• No results found

Samenvatting Inleiding Financiële Markten 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Samenvatting Inleiding Financiële Markten 1"

Copied!
132
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Inleiding Financiële

Markten 1

De cursusdienst van de faculteit Toegepaste Economische

Wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen.

Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen, examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je medestudenten.

www.weduc.be

lOMoARcPSD|1149022

(2)

Deel I: Het financiële systeem

Hoofdstuk 1: Het financiële systeem in vogelvlucht

Verschillende spelers binnen de reële economie

 Gezinnen of particulieren haves

 Ondernemingen (=niet financiële vennootschappen NBB) have nots  Overheid have nots

 Buitenland

In elk van deze sectoren zijn er partijen die behoefte hebben aan financiële middelen, terwijl anderen een overschot hebben (have en have nots)

Financiële vermogensposities

 Gezinnen houden positieve netto-‐financiële vermogenspositie aan die wordt aangewend om de bedrijven, overheid en het buitenland te financieren

 Financiële instellingen fungeren als ‘go-‐between’: vermogen wordt aangehouden onder de vorm van diverse financiële activa

Ontstaan financiële vaste activa

 Directe of semi-‐directe financiering = via financiële markten  Indirecte financiering = via financiële instellingen

Schaduwbankieren

Ontstaan van kredietverlening buiten het reguliere bankkanaal en buiten het globale gezichtsveld van de toezichthouders

1.1 Inventarisatie van de macro-economische vermogensposities

Vermogen wordt opgebouwd door sparen = deel van het beschikbaar inkomen dat gezinnen niet consumeren of dat bedrijven niet uitkeren aan aandeelhouders

Hypothecair krediet

Gezinnen die lening hebben aangegaan om eigen woning te kopen

Consumptiekrediet

Gezinnen die lening aangaan om hun huidige consumptie boven het niveau van hun huidige inkomsten te tillen

Netto vermogenspositie

 Totaal vermogen

o Financieel (roerend) vermogen

o Niet-‐financieel (onroerend) vermogen  Gecorrigeerd met de aangegane schulden

Investeringskrediet

Bedrijven die lening aangaan om projecten kunnen financieren lOMoARcPSD|1149022

(3)

Kaskrediet

Bedrijven die lening aangaan om tijdelijke kastekorten te kunnen overbruggen

Andere bedrijven hebben vaak een verschot aan kasmiddelen die zij zo rendabel mogelijk willen beleggen

Overheid heeft ook ruime behoefte aan financiële middelen om de

overheidsschuld te financieren

Financiële stromen met het buitenland hangen af van de handelsbalans  uiteindelijk wordt vermogen direct of indirect aangehouden door particulieren

Wereldvermogen

 Bijna 65% aangehouden in Noord-‐Amerika en Europa  Zeer ongelijk verdeeld

o De minst welvarende landen meer monden te voeden  Gemiddeld vermogen Belg = 256 000 USD

o Financieel vermogen van 160 000 USD o Niet-‐financieel vermogen van 130 000 USD o Schuld van 34 000 USD

o Totaal financieel vermogen van de Belgen = 1,3 biljoen USD o Totaal onroerend vermogen van de Belgen = 1 biljoen USD

(4)

Vermogenspiramide

Wereldvermogen en wereldwijde commerciële vastgoed  WV = 241 biljoen USD

o Financiële en niet-‐financiële vermogens van particulieren o Zonder commercieel vastgoed en infrastructuur

 Wereldwijde commerciële vastgoed = 58 biljoen USD  Belgisch commercieel vastgoed = 300 tot 400 miljard USD

Vorderingen en financiële verplichtingen per sector

 Netto vermogen = 816 miljard euro

 We zien hier dat gezinnen de enige zijn die positief netto financieel vermogen hebben

 Particulieren financieren de niet-‐financiële vennootschappen (aandelen)  Financiële instellingen fungeren als doorgeefluik

 1 van de weinige landen met positieve netto investeringspositie

The lost decade

Netto gezinsvermogen groeide tussen 2000 en 2012 aan een ritme van 1,30% per jaar

(5)

Evolutie van de vermogensverdeling van particulieren 2000-2012

 Particulieren minder aangetrokken door instellingen voor collectieve belegging en obligaties

 Lage rentevoeten + zwak presterende financiële markten  verzekeringsproducten en deposito’s

(6)

 Financieel vermogen van de gezinnen wordt uitgesplitst in functie van het instrument waarin belegd wordt

 Economisch belang financiële activa

o Tussen 2000 en 2007 bedroeg financiële activa 250% van het BBP  Particulieren sluiten vaak leningen af met looptijden langer dan 1 jaar 1.2 Financiële activa

Financiële stromen

Financiële transfers van partijen met financieringsbehoefte naar economische agenten met financieringstekort

 vergroot de economische efficiëntie

 Kapitalen die niet productief benut worden gaan naar zinvolle projecten : fund transfer

 Risico’s worden doorgeschoven en gedeeld = risk transfer

Activa

Bezittingen die waarde hebben in het ruilproces

 Reële activa (goud, auto, schilderij, huizen = real assets): fysische eigenschappen

 Financiële activa (financial assets, financial instruments, securities): doen juridisch recht ontstaan op een toekomstig financieel voordeel

Financieel instrument of financieel activum

Elk instrument dat een claim doet ontstaan op toekomstige kasstromen  Uitgegeven door emittent (issuer, uitgever) of kredietnemer

 Gekocht door belegger (investor) of kredietgever die geld op productieve manier wil aanwenden

Effecten

Alle al dan niet verhandelbare beleggingsinstrumenten zoals aandelen,

obligaties, rechten van deelneming in een beleggingsfonds, vastgoedcertificaten en afgeleide producten

Beleggingsopportuniteiten in financiële vaste activa  Spaarboekjes

 Kasbons  Obligaties  Aandelen

(7)

 verschillen in risicoprofiel en liquiditeitsgraad (risicopremie en liquiditeitspremie)

1.2.1 Risicoprofiel

Aandelen

 Vertegenwoordigen kapitaal van onderneming  Bij oprichting = eigen vermogen

 Bij winst zal eigen vermogen toenemen (en dus waarde van aandelen)  Aandeelhouders dragen commercieel risico: als onderneming het goed

doet dan kunnen zij de vruchten plukken door dividend

 Verwachten hoger rendement dan obligatiehouder (<-‐> beurscrash)

Leningen, obligaties, kasbons,…

 Financieringsbronnen die vreemd vermogen spijzen

 Financier heeft wel risico, maar bij faillissement wordt deze voor de aandeelhouders betaald

 Intrestvergoeding = vastrentende effecten  Minder risico dan aandelen

Financiële economen meten risico vaak a.d.h.v. de volatiliteit van de rendementen

= standaardafwijking = hogere volatiliteit is meer risico

1.2.2 Liquiditeitsprofiel

Financiële activa makkelijker omzetten in geld = hoge liquiditeitsgraad

Liquiditeit

Financieel activum dat op een willekeurig moment in de tijd snel en zonder al te veel prijsverlies, kosten en moeite terug in geld kan worden omgezet

Perfect moneyness

 Termijndeposito’s en spaarboekjes  Quasigeld of near money

o Eerst omgezet worden in geld om beschikbaar te zijn

Negotiable Order of Withdrawal

 Tussenvorm van geld en quasigeld

 = termijnrekeningen maar bank staat houder toe er toch rechtstreeks betalingen met te doen

 Betalingsinstrument gecreëerd dat tegelijk intrestvergoeding opbrengt (Regulation Q omzeild)

Blue Chip companies

 Aandelen van grote ondernemingen  Continu verhandeld

Mid- & Small Caps

 Aandelen van middelgrote en kleinere ondernemingen  Handel beperkter

(8)

Impliciete transactiekost

Een groot verkooporder kan overaanbod creëren en neerwaartse prijsdruk teweeg brengen  liquiditeit wordt onder druk gezet omdat de

aangeboden effecten niet zonder prijsverlies kunnen verkocht worden

Proxies voor liquiditeit

= variabelen die de graad van liquiditeit van een markt proberen te benaderen  Tijdspanne die nodig is om effect te verkopen en toch volledige

marktwaarde te ontvangen

 Bedrag onder marktwaarde dat men moet opgeven als effect onmiddellijk

verkocht wordt o Bi d - ‐ ask m ar g e

 Bid = koers waartegen financiële tussenpersoon het effect wil aankopen en de klant het verkoopt

 Ask = koers waartegen financiële tussenpersoon het effect wil verkopen en de klant het koopt

 Bid lager dan ask  verschil = bid-‐ask spread  Marktdiepte die gemeten kan worden a.d.h.v. liquiditeitsratio

o Verhouding tussen handelsvolume gedurende bepaalde tijdsperiode en de absolute prijsverandering

o Geeft aan in hoeverre de markt in staat is om order te verwerken zonder grote veranderingen in prijs te veroorzaken

 Verhandelde volume of grootte van onderneming vaak als liquiditeit-‐proxy

gebruikt

o Grotere ondernemingen normaal meer liquide dan kleinere  a.d.h.v. marktkapitalisatie = marktwaarde aandelen * aantal uitstaande aandelen

 Free float meet aantal of proportie vrij verhandelbare aandelen

o Hoe groter de free float, hoe meer liquide het aandeel

o Transparantiewetgeving: verplicht aandeelhouders hun belang in de onderneming publiek te maken (free float= aantal aandelen waarvoor geen melding is gemaakt)

 Gemiddelde verblijftijd van aandeel in portefeuille

o Berekend op basis van free float

o Verhouding van de free float op het verhandelde volume van een bepaald jaar

 ondernemingen die te kleine free float hebben niet gegeerd door grote beleggers

 institutionele belegger vermijden aandelen waarvan beurskapitalisatie < 1 miljard

 gebrek aan liquiditeit vormt bedreiging voor imago en goed functioneren van hele markt

 liquiditeit noodzakelijke voorwaarde voor vlot functioneren van financiële markt

1.3 Financieringskanalen

Transfer van vermogen op 2 verschillende manieren

(9)

 Indirecte wijze via financiële tussenpersonen (kredietverlening)  Kredieten typisch verstrekt door banken maar vandaag is er een

tussenvorm ontstaan waarbij er vormen van kredietverlening ontstaan buiten het traditionele bankkanaal

Schaduwbankieren

Kredieten die oorspronkelijk door banken werden uitgegeven maar later doorverkocht worden aan beleggers zorgen ervoor dat de beleggers kredietverschaffers worden

 Aandacht getrokken bij financiële crisis van 2008-‐2009

Risico’s (hoofdstuk 6)  Financiële markten o Madness of Crowds  Financiële instellingen o Kredietrisico o Marktrisico o Operationeel risico o Liquiditeitsrisico

o Legal risk, Settlement risk, Model risk,… o Reputatierisico

1.3.1 Directe financiering

Financiering via een financiële markt

 Dochter die bij ouders leent voor eerste auto (niet-‐georganiseerde informele financiële markt

 Dochteronderneming lenen van moederonderneming = intercompany loan  ontstaan van interne financiële markt

o Dochter en dochteronderneming zijn emittent

o Ouders en moederonderneming zijn belegger of investor  Vennootschap oprichten

o Oprichters (beleggers) staan middelen af aan de onderneming (emittent) en krijgen in ruil aandelen

1.3.2 Semi-‐directe financiering

 Emissie van financiële instrumenten zoals overheidsobligaties en aandelen van beursgenoteerde bedrijven

 Financiële tussenpersonen treedt op voor rekening van de emittent en ontvangt vergoeding (fee)

Underwriting

Klanten bijstaan bij het uitgeven van effecten

 Underwriter is tussenpersoon die vers kapitaal plaatst

Broker

verhandelt financiële activa voor rekening van een klant  Voice brokerage (grotere bedragen)

 Elektronische handelsplatformen (kleinere bedragen)

Dealer

(10)

Broker-dealer

Combinatie van de 2 types bij 1 financiële tussenpersoon

 chinese wall tussen beide activiteiten (= scheiding van bevoegdheden en informatieverstrekking binnen bedrijven of overheidsorganen)

Business angel netwerk

 BAN Vlaanderen, Bizzbees,…

 Brengen vermogende ondernemers (angels) in contact met jonge ondernemingen

 Participaties in aandelenkapitaal = venture capital

 Toestaan van leningen van gemiddeld 25 000 tot 250 000 euro + advies

Crowdfunding

Project wordt gefinancierd door de kleine bijdragen van vele particulieren  Systeem van giften waar beloning in natura tegenover staat

 Gewone lening  Kopen van aandeel

 Vaak via website en ontvangt bedrag pas als het bedrag volledig is

Openbare emissie

Staan onder het toezicht van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten  dient prospectus en alle reclame en berichten die verspreid worden goed te keuren

Prospectus

Document dat alle nodige gegevens bevat die het publiek in staat moet stellen zich een verantwoord oordeel te vormen over de voorgestelde belegging  Afwijkingen

 Aandelen te koop aanbieden aan personeelsleden  Alternext

 reclamecampagne dient goedgekeurd te worden bij uitgifte van ICB’s maar niet bij obligaties

Private emissie

 Gericht aan gekwalificeerde beleggers

 Gericht zijn aan minder dan 150 natuurlijke of rechtspersonen die geen gekwalificeerde beleggers zijn

 Nominale waarde/eenheid of totale tegenwaarde/aanbieding van ten minste 100 000 euro

 Totale tegenwaarde van minder dan 100 000 euro

Nadelen van directe en semi-directe financiering

 Moral hazard = moreel gevaar wanneer het gedrag van een verzekerde

wijzigt en zich risicovoller gaat gedragen

 Informatie-‐assymetrie: verschil in kennis tussen de aanvrager van de

financiering en de bankier die op basis van een kredietbeoordeling een beslissing dient te nemen

(11)

1.3.3 Indirecte financiering

Via financiële tussenpersoon

 Financieringsbehoeftige ondervind moeilijkheden om geschikte tegenpartij te vinden

 Overeenstemming zijn met de financier m.b.t. grootte, risico en timing  Tussenpersoon nemen zelf posities in: ontlenen in eigen naam en voor

eigen rekening fondsen van de uiteindelijke beleggers  Kredietinstellingen (banken)

o Ontvangen deposito’s en gebruiken deze middelen om krediet te verlenen

 Instellingen voor collectieve belegging (ICB)

o Geven deelbewijzen uit waarop wordt ingetekend door uiteindelijke beleggers

 Openbaar spaarwezen

1.3.4 Schaduwbankieren

Door allerlei financiële technieken werd situatie gecreëerd waardoor kredietverlening door groot deel niet meer door traditionele bankwezen gebeurde  VS in 2009 meer buiten banksysteem dan binnen

Definitie volgens Financial Stability Board

Het systeem van kredietintermediatie via entiteiten en activiteiten buiten het reguliere bankwezen

 kenmerken

 Transformatie van deposito’s in kredieten  Looptijdstransformatie

 Liquiditeitstranformatie

 kijken naar financiële instellingen m.u.v. banken, verzekeraars en pensioenfondsen

1.4 Optimale organisatie van het financiële systeem

Verschillende landen gebruiken andere systemen of combinaties van systemen domineren

 Eurozone: bankfinanciering dominante rol

 VS: financiering via genoteerde aandelen of obligaties

Keuze van financieel systeem is belangrijk om economische groei te realiseren

 Via contracten

Drie eigenschappen van het systeem analyseren

 Efficiëntie van het systeem

 Financiële stabiliteit die het systeem met zich meebrengt

 Mogelijkheden om via monetaire politiek op de economie te kunnen begrijpen

Efficiëntie

 In welke mate slaagt financieel systeem er in de financiële risico’s te heralloceren?

o Cross - ‐ sect ione le risicoherall oc at i e : financieel systeem laat toe de risico’s te verdelen dat personen meer of minder risico kunnen

(12)

nemen. Effecten met verschillende risicokarakteristieken

(aandelen, obligaties) kunnen makkelijker doorverkocht worden dan leningen

o Intertemporele risicoherallocatie : risico’s spreiden over de tijd, maar markten zullen minder makkelijk in dit opzet slagen omdat marktspelers hun kortetermijnbelangen nastreven, terwijl financiële instellingen meer mogelijkheden bieden op lange termijn

 In welke mate geeft financieel systeem incentives om informatie te verwerven?

o Indien financier toezicht wil uitoefenen op de ontlener om na te gaan hoe hij de middelen aanwendt (post lending moral hazard) dan moet hij daarvoor een kost dragen (monitoring cost) en zich daarvoor organiseren

o Financiële instelling volgens Diamond: delegated monitor die in opdracht van de eigenlijke vermogensverschaffers dit toezicht op een economisch efficiënte manier kon organiseren

 Hoe gaat het financieel systeem om met een corporate governance

o Managers moeten gemotiveerd worden om groei na te streven  niet ontaarden in kortetermijndoelstellingen

 Biedt financieel systeem genoeg financiering voor nieuwe ideeën en industrieën?

o Zowel de beschikbaarheid als de termijn waarover men kan beschikken over de middelen is van belang. Zo biedt financiering via aandelen een liquiditeitsverzekering, de onderneming hoeft niet te vrezen dat ze het kapitaal zal moeten terugbetalen  Modellen in essentie complementair

 Afhankelijk van wereldevoluties en nationale omstandigheden vinden verschuivingen plaats van het ene naar het andere systeem

Glass-Steagall Act

 De VS voerden in de jaren 30 een strikte scheiding in tussen commercial banking en investment banking

 Om prijsconcurrentie te voorkomen werd maximale rentevoer op spaarrekeningen en termijndeposito’s door overheid vastgelegd =

Regulation Q

o Marktverstorend effect: zodra marktrente boven maximum

toegelaten rente steeg, vloeiden de spaar-‐ en termijnrekeningen bij de commerciële banken leeg  fondsen werden rechtsreeks belegd  verschuiving van indirect naar (semi-‐) directe financiering = desintermediatie

Universele banken

 In Europa

 Verschuiving van middelen zette winstcijfers minder onder druk  Hogere kredietwaardigheid: goedkopere middelen en dus scherpere

(13)

 Als rentemarge laag is neemt aantrekkelijkheid van (semi-‐) directe financiering af

Desintermediatietendens in continentaal Europa

 Jaren 80

 Transactie-‐ en informatiekosten sterk gedaald door technologische vooruitgang waardoor toegang tot kapitaalmarkt verlaagd word

 Minimale solvabiliteitseisen verhoogd  kost kredietverlening verhoogd

Black Monday (1987)

 Aandelenmarkt in Hong Kong daalde met 45%  Spanje verloor 31%

 VK verloor 26%  VS verloor 23%

 Brady rapport  program traders

Savings & Loan crisis

 VS in jaren 80 en 90

 Traditionele spaarbanken die geld inzamelden bij het grote publiek en daarmee woonkredieten toekenden

 Bijna 750 financiële instellingen gingen door de bijl

Ontwikkelingsgraad van het Belgische financiële systeem

 Sinds 2007 wordt werking van financiële systeem geëvalueerd door topondernemers die deelnemen aan enquête van World Economic Forum rond de concurrentiepositie van de deelnemende landen

(14)

1.5 0verzicht

Financiële spelers en stromen

 Hoe zal financiële activa via financiële markten en financiële instellingen worden gecreëerd en verhandeld om consumptie-‐, investerings-‐ en beleggingspatronen optimaal te spreiden

Hoofdstuk 2: Financiële markten

= markten waarin claims verhandeld worden die een directe band leggen tussen

ontleners en uitleners

Meeste transacties via computerscherm of via telefoon = uitgebreid netwerk van

communicatiemedia

= markten die ideaaltype van de volkomen mededinging benaderen

Euronext-‐NYSE

 Zeer veel aanbieders en vragers

 1 marktpartij kan de koersen niet of nauwelijks beïnvloeden

 in meeste financiële markten zijn er voldoende afwijkingen van dit ideaaltype  Op kleinere markten zullen institutionele beleggers invloed uitoefenen op

de beurskoers

 Marktfricties = belemmeringen die de volkomen concurrentie verhinderen

o Transactiekosten en belastingregelingen

 verschillen in status creëren ongelijkheden tussen de marktspelers 2.1 Financiële markten en de beleggers

Particuliere belegger (private belegger, retail investor)

= individuele belegger die zelf zijn portefeuille beheert (< 25 000 euro)

Institutionele beleggers (institutional investors)

Sinds 2e helft van 20e eeuw veel belang = institutionalisering van de financiële

(15)

 Verzekeringsmaatschappijen innen premies van klanten voor vb

levensverzekering

o Voor heel wat jaren beleggen om zo hun contractuele verplichtingen na te kunnen komen

o Daardoor ontstaan grote marktspelers die invloed uitoefenen op de markt

 Instellingen voor collectieve belegging geven deelbewijzen uit onder het

grote publiek en beleggen het totaal van de ingezamelde fondsen  Pensioenfondsen en pensioenspaarfondsen

o Middelen gespaard om de begunstigde een rente of kapitaal te kunnen uitbetalen wanneer deze op pensioen gaat

 Staatsinvesteringsfondsen (sovereign wealth funds)

o Inkomsten halen uit verkoop van grondstoffen

o Enorme deviezenoverschotten door overschotten op de lopende rekening

 Langs de kant van ontlener

Retail markt

Als een bank deposito’s aantrekt

Wholesale markt

Bank die financiering zoekt op de interbancaire markt 2.2 Typologie van financiële markten

2.2.1 Primaire en secundaire financiële markten

Primaire markt

Emissiemarkt waarop financiële activa in omloop wordt gebracht  Uitgifte van nieuwe aandelen n.a.v. nieuwe kapitaalverhoging  Uitgifte van overheidsobligaties

 Trekken van wisselbrief

Secundaire of circulatiemarkt (aftermarkt)

Als het financieel activum is geëmitteerd dan kan het op de beurs of de veiling worden verkocht tegen de geldende marktprijs

 Wissel kan ter disconto worden aangeboden bij bank

 goed functionerende en liquide secundaire markt van groot belang  Aantrekkelijk participeren in primaire markt

 Makkelijker doorverkopen

 Creatie van effecten om overdracht zo soepel mogelijk te laten verlopen o D.m.v. endossement bij wissel en het orderbriefje

 Liquide secundaire markt heeft lage impliciete transactiekosten

Derde markt

Transacties in beursgenoteerde effecten die in de over-‐the-‐counter markt verlopen

(16)

Vierde markt

Rechtstreekse handel tussen institutionele beleggers zonder tussenkomst van broker/dealers

2.2.2 Geld-‐ en kapitaalmarkten

Geldmarkt

Financiële activa met een oorspronkelijke looptijd van minder dan 1 jaar  Enkelvoudige intrest als rentevoet

Kapitaalmarkt

Meer dan 1 jaar

 Samengestelde interestrekening als prijs of percentage van de nominale waarde

2.2.3 Beurs-‐ en buitenbeurs markten

Beurs (board of trade, exchange)

Officieel erkende, gereglementeerde markt waar vraag en aanbod samenkomen  Eerst een notering aanvragen (listing)

 Disciplinerende en sanctionerende bevoegdheden  Federation of European Security Exchanges

 NYSE Euronext

 London Stock Exchange

Buitenbeursmarkt (over-the-counter markt)

Effecten kunnen van eigenaar veranderen vb voor aankoop van valuta

2.2.4 Vloerhandel versus schermenhandel

Vloerhandel (pit trading, concrete markten)

Handelaars ontmoeten elkaar fysiek

Schermenhandel (abstracte markten)

Veel sneller, gemiddelde uitvoeringstijd order veel kleiner  Verbod op flash trading

 High frequency trading = grote volumes worden automatisch verhandeld

 Flash crash

 Reverse flash crash

2.2.5 Gereglementeerde versus niet-‐gereglementeerde buitenbeursmarkten

Gereglementeerde buitenbeursmarkt

 Afzonderlijk marktreglement  Toezichthoudend orgaan

 NASDAQ, OTC-‐bulletin Board, pink sheets

 Euronext Brussel, markt voor afgeleide producten van Euronext Brussel

Niet-gereglementeerde buitenbeursmarkten

 Markt van termijncontracten

(17)

2.2.6 Bilaterale versus multilaterale handelsomgeving

Bilaterale handelsomgeving

 OTC markten georganiseerd rond een market maker = dealer

o Werkt voor eigen rekening en afficheert bid-‐ask koersen via telefoon of via electronic bulletin board

o Transacties gesloten tussen 2 dealers onderling of tussen dealer en eindgebruiker = bilaterale handel

o Geen transparantie

Multilaterale handelsplatformen (multilateral trading facilities = MTF)

 Elektronisch handelsplatform analoog aan die dat beurzen gebruiken  Onderneming treedt meestal op als broker (intermediary) en neemt geen

positie in = electronically brokered platform of electronic brokering system

 Pre-‐trade transparantie en post-‐trade transparantie

 Central counterparty = het platform werpt zichzelf op tussen elke koper en

verkoper

o Kredietrisico verkleint  Electronic trading platform

o Enkel prijzen van 1 dealer

Markt-microstructuur

= wijze waarop transacties tot stand komen

 In 2004 gereguleerd door MFID, in VS de ATF

2.2.7 Prijs-‐ en ordergedreven markten

Belangrijke functie van elke markt is bepalen van evenwichtsprijzen

Overgedreven systeem

 Fixing: makelaars dienen beursorder in bij beurs en beurssyteem berekent prijs waartegen het grootste aantal transacties kan worden uitgevoerd

o Enkele fixing: 1 fixing per dag o Dubbele fixing: 2 fixings per dag

o Semi-‐continu fixing: fixing als bepaalde hoeveelheid aan order beschikbaar is

o Continue fixing: na invoeren van order wordt nagegaan of het kan uitgevoerd worden

Prijsgedreven systeem

 Makelaars maken bid-‐ask koersen bekend waartegen ze bepaalde hoeveelheid willen verhandelen

 Uiteindelijke volume van transactie zal afhangen van prijsovereenkomst die met tegenpartij kan worden afgesloten

 Meer transparantie

2.2.8 Contantmarkten versus markten voor afgeleide financiële producten

Contactmarkt (spot market, cash market)

(18)

Markten voor afgeleide producten (derivaten)

 Koper van afgeleide product verwerft de plicht (termijncontracten, futures en swaps) of het recht (opties, warrants) om 1 of meer welbepaalde momenten in de toekomst

 Winst of verlies is onzeker = contingent claims

2.2.9 Markten voor leningen en markten voor effecten

Markten voor leningen

Individuele leencontracten afgesloten

Markten voor effecten

Financieel activum vertegenwoordigd door effect op waardepapier (op naam of aan order)

 Effecten aan toonder afgeschaft

2.2.10 Nationale en internationale financiële markten

Nationale markt

= markten waarop binnen het land effecten verhandeld worden  Binnenlandse markt (domestic market)

o Markt waar inheemse emittenten effecten uitgeven en waarop deze effecten vervolgens verhandeld worden

 Buitenlandse markt (foreign market)

o Markt waarop niet-‐inheemse emittenten effecten kunnen uitgeven en verhandelen

o Yankee markt (VS) o Samurai markt (Japan) o Bulldog markt (VK)

o Rembrandt markt (Nederland) o Matador markt (Spanje)

Externe markt = internationale markt = off-shore markt = euromarkt = Xeno markt

 Effecten die tegelijk aan inwoners van verschillende landen worden aangeboden en die in een andere munt worden uitgegeven dan deze van het land waarin het aanbod gebeurt

 Euro-‐obligaties: effecten die verkocht worden buiten het land van de emittent om financiële middelen aan te trekken in andere munt

 = Euromarkten aangevuld met buitenlandse segment van de nationale markt

 = markt waarop gecontacteerd wordt tussen binnenlandse spaarders en buitenlandse ontleners

2.2.11 Open en gesloten markten

Open markt

= markt waarop iedereen makkelijk kan handelen  Aandelenmarkt meestal open

Gesloten markt

 Aandelenmarkt waarop enkel bepaalde nationaliteiten mogen handelen”  Tendens naar steeds meer gesloten markten

(19)

2.2.12 Markten met zwakke, half-‐sterke en sterke marktefciëntie

 Ondernemingen krijgen marktwaardering dankzij financiële markten

 Als er informatie wordt vrijgegeven die invloed heeft op toekomst van het bedrijf dan zal de marktprijs veranderen

 Financiële markten verwerken de informatie die vrij komt in de prijs  Marktefficiëntie is term die men gebruikt om de graad van

informatieverwerking aan te geven

Zwakke marktefficiëntie

 Incorporeren de info die we kunnen puren uit historische verloop van de koersen en hun volumes

 Technische analisten kunnen geen geld verdienen

  trends, keerpunten en patronen in historische koersen detecteren en speculeren dat de geschiedenis zich zal herhalen

Half-sterke marktefficiëntie

 Incorporeren info die publiek beschikbaar is

 Koersen reageren zonder vertraging en in de juiste proportie op nieuws  Event study: toetst statistisch of er gemiddeld op de dag van de

gebeurtenis een abnormaal rendement gehaald wordt (bij ondernemingen die zelfde gebeurtenis hebben meegemaakt)

o Aandelensplitsingen o Kapitaalverhogingen o Schuldherschikking o Dividenduitkeringen o …

  enkel reageren op info die afwijkt van haar verwachtingen

Sterke marktefficiëntie

 Inside information wordt snel en correct verwerkt in de koersen

 Beleggingsbeperkingen of meldingsplicht als de company insiders financiële posities innemen

 zwakke en half-‐sterke vorm meest aanvaard

 empirische validiteit van sterke vorm in vraag gesteld 2.3 De rol van financiële markten

 hebben een viertal economische functies

2.3.1 Prijsbepaling

 Waarde van aantal economisch belangrijke financiële activa eenvoudig en objectief bepaald worden

 Ondernemingsspecifieke (winstverwachtingen,…) en algemeen economische variabelen (verwachte inflatie,…) gebruiken  Dankzij prijsvormingsproces bevorderen financiële markten de

economische allocatie van de spaarmiddelen

(20)

2.3.2 Verschaffen van liquiditeit

 Kredietnemers kunnen op eenvoudige manier aan financiële middelen geraken (= toegankelijkheid van markten)

 Verhandelbaarheid van de financiële activa op secundaire markten  Hierdoor kunnen beleggers hun financiële activa voortijdig ten gelde

maken en verkopen aan andere beleggers

2.3.3 Beperken van zoek-‐ en informatiekosten

Zoekkosten

 Impliciete en expliciete kosten die een belegger oploopt om zijn geld tegen voor hem aanvaardbare voorwaarden te plaatsen

 Expliciet: advertenties of andere marketinginstrumenten

 Impliciet: het niet tijdig plaatsen van zijn fondsen

Informatiekosten

 Verzamelen van informatie die de economische agent in staat stelt de aantrekkelijkheid van het financiële instrument te evalueren

 Bij verkoopbeslissingen weinig informatieproblemen

 Bij aankoopbeslissingen veel meer informatieproblemen want groot beleggingsuniversum

o Baseren aankopen op aandelen die hun aandacht getrokken

hebben (abnormaal handelsvolume, opmerkelijke koersbeweging)

Informatie-‐providers

 Financiële informatieverstrekkers : Reuters, Bloomberg  Ratingbureaus : Fitch, Moody’s

o Verminderen informatiekost door kredietwaardigheid van

belangrijke emittenten te publiceren

 Financiële analisten : analyseren jaarrekeningen van beursgenoteerde ondernemingen

o Banken hebben analisten  handig voor corporate finance desk

en commerciële netwerk

o Revisieratio: verhouding tussen opwaartse correcties van hun

voorspellingen van de bedrijfsresultaten en de neerwaartse

o 5 klassen: kopen, bijkopen, houden, afbouwen, verkopen o Belgische Vereniging voor Financiële Analisten is lid bij

European Federation of Financial Analyst Societies  Association of Certified Internation Investment Analysts

Sinds 2006 moeten beleggingsadviezen ondubbelzinnig vermelden wij het advies

geschreven heeft

Meeste beursgenoteerde bedrijven maken financiële info bekend via internet

 Lijst van voorwaarden zodat belegger beschermd is

 Aparte afdeling beleggersinformatie en financiële informatie  Minimale ingrediënten van site

o Kalender met data waarop financiële info gepubliceerd wordt o Jaarverslag

(21)

o Persberichten met koersgevoelige informatie o Informatie over jaarlijkse algemene vergadering o Technische gegevens over aandelen, dividenden,… o Ontwerpen voor statutenwijziging

  site aan voorwaarden voldoen en goedkeuring krijgen van FSMA

2.3.4 Risicotransfers

Als kredietnemer grote financieringsbehoefte heeft wordt emissie opgedeeld in kleinere stukken

 Maakt het mogelijk en makkelijker om grotere bedragen te plaatsen  Laat kleinere beleggers toe om hun vermogen te spreiden en dus het

beleggingsrisico te verminderen

Risicoafdekking (hedging)

 Duidelijkst bij afgeleide producten

o Forward Rate Agreement (FRA)

 Rentevoet voor toekomstige lening vastgezet zodat de financieringskost niet meer zal toenemen

Hoofdstuk 3. Financiële intermediairs

Directe financiering van reële economie verloopt via reeks financiële

tussenpersonen die actieve rol spelen in het intermediëren tussen economische

agenten met spaaroverschotten en tekorten 3.1 De rol van financiële intermediairs

Waardecreërende functies

 Intermediatie-‐ en transformatiefunctie

o FI verminderen de zoek-‐ en transactiekosten op efficiënte manier o Maken het mogelijk om portefeuille van aangetrokken fondsen aan

te wenden om kredieten toe te staan

o Op vlotte manier gebeuren er verschillende transformaties

 Looptijdtransformatie: de korte looptijd wordt

getransformeerd in langlopende kredieten

 Risicotransformatie: geld plaatsen op spaarrekening houd

risico voor klant in op mogelijke faling van bank, maar bank kan fondsen aanwenden om hypothecaire kredieten te verschaffen waarbij kans op wanbetaling van klant veel groter kan zijn

 Liquiditeitstransformatie: van verhandelbare kasbon

naar illiquide krediet

 Schaaltransformatie: kleine inlagen aangetrokken door

ruim publiek deposanten financieren meestal ruimere projecten

 Vertrouwensfunctie

o Info niet evenwichtig verdeeld tussen aanbieders en vragers van kapitaal

(22)

o Potentiële kredietnemers heeft betere kijk op rendabiliteit en risico’s van de te financieren projecten maar zal info niet delen met buitenstaanders

o Tussenpersoon kan deze problemen oplossen

 Directer en nauwer contact tussen bank en kredietnemer waardoor deze makkelijker strategische info zal vrijgeven  Realisatie van ervarings-‐ en schaalvoordelen

o Onderzoeken van potentiële projecten vergt ervaring die langzaam opgebouwd wordt  organisatie van

selectieproces voor kleine aanbieders moeilijk en duur o Probleem van opvolging (monitoring)  nagaan in welke

mate het geld gebruikt wordt voor afgesproken project o Toch desintermediatie op het einde van vorige eeuw 

toch blijven intermediairs belangrijke en dominante rol spelen in financieel bestel

3.2 Financiële intermediairs

3.2.1 Indeling

Financiële ondernemingen

Verstrekken hoofdzakelijke financiële diensten

 Transformatie van financiële activa

 Brokerage (agency): verhandelen van financiële activa voor rekening van klant

 Dealing: verhandelen van financiële activa voor eigen rekening  Underwriting: bijstaan van cliënten bij uitgifte van financiële activa  Verstrekken van beleggingsadvies

 Portefeuillebeheer voor rekening van klanten

Verder indelen op basis van Wet van 22 maart 1993 (wet op het statuut en het

toezicht op de kredietinstellingen)

Kredietinstellingen

Belgische of buitenlandse ondernemingen die van het publiek gelden in ontvangst nemen en die voor eigen rekening krediet verlenen (banken)

Financiële instellingen

Ondernemingen die geen kredietinstelling zijn en waarvan de hoofdwerkzaamheid bestaat in:

 Verwerven van deelnemingen: holdings of portefeuillemaatschappij

 Uitoefenen van 1 of meer van de volgende door de wet opgesomde

werkzaamheden

o Verstrekken van leningen o Leasing

o Betalingsverrichtingen

o Uitgifte en beheer van betaalmiddelen

(23)

o Transacties voor eigen rekening van de instelling of voor rekening van de klant m.b.t. geldmarktinstrumenten, valuta’s, financiële futures en opties, swaps,…

o Deelnemen aan effectenemissies en dienstverrichtingen in verband daarmee

o Advisering aan ondernemingen op gebied van kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie, fusies en overnames

o Bemiddeling op interbankenmarkt o Vermogensbeheer en of –advisering o Bewaarneming en beheer van effecten o Uitgifte van elektronisch geld

 kredietinstellingen, financiële holdings, beursvennootschappen, vermogensbeheerders en ICB’s worden gecontroleerd door bedrijfsrevisor

Bankrevisoren die door NBB erkend zijn (zitten bij de big 4)

3.2.2 Kredietinstellingen

Naar Belgisch recht omvat Belgische kredietinstellingen en

dochterondernemingen (subsidiary) van buitenlandse kredietinstellingen

Naar buitenlands recht omvat

Bijkantoren (filiaal, branch): bedrijfszetel die deel zonder

rechtspersoonlijkheid vormt van een kredietinstelling en rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk handelingen verricht die specifiek zijn voor de werkzaamheden van een kredietinstelling

Vertegenwoordigingskantoor: voert geen bancaire verrichtingen uit,

verkrijgen en verspreiden van informatie voor buitenlandse kredietinstellingen

3.2.2.1 Kredietinstellingen naar Belgisch recht

Vergunningsvoorwaarden van NBB (niet vanbuiten kennen)

 Handelsvennootschap (uitz. EBVBA): 6,2 miljoen euro volstort

 Aandeelhouders die minstens 5% bezitten moeten geschikt worden

geacht door de NBB

 Effectieve leiding: ten minste 2 natuurlijke personen die passende ervaring

hebben en professioneel betrouwbaar zijn  onverenigbaarheden

 Personen die deelnemen aan bestuur of beleid moeten beschikken over

deskundigheid en passende ervaring

 Functies mogen niet worden uitgevoerd als die persoon bepaalde

veroordelingen heeft opgelopen (zaakvoerder, bestuurder, lid

directiecomité, directeur)

 Beschikken over passende beleidsstructuur, goede administratieve en

boekhoudkundige organisatie, goede controle-‐ en

beveiligingsmaatregelen mbt elektronische informatieverwerking en een goed intern controlesysteem

o Coherente en transparante organisatiestructuur met passende

functiescheiding

o Duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van

(24)

o Intern controlesysteem (internal audit) dat minstens jaarlijks

wordt beoordeeld

o Passend integriteitsbeleid (compliance functie)

o Passende onafhankelijke risicobeheerfunctie (risk management functie)

o Passende procedures voor identificatie, meting, beheer en

opvolging van interne verslaggeving over de belangrijkste risico’s + beloningsbeleid en –cultuur in overeenstemming met risicobeheer

o Maatregelen voorzien om belangenconflicten te vermijden

 om deze doelstellingen te bereiken richt iedere kredietinstelling een auditcomité en een vergoedingscomité (remuneratiecomité) binnen haar wettelijk bestuursorgaan Auditcomité

 Monitoring van het financiële verslaggevingsproces

 Monitoring van de doeltreffendheid van systemen voor interne controle en risicobeheer

 Monitoring van interne audit

 Monitoring van wettelijke controle jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening

 Beoordeling en monitoring onafhankelijk van erkende commissaris  verlening van bijkomende diensten

 Verslag uitbrengen bij wettelijk bestuursorgaan over uitoefening van taken

Remuneratiecomité

 Voorbereiden beslissingen over beloning

 Beslissingen die gevolgen hebben voor risico’s en risicobeheer

 Rekening houden met langetermijnbelangen van aandeelhouders, investeerder en andere belanghebbenden

 Hoofdbestuur in België

 Aansluiten bij depositogarantiesysteem

Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden

 Eigen vermogen niet dalen onder bedrag van minimumkapitaal  Belangrijke wijzigingen in kapitaalstructuur moeten eerste gemeld

worden aan NBB (5, 10, 15 % van kapitaal)

 Raad van Bestuur kan bevoegdheden overdragen aan directiecomité  personen moeten voorgelegd worden aan NBB

 Onder bepaalde voorwaarden kunnen bestuurders, zaakvoerder of directeuren mandaten opnemen als bestuurders of zaakvoerder in andere vennootschappen of openbare instellingen

 Toestemming NBB vereist voor overdracht of fusie  enkel weigeren als het ingaat tegen principes van gezond en voorzichtig beleid

 Aandelen bezitten in 1 of meerdere ondernemingen onder bepaalde voorwaarden

(25)

 Gelden en waarden niet aanwenden om publieke opinie in hun eigen voordeel te beïnvloeden (niet voor handelsreclame)

 NBB kan normen opleggen op gebied van solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie (kwalitatief of kwantitatief)

 Bij oprichten dochter in buitenland of bijkantoor moet NBB worden ingelicht

 Periodiek rapporteren over gedetailleerde financiële staten aan NBB

3.2.2.2 Kredietinstellingen naar buitenlands recht

Europees paspoort

Kredietinstelling die van 1 toezichthouder binnen de EU een vergunning heeft gekregen kan gebruik maken van de vrijheid van vestigen (bijkantoren openen)

en vrijheid van dienstverlening (vertegenwoordigingskantoren openen)

3.2.2.3 Kredietinstellingen in cijfers

Aantal kredietinstellingen ingeschreven in lijst van NBB

 Sinds 1980 zijn instellingen gestaag gedaald

 Aantal KI’s naar Belgisch recht daalde met meer dan 70%

 Aantal KI’s naar buitenlands recht zagen we meer dan verdubbelen  Forse internationalisering, reeks bankfusies

Jaarrekening sinds 2006 opgesteld met IAS/IFRS normen IAS

International Accounting Standards

IFRS

(26)

Balansstructuur per boekhoudkundige categorie onder IAS/IFRS

 Activa die worden aangehouden voor handelsdoeleinden (held for trading) =

activa die verworven werden om op korte termijn verder te verkopen en dienen tegen fair value (marktwaarde, reële waarde) in balans geboekt

worden

 2e categorie omvat financiële activa waarvoor de banken vrijwillig gekozen hebben om ze tegen marktwaarde te waarderen

 Leningen en vorderingen belangrijkste activaklasse

 Activa die tot einde van looptijd worden aangehouden zijn effecten en financiële instrumenten waarvoor de banken de bedoeling hebben om ze tot hun terugbetalingsdatum aan te houden

 Voor verkoop beschikbare financiële activa is restcategorie die tegen marktwaarde moet geboekt worden  waardeveranderingen rechtstreeks naar eigen vermogen

 Passiva die gewaardeerd worden tegen geamortiseerde kostprijs is belangrijkste categorie  deposito’s

(27)

Balansstructuur per product onder IAS/IFRS

 Belangrijkste post zijn leningen en voorschotten aan andere instellingen dan KI’s

o Hypothecaire kredieten, consumentenkredieten, leningen op termijn, voorschotten in RC, handelswissels, …

 Beleggingsportefeuille in beleggingsschulden sterk afgenomen o Leningen in voorschotten aan KI’s

 Snelle stijging van derivaten tussen 2006 en 2008

 Deposito’s groeide uit tot voornaamste financieringsbron o Lage rentestanden en grote risicoaversie 

spaarrekeningen (1/5e), totale deposito’s voor helft

(28)

Kerncijfers KI’s naar Belgisch recht die IAS/IFRS regels toepassen

 Rendabiliteit van kleinere banken komt de laatste jaren onder druk te staan

 Grote spanning tussen rendement op totale activa en rendement op eigen vermogen toont grote graad van schuldfinanciering die banken gebruiken  Kosten/inkomsten ratio en de risk asset ratio zijn laatste jaren fors

gestegen

Rendement op eigen vermogen

Product tussen rendement op totale activa (resultaat vh boekjaar/totale activa)

en de financiële hefboom (totale activa/eigen vermogen)

3.2.2.4 Economische classificatie en organisatie van kredietinstellingen

Spaarbanken

 Uitsluitend geld van privépersonen waarmee hypotheekleningen verstrekt worden

 1e spaarbank door toedoen Henry Duncan die armste klasse wilde

aanzetten tot sparen (voorhuwelijkssparen)

 Verenigd in World Savings Bank Institute en de European Savings Bank Group

Merchant bank (koopmansbank)

 Financiert bedrijven door het nemen van participaties

 Houden risico’s beperkter door te beleggen in gevestigde namen

Zakenbank (investment bank)

 Begeleidt bedrijven voor emissies van effecten  Bedrijfsherstructureringen

Commercial bank (wholesale bank)

 Tegenhanger van retailbank

 Intern in universele banken om aan te duiden of het over professioneel segment gaat

(29)

Universele bank

 Allround financiële dienstverlener

 Ook verzekeringsactiviteiten = bank-‐verzekeraar of bancassurance

Monetaire financiële instellingen

 Centrale bank en alle kredietinstellingen  alle instellingen die geldscheppende functie hebben

Off-shore bank

 Bank gevestigd in belastingparadijs

Private banker

 F. Van Lanschot Bankiers richt zich hoofdzakelijk op vermogensbeheer

Personal banking

 Middensegment tussen private banking en retail banking waar een meer gepersonaliseerde service wordt aangeboden

Discretionair vermogensbeheer

 Vermogensbeheerder neemt binnen de krijtlijnen van een mandaat alle aan-‐ en verkoopbeslissingen

Adviserend vermogensbeheer

 Ondersteunt de klant die zelf de beslissingen neemt

3.2.3 Financiële instellingen

3.2.3.1 Portefeuillemaatschappijen (holdings)

 Voornaamste bezigheid: aanhouden van duurzame participaties in 1 of meer vennootschappen waardoor zij de macht verwerven om deze vennootschappen te leiden

 Participaties minimum 12,5 miljoen euro om als holding beschouwd te worden

 Maken markten meer open

 Onderscheiden zich van merchant banks wat betreft het contoleoogmerk  België kent merchant banks niet: wordt overgenomen door

kredietinstellingen en door venture kapitalisten en private equity  Macht versterken door cascadestructuur: bovenste holding bezit

meerderheid van 51% van de aandelen van de onderste holding. De onderste financiert zich zoveel mogelijk met vreemd vermogen om zo 51% van de aandelen van de 3e holding te bezitten

2 categorieën van holdings

 Belegt hoofdzakelijk in niet-‐genoteerde bedrijven. Komt het meeste voor en hebben rendementgedreven doel. Vb Brederode, GIMV,…

 Streeft macht na in 1 of meerdere ondernemingen. Solvac veel invloed op Solvay. Machtsholdings hebben belangrijke participaties in verschillende sectoren en proberen controleaandeelhouder te zijn

Disagio, descount of décote

 Holdings noteren vaak onder de marktwaarde hun netto-‐activa  Gevaar voor management

(30)

o Corporate raiders worden door disagios aangetrokken: kopen ondergewaardeerde bedrijven op en hakken ze in stukken om ze ten gelde te maken

Financiële dienstengroep

Groep van ondernemingen die minstens 1 kredietinstelling, verzekerings-‐ of herverzekeringsonderneming of beleggingsonderneming omvat en die hoofdzakelijk in de financiële sector actief is

Gemengde financiële holding

Moederonderneming die aan het hoofd staat van de groep is geen kredietinstelling, verzekerings-‐ of herverzekeringsonderneming of beleggingsonderneming

3.2.3.2 Beleggingsondernemingen

 Beursvennootschappen die alle beleggings-‐ en nevendiensten mogen

verstrekken

 Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies die ook

orders van beleggers mogen ontvangen, doorgeven en uitvoeren

Gelijkaardige voorwaarden als KI’s

 Minimum gestorte kapitaal is lager en hangt af van de activiteiten (250 000 – 2,5 miljoen)

 Voor beursvennootschappen  NBB

 Voor vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies  FSMA

Beleggingsdiensten

 Ontvangen en doorgeven orders m.b.t. 1 of meer financiële instrumenten + met elkaar in contact brengen van 2 of meer beleggers

 Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten  Handelen voor eigen rekening

 Vermogensbeheer  Beleggingsadvies

 Overnemen van financiële instrumenten en plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie

 Plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie  Uitbaten van multilaterale handelsfaciliteiten

Nevendiensten

 Bewaring en beheer van financiële instrumenten voor rekening van cliënten

 Verstrekken van kredieten of leningen aan belegger

 Advisering aan ondernemingen (kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie, fusies, overnames)

 Valutawisseldiensten

 Onderzoek op beleggingsgebied en financiële analyse  Diensten i.v.m. overnemen van financiële instrumenten

(31)

Andere werkzaamheden

 Verrichten van transacties met financiële instrumenten voor eigen rekening

 Optreden als bewaarder voor financiële instrumenten voor

verzekeringsondernemingen, voor instellingen voor collectieve belegging en KI’s (voor rekening van cliënteel)

3.2.3.3 Captives

Multinationale ondernemingen (MNO) zijn niet-‐financiële ondernemingen. Als ze

hun treasery management onderbrengt in afzonderlijke juridische entiteit dan is het wel een financiële onderneming

Captive finance companies

 MNO’s in België kozen een Belgisch coördinatiecentrum of een Ierse International Financial Services Company (Dublin Dock’s) (vb Walmart, Ford)

Captive insurance company

 Binnen de captive worden reserves aangelegd tegen vb rampen en uitzonderlijke risico’s

 Captives moeten vergunning of licentie aanvragen om hun activiteiten te ontplooien

 Sommige activiteiten verboden om rechtstreeks te verzekeren o MNO stort verzekeringspremies aan erkende

verzekeringsmaatschappij die deze doorstort naar de captive  captive herverzekert het originele risico

o Captive belegt de fondsen die eigendom blijven van de MNO  meeste captives in fiscale paradijzen

3.2.3.4 Tussenpersonen

Bankagent

= zelfstandige die werkt voor 1 bank  vele kleinere banken zoals Argenta, Axa, Delta Lloyd gebruiken dit model

 Als grootbanken met bankagenten werken doen ze meestal onder andere naam (Fintro van BNP Paribas, Record Bank van ING)

 Sinds 2006 registreren bij FSMA: bewijs van goed gedrag en zeden, diploma, bewijs financiële draagkracht, verzekering voor

beroepsaansprakelijkheid en bewijs van beroepskennis voorleggen  Vaak tegelijk verzekeringsmakelaar

Bankmakelaar

 Vanaf 2006

 Bank-‐ en beleggingsdiensten van verschillende instellingen aanbieden aan potentiële klanten

 Erkenningsvoorwaarden, financiële waarborgen stellen en zich inschrijven bij FSMA (dezelfde verplichtingen als bankagent)

 Opletten voor commission bias: makelaar wil product verkopen waaraan

hoogste commissie verbonden is

Derivatenspecialist

(32)

o Voor eigen rekening handelen op markt voor financiële futures of voor opties

o Voor andere leden van dezelfde markt handelen

o Geven van prijzen aan andere leden van dezelfde markt  Vergunning aanvragen

3.2.4 Overige financiële ondernemingen

3.2.4.1 Effectenverwerking

Als belegger een order plaatst volgt administratief proces

 Beurs zendt alle transacties door naar clearinghuis:

o Nagaan of de 2 partijen die bij een transactie betrokken zijn wel over de benodigde effecten en voldoende fondsen beschikken om hun verplichtingen na te komen

o Centrale tegenpartij (central counterparty, ccp)

 Anonimiteit verzekerd

 Falingsrisico’s van 1 van de contracterende partijen wordt overgenomen (tegenpartijrisico)

o Probeert aantal transacties te compenseren = netting = enkel

netto-‐transacties

o Hoe groter transacties hij meer clearingkosten kunnen vermeden worden

o Netto-‐gegevens doorgespeeld aan settlementinstelling

 Aanpassen van rekeningen van financiële instellingen en leveringen van de effecten (Clearstream, Euroclear) o Central Securities Depository houd beursgenoteerde effecten bij in

kluizen of op rekeningen

o Belgisch, Frans en Nederlands  Euroclear Settlement of Euronext Securities

 Custody = uitbetalen van coupons

 Bank of NY is 1 van de grootste global custodians van de

wereld  alle corporate action worden opgevolgd

3.2.3.2 De posito - ‐ e n c onsignati e kas  Allerlei derdegelden

 Meerderheid zijn faillissementsgelden  Onteigeningsvergoedingen,…

 Belegd in staatseffecten

Hoofdstuk 4. De rol van financiële instellingen: Het

betalingsverkeer (niks op examen over vragen)

Traditionele betalingswijzen verliezen hun belang en modernere betalingsmiddelen komen op

4.1 Geld

= economisch ruilmiddel dat wordt gebruikt als betaalmiddel, rekeneenheid en als opslagmedium voor vermogen

(33)

Chartaal geld

= papieren geld en muntstukken die zich in handen van het publiek bevinden

Giraal geld

= geld dat op rekeningen staat

Fiduciair geld

Ontleent zijn waarde niet aan het materiaal waarvan het gemaakt is (intrinsieke waarde) maar steunt op het vertrouwen dat met dit geld geconsumeerd kan

worden = chartaal en giraal geld

Fiatgeld

Als het geld wordt uitgegeven door de overheid

4.1.1 Chartaal geld

 Ontleent naam aan charter (oorkonde) = schriftelijke weergave van

gemaakte afspraken waarin de emitterende instelling met een zegel of handtekening de authenticiteit van de afspraken erkent  op elke biljet handtekening van voorzitter centrale bank

 Euro = wettig betaalmiddel in België

o 1 januari 1999 gebruikt voor boekhoudkundige doeleinden en elektronische betalingen

o 1 januari 2002 biljetten en munten in omloop o Uitgegeven door ECB en de NBB

o Grootste drukker is Britse bedrijf ‘De la Rue’ o NBB gespecialiseerd in 50 euro

 Slaan van munten is koninklijk voorrecht dat wordt uitgeoefend door

Koninklijke Munt

 Sinds 2012 mag elk land van de eurozone 2 keer per jaar een

herdenkingsmunt van 2 euro uitgeven

 Gezamenlijke herdenkingsmunt voor gezamenlijke gebeurtenis

 Verzamelaarsmunten (5, 10 en 12,5 euro)  gelegenheidsmunten

(troonafstand Koning Albert II)

 Eurosystem Strategic Stock = strategische voorraad bankbiljetten die kan

aangesproken worden wanneer en onvoldoende logistieke voorraden zijn in het Eurosysteem of als er een vertraging is in de levering

4.1.2 Giraal geld

 Geen fysiek karakter en staat op een rekening

 Tegoeden die het publiek bij de kredietinstellingen aanhoudt en die onmiddellijk en kosteloos in chartaal geld kunnen worden omgezet  Direct opvraagbare tegoeden of direct opeisbare vorderingen

 Zichtrekeningen en direct opvraagbare spaartegoeden

 Termijnrekeningen zijn geen giraal geld = quasigeld omdat ze tegen

kosten toch kunnen gemobiliseerd worden

4.1.3 Geldhoeveelheid

Inflatie

Als er teveel geld in omloop is dan willen consumenten meer besteden dan er geproduceerd wordt waardoor het algemeen prijspeil zal stijgen

(34)

Deflatie

Als er te weinig geld in omloop is zullen consumenten minder kopen waardoor en dus minder zal worden geproduceerd en leidt tot werkloosheid  rem op economische groei

 Taak van centrale bankier om via een vorm van monetaire politiek een gezond evenwicht te vinden

Maatschappelijke geldhoeveelheid

= M1 = chartaal + giraal geld

 Gelden die zich in de handen van het publiek bevinden (gezinnen en niet- ‐

financiële ondernemingen)

 Groeiritme van ongeveer 5% per jaar (1970-‐2000)

 Belang van chartale geld is gestaag afgenomen ten voordele van het girale geld = dematerialisering van het geld

Evolutie van de geldhoeveelheid in de Eurozone (1991-2013)

 M1 gestegen met ongeveer 5% per jaar  Huidige eeuw 7,5% per jaar

 2 andere monetaire aggregaten of geldaggregaten

o Tussenliggende geldhoeveelheid (intermediate money, M2)

 = M1 + deposito’s met looptijd tot 2 jaar en met opzegtermijn van 3 maanden

o Ruime geldhoeveelheid (broad money, M3)

 M2 + repo’s, aandelen in geldmarktfondsen, kortlopende schuldbewijzen met looptijd tot 2 jaar

(35)

4.1.4 Proces van geldcreatie

Balans van de CB bij uitgifte van biljetten

 100 gouden munten deponeren we bij de bank

 CB geeft ons in ruil een document dat deze 100 gouden munten vertegenwoordigd = geldwissel of bankbiljet

Goudconvertibiliteit

Ipv te betalen met gouden munten kunnen we de biljetten gebruiken, als we naar de bank zouden gaan kunnen we de munten terugkrijgen

Balans van de CB na het uitlenen van gouden munten

 Bankier gaat 80 goudstukken uitlenen

 Hij houdt dus nog 20 goudstukken ter dekking = dekkingsgraad

o Ratio tussen gouden munten en de uitgegeven biljetten

Balans van de CB na het uitlenen van gouden munten

 Bankier had ook tegenover de gouden munten 500 biljetten kunnen uitgeven

 De 400 extra biljetten kan hij uitlenen aan derden  Dekkingsgraad nog steeds 20%

(36)

 Geld uitlenen aan andere commerciële banken = bankier van de bankiers  Geld uitlenen door overheidspapier te kopen op secundaire markt 

belegt in effecten

 Biljetten omruilen tegen biljetten die uitgegeven werden door

buitenlandse centrale bankier of door andere vorderingen in vreemde valuta  internationale reserve

Vereenvoudigde balans van de ECB

 CB krijgt extra middelen ter beschikking door de inbreng van eigen vermogen of als commerciële banken niet enkel lenen bij CB maar ook geld kunnen of moeten deponeren

 Commerciële banken hebben RC bij de CB om betalingsverkeer te vergemakkelijken of om betalingen te kunnen doen bij

geldmarkttransacties

Commerciële bankbalans na het openen van een zichtdeposito

 Klant deponeert briefje van 100 op zichtrekening = kasreserve van de

commerciële bank

 Bank krijgt zichtdeposito van 100 euro

Reservecoëfficiënt

Bank wil geld uitlenen aan gezinnen, bedrijven, overheid of andere commerciële banken maar zichtdeposito’s zijn onmiddellijk opvraagbaar dus wil bank een kasreserve aanhouden van bijvoorbeeld 10%

Probleem

 Banken benutten de reservecoëfficiënt niet tot het uiterste

 Niet alle gelden die chartaal ontleend worden, worden terug gedeponeerd op zichtrekening = chartale geldlek

 Moet nieuw basisgeld zijn = alle bankbiljetten die door de CB werden uitgegeven + deposito’s die commerciële banken bij CB aanhouden

(37)

4.2 Het gemeenschappelijke eurobetalingsgebied

Een ééngemaakte zone voor girale betalingen in euro = SEPA – Single European Payment Area  Europese commissie publiceert Payment Services Directive

 1 set van eurobetaalinstrumenten  Efficiënte verwerkingsinfrastructuur

 Gemeenschappelijke technische standaarden  Geharmoniseerde wetgeving

 om inspanningen te coördineren en betalingsschema’s uit te werken richtte banksector de European Payment Council op

4.3 Betalingswijzen

SEPA

 SEPA Credit Transfer = overschrijvingen

 SEPA Direct Debit = domiciliëringen

 SEPA for cards

4.3.1 Traditionele betalingswijzen

4.3.1.1 Cash

Anti-‐witwaswet zet limiet op bedrag dat in handelsverkeer maximaal in cash kan worden betaald

 Goed van 3000 of meer mag maximaal voor 10% cash worden betaald tot maximum van 3000 euro

 Bij vastgoed geen cashbetalingen

 Vrije beroepen mogen cash en ook voor transacties tussen particulieren

4.3.1.2 Overschrijvingen

Geld van de rekening van de opdrachtgever wordt overgeboekt naar de rekening van de begunstigde

 Manueel op papier

 Elektronisch via terminal in kantoor of via internetbankieren  vermijdt invoerkosten en fouten

 Gestructureerde mededeling beperkt het administratieve werk

 Tussen 2 Belgische rekeningen vrij van kosten

 IBAN = International Bank Account Number = 16 tekens

 BIC = Bank Identifier Code of Swift code

 Doorlopende opdracht voor terugkomende overschrijvingen

o Abonnementen, huurgelden,…

4.3.1.3 Domiciliëringen

= automatische incasso’s / betalingen waarbij de opdrachtgever de begunstigde

de toelating geeft om zijn rekening automatisch te laten debiteren  Voor terugkerende betalingen met variabele bedrag vb

telefoonoperatoren

 Eind 2009 ook Europese domiciliëring voor vb buitenlandse tijdschriften o Toestemming rechtstreeks aan schuldeiser om geld van de

(38)

o Niet akkoord met inning dan heb je 8 weken de tijd om te weigeren <-‐> 2 weken bij Belgische domiciliëring

4.3.1.4 Cheques

Schrijver geeft onvoorwaardelijke betalingsopdracht aan de bank om het opgegeven bedrag aan de begunstigde te betalen

 Debitering vind plaats bij innen van de cheque

 Enkel uitbetaald als er voldoende dekking is op de rekening  Eurochequegarantie afgeschaft in 2001

 Viseren: bank brengt stempel aan met vermelding ‘visum op keerzijde’

 op achterkant staat datum, signatie en stempel om te verklaren dat cheque op het ogenblik van het viseren gedekt was

 Certifiëren: bank zorgt ervoor dat bedrag waarvoor cheque is

uitgeschreven tot het einde van de aanbiedingstermijn ter beschikking gehouden wordt

 Geavaliseerde cheque: als derde partij zich borg stelt

 Commerciële cheque: tussen 2 handelaars

 Gekruiste cheque: 2 parallelle lijnen aan voorkant van cheque 

aanbieder kan cheque enkel bij zijn eigen bank innen  Circulaire cheque/bankcheque

o Door bank uitgegeven o Op naam

o Kan enkel door begunstigde in al haar vestigingen geïnd worden (binnen de 100 dagen)

4.3.1.5 Reischeque

 Worden aangevraagd door je bank bij American Express, Thomas Cook, Swiss Bankers of Banca Comerciale Italiana

 Bij afhaling ondertekenen  verzekerd tegen diefstal en verlies  2e maal tekenen voor loketbediende of handelaar als je ze gebruikt in

buitenland

4.3.2 Moderne betalingswijzen

4.3.2.1 Debetkaarten of betaalkaarten  Gekoppeld aan zichtrekening

 Aankopen doen via Maestro met Personal Identification Number

 Geldopnames aan terminals

 Rekening wordt onmiddellijk gedebiteerd  Banksys  In Duitsland vingerafdruk i.p.v. PIN

4.3.2.2 Kredietkaarten

 Kaarten waarmee men in handelszaken kan betalen en geld kan opnemen aan geldautomaat

 Verspreid via de banken (Visa en Mastercard) en via maatschappijen zoals American Express en Diners Club

 Bedrijfskaarten: privékaarten vb Cora

 Klant ondertekent de betalingsopdracht of typt geheime code in  Verrekening gebeurt op maandbasis

(39)

 Pas op voor phishing: gegevens vrijgeven bij mails die je vragen op een

nepwebsite allerlei persoonlijke gegevens in te vullen

 Bij verlies of diefstal CARD STOP verwittigen  volledig terugbetaald bij

skimming of hacking

 Wentelkredietkaart of revolving-‐kredietkaart: kredietkaarten worden echte

consumentenkredieten en staan een langer betalingsuitstel toe dan 1 maand

o Maandelijks een bepaald % vh uitstaande bedrag aflossen  Bij verlies van je portefeuille in buitenland

o CARD STOP

o Nooddienstverlening van de bank o Reisbijstandsverzekering

o Sommige kredietkaarten hebben bijstandsmogelijkheden o Internationale geldtransferdiensten

o Bank van de Post

4.3.2.3 Elektronische portefeuille  Proton gelanceerd in 1995

 Vergemakkelijkt kleine betalingen

 Via geldautomaat, telefoon, PC max 125 euro op kaart  Verlies van de kaart = verlies van cash geld

 Eind 2014 verdwijnt Proton  betalingen via GSM en Bancontact  Smart card: voor magnetische lezer houden om te betalen (Singapore)

4.3.2.4 P C - ‐ Bank i ng

 1996 systeem voor 25 tal banken: Isabel

o Bedrijf heeft overzicht van al haar rekeningen bij verschillende bankiers en kan betalingsoperaties verrichten

o Electronic Bill Presentment and Payment mogelijk  E-‐commerce

 Elektronische handtekening of Public Key Infrastructure voor de veiligheid

 Banksys ontwikkelde C-‐Zam/pc en Banxafe

4.3.2.5 Mobi e l - ‐ ban kie r e n

 Microbetalingen voor De Lijn of parkeerbedrijven via sms via PingPing

 App van Bancontant/Mister Cash voor betalingen via smartphone  NFC (Near-‐Field Communication): gsm op minder dan 4 cm langs

contactpunt zwaaien waardoor je betaald  MOBILEbanking van Bpost Bank

 Sixdots van Belgian Mobile Wallet

4.3.3 Betalingsdiensten in cijfers

 Aantal vestigingen van NBB gedaald van 9 naar 5 in 2014  Grote graad van bancarisatie

 Rekeningen bij de post meer dan gehalveerd

 Rekeningen bij de banken veel gestegen (2012 ongeveer 72%)  Point of Sales Terminals: 137 0000 in 2012

(40)

4.3.4 Achter de schermen

Multilateraal netto-verrekeningssysteem

 Voor kleine binnenlandse betalingen (om systeemrisico weg te nemen)

Bruto-vereffeningssysteem

 Voor grote en transnationale betalingen

4.3.4.1 Uitwisselingscentrum en verrekening (UCV)

Verrekenkamer

 Hier werden cheques met betrekking tot grote bedragen fysiek tussen banken uitgewisseld (1908)

In 1971 werd gestandaardiseerd rekeningnummer en Belgisch

overschrijvingsformulier ingevoerd

Uitwisselingscentrum en Verrekening (UCV)

 1974

 Kleine betalingen die meerderheid van girale betalingen uitmaken  Cheques, overschrijvingen, betalingen via betaalkaarten of

kredietkaarten, domiciliëringen en handelspapier

 Elke dag 1 saldo bepaald (netting) dat wordt afgerekend via RC die elke

instelling bij NBB aanhoudt In 1990 nog 1 verrekenkamer bij NBB

In 2009 alle activiteiten overgenomen door UCV

In 2012 in zee met STET (multi-‐CSM platform) en ACH-platform (Automated Clearing House)

 implementatie van nieuw Belgisch Clearing and Settlement Mechanism

Praktische werking betalingsopdrachten zie boek pagina 138

4.3.4.2 TARGET 2

 invoering euro en vele betalingsopdrachten tussen inwoners van de EU  Trans-‐European Automated Real-‐time Gross-‐settlement Express Transfer

systeem = Europees betalingssysteem (1999)

 Samengesteld uit bruto-‐vereffeningssystemen van lidstaten van EU en betalingssysteem van ECB (European Payments Mechanism)

 TARGET 2 In 2007 operationeel  behoud van lokaal systeem overbodig  Voor vereffening van centralebankoperaties, grote interbancaire transfers

in euro en voor andere overschrijvingen in euro

4.3.4.3 SWIFT

 Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication  Coöperatieve onderneming naar Belgisch recht (jaren 70)

 Verzending van berichten tussen banken via hyper beveiligd elektronisch netwerk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Leg uit waarom het voor een bedrijf als De Vakman belangrijk is om de artikelen van een barcode te voorzien... Elke laatste woensdagmiddag van de maand vergaderen de

Het ontbreekt aan inzicht in de veranderingen van de fundamenten van commerciële vastgoedfinanciering, die mogelijk zijn ontstaan door de financiële crisis en de gevolgen van

Het is een experiment om uit te zoeken of door het gebruik van civiele devices (smartphones/tablets) met diverse apps een command &amp; control (C2)- suite gebouwd kan worden die

- Als voorbeeld worden twee ketels gebruikt, maar het principe is ook van toepassing op andere ketel aantallen - Voor gedetailleerde ketel afmetingen verwijzen we naar de

AMETHIST Developing People heeft daarom als missie een wereld te creëren waarin ieder mens tot zijn recht komt en de ruimte vindt om zijn volledige. potentieel

[r]

Vochtige tot natte graslanden worden hierbij afgewisseld door glooiende bosranden en open en dicht struweel met rijk bloeiende en besdragende struiksoorten, een poel en een

- harde plancapaciteit en locaties beperkte omvang zijn niet opgenomen - aantallen zijn netto (inclusief