., Ford, K. R., Heidt, R. S., Colosimo, A. J., McLean, S. G., . . . Succop, P. (2005). Biomechanical measures of neuromuscular control and valgus loading of the knee predict anterior cruciate ligament injury risk in female athletes: A prospective study. The American Journal of Sports Medicine, 33(4), 492-501.

doi:10.1177/0363546504269591

Hreljac, A. (2004). Impact and overuse injuries in runners. Medicine and Science in Sports and Exercise, 36(5), 845-849.

Jenkins, W. L., Williams, D., Williams, K., Hefner, J., & Welch, H. (2017). Sex differences in total frontal plane knee movement and velocity during a functional single-leg

landing. Physical Therapy in Sport, 24, 1-6. doi:10.1016/j.ptsp.2016.09.005

Kjær, M., Magnusson, P., Krogsgaard, M., Møller, J. B., Olesen, J., Heinemeier, K., . . . Langberg, H. (2006). Extracellular matrix adaptation of tendon and skeletal muscle to exercise. Journal of Anatomy, 208(4), 445-450. doi:10.1111/j.1469-7580.2006.00549.x

Louwen, F., & van Grinsven, D. (2016). Jaaroverzicht sportdeelname NOC*NSF.

Meeuwisse, W. H., Tyreman, H., Hagel, B., & Emery, C. (2007). A Dynamic Model of Etiology in Sport Injury: The Recursive Nature of Risk and Causation. Clinical Journal of Sport Medicine, 17(3), 215-219. doi:10.1097/jsm.0b013e3180592a48

(23)

Moen, M. H., Tol, J. L., Weir, A., Steunebrink, M., & Winter, T. C. D. (2009). Medial tibial stress syndrome. Sports Medicine, 39(7), 523-546. doi:10.2165/00007256-200939070-00002

Pantano, K. J., White, S. C., Gilchrist, L. A., & Leddy, J. (2005). Differences in peak knee valgus angles between individuals with high and low Q-angles during a single limb squat. Clinical Biomechanics, 20(9), 966-972. doi:10.1016/j.clinbiomech.2005.05.008

Powers, C. M. (2010). The influence of abnormal hip mechanics on knee injury: A biomechanical perspective.40(2), 42-51. doi:10.2519/jospt.2010.3337

Russell, K. A., Palmieri, R. M., Zinder, S. M., & Ingersoll, C. D. (2006). Sex Differences in Valgus Knee Angle During a Single-Leg Drop Jump. Journal of Athletic Training, 41(2), 166–171.

Soomro, N., Sanders, R., Hackett, D., Hubka, T., Ebrahimi, S., Freeston, J., & Cobley, S. (2016). The efficacy of injury prevention programs in adolescent team sports. The

American Journal of Sports Medicine, 44(9), 2415-2424. doi:10.1177/0363546515618372

Ugalde, V., Brockman, C., Bailowitz, Z., & Pollard, C. D. (2015). Single leg squat test and its relationship to dynamic knee valgus and injury risk screening. PM & R: The Journal of Injury, Function, and Rehabilitation, 7(3), 235; quiz 235. doi:10.1016/j.pmrj.2014.08.361

VeiligheidNL. (2014). Blessurecijfers

VeiligheidNL. (2015). Sportblessures. Retrieved from

https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=4607&m=1435668407&action=file.down load

(24)

Wijnen, P. d. W. (2015). ‘Sportblessures kosten 1,5 miljard per jaar’. Retrieved from

https://www.nrc.nl/nieuws/2015/12/09/sportblessures-kosten-15-miljard-per-jaar-1566143-a843476

Willson, J. D., & Davis, I. S. (2008). Utility of the frontal plane projection angle in females with patellofemoral pain. The Journal of Orthopaedic and Sports Physical Therapy, 38(10), 606-615. doi:10.2519/jospt.2008.2706

(25)

Bijlagen

Bijlage 1: Dynamische model van Füller.

(26)

Bijlage 2: Toestemmingsverklaring, Intake en Vragenlijst TOESTEMMINGSVERKLARING

Voor deelname aan de Blessuremonitor:

• Ik ben naar tevredenheid over het onderzoek geïnformeerd en ik heb de schriftelijke informatie goed gelezen.

• Ik ben in de gelegenheid gesteld om vragen over het onderzoek te stellen en mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

• Ik heb goed over deelname aan het onderzoek kunnen nadenken.

• Ik heb het recht mijn toestemming op ieder moment weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven.

• De resultaten en persoonlijke informatie zullen zeer vertrouwelijk behandeld worden.

• Ik heb er geen bezwaar tegen dat de gegevens en resultaten uit dit onderzoek in een beveiligde database worden opgeslagen en geanonimiseerd gebruikt worden voor toekomstig onderzoek.

• Ik heb er geen bezwaar tegen dat foto’s of videomateriaal van mij gemaakt tijdens de test gebruikt worden voor onderzoeksdoeleinden (presentaties, informatiefolder etc.).

• Ik geef toestemming aan de onderzoekers om informatie over sportgerelateerde klachten door te geven aan de sportarts en de fysiotherapeut verbonden van de Hogeschool van Amsterdam.

• Ik geef toestemming aan de sportarts om de resultaten van het sportmedisch onderzoek dat eerder dit jaar heeft plaatsgevonden door te geven aan de onderzoekers.

• Ik geef toestemming aan de ALO om gegevens (L&D score, studieresultaten) door te geven aan de onderzoekers.

• Ik geef toestemming aan de onderzoekers om mij per mail of telefonisch te benaderen bij eventuele onduidelijkheden over de onderzoeksgegevens of bij missende informatie.

• Het onderzoeksteam draagt met zorgvuldigheid zorg voor een veilige uitvoering van het onderzoek. Echter deelname aan het onderzoek geschiedt op eigen risico.

• Ik kan geen aanspraak maken op verzorging of vergoeding vanuit het onderzoek als er tijdens de duur van het onderzoek een blessure ontstaat.

Ik stem toe met deelname aan het onderzoek.

Naam: ………

Handtekening: ……….

Datum: ………. - ……… - …………..

_____________________________________________________________________

Ondergetekenden verklaren dat de hierboven genoemde persoon zowel schriftelijk als mondeling over het bovenvermelde onderzoek geïnformeerd is. Zij verklaren tevens dat een voortijdige beëindiging van de deelname door bovengenoemde persoon van geen enkele invloed zal zijn op de zorg die hem of haar toekomt.

Naam: Sander Bliekendaal

Onderzoeker lectoraat Sportzorg Handtekening:

(27)

Naam: ……….. 1. Wat is je geslacht?

 Man  Vrouw

2. Geboortedatum --- - --- - --- (dag – maand – jaartal) 3. Sportbelasting in het afgelopen jaar:

Geef per sport die je hebt beoefent in het afgelopen schooljaar aan in onderstaande tabel.

Hoeveel uren per week (afronden op 0,5 u.) besteedde je gemiddeld het afgelopen schooljaar aan die sport? Op welk niveau beoefende je die sport het afgelopen schooljaar (kruis aan)?

Uren/week (0,5 u.) Niveau

Sport Training Wedstrijd

Internationale competitie Nationale competitie Regionale competitie Recreatief / Geen competitie

4. Ervaring met verschillende sporten:

Geef in onderstaande tabel aan welke sporten je van jongs af aan (tot vorig schooljaar) hebt beoefend, hoeveel jaar heb je die sporten beoefend en op welk niveau (kruis aan)?

Niveau

Sport Aantal jaren ervaring

Internationale competitie Nationale competitie Regionale competitie Recreatief / Geen competitie Intake Blessuremonitor ALO

(28)

5. Heb je op dit moment een blessure?

De definitie van een blessure is: minimaal 1 dag niet mee kunnen trainen op regulier niveau of niet in staat zijn een wedstrijd te spelen.

 Ja -> Door naar vraag 6

 Nee -> Door naar vraag 7

6. Geef in onderstaande tabel aan welke blessures je op dit moment hebt, wat de diagnose was, aan welke kant je was geblesseerd, hoe lang deze duurde en of je volledig bent herstelt.

Lichaamsdeel Diagnose Welke kant?

(links, rechts, beide, nvt)

Duur (weken)

7. Heb je het afgelopen schooljaar een langdurende blessure gehad?

Langdurend betekent hier langer dan 1 week niet kunnen sporten

 Ja -> Door naar vraag 8

 Nee -> Door naar vraag 9

8. Geef in onderstaande tabel aan welke blessures je in het afgelopen schooljaar hebt gehad, wat de diagnose was, aan welke kant je was geblesseerd, hoe lang deze duurde en of je volledig bent herstelt.

Lichaamsdeel Diagnose Welke kant?

(links, rechts, beide, nvt)

Duur

(weken) Volledig herstelt (ja/nee)

(29)

9. Heb je het verleden (tot vorig jaar schooljaar) een langdurende blessure gehad?

Langdurend betekent hier langer dan 1 week niet kunnen sporten

 Ja -> Door naar vraag 10

 Nee -> Door naar vraag 11

10. Geef in onderstaande tabel aan welke blessures je in het verleden hebt gehad, wat de diagnose was, aan welke kant je was geblesseerd, hoe lang deze duurde en of je volledig bent herstelt.

Lichaamsdeel Diagnose Welke kant?

(links, rechts, beide, nvt) Duur (weken) Volledig herstelt (ja/nee)

De volgende vragen gaan over de overbelastingsblessure MTSS (ofwel shin splints). Denk bij het invullen van deze vragenlijst aan de pijn zoals je die in de afgelopen dagen maximaal hebt ervaren/gehad, kruis het antwoord aan dat het beste past bij die pijn in het scheenbeen. Houd bij het invullen van deze vragenlijst het scheenbeen in gedachte waar je het meeste last van hebt. Kies steeds één antwoord, bij alle vragen.

11. Ik heb klachten aan mijn scheenbenen:  Nee → door naar vraag 16

 Ja, beide. Ik heb het meeste last van mijn:  linker scheenbeen  rechter scheenbeen  Ja, alleen het linker scheenbeen

 Ja, alleen het rechter scheenbeen 12. Momenteel:

 Beoefen ik al mijn gebruikelijke sportactiviteiten

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, minder dan mijn gebruikelijke sportactiviteiten doen  Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, alleen alternatieve sportactiviteiten doen

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, geen enkele sportactiviteit doen 13. Tijdens het sporten:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

 Ik kan niet sporten vanwege de pijn aan mijn scheenbeen

14. Tijdens lopen:

(30)

 Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

 Ik kan niet lopen vanwege de pijn aan mijn scheenbeen

15. In rust is mijn scheenbeen:

 Niet pijnlijk  Gevoelig  Pijnlijk  Heel pijnlijk

16. Heb je in het verleden last gehad van pijnlijke scheenbenen vanwege MTSS?  Ja

 Nee

17. Maak je gebruik van ondersteunende inlegzooltjes?  Ja, tijdens:

Alleen tijdens het sporten Alleen tijdens het dagelijks leven Altijd

 Nee

18. Maak je gebruik van corrigerende schoenen?  Ja, tijdens:

Alleen tijdens het sporten Alleen tijdens het dagelijks leven Altijd

 Nee

Bedankt voor het invullen van deze vragenlijst!

Indien je verder opmerkingen hebt of feedback op de vragenlijst dan kun je deze hieronder invullen.

(31)

Naam: ……….. Klas: ……… Naam: ……….. Klas: ………

Hierbij nodigen we je uit om de Blessuremonitor in te vullen. Deze vragenlijst ontvang je 2 keer per lesblok en geeft inzicht in opgelopen blessures. Indien je een blessure hebt (gehad) dan duurt het invullen van de vragenlijst zo’n 3 minuten. Zo niet, dan aanzienlijk korter. Deze vragenlijst gaat over de periode: juli en augustus

19. Hoeveel uren per week heb je gemiddeld in de maand juli besteed aan sporten? in de maand juli ______________uren per week gesport

20. Hoeveel uren per week heb je gemiddeld in de maand augustus* besteed aan sporten?

*de weken tot aan de introductieweek

in de maand augustus ______________uren per week gesport

De volgende vragen gaan over de overbelastingsblessure MTSS (ofwel shin splints). Denk bij het invullen van deze vragenlijst aan de pijn zoals je die in de afgelopen dagen maximaal hebt ervaren/gehad, kruis het antwoord aan dat het beste past bij die pijn in het scheenbeen. Houd bij het invullen van deze vragenlijst het scheenbeen in gedachte waar je het meeste last van hebt. Kies steeds één antwoord, bij alle vragen.

21. Ik heb klachten aan mijn scheenbenen:  Nee → door naar vraag xxx6xx

 Ja, beide. Ik heb het meeste last van mijn:  linker scheenbeen  rechter scheenbeen  Ja, alleen het linker scheenbeen

 Ja, alleen het rechter scheenbeen 22. Momenteel:

 Beoefen ik al mijn gebruikelijke sportactiviteiten

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, minder dan mijn gebruikelijke sportactiviteiten doen  Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, alleen alternatieve sportactiviteiten doen

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, geen enkele sportactiviteit doen 23. Tijdens het sporten:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

 Ik kan niet sporten vanwege de pijn aan mijn scheenbeen 24. Tijdens lopen:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

 Ik kan niet lopen vanwege de pijn aan mijn scheenbeen 25. In rust is mijn scheenbeen:

 Niet pijnlijk

 Gevoelig

 Pijnlijk

(32)

26. Definitie: Een fysieke klacht die ontstaan is door een (sport)activiteit waardoor je minimaal 1 dag niet of in mindere mate hebt kunnen deelnemen aan praktijklessen, trainingen en/of wedstrijden.

NIET geblesseerd is:

> Volledig kunnen meedoen aan trainingen en wedstrijden.

> Fysieke klachten die niet leiden tot een vermindering van sportdeelname zijn geen blessure.

> Verminderde lichamelijke activiteit ivm vermoeidheid of ziekte (bv griep) is geen blessure.

WEL geblesseerd is:

> Volledig ontzien van bepaalde fysieke activiteiten vanwege fysieke klachten.

> Klachten aan een deel van het lijf waardoor beweging ontzien wordt.

> Niet op volledige intensiteit kunnen meedoen vanwege fysieke klachten.

> Minder beurten kunnen maken vanwege fysieke klachten. > Voortijdig deelname aan les, training of wedstrijd

beëindigen vanwege fysieke klachten.

27. Heb je in xxx last gehad van een (sport)blessure (anders dan MTSS)?  Nee → einde vragenlijst

Ja, ik heb door mijn blessure minimaal 1 dag niet of in mindere mate kunnen sporten

De volgende vragen hebben betrekking op je meest ernstige blessure.

28. Was de blessure (een herhaling van) een reeds bestaande blessure?  Nee, het betreft een nieuwe blessure

 Ja, de blessure was al xxxontstaan (en gemeld) maar ik was aan het begin van xxx nog niet hersteld. → einde vragenlijst

 Ja, eerder dezelfde blessure gehad maar ik was weer hersteld. Hersteldatum: ______________ 29. Betrof het een plotseling of een geleidelijk ontstane blessure?

 Geleidelijk ontstaan  Plotseling ontstaan.

30. Wanneer is de blessure ontstaan?  Tijdens een training

 Tijdens een wedstrijd  Tijdens de introductieweek

 Tijdens een andere (sportieve) activiteit

 Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure 31. Bij welke sport/activiteit is de blessure ontstaan?

 Niet bij sport  Rugby

 Atletiek, onderdeel: ______________  Schaatsen/skeeleren

 Badminton  Skieën/snowboarden

 Basketbal  Softbal/Honkbal

 Dansen/ bewegen op muziek  Tennis

 Fitness/krachttraining  Turnen, onderdeel: ______________

 Handbal  Vecht/verdedigingssport

 Hockey  Voetbal

 Kitesurfen  Volleybal

 Korfbal  Wielrennen

 MTB  Zwemmen

 Paard-/pony rijden  Anders, namelijk: _____________  Onbekend

(33)

 Ja, letsel door direct contact met een object (bv hockeystick, bal, muur)

 Ja, letsel door direct contact met een persoon (bv tackle, stoot, botsing, landen op andermans voet)  Ja, letsel door indirect contact met object of persoon (bv vallen of verzwikken na duw of trekactie)  Nee, letsel zonder contact met persoon of object

 Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

33. Welke factoren hebben bijgedragen aan het oplopen van de blessure? (meerder antwoorden mogelijk)

 Val  Explosieve beweging (bv hard gooien/schieten/sprinten)

 Onjuiste landing  Slecht of onvolledig uitgevoerde beweging  Plotseling wenden, keren of stoppen  Onvolledig herstel voorgaande blessure

 Verstappen of verdraaien  Vermoeidheid

 Herhaalde en/of eenzijdige belasting  Ondergrond (soort of conditie)

(34)

34. Waar was de blessure gelokaliseerd? Aan welke kant (links of rechts). Indien je aan beide kanten klachten hebt kruis dan links én rechts aan. En wat was de diagnose?

Lichaamsdeel Welke kant? Diagnose

 Hoofd/gezicht  Botbreuk

 Nek/hals  Andere botaandoening (bv. shinsplint/MTSS, stressfractuur)

 Schouder  L /  R  Verrekte band/gewrichtskneuzing (bv. verzwikte enkel)  Sleutelbeen  L /  R  Gescheurde band (bv. gescheurde enkelband of kruisband)  Bovenarm  L /  R  Ontwrichting / luxatie (bv. schouder uit de kom)

 Elleboog  L /  R  (herhaalde) Instabiliteitsklachten

 Onderarm  L /  R  Gewrichtsontsteking

 Pols  L /  R  Meniscus- of kraakbeenschade (bv. patellofemoraal syndroom)  Hand/vingers/duim  L /  R  Kramp/spierpijn

 Bovenrug  Spierkneuzing (bv. ijsbeentje)

 Onderrug  Spierverrekking

 Billen  L /  R  Spierscheuring

 Borst (inclusief organen)  Peesontsteking (bv. jumpers/runners knee, tenniselleboog)

 Buik (inclusief organen)  Peesverrekking

 Heup/bekken  L /  R  Peesscheuring

Lies  L /  R  Hersenschudding

 Bovenbeen voorzijde  L /  R  Gebitsproblemen  Bovenbeen achterzijde  L /  R  Schaafwond/open wond

 Knie  L /  R  Blauwe plek/bloeduitstorting

 Onderbeen voorzijde  L /  R  Zenuwaandoening  Onderbeen achterzijde  L /  R  Discusproblematiek  Achillespees  L /  R  Slijmbeursontsteking

 Enkel  L /  R  Anders, namelijk ___________________

 Hiel  L /  R

 Voet/tenen  L /  R

 Anders, namelijk________________

35. Hoe lang heb je niet of in mindere mate kunnen sporten door deze blessure?

 Ik ben inmiddels hersteld. Geef aan hoeveel dagen de blessure heeft geduurd: ______ dagen  ik ben nog niet hersteld

36. Heb je nog een andere blessure opgelopen? Zo ja, vul die hieronder in.  Nee → einde vragenlijst

(35)

Lichaamsdeel Diagnose

1.

2.

Bedankt voor het invullen van deze vragenlijst!

Indien je verder opmerkingen hebt of feedback op de vragenlijst dan kun je deze hieronder invullen. ______________________________________________________________________

(36)

Naam: ……….. Klas: ………

Hierbij nodigen we je uit om de Blessuremonitor in te vullen. Deze vragenlijst ontvang je 2 keer per lesblok en geeft inzicht in opgelopen blessures. Indien je een blessure hebt (gehad) dan duurt het invullen van de vragenlijst zo’n 3 minuten. Zo niet, dan aanzienlijk korter. Deze vragenlijst gaat over de periode: xxx

Op de ALO

37. Aan hoeveel ALO praktijklessen heb je xxxniet actief kunnen deelnemen vanwege afwezigheid of een blessure? Geef het aantal gemiste praktijklessen: ______________

38. Aan hoeveel extra oefenuren (turnen,judo,etc) heb je in xxx? Geef het aantal extra oefenuren: ______________

Buiten de ALO

Bij vragen 2 t/m 5 graag afronden per 0,5 uur.

39. Hoeveel uren per week besteedde je gemiddeld in xxx buiten de ALO aan eigen trainingen? Uitval door blessures niet meegerekend. Gemiddeld __________ uren per week.

40. Hoeveel trainingsuren heb je in xxx buiten de ALO niet actief kunnen deelnemen vanwege afwezigheid of een blessure? __________ gemiste trainingsuren.

41. Hoeveel uren per week besteedde je xxx buiten de ALO aan eigen wedstrijddeelname? Uitval door blessures niet meegerekend. Gemiddeld __________ uren per week

42. Hoeveel wedstrijduren heb je in xxx buiten de ALO niet actief kunnen deelnemen vanwege afwezigheid of een blessure? __________ gemiste wedstrijduren.

De volgende vragen gaan over de overbelastingsblessure MTSS (ofwel shin splints). Denk bij het invullen van deze vragenlijst aan de pijn zoals je die in de afgelopen dagen maximaal hebt ervaren/gehad, kruis het antwoord aan dat het beste past bij die pijn in het scheenbeen. Houd bij het invullen van deze vragenlijst het scheenbeen in gedachte waar je het meeste last van hebt. Kies steeds één antwoord, bij alle vragen.

43. Ik heb/had klachten aan mijn scheenbenen:  Nee → door naar vraag xxx12xx

 Ja, beide. Ik heb het meeste last van mijn:  linker scheenbeen  rechter scheenbeen  Ja, alleen het linker scheenbeen

 Ja, alleen het rechter scheenbeen 44. Momenteel:

 Beoefen ik al mijn gebruikelijke sportactiviteiten

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, minder dan mijn gebruikelijke sportactiviteiten doen  Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, alleen alternatieve sportactiviteiten doen

 Kan ik, door mijn scheenbeenklachten, geen enkele sportactiviteit doen 45. Tijdens het sporten:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen

(37)

 Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

 Ik kan niet sporten vanwege de pijn aan mijn scheenbeen 46. Tijdens lopen:

 Heb ik geen pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik enige pijn aan mijn scheenbeen  Heb ik veel pijn aan mijn scheenbeen

 Ik kan niet lopen vanwege de pijn aan mijn scheenbeen 47. In rust is mijn scheenbeen:

 Niet pijnlijk  Gevoelig  Pijnlijk  Heel pijnlijk

Definitie: Een fysieke klacht die ontstaan is door een (sport)activiteit waardoor je minimaal 1 dag niet of in mindere mate hebt kunnen deelnemen aan praktijklessen, trainingen en/of wedstrijden.

NIET geblesseerd is:

> Volledig kunnen meedoen aan trainingen en wedstrijden.

> Fysieke klachten die niet leiden tot een vermindering van sportdeelname zijn geen blessure.

> Verminderde lichamelijke activiteit ivm vermoeidheid of ziekte (bv griep) is geen blessure.

WEL geblesseerd is:

> Volledig ontzien van bepaalde fysieke activiteiten vanwege fysieke klachten.

> Klachten aan een deel van het lijf waardoor beweging ontzien wordt.

> Niet op volledige intensiteit kunnen meedoen vanwege fysieke klachten.

> Minder beurten kunnen maken vanwege fysieke klachten. > Voortijdig deelname aan les, training of wedstrijd

beëindigen vanwege fysieke klachten. 1. Heb je in xxx last gehad van een (sport)blessure (anders dan MTSS)?

 Nee → einde vragenlijst

Ja, ik heb door mijn blessure minimaal 1 dag niet of in mindere mate kunnen sporten

De volgende vragen hebben betrekking op je meest ernstige blessure.

2. Was de blessure (een herhaling van) een reeds bestaande blessure?  Nee, het betreft een nieuwe blessure

 Ja, de blessure was al voor xxx ontstaan (en gemeld) maar ik was aan het begin van xxx nog niet hersteld. → einde vragenlijst

 Ja, eerder dezelfde blessure gehad maar ik was weer hersteld. Hersteldatum: ______________ 3. Betrof het een plotseling of een geleidelijk ontstane blessure?

 Geleidelijk ontstaan  Plotseling ontstaan.

4. Wanneer is de blessure ontstaan?

 Tijdens een praktijkles binnen de opleiding

 Tijdens een andere (sportieve) activiteit binnen de opleiding  Tijdens een training in eigen sport buiten de opleiding  Tijdens een wedstrijd in eigen sport buiten de opleiding

(38)

 Tijdens een andere (sportieve) activiteit buiten de opleiding  Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

5. Bij welke sport/activiteit is de blessure ontstaan?

 Niet bij sport  Rugby

 ADM  Schaatsen/skeeleren

 Atletiek, onderdeel: ______________  Skieën/snowboarden

 Badminton  Softbal/Honkbal

 Basketbal  Tennis

 Dansen/ bewegen op muziek  Turnen, onderdeel: ______________  Fitness/krachttraining  Vecht/verdedigingssport  Handbal  Voetbal  Hockey  Volleybal  Kitesurfen  Wielrennen  Korfbal  Zwemmen  MTB  Anders, namelijk: _____________

 Paard-/pony rijden  Onbekend

6. Was er bij het oplopen van de blessure sprake van een letsel door (in)direct contact?  Ja, letsel door direct contact met een object (bv hockeystick, bal, muur)

 Ja, letsel door direct contact met een persoon (bv tackle, stoot, botsing, landen op andermans voet)  Ja, letsel door indirect contact met object of persoon (bv vallen of verzwikken na duw of trekactie)  Nee, letsel zonder contact met persoon of object

 Onbekend, het betreft een geleidelijk ontstane blessure

7. Welke factoren hebben bijgedragen aan het oplopen van de blessure? (meerder antwoorden mogelijk)

 Val  Explosieve beweging (bv hard gooien/schieten/sprinten)

 Onjuiste landing  Slecht of onvolledig uitgevoerde beweging  Plotseling wenden, keren of stoppen  Onvolledig herstel voorgaande blessure

 Verstappen of verdraaien  Vermoeidheid

 Herhaalde en/of eenzijdige belasting  Ondergrond (soort of conditie)

(39)

8. Waar was de blessure gelokaliseerd? Aan welke kant (links of rechts). Indien je aan beide kanten klachten hebt kruis dan links én rechts aan. En wat was de diagnose?

Lichaamsdeel Welke kant? Diagnose

 Hoofd/gezicht  Botbreuk

 Nek/hals  Andere botaandoening (bv. shinsplint/MTSS, stressfractuur)

 Schouder  L /  R  Verrekte band/gewrichtskneuzing (bv. verzwikte enkel)  Sleutelbeen  L /  R  Gescheurde band (bv. gescheurde enkelband of kruisband)  Bovenarm  L /  R  Ontwrichting / luxatie (bv. schouder uit de kom)

 Elleboog  L /  R  (herhaalde) Instabiliteitsklachten

 Onderarm  L /  R  Gewrichtsontsteking

 Pols  L /  R  Meniscus- of kraakbeenschade (bv. patellofemoraal syndroom)  Hand/vingers/duim  L /  R  Kramp/spierpijn

 Bovenrug  Spierkneuzing (bv. ijsbeentje)

 Onderrug  Spierverrekking

 Billen  L /  R  Spierscheuring

 Borst (inclusief organen)  Peesontsteking (bv. jumpers/runners knee, tenniselleboog)

 Buik (inclusief organen)  Peesverrekking

 Heup/bekken  L /  R  Peesscheuring

Lies  L /  R  Hersenschudding

 Bovenbeen voorzijde  L /  R  Gebitsproblemen  Bovenbeen achterzijde  L /  R  Schaafwond/open wond

 Knie  L /  R  Blauwe plek/bloeduitstorting

 Onderbeen voorzijde  L /  R  Zenuwaandoening  Onderbeen achterzijde  L /  R  Discusproblematiek  Achillespees  L /  R  Slijmbeursontsteking

 Enkel  L /  R  Anders, namelijk ___________________

 Hiel  L /  R

 Voet/tenen  L /  R

 Anders, namelijk________________

9. Hoe lang heb je niet of in mindere mate kunnen sporten door deze blessure?

 Ik ben inmiddels hersteld. Geef aan hoeveel dagen de blessure heeft geduurd: ______ dagen  ik ben nog niet hersteld

10. Heb je nog een andere blessure opgelopen? Zo ja, vul die hieronder in.  Nee → einde vragenlijst

(40)

Lichaamsdeel Diagnose

1.

2.

Bedankt voor het invullen van deze vragenlijst!

Indien je verder opmerkingen hebt of feedback op de vragenlijst dan kun je deze hieronder invullen. ______________________________________________________________________

(41)

Bijlage 3: Protocol Single-leg squat Algemene aandachtspunten

Opname geschied vanaf fontraal en sagittaal middels twee standaard apple camera’s op een iPad-mini op een statief. Schuif van het statief iedere poot 2x uit (onderste niet) en zet de camer op zo’n 2 meter afstand van de testmat (zodat de speler

volledig –allebei de voeten en de marker op de borst- in beeld is). Let op dat de iPad verticaal in de houder geplaatst is!

Plaatsing iPad’s:

1 frontaal en de andere aan de rechter zijde van de proefpersoon vanaf een frontaal aanzicht.

Eén opname bestaat uit 4 uitgevoerde testen (2x links, 2x rechts). Plaats, wanneer de speler staat, vilten markers op:

• Manubrium sterni • Trochanter Major

• Pre acromion os acromiale

• Mediale en laterale femurcondylen • Mediale en laterale malleoli • SIAS beiderzijds

Geef voorafgaand aan de test de volgende instructie aan je proefpersoon.

De test wordt eerst 2x links getest, laat de proefpersoon een kwartslag draaien naar links vervolgens 2x rechts.

• Tijdens de test kijk je recht vooruit, • blijven de handen gekruist voor de borst, • en blijven de knieën zoveel mogelijk parallel.

Voer na de instructie een oefensquat op ieder been uit. Check tijdens deze oefening of alle markers goed zichtbaar in beeld zijn (en blijven). Als dit niet zo is, plak dan nog een extra marker (2 op elkaar) op de locatie die niet zichtbaar was.

Uitgangshouding test

• Neem met twee benen plaats op de markering op de grond. • Kruis beide armen voor de borst.

• Ga op één been staan gedurende twee seconden.

• Hou de knie van het opgetilde been parallel aan de knie van het standbeen. • Kijk recht vooruit.

Uitvoering test

• Maak in twee seconden een éénbenige kniebuiging, zo diep als mogelijk (streven is minimaal 75˚).

• Kom op datzelfde been in twee seconden weer volledig omhoog. • Ga weer op twee benen staan.

(42)

• Het vrije been de grond raakt

• De handen NIET gekruist voor de borst blijven • Er naar beneden gekeken wordt

• Er in een te snel tempo bewogen wordt

(43)

Instructies voor de medewerkers bij de Single Leg Squat

Taken / instructie voor medewerker die de markers plaatst: - Plaats markers op de volgende anatomische structuren:

o Manubrium sterni o Trochanter Major

o Pre acromion os acromiale

- Plaats bolletjes op de volgende anatomische structuren met dubbelzijdige tape: o Mediale en laterale femurcondylen

o Mediale en laterale malleoli o SIAS beiderzijds

- Zorg ervoor dat de markers goed bevestigd zijn.

- Als de markers bevestigd zijn, dan stuur je de student naar de warming-up.

- Geef de student de instructie de bolletjes (zonder tape) na de test in de daarvoor bestemde bak te doen

Instructies voor de medewerkers bij de Single Leg Squat

(44)

o Controle op juiste kleding (strakke broek, shirt (V-hals) in broek, enkelsokjes, zaalschoenen, lang haar opgestoken).

o Laten uitvoeren van w-up: 1 serie van 8 hh tweebenige squat (hp-‘30s)

o Uitleg en 3 x per been oefenen correcte uitvoering SLS tot een kniehoek van 75°. Uitgangshouding:

o Neem met twee benen plaats op de markering op de grond. o Kruis beide armen voor de borst.

o Ga op één been staan gedurende twee seconden.

o Hou de knie van het opgetilde been parallel aan de knie van het standbeen o Kijk recht vooruit

Uitvoering

o Maak in twee seconden een éénbenige kniebuiging tot een kniehoek van 75°. o Kom op datzelfde been in twee seconden weer volledig omhoog.

o Ga weer op twee benen staan. Voorwaarden

o Tijdens de Single Leg Squat kijk je recht vooruit, blijven de handen gekruist voor de borst en blijven de knieën zoveel mogelijk parallel.

Testvolgorde:

o Eerst wordt het linker been driemaal getest, vervolgens driemaal het rechter been. o 3x per been laten oefenen van de SLS. Controle op correcte uitvoering en juiste kniehoek 75°

met behulp van de goniometer.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

a. Om deze spreiding volledig te kennen, zouden proeven over een zeer lange reeks van jaren moeten worden genomen, tenzij de kansverdeling van de verwachte opbrengstni- veaus

Die boonste verdieping bestaan hoofsaaklik uit ’n hoofslaapkam er met sy eie kaggel, waaruit twee deure lei, een na die veranda en die ander na ’n

Conducted in three phases and in accordance with its set objective, the study generally investigated the extent to which antibiotics were appropriately prescribed

Bahn &amp; McGill (2007) recently asked a clever question that upset my complacency: what if environmental variables predict spatial variation in the abundance of organisms because

The research objectives of this study were to explore and describe the experiences of operating room personnel after sharps injuries, to explore and describe the reasons why they

They created rules that now govern the initiation ritual, like urging initiates to seek medical attention if required (as opposed to the old belief of not being a man when doing

To experimentally verify the existence of an intrinsic magnonic crystal resulting in quantized helimagnons in the conical and helical phases of Cu 2 OSeO 3 , we performed

The trial was stopped early (mean follow up 23 months) as the data and safety monitoring committee detected a clear advantage in the “preventive PCI” group (hazard ratio in