• No results found

Wanna Play? De grenzen van online privacy: een analyse van Verhoevens theaterinstallatie in Berlijn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wanna Play? De grenzen van online privacy: een analyse van Verhoevens theaterinstallatie in Berlijn"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

WANNA PLAY?

De grenzen van online privacy: een analyse van Verhoevens

theaterinstallatie in Berlijn

Esmée Dorenbos 6146236

Masterscriptie MA Theater Studies

Universiteit van Amsterdam Datum: 3 december 2015

Eerste lezer: Dhr. Dr. P.G.F. Eversmann Tweede lezer: Dhr. Dr. J.H. Lazardzig Aantal woorden: 21.000

(2)

SAMENVATTING

In deze masterscriptie staat de vraag centraal hoe de theaterinstallatie Wanna Play? het concept van online privacy ontmaskert door de grenzen ervan in de publieke ruimte te onderzoeken. Wanna Play? is een theaterinstallatie van de Nederlandse kunstenaar Dries Verhoeven over de invloed van datingapplicaties, zoals Grindr, op de homogemeenschap. Door vijftien dagen in een glazen trailer te communiceren via de applicaties en met andere gebruikers erover te spreken, hoopte Verhoeven het fenomeen ter discussie te stellen. In Berlijn is het project echter voortijdig beëindigd naar aanleiding van felle protesten vanuit de (lokale) homoscene nadat één van de bezoekers, Parker Tilghman, Verhoeven beschuldigde van het schenden van zijn privacy en de kunstenaar daarbij een digital rapist noemde.

Deze houding is overgenomen door Duitse en buitenlandse media die zich tegen Verhoeven hadden gekeerd door te stellen dat hij de privacy van al zijn ‘slachtoffers’ had geschonden en onethisch te werk is gegaan, waardoor het werk vooral geassocieerd werd met privacy schending. Hierdoor ontstond er een gepolariseerde discussie tussen enerzijds Verhoeven en het samenwerkende theater Hebbel am Ufer en anderzijds Tilghman, de media en actievoerders, waarin de Nederlandse kunstenaar geen interesse had in de discussie over privacy schending en privacywetgeving. Als gevolg heeft Verhoeven zijn installatie voor de versie in Utrecht zodanig aangepast dat de discussie niet meer over privacy schending kon gaan. Desalniettemin wil ik met mijn onderzoek de focus leggen op privacy in relatie tot digitaal theater, omdat wanneer nieuwe media en theater samenkomen, zoals in Wanna Play?, het een onontkomelijk discussiepunt wordt.

Om de gebeurtenissen in Berlijn beter te begrijpen heb ik ten eerste de concepten van online privacy en digitaal theater onderzocht. Zo blijkt de algemene discussie nog steeds gebaseerd te zijn op een idee uit 1890, “het recht om alleen gelaten te morgen worden”, wat volgens Jisuk Woo het probleem van de onduidelijke grenzen is. Een probleem dat de ontstane ophef rondom Wanna Play? mede kan verklaren. Voor interactiviteit binnen digitaal theater stellen Steve Dixon en Barry Smith dat een element van play essentieel is. Het theoretisch kader laat duidelijk zien dat privacy (nog) geen rol speelt in digitaal theater. Ten tweede heb ik in hoofdstuk drie en vier mijn object Wanna Play? geanalyseerd aan de hand van zowel een historische, als een kritische discoursanalyse om de rollen te verduidelijken en machtsstructuren te achterhalen. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de grenzen van (online) privacy over het algemeen erg onduidelijk zijn voor de gebruikers, waarbij Wanna

Play? heeft aangetoond dat theater een abstract begrip als (online) privacy goed weet bloot

(3)

ABSTRACT

The aim of this thesis will be to examine how the theatre installation Wanna Play? reveals the concept of online privacy by looking at its boundaries within public space. The Dutch artist Dries Verhoeven created this installation to discuss the influence of dating applications on the gay community. For this the artist planned to live in a transparent trailer for fifteen days where he communicated with the outside world through dating applications, such as

Grindr and GayRomeo, in order to share experiences about digital dating with other users. In

Berlin the project ended prematurely because of protests from the (local) gay scene after one of the visitors, Parker Tilghman, accused the Dutch artist on social media of violating his privacy for the sake of art and therefore called Verhoeven a digital rapist.

German and international media adopted this attitude and claimed that Verhoeven violated the online privacy of all his ‘victims’ and considered his method as unethical. As a result a polarised discussion developed with on the one hand Tilghman, the media and the protestors that pushed Verhoeven in the frame of an abuser and digital rapist. However, Verhoeven and the cooperating theatre Hebbel am Ufer were not interested in this discussion about privacy violation and treated the debate to be unilateral on the other hand. As a result the artist changed his later installation in Utrecht in such a way that the discussion could not be about online privacy violation anymore. Nevertheless, this thesis will examine the role of privacy in relation to digital theatre because when new media and theatre come together, as in Wanna Play?, it becomes an inevitably discussion point.

In order to comprehend the events in Berlin I explored the concepts of online privacy and digital theatre with selected texts in order to provide different ideas of the notions. As it turned out the current discussion is still based on a notion from 1890: “the right to be left alone”. According to Jisuk Woo this can explain the unclear boundaries of online privacy for users. A problem that partly caused the commotion around Wanna Play?. For interactivity within digital theatre Steve Dixon and Barry Smith argue that an element of play is essential. The main part of this thesis consists out of two chapters that examine the context of Wanna

Play? by using both a historical discourse analysis as a critical discourse analysis to clarify

the different roles and to reveal the power structures within the discourse. As a conclusion, the study maintains that the boundaries within online privacy are generally very unclear and that Wanna Play? has demonstrated that theatre can be a good method to reveal an abstract notion as online privacy which is of great importance in our current network society.

(4)

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING 2

ABSTRACT 3

1. HET VERBEELDEN VAN PRIVACY 5

1.1 Voldoen aan niet-seksuele behoeftes 6

1.2 De grenzen van Grindr 9

1.3 Methode: Het onthullen van machtsrelaties 11

1.4 Een historisch verhaal als een genre 13

1.5 Semiotische keuzes 14

2. PRIVACY IN TIJDEN VAN NIEUWE MEDIA 16

2.1 Een achterhaald concept 17

2.2 Emancipatie van binnenuit 19

2.3 Co-situatie door geografische grenzen 22

2.4 Privacy binnen digitaal theater? 23

2.5 Ontmoeting tussen mens en machine 24

3. DIGITALE ONTMOETINGEN: EEN HISTORISCHE DISCOURSANALYSE 27

3.1 Een slachtoffer en een dader 27

3.2 Privacy schending voert de boventoon 32

3.3 Onduidelijke grenzen 36

3.4 Het Nederlandse tegengeluid 38

3.5 De gevolgen 40

3.6 Te saai? 42

3.7 Online privacy is geen illusie 43

4. VERHOEVENS ROL: EEN KRITISCHE DISCOURSANALYSE 46

4.1 Sociale actoren 46

4.2 Verhoevens reflectie 48

4.3 Een hidden agenda 49

4.4 Een ander discours 51

5. CONCLUSIE: HET (ON)ZICHTBAAR MAKEN VAN ONLINE PRIVACY 53

5.1 Een confronterende spiegel 54

5.2 De grenzen van online privacy 56

5.3 Exploratie: online privacy is een burgerrecht 58

BIBLIOGRAFIE 60

(5)

1. HET VERBEELDEN VAN PRIVACY

“Gelukkig zijn er kunstenaars die een abstract begrip als privacy kunnen verbeelden

en daarmee ons een hoedje laten schrikken.”1

Dit citaat lees ik in de Volkskrant over de fotografietentoonstelling (No) Privacy en denk gelijk aan de theaterinstallatie Wanna Play? van Dries Verhoeven. Een project dat onbedoeld over (online) privacy schending en privacy wetgeving ging. De tentoonstelling gaat daarentegen heel bewust over de staat van privacy in onze huidige netwerksamenleving, waarin we

overspoeld worden door nieuwe technologie.2 Volgens Merel Bem laat de tentoonstelling

zien dat kunst het mogelijk maakt om een belangrijk en groot begrip als (online) privacy te verbeelden. Twee weken later lees ik op De Correspondent over hoe bedrijven onze data

eenvoudig kunnen bekijken en zo een profiel van ons vormen.3 Als gevolg vraag ik mij af hoe

mijn eigen positie en privacy zich verhouden ten opzichte van nieuwe media: hoeveel deel ik bewust op het internet en kan ik online überhaupt controle hebben over mijn individuele zelf en verdere gegevens? Of ben ik de grip erop reeds kwijtgeraakt? Ik kom tot de conclusie dat ik eigenlijk weinig weet over wat er met mijn gegevens gebeurt die op mijn sociale media profielen staan en wat privacy binnen de nieuwe media voor de gebruiker eigenlijk betekent. Bovendien realiseer ik me dat de gedeelde gebeurtenissen wel privaat voelen, maar dat veel onbekende partijen met mij meekijken en mijn acties volgen.

Wat houdt privacy eigenlijk in? In het Oxford woordenboek wordt privacy uitgelegd als een staat die impliceert dat iemand niet geobserveerd of gestoord wordt door andere

mensen. 4 Een andere definitie uit het Cambridge woordenboek beschrijft het als volgt: “De

staat van alleen zijn, of het recht om iemands persoonlijke zaken en relaties geheim te

houden”. 5 Alleen, wat is privacy op het internet? Gelden daarvoor dezelfde definities? Op het

internet wordt volgens mij persoonlijke informatie makkelijker gedeeld dan in de publieke ruimte met als gevolg dat de online grenzen van wat privaat en publiek is voor het individu vervagen door de toenemende populariteit van datingapplicaties en sociale media.

Wellicht besefte Parker Tilghman dit als deelnemer van Wanna Play?. Het gaat hier om een theaterinstallatie van de Nederlandse kunstenaar Dries Verhoeven, die hiervoor van plan

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

1 Bem, Merel. ‘Gelukkig zijn er kunstenaars die een abstract begrip als privacy kunnen verbeelden en daarmee

ons een hoedje laten schrikken’ De Volkskrant. 29 sept. 2015.

2

Bem 2015

3 Goslinga, Maaike. ‘Zo houden datahandelaren ons in de gaten (maar wie controleert hen?)’. De Correspondent.

13 okt. 2015. Online. 13 okt. 2015

!

4 “Privacy.” Cambridge Dictionary. Internet. 25 sept. 2015.

<http://dictionary.cambridge.org/dictionary/english/privacy>

5

“Privacy.” Oxford Reference. Internet. 25 sept. 2015.

(6)

was om vijftien dagen in een glazen trailer in Berlijn te wonen. Daarmee wilde hij de invloed

van digitale ontmoetingen via gay datingapplicaties, zoals Grindr6, onderzoeken. Om dit

fenomeen te tonen projecteerde Verhoeven de privé chats op een groot LED-scherm in de trailer, waardoor deze zichtbaar werden in de publieke ruimte voor het voorbijkomende publiek. Op deze manier liet hij het fenomeen Grindr zien met de directe woorden van de gebruikers. Als reactie op zijn geopenbaarde Grindr-chat viel Tilghman de Nederlandse kunstenaar aan. Voor hem voelde de datingapplicatie Grindr namelijk als een veilige plek in de digitale omgeving van de homogemeenschap. Ondanks dat ging Verhoeven niet tegen het officiële privacy beleid van de datingapplicatie in. Zo staat er namelijk in de overeenkomst met Grindr dat data van de gebruiker ook te zien zijn voor de ander zonder een profiel aan te maken of te registreren: “You acknowledge that some of the Grindr Services may be accessed…without the need to register an account.” Toch zorgden de protesten vanuit de Berlijnse (en later ook buitenlandse) homogemeenschap en reacties van de Duitse en internationale media dat Wanna Play? geplaatst werd in een discussie over online privacy schending. In de Nederlandse media is de ophef in Duitsland omschreven als een “explosief debat over het schenden van digitale privacy op vrije-seks-sites” en “het aan

de schandpaal nagelen van de site Grindr”.7 Als een gevolg van deze beschuldigingen heeft

Verhoeven zes maanden later de tweede versie van Wanna Play in Utrecht anoniemer gemaakt door zijn gesprekspartner over het project te vertellen en de chat pas zichtbaar te

maken nadat hij of zij dit heeft goedgekeurd.8

1.1 Voldoen aan niet-seksuele behoeftes

De Nederlandse kunstenaar Verhoeven heeft als visie dat de initiële reden van kunst is om pijnpunten aan te raken. Met dit uitgangspunt plaatst hij zijn werk Wanna Play? in het najaar van 2014 in de publieke ruimte van Berlijn, zodat de zaken op scherp worden gesteld voor de (toevallige) voorbijganger. De kunstenaar wil zo de consensus van alledag bevragen door te fungeren als een spiegel op straat voor het voorbijkomende publiek. Daarbij is het volgens de Nederlandse kunstenaar belangrijk om een kader te scheppen voor de toeschouwer, zodat er een heldere denkruimte kan ontstaan binnen de openbare ruimte.

Dit kader is ook te herkennen in Wanna Play?. In Figuur 1 en 2 (zie pagina 6) is te zien dat de ruimte afgebakend wordt met een glazen trailer, waarbij de toeschouwers meer over

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

6 Grindr is een mobiele dating applicatie en heeft meer dan 3.5 miljoen gebruikers in 192 landen. De applicatie

richt zich op homoseksuele mannen en was aanvankelijk bedoeld voor het direct vinden van seks. In de applicatie zijn mannen geografisch geordend. Grindr bestaat niet op het internet en kan alleen via mobiele apparaten worden gebruikt. (bron: http://www.grindr.com/press)

7

Embrechts, Annette. ‘Omstreden ‘Grindr-theater in Utrecht’. De Volkskrant. 28 jan. 2015.

(7)

de installatie kunnen lezen op de tekstbordjes die voor de trailer staan. Daarmee wil Verhoeven de homoseksuele man weer zichtbaar maken, omdat volgens de kunstenaar homoseksualiteit uit het straatbeeld verdwijnt door de opkomst van populaire datingapplicaties, zoals Grindr. Ook stelt hij de vraag of er een ‘nieuwe kast’ aan het ontstaan is binnen de homogemeenschap. Uit eigen ervaring merkt hij namelijk dat er minder homokroegen zijn dan vijftien jaar geleden en dat het ervaren van intimiteit voor hem verdwijnt doordat op datingapplicaties de focus ligt op seks. In Wanna Play? onderzoekt Verhoeven deze digitale omgangsvorm, maar wil echter niet beweren dat liefde via deze weg

onmogelijk is. De Nederlandse kunstenaar ervaart zijn theaterinstallatie als een digitale

wereld die geplaatst is in een analoge omgeving. Daarmee maakt hij de staat van zijn van de virtuele wereld, het internet, zichtbaar: één die normaal gesproken onzichtbaar blijft.

Verhoevens doel in Berlijn is om vijftien dagen in de glazen trailer door te brengen, terwijl hij mannen uitnodigt om in zijn niet-seksuele behoeftes te voorzien. Daarvoor bedenkt hij verschillende attempts die te lezen zijn op de LED-achterwand van de glazen trailer. Zo probeert hij bijvoorbeeld iemand te vinden om mee te schaken of, zoals te zien in Figuur 1, een vreemdeling om een goede maaltijd mee te delen. Via verschillende datingapplicaties, allen gericht op homoseksuele mannen, zoekt Verhoeven naar deelnemers die zo’n poging willen voltooien. Op het moment dat er door Verhoeven een afspraak is gemaakt met de aanstaande bezoeker om langs te komen, zet hij een klok aan die de minuten aftelt. Vervolgens doet Verhoeven het gordijn dicht als de bezoeker aanbelt, waardoor de fysieke ontmoeting onzichtbaar wordt gemaakt voor het publiek. Nadat deze is volbracht, volgt er een nieuwe poging. Dit hele proces wordt door het publiek gevolgd die ondertussen meeleest met de live chats en de (bewerkte) foto’s van de gebruikers aanschouwt.

Op de derde dag komt Tilghman langs om Verhoevens baard te komen scheren. Deze ontmoeting loopt echter anders dan gepland, want zodra deze deelnemer aankomt bij de trailer valt hij Verhoeven woedend aan. Na deze fysieke confrontatie verspreidt hij via sociale media een bericht over zijn ervaring van privacy schending en noemt hij Verhoeven een ‘digital rapist’. Dit bericht wordt onmiddellijk overgenomen door Duitse en internationale media, waardoor de beschuldiging, vooral op het internet en via sociale media, snel wordt verspreid. Uiteindelijk heeft het bezoek van Tilghman geleid tot protesten vanuit de homogemeenschap tegen Wanna Play? en het noodzakelijke besluit om de theaterinstallatie voortijdig stop te zetten.

Als reactie geeft Verhoeven aan niet geïnteresseerd te zijn in de discussie over privacy schending met betrekking tot Wanna Play? en er daarom voor gekozen heeft om de versie in

(8)

Utrecht zodanig aan te passen dat de discussie over intimiteit kan gaan.9 Desalniettemin wil ik met mijn onderzoek de focus leggen op privacy in relatie tot digitaal theater, omdat wanneer nieuwe media en theater samenkomen, zoals in Wanna Play, het een onontkomelijk discussiepunt wordt.

!

Figuur 1. Dries Verhoeven tijdens Wanna Play? in Berlijn.

!

!

Figuur 2. Publiek bij de theaterinstallatie Wanna Play? in Berlijn.

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

9 Bos 2015

(9)

1.2 De grenzen van Grindr

In deze scriptie staat de vraag centraal hoe de theaterinstallatie Wanna Play? het concept van online privacy ontmaskert door de grenzen ervan in de publieke ruimte te onderzoeken. Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt in het eerste hoofdstuk het concept online privacy behandeld. Dit doe ik door verschillende concepten over online privacy uiteen te zetten en verschillende voorstellen te bespreken betreffende de vraag hoe om te gaan met online privacy. Als uitgangspunt gebruik ik de notie over het concept privacy van Samuel

Warren en Louis Brandeis uit 1890: “het recht om alleen gelaten te worden”.10 De reden

hiervoor is dat volgens Jisuk Woo deze notie nog steeds wordt gebruikt in de huidige discussie over privacy binnen de nieuwe media, maar deze eigenlijk niet meer toepasbaar is

in de huidige netwerksamenleving.11 Het gevormde concept over online privacy wordt

vervolgens aan digitaal theater verbonden om de relatie tussen beiden te onderzoeken. Welke rol speelt privacy binnen digitaal theater? Om deze vraag te beantwoorden gebruik ik theorieën van onder andere Steve Dixon en Barry Smith om de essentie van digitaal theater en de eventuele rol van privacy daarbinnen na te gaan. Ik heb voor deze auteurs gekozen, omdat zij expliciet de positie van het theater in relatie tot nieuwe media bespreken. Gedurende deze scriptie hou ik dan ook de definitie van digitaal theater volgens Dixon en Smith aan: een samensmelting van performance en nieuwe media. Daarnaast onderzoek ik de positie van digitaal theater ten opzichte van technologische ontwikkelingen en stel de vraag hoe daarbinnen met privacy om te gaan.

Vervolgens onderzoek ik met betrekking tot mijn object Wanna Play? waar de grenzen

van (online) privacy liggen binnen digitaal theater. In dit ‘moderne zelfportret’12 staat voor

Verhoeven de vraag centraal hoe de online identiteit zich verhoudt tot de offline, fysieke identiteit. Vanuit dit uitgangspunt heeft de kunstenaar het internet zichtbaar gemaakt in de openbare ruimte van de Berlijnse buurt Kreuzberg. Uiteindelijk heeft deze vorm geleid tot protesten over de privacy schending van onwetende gebruikers en tot het stopzetten van de theaterinstallatie. Daarbij staan enerzijds de vele artikelen en essays die zich tegen Verhoeven hebben gekeerd centraal en anderzijds de originele bedoeling van Verhoeven en

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

10

Rovere, Richard. ‘The Invasion of Privacy’. The American Scholar, 1958: p. 413

11

De definitie voor nieuwe media die ik gebruik: ‘producten en services die informatie of entertainment brengen met het gebruik van computers of het internet, en niet via traditionele methodes zoals televisie en kranten. (bron: http://dictionary.cambridge.org/dictionary/english/new-media)

12 Hannah van Wieringen wordt aangehaald in het radioprogramma Kunststof van de NTR, waarin zij Wanna

Play? een modern zelfportret noemt. De reden hiervoor is dat Verhoeven voor de eerste keer fysiek fungeert in één van zijn projecten. (bron: Brouwer, Jellie. ‘Dries Verhoeven – Theatermaker, Beeldend Kunstenaar’. NPO Radio 1. NTR. Hilversum, Nederland. Berlijn, Duitsland. 13 okt. 2014. Radio.)

(10)

de reactie van het samenwerkende theater Hebbel am Ufer13 op de ontstane commotie. Deze posities laten een verdeeldheid zien binnen een discussie die vooral over privacy schending gaat in plaats van over intimiteit op het internet wat Verhoeven beoogde.

Het gepolariseerde beeld wordt duidelijk aan de hand van een selectie teksten en door vervolgens het concept van privacy in relatie tot digitaal theater hierop toe te passen. Het discours rond Wanna Play? bestaat uit wat er rondgaat met betrekking tot de theaterinstallatie en het concept online privacy schending in de Duitse en buitenlandse media en teksten van Verhoeven zelf. Binnen een discours worden machtsverhoudingen gecreëerd en door de theorie van Foucault toe te passen, worden deze rond Wanna Play? achterhaald. Daarnaast maak ik gebruik van Foucault om te laten zien dat privacy op het internet en de onduidelijke grenzen geweld doen aan verschillende actoren in de discussie over Wanna

Play?. Hiervoor gebruik ik zijn werken The Archeology of Knowledge en zijn rede De orde van het spreken die ik in 1.3 verder toelicht en verbind met mijn object: de theaterinstallatie Wanna Play?.

Vervolgens wordt de context van mijn object geschetst in discoursanalyses, waardoor de gecreëerde machtsverhoudingen worden onthuld. Hiermee zet ik de verschillende actoren uiteen en wijs ik de ongehoorde stemmen aan. Dit doe ik door enerzijds een historische discoursanalyse toe te passen op de discussie rondom Wanna Play? waarmee de veranderingen binnen het discours worden getoond. Op deze manier wordt duidelijk hoe het concept van online privacy is ingekaderd. Vervolgens ga ik kort in op de aanpassingen die voor de versie van Wanna Play? in Utrecht zijn gemaakt en schets daarmee de gevolgen van de discussie in Berlijn. Anderzijds vul ik dit in het derde hoofdstuk aan met een kritische discoursanalyse, waarbij ik de retoriek van één van de actoren, Verhoeven, onderzoek om de houding en rol van de kunstenaar te achterhalen binnen het discours. Bij beide analyses ligt de focus op privacy in relatie tot nieuwe media, de slachtoffer/dader relatie en de rol van de media. Uiteindelijk toon ik binnen het onderzoek Wanna Play? als een bepaald genre in relatie tot nieuwe media, waarbij ik het concept van online privacy toepas.

In het laatste hoofdstuk zal ik mijn uitkomsten van de discoursanalyses interpreteren. Vervolgens leg ik de focus op online privacy in relatie tot mensenrechten. De reden hiervoor is dat privacy als een fundamenteel recht wordt gezien voor elke internetgebruiker in zowel de retoriek van de media over Wanna Play? in Berlijn, als in de theorie over online privacy. Wellicht komt dit idee voort uit de opvatting dat het private zelf nog steeds kan bestaan op

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

13

Wanna Play? is een project van Dries Verhoeven in samenwerking met het Berlijnse theater Hebbel am Ufer. De theaterinstallatie is een onderdeel van het project Treffpunkte dat gaat over de verschuivende grenzen tussen privé versus publiek.

(11)

het internet? Of is privacy op het internet tegenwoordig een illusie en daardoor onmogelijk een fundamenteel recht?

Ten slotte tonen de historische en kritische discoursanalyse van het object mij hoe het concept van privacy schending is ingekaderd binnen het discours van Wanna Play?. Daarbij stel ik de vraag in hoeverre het concept van online privacy wordt weergegeven in de media. Verder is het belangrijk om te weten wat de rol van Verhoeven binnen het discours rondom

Wanna Play? is. Op deze manier wordt namelijk duidelijk waar het probleem ligt met

betrekking tot het discours over de theaterinstallatie en worden de machtsstructuren en belangengroepen binnen dat discours onthuld. Daarmee kan ik ten slotte mijn onderzoeksvraag beantwoorden in hoeverre Wanna Play? het concept van online privacy ontmaskert door de grenzen van de digitale publieke ruimte op te zoeken in de fysieke publieke ruimte.

De reden dat ik voor online privacy heb gekozen als mijn belangrijkste concept is dat het van grote invloed is geweest op de commotie rondom Wanna Play?. Dit bracht mij tot de vraag wat online privacy inhoudt in onze huidige netwerksamenleving. Vooral omdat het een abstract begrip is dat moeilijk te definiëren is of zichtbaar wordt gemaakt voor de gebruiker. Om deze reden beschouw ik kunst als een belangrijke vorm om dit concept voor de gebruiker tastbaarder te maken en deze zich bewuster te laten worden van de eigen handelingen binnen nieuwe media.

1.3 Methode: Het onthullen van machtsrelaties

“We shall call discourse a group of statements in so far as they belong to the same discursive formation [...Discourse] is made up of a limited number of statements for which a group of conditions of existence can be defined. Discourse in this sense is not an ideal, timeless form [...] it is, from beginning to end, historical – a fragment of history [...] posing its own limits, its divisions, its transformations, the specific modes of its temporality.”14

Foucaults ideeën over discours zijn relevant voor de theorie over een historische discoursanalyse die ik later zal aanhalen. Om Foucaults ideeën over het discours te kunnen begrijpen, wil ik enerzijds zijn werk The Archaeology of Knowledge uit 1969 en anderzijds zijn rede L’ordre du discours uit 1971 aanhalen. Het eerstgenoemde werk is zowel een methodologisch onderzoek naar kennis, historische gebeurtenissen en discours als een zelfkritiek op zijn eerdere werken In Madness and Civilization en The Birth of the Clinic.

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

(12)

Volgens Foucault was daarin te veel aandacht besteed aan het onderwerp krankzinnigheid zelf in vergelijking met de op zichzelf staande ervaring van krankzinnigheid. In zijn latere boek uit 1969 stelt de filosoof dat kennis niet alleen maar belichaamd wordt door middel van theoretische teksten of experimentele instrumenten vanuit een wetenschappelijke benadering, maar een geheel is van praktijken en instituten. Daarbij wordt er gekeken naar historische gebeurtenissen en persoonlijkheden onder de oppervlakte van stabiele langere termijn periodes.15

In de in 1971 verschenen rede spreekt Foucault erover dat een discours een fictiever karakter heeft dan andere boeken, omdat het niet direct is gebaseerd op archiefmateriaal. Daarin is het belangrijker hoe het discours werkt dan wat het is en creëert het spreken een werkelijkheid. Daarbij zou een discours moeten worden opgevat als een gebeurtenis die in reeksen geordend is. In deze ordening spelen toevalligheden een belangrijke rol, waarin het enige overzichtelijke de discontinuïteit tussen de praktijken onderling is. Dat wil zeggen dat de vertrouwde wegen van ons denken gewantrouwd moeten worden, zodat er een verband

ontstaat tussen gebeurtenissen.16 Op deze manier kan een bepaalde gebeurtenis dan als

een genre worden getoond.

Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het analyseren van statements, afzonderlijke eenheden die discursieve formaties vormen. Op deze manier kan de beperking worden gezien van een discours en waar de ‘spreker’ zich positioneert. Deze analyse bestaat niet uit het analyseren van de relaties tussen de auteur en wat hij gezegd heeft. Het gaat juist om het bepalen van de positie, waarin elk individu het subject van een statement kan zijn of

innemen.17

Het is belangrijk dat een discours niet langer meer refereert aan formele linguïstische aspecten, maar aan institutionele kennispatronen die gemanifesteerd zijn in disciplinaire structuren en functioneren door de relatie tussen kennis en macht, aldus Foucault. Het doel is vervolgens om van een discours de wisselwerking tussen verschillende of onbekende patronen te verklaren. Dat wil zeggen dat in een bepaalde tijdsperiode een discours bijvoorbeeld bepaalt en vormt wat er gezegd kan worden, wat er gezien kan worden en wat er geproduceerd kan worden. Daarnaast worden lichamelijke praktijken, seksualiteit, kennis, geloof en smaak, emoties, beroepskeuze of familieplanning gecreëerd of zelfs gedefinieerd. Daarbij is een discours een systeem dat niet perse positief of negatief is en overkoepelend werkt.18

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

15 Foucault 1972: p.3-17

16

Foucault, Michel. De orde van het spreken. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 1988: p.12-15

17

Foucault 1972: p.31

(13)

Om uiteindelijk een discours te begrijpen is het van belang om te weten hoe het gevormd is en te achterhalen wat het probleem is. Het discours dat centraal staat in mijn onderzoek is alles rondom het object Wanna Play?. Daarbinnen kijk ik naar de retoriek van de Nederlandse kunstenaar Verhoeven en acties van andere actoren in relatie tot online privacy en wat dit betekent voor het discours. Daarbij leg ik de focus op drie aspecten: privacy op het internet, de relatie van de slachtoffers en de aangewezen dader en de rol van de media daarbinnen. Een interessante vraag is in hoeverre het discours van privacy zichtbaar wordt gemaakt in het publieke discours van Wanna Play?. Uiteindelijk is mijn doel om binnen het discours van Wanna Play? het antwoord te vinden op de vraag wat voor rol privacy op het internet speelt binnen dit discours en wat voor invloed de media hebben gehad op de ontstane commotie.

1.4 Een historisch verhaal als een genre

Hoe kan een theaterinstallatie die liefde en intimiteit op het internet wil bespreken eindigen in een gepolariseerde discussie over privacy schending en digitale verkrachting? Verhoeven noemt Wanna Play? een sociaal experiment, waarin het private publiek wordt gemaakt. Een historische discoursanalyse zal kritisch het discours rondom Wanna Play? en de discussie over privacy schending beoordelen. Daarbij wordt er verder ingegaan op hoe houdingen binnen het discours zijn veranderd en welke gebeurtenissen en machtsstructuren zijn onthuld of versterkt.

Kort samengevat is het belangrijkste doel van een historische discoursanalyse het tonen van bepaalde (historische) gebeurtenissen als een genre. Binnen een discours wordt daarom een post structurele benadering toegepast om de bepaalde (historische) gebeurtenissen te lezen en schrijven. Daarbij is het een manier om een historisch verhaal te

conceptualiseren als een genre door een getheoretiseerde lens van kritiek.19 De discursieve

gebeurtenissen zijn daarin van een zodanige constructie dat ze kunnen aantonen of juiste of

onjuiste beelden van de waarheid worden gerepresenteerd.20 De machtsrelaties binnen de

maatschappij worden daarmee onderzocht en geanalyseerd, waardoor er normatieve

perspectieven worden geformuleerd.21

Bij de historische analyse van een discours is het belangrijk een historisch verhaal te beschouwen als non-lineair, non-intentioneel en non-hiërarchisch, zodat er een oneindige variëteit aan gebeurtenissen is. Daarbij horen historische ‘uitingen’, zoals woorden

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

19

Park, Yoosun. “Historical DA”, in: The SAGE Encyclopedia of Qualitative Research Methods, 2008.

20

Johnston, John. “Discourse as Event: Foucault, Writing and Literature”, MLN, Sept. 1990, Vol.105: p.800-818

(14)

(geschreven en gesproken), gebaren, beelden, gebouwen en machines.22 In deze analyse gaat het er niet om de waarheden van gebeurtenissen uit het verleden te achterhalen of om het identificeren van de beginselen of oorzaken daarvan. De analyse gaat hier juist tegenin, waardoor een bepaalde (historische) gebeurtenis als een genre wordt getoond. Bovendien is het niet belangrijk bij een discoursanalyse dat de chronologische tijdlijn wordt gevolgd, maar wordt er gekeken naar de casus als een afgeronde gebeurtenis.

Daarom wordt voor dit onderzoek alles rondom het object, de theaterinstallatie Wanna

Play?, onderzocht om achter het probleem van het discours te komen. De tijdsperiode van

het discours loopt van oktober 2014, de Berlijnse versie, tot juni 2015, de versie in Utrecht. Historische bronnen, zoals krantenartikelen en online essays, laten het probleem en de veranderingen zien. Bij de analyse wordt eerst de focus gelegd op de versie in Berlijn, omdat het concept van privacy en privacy schending daar het belangrijkste onderwerp van de discussie was. Vervolgens wordt de versie in Utrecht kort besproken, zodat de gevolgen gezien kunnen worden en in hoeverre de discussie over privacy schending uit Berlijn de theaterinstallatie heeft veranderd. In het discours zijn de onderlinge relaties belangrijk en daarom wordt samengebracht wie er op wie reageert in de krantenartikelen, discussieavond in het theater Hebbel am Ufer, essays en verdere media. Op deze manier komen overeenkomende thema’s en onderwerpen naar voren en kan de context worden gevormd van wat er destijds plaats heeft gevonden. Uiteindelijk wordt zo onthuld welke werkwijzen en houdingen rondom Wanna Play? versterkt en veranderd zijn, waardoor ik kan aanwijzen wat het probleem was van het discours.

1.5 Semiotische keuzes

Daarnaast wordt een kritische discoursanalyse toegepast op één van de actoren binnen het discours: Verhoeven zelf. Door twee teksten van Verhoeven over Wanna Play? te analyseren worden belangengroepen en machtsstructuren vanuit zijn woorden en houding ten opzichte van het concept privacy blootgelegd.

Tijdens het schrijven van de eerste reactie23 zat de Nederlandse kunstenaar nog in de

glazen trailer, terwijl de protesten daarbuiten groeiden. Een week later schreef Verhoeven

een reflectie24 over de commotie rondom Wanna Play? in Berlijn en zijn ervaring in hoeverre

hij inbreuk heeft gemaakt op de privacy van de deelnemer. Door de kritische discoursanalyse toe te passen op zowel de eerste reactie van Verhoeven, als zijn latere reflectie worden de

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

22 Foucault 1972: p. 7-8

23

Verhoeven, Dries. ‘I find it regrettable.’ Facebook. 3 okt. 2014. 8 mei 2015. <https://www.facebook.com/driesverhoevencie/posts/736549573049596>

(15)

‘sociale actoren’ aangewezen binnen de discussie rondom Wanna Play? vanuit het perspectief van de kunstenaar. Op deze manier worden Verhoevens woorden over Wanna

Play? bestudeerd en wordt er ingezoomd op zijn rol en houding tegenover online privacy

binnen het discours rondom zijn theaterinstallatie.

De kritische discoursanalyse wordt in het boek How To Do Critical Discourse Analysis gedefinieerd als “het onderzoeken van linguïstische en visuele semiotische beschikbare

middelen voor het representeren van mensen”.25 In taal bestaat namelijk een reeks van

beschikbare semiotische keuzes, waardoor de voor- en achtergrond van een identiteit onthuld wordt. Door middel van observaties kan de tekst worden gezien als middel om macht of juist het gebrek daaraan over te brengen en het subtiel laten verdwijnen van zekere actoren te achterhalen. Dit betekent dat zekere deelnemers in teksten niet geëvalueerd kunnen worden op basis van wat ze doen, maar hoe ze benoemd worden door de schrijver. Met andere woorden, de positie van sommige deelnemers wordt bepaald door de gekozen taal van de auteur. Door deze ‘sociale actoren’ of ‘deelnemers’ te achterhalen in de semiotische keuzes kunnen ‘representatieve strategieën’ worden onthuld. Dit gebeurt doordat de analyse effect kan hebben op de betekenis van een reeks ideeën, waarden en

gebeurtenissen die niet aan de oppervlakte zichtbaar zijn. 26

Vervolgens is het belangrijk om bij het analyseren zorgvuldig de verschillende representatieve strategieën te beschrijven en te verbinden aan bredere discourses, aangezien deze voor de lezer verborgen kunnen zijn door de keuzes van de schrijver. Om daarin personen te classificeren en eventuele ideologische effecten te achterhalen biedt Van Leeuwen in zijn werk Discourse and Practice: New Tools for Critical Discourse Analysis uit 1996 een systematische manier om representatieve strategieën te onderzoeken. Door deze methode te gebruiken kom ik tot verschillende observaties over de sociale actoren binnen het discours rondom Wanna Play?. Uiteindelijk leidt dit ertoe dat het discours rond Wanna

Play? in een breder kader kan worden geplaatst en machtsstructuren onthuld kunnen

worden. 27

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

25 Machin, David. Mayr, Andre. How To Do Critical Discourse Analysis. Londen: Sage Publications. 2012: p.12 26

Machin, Mayr 2012: p.77

!

27

Van Leeuwen, Theo. Discourse and Practice: New Tools for Critical Discourse Analysis. New York: Oxford University Press. 2008: p. 32-70

(16)

2. PRIVACY IN TIJDEN VAN NIEUWE MEDIA

“Privacy is one of the biggest problems in this new electronic age. At the heart of the Internet culture is a force that wants to find out everything about you. And once it has found out everything about you and two hundred million others, that's a very valuable asset, and people will be tempted to trade and do commerce with that asset. This wasn't the information that people were thinking of when they called this the information age.” 28

In 2000 deed Andrew Grove, oprichter van het computerbedrijf Intel Corporation, bovenstaande uitspraak in een interview, waarin hij het probleem van privacy in relatie tot internet aanwijst. Als internetgebruiker herken ik me in het gevoel dat ik een deel van mezelf (weg)geef om gebruik te maken van het internet, aangezien bijna elke website vraagt of ik mijn gegevens wil achterlaten voor een betere service. Het gevolg hiervan is dat ik talloze reclames voorbij zie komen van een product wat ik één keer heb opgezocht of van producten waar ik geen interesse in heb. Wat betekent mijn privacy nog in deze wereld van nieuwe media? Een wereld, waarin we door internet op de mobiele telefoon altijd bereikbaar kunnen zijn en op onze computers worden gevolgd zonder te weten door wie of wanneer.

Het internet op de mobiele telefoon zorgt ervoor dat alledaagse sociale handelingen en werkomgevingen door elkaar heenlopen. Dit leidt ertoe dat het online leven de offline

huiskamer binnenkomt door bijvoorbeeld location-based real-time dating apps29, zoals

Grindr. In deze online interacties bestaan aan de ene kant de relaties die offline al bestaan30

en aan de andere kant de relaties die online ontstaan zijn via mobiele applicaties. Bij deze digitale ontmoetingen leren gebruikers elkaar kennen aan de hand van een profielfoto en een

privé chat. Vervolgens kan deze kennismaking resulteren in een lokale offline relatie,31 maar

in hoeverre kennen we de ander eigenlijk in deze digitale ontmoetingen? En, op welk moment wordt bepaald wanneer de privacy van een persoon op het internet wordt geschonden? Een belangrijke vraag in deze tijd is daarom wat het concept privacy in het tijdperk van nieuwe media nog inhoudt en in hoeverre het überhaupt nog bestaat? Er zijn verschillende concepten over privacy in relatie tot de nieuwe media. Daarnaast is er echter

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

28 Sager, Mike. “What I’ve Learned: Andy Grove. Esquire magazine. Mei 2000. 29

Location-based real-time dating applicaties faciliteren lokale, directe sociale of seksuele ontmoetingen via mobiele apparaten. Deze zijn anders dan de meer traditionele dating sites, omdat ontmoetingen meestal pas volgen na weken of maanden van online communicatie. (bron: Blackwell, C., Birnholtz, J., Abbott, C. ‘Seeing and being seen: Co-situation and impression formation using Grindr, a location-aware gay dating app’. New media & society. 2015: p. 1118.)

30

Baym, Nancy, Personal Connections in the Digital Age. Cambridge: Polity Press. 2010

31

Ellison, NB, Hannock JT, Toma C. ‘Profile as promise: A framework for conceptualizing veracity in online dating self-presentation.’ New Media & Society. 2012: p. 45-62.

!

(17)

ook de opvatting dat privacy op het internet een illusie is. In dit hoofdstuk zet ik verschillende concepten van online privacy naast elkaar en plaats deze vervolgens in het kader van digitaal theater. Vanuit hier bepaal ik welk concept van online privacy toepasbaar is op de performance Wanna Play?.

2.1 Een achterhaald concept

Om de betekenis van het huidige debat over online privacy te begrijpen is het belangrijk om meer over het ‘moderne concept’ uit 1890 van Samuel Warren en Louis Brandeis te weten. Dit privacy concept is gebaseerd op het idee dat het een recht is voor mensen om vrij te zijn

van bemoeienis met hun leven door de (Amerikaanse) overheid of door massamedia.32

Warren en Brandeis beschreven dit als “het recht om alleen gelaten te worden”. Privacy wordt hierin als een sociale waarde gezien door de opkomst van het individualisme en de opkomst van de printtechnologie die leidde tot het ontstaan van massamedia. Een goed voorbeeld hiervan zijn de nieuwsartikelen die het private en domestieke leven van personen binnendrongen. Deze ontwikkeling leidde ertoe dat het schenden van privacy een grote zorg binnen de maatschappij werd en privacy een sociale waarde. Er ontstond een bepaald bewustzijn, waardoor het concept privacy belangrijker kon worden binnen de maatschappij. Burgers eisten dat ze alleen gelaten zouden worden om de controle over hun privéruimtes te kunnen behouden, omdat er voor hen geen andere manieren bestonden om te strijden tegen instituten als de overheid en (massa)media. In deze context is privacy gebruikt als een

manier om sociale controle te beperken en individuele emancipatie te faciliteren.33 Hierdoor

kregen individuele burgers de gelegenheid zich te ontwikkelen zonder bemoeienis van buitenaf. Woo noemt de rol van het individu binnen dit gevormde kader van privacy echter

onduidelijk, maar licht in zijn artikel niet toe waarom.34 Samengevat gaat het concept privacy

uit de negentiende eeuw over de controle van personen over hun private ruimte en levens ten opzichte van externe krachten, zoals de overheid. Daarbij was het algemene doel van dit

concept om vrij te zijn van deze instituten. Oftewel, “het recht om alleen gelaten te worden”.35

Deze definitie is in 1958 door Richard Rovere gebruikt in zijn essay ‘The Invasion of Privacy’ en in het kader geplaatst van de opkomende technologie. Hierin stelt Rovere dat alle technologische ontwikkelingen, op geluidsinstallaties na, zich lenen voor “invasies van de

privacy en dat het einde hiervan nog niet in zicht is”.36 Daarbij heeft technologie ervoor

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

32 Woo, Jisuk. ‘The right not to be identified: privacy and anonymity in the interactive media environment’. New

media & society. Londen: SAGE Publications. 2006: p. 952.

33 Woo 2006: p.953 34 Woo 2006: p. 952-953 35 Woo 2006: p. 951-953 36 Rovere, Richard 1958: p. 413-421

(18)

gezorgd dat men afhankelijker van elkaar wordt dan in het verleden en daardoor minder in staat om de eigen privacy te beschermen. Rovere concludeert in zijn essay dat het universeel erkend is dat diegene in zijn recht staat, die de ander vertelt om zich met zijn eigen zaken te bemoeien. Hierin moet er een balans worden gezocht tussen onze behoefte aan anderen en de behoefte aan onszelf en zou elke gebruiker dezelfde positie daarin moeten innemen. Volgens Richard Nicholls houdt dit in dat privacy in de tijd van technologie te vloeiend is om absoluut te kunnen zijn en dat iedereen moet deelnemen in het definiëren

van het concept en daarbij zelf de grenzen moet stellen.37 Dat wil zeggen: om tot een nieuwe

definitie over privacy te komen is een belangrijk onderdeel ervan dat samen een balans wordt gevonden in het ervaren van privacy in relatie tot technologische ontwikkelingen.

De huidige discussie over online privacy is volgens Woo echter nog steeds gebaseerd

op Warrens en Brandeis’ 19e eeuwse concept van privacy. Dit is problematisch, omdat de

dynamiek rondom persoonlijke informatie en privacy bescherming is veranderd. Een belangrijke verandering in deze privacy dynamiek is het feit dat de “binnendringende diensten breder zijn geworden, maar minder makkelijk te identificeren zijn”. Vooral vanwege het feit dat computers steeds interactiever worden, moet er een verschuiving plaatsvinden binnen het moderne privacy concept. Daarin zou het recht om alleen gelaten te worden moeten veranderen in een nieuwe definitie van het concept in de context van nieuwe media. Hiervoor zijn echter discussies nodig over de “interactieve natuur van het internet”, maar daar is, zoals Woo concludeert, nu juist een gebrek aan. Toch is deze zorg over privacy noodzakelijk, omdat er zo met elkaar kan worden besproken wat de ontwikkelingen van de

nieuwe media en van de interactiviteit op het internet betekenen voor de gebruiker.38

Kortom, het huidige privacy debat is gebaseerd op een concept uit 1890, ‘waarin iemand zichzelf passief wil beschermen tegen een externe kracht. Volgens Woo past dit concept niet meer in de huidige netwerksamenleving en lijkt het nu niet meer de tijd om de focus te leggen op privacy gezien van buitenaf. Het is daarentegen tijd om individuele gebruikers te emanciperen, zodat ze actief zoeken naar de grenzen van nieuwe media en het gebruik van private informatie door data-handelaren. Daarbij gaat het om het onderzoeken “wat zou functioneren als een kritisch instrument om de machtsrelaties te verzachten in de interactieve omgeving en een basis zou leggen voor het conceptualiseren

van netwerk privacy”.39 Op deze manier wordt er een bewustzijn over de eigen privacy door

de gebruiker gecreëerd, zodat er door de gebruikers zelf een debat kan worden gevoerd over

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

37

Nicholls, Richard. ‘Findings: Privacy Revealed’ The American Scholar. Maart 2007. Online. Sept. 2015.

38

Woo 2006: p. 951-954

(19)

een nieuw concept ten opzichte van online privacy dat niet wordt opgelegd door bijvoorbeeld

de overheid.40

2.2 Emancipatie van binnenuit

Volgens Michal Kosinski brengt deze emancipatie en kennis echter wel een risico met zich mee, omdat een groeiend bewustzijn van digitale blootstelling kan leiden tot een negatieve ervaring omtrent digitale technologieën. Een gevolg hiervan kan zijn dat het vertrouwen in online diensten vermindert of zelfs ervoor zorgt dat gebruikers digitale technologieën helemaal niet meer willen gebruiken. Om dit te voorkomen stelt Kosinski dat het belangrijk is om gebruikers transparantie en controle te geven over hun informatie. Dit zal dan uiteindelijk leiden tot een individuele en gecontroleerde balans tussen beloften en gevaren van het digitale tijdperk. Met andere woorden, door de gebruiksvoorwaarden van het internet en de privacy van de gebruiker zo te vormen dat het voor iedereen begrijpelijk en veilig is, wordt

het internet een prettige (en eerlijkere) omgeving voor de gebruiker.41

Een ander voorstel komt van Arno Lodder in zijn artikel ‘Cross-border Use of WhatsApp, Pandora and Grindr’. In dit artikel onderzoekt hij de regels van privacy in relatie tot de smartphone. Volgens Lodder is privacy sinds het begin van het internet verminderd en komt dit mede door acties van gebruikers zelf. Daarin noemt hij ook dat er in de vroege dagen van het internet al wordt beweerd dat privacy een illusie is, maar tegelijkertijd wordt het in de huidige netwerksamenleving nog steeds als een fundamenteel recht gezien. Daarmee toont Lodder de paradox van het internetdebat aan: enerzijds wordt beweerd dat het een illusie is, anderzijds een fundamenteel recht voor iedere internetgebruiker. Volgens de auteur is het probleem, dat privacy rechten niet kunnen worden opgeheven via een contractuele overeenkomst, omdat er veel data op smart apparaten zijn die van grote invloed kunnen zijn op de privacy van de gebruikers. Daarbij zijn de gebruikers, die recht hebben op privacy, zich er niet van bewust wat de applicaties op de smartphone doen met de informatie op hun telefoon. Daarom stelt hij voor dat er globale normen nodig zijn om smart users te

beschermen en faciliteren met al hun persoonlijke en waardevolle informatie.42 Een

belangrijke reden hiervoor is dat gebruikers zowel op lokaal niveau verbonden zijn met hun mobiele apparaten, als op globaal niveau. Met andere woorden, Lodder benadrukt het belang van globale normen en waarden in relatie tot nieuwe media, omdat de ruimte van

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

40 Woo 2006: p. 960

41 Kosinski, M, Stillwell, D, Graepel, T. ‘Private traits and attributes are predictable from digital records of human

behavior’. PNAS. 9 april 2013: p. 5805.

42

Lodder, Arno. ‘Cross-border Use of WhatsApp, Pandora, and Grindr: on global norsms and how to enforce these when “there” can be everywhere’ April 2014.

(20)

online privacy niet te beperken is tot een lokaal fenomeen door de mobiliteit van de gebruikers.

De eerder genoemde opvatting, dat privacy een illusie is, wordt door Peter Olsthoorn genoemd in zijn artikel ‘Privacy bestaat niet – doe er je voordeel mee’ uit 2014. Hierin geeft hij als voorbeeld dat het onzin is dat de afluisterpraktijken van de NSA privacy schending zijn genoemd en noemt dit ‘pavlovreacties’. Een ander voorbeeld is dat wanneer iemand via internet een date zoekt, er zeer persoonlijke details uitgewisseld worden die niet alleen door de toekomstige partner worden gelezen, maar ook door “de uitbaters van de koppelsite – en

wellicht nog de nodige fraudeurs”.43 In theorie stelt Olsthoorn dat men vindt dat privacy tot

een principieel recht behoort, maar hij gelooft dat in de praktijk privacy onderworpen is aan

het ‘profijtbeginsel’, waaruit iedereen zijn voordeel haalt.44 Dat wil zeggen dat de gebruiker

van nieuwe media als het ware zijn privacy verkoopt en hiervoor in ruil aanbiedingen krijgt via data-handelaren.

Een andere visie komt van filosoof en schrijver Hans Schnitzler, die gelooft dat privacy geen illusie is. In zijn boek Het Digitale Proletariaat uit 2015 en zijn privacy-rede uit hetzelfde jaar beweert hij dat de digitale cultuur de samenleving overneemt. Als gevolg van de

digitalisering wordt de mens en zijn bewustzijn gereduceerd tot ‘digitale slaaf’.45 Vervolgens

vraagt hij of we daadwerkelijk aan het veranderen zijn en stelt de vraag wanneer de gebruikers hiertegen in opstand komen. Schnitzler vraagt in zijn rede aandacht voor de wijze waarop digitale informatie wordt toegeëigend door grote bedrijven. Daarbij haalt hij aan dat technologie niet als neutraal mag worden beschouwd, een opvatting die nog steeds gangbaar is in Sillicon Valley, en het van belang is dit uitgangspunt kritisch te bevragen. Als dit niet gebeurt, voorspelt Schnitzler dat we in “een über-transparant, van privacy gezuiverd

Silicon Reich” terechtkomen.46 Volgens hem zal deze wereld dan ook bestaan uit een

technocratisch bestuur dat zich baseert op data en algoritmen en op deze manier de wereldordening handhaaft met aan het hoofd “een kleine elite van hoogbegaafde programmeurs en super ondernemers”. Daarnaast noemt de filosoof goede wetgeving en meer inzet van burgers, die zich in techniek verdiepen om het veiliger en leuker te maken om technologieën te gebruiken, als mogelijke oplossing. Met andere woorden, als de gebruiker van het internet niet bewuster wordt van zijn online privacy positie en hier niet tegen in

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

43 Olsthoorn, Peter. ‘Privacy bestaat niet. Doe er uw voordeel mee. HP-De Tijd. 18 feb. 2014.

< http://www.hpdetijd.nl/2014-02-18/privacy-bestaat-niet-doe-er-uw-voordeel-mee/>

44

Olsthoorn 2014

!

45

Schnitzler, Hans. Het Digitale Proletariaat. Amsterdam: De Bezige Bij. Mei 2015.

(21)

opstand komt, dreigt alle macht terecht te komen bij de personen die het internet vormgeven

met als resultaat een samenleving zonder enige vorm van privacy.47

Een vergelijkbaar concept komt van Woo. Hij stelt een nieuw concept van privacy op het internet voor om “de gebruikers-georiënteerde benadering als een instrument te

onderzoeken om over de macht te onderhandelen tussen gebruikers en externe instituten”.48

Volgens hem zou het “recht om niet geïdentificeerd te worden” het belangrijkste onderdeel zijn van dit concept. Hierdoor kunnen individuen namelijk niet meer schaamteloos geïdentificeerd worden en op deze manier zichzelf beschermen tegen mogelijke risico’s en dreigingen van diensten van toezicht die niet makkelijk te identificeren zijn. Dit betekent dat een passieve vrijheid van bemoeienis van het externe instituut verschuift naar een gelimiteerde toegang toestaan zonder dat gebruikers, als ze dat wensen, geïdentificeerd

kunnen worden.49 Volgens Woo is het alleen nog problematisch dat anonimiteit binnen een

netwerk in praktisch opzicht nog niet algemeen erkend is en de huidige netwerken daarom een serieus risico kunnen opleveren voor de individuele privacy. Toch is anonimiteit binnen het netwerk van essentieel belang voor Woo’s concept van online privacy om “de autonomie

van netwerkactiviteiten te behouden” voor de gebruikers. 50

Woo concludeert dat iedereen het recht verdient om actief de eigen anonimiteit te zoeken binnen de nieuwe media in plaats van het recht om alleen gelaten te worden toe te passen. Anonimiteit zou dus centraal moeten staan in het privacy concept binnen de netwerkmaatschappij. Daarbij is de vraag “of we klaar en bereid zijn om een recht tot liegen toe te staan in het belang van het recht op privacy”. Het is vervolgens essentieel om te bepalen of we klaar zijn om “ons fundamentele morele concept te veranderen om het recht om anoniem te blijven te doen slagen”. Dit kan echter pas plaatsvinden na het beantwoorden van vragen over privacy en zelfautonomie wat “belangrijke financiële, sociale en humane gevolgen heeft voor de toekomst”. Met andere woorden, er moeten discussies worden gevoerd over kwesties als anonimiteit en over interactiviteit binnen nieuwe media door

gebruikers onderling.51

Concluderend kan er worden gesteld dat de verschillende opvattingen aantonen dat privacy op het internet geen duidelijke grenzen heeft en de normen en waarden niet helder zijn, terwijl het tegelijkertijd als een fundamenteel recht wordt gezien. Uit de verschillende concepten van Rovere, Woo en Schnitzler komt naar voren dat het van groot belang is dat

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

47 Schnitzler, Hans. ‘Het Digitale Proletariaat’. Privacyrede 2015, Studium Generale, Utrecht, Universiteit Utrecht,

29 sept. 2015. 48 Woo 2006: p. 961. 49 Woo 2006: p. 962. 50 Woo 2006: p. 964. 51 Woo 2006: p. 966.

(22)

hierover een discussie met alle gebruikers wordt gevoerd, zodat er samen een concept van privacy in onze netwerksamenleving wordt gevormd. Ik ga uit van de opvatting dat online privacy nog niet is gedefinieerd binnen onze maatschappij en dat de emancipatie van gebruikers van binnenuit dient te komen in plaats van buitenaf. Voor mijn onderzoek is een belangrijke vraag hoe deze grenzen samen kunnen worden gevonden binnen de interactieve

real time datingapplicatie Grindr. In de volgende alinea ga ik hier verder op in door een

onderzoek aan te halen dat gaat over co-situatie binnen de datingapplicatie Grindr, waarin ervaringen van gebruikers worden gebruikt om de grens van het publieke en private individu beter te begrijpen.

2.3 Co-situatie door geografische grenzen

Een goed voorbeeld van een real-time dating-app is Grindr, een applicatie voor het vinden van homoseksuele mannen op basis van de dichtstbijzijnde geografische locatie. Iedereen met een smartphone kan Grindr echter downloaden, waardoor eenvoudig te zien is wie zich als homoseksuele man presenteert op het internet in iemands nabije omgeving. Is dit dan een schending van privacy, omdat alle gebruikers te vinden zijn? Of accepteert de gebruiker dat zijn profiel door iedereen bekeken kan worden, ook al weet hij (of zij) niet wie er daadwerkelijk achter schuil gaat? Volgens het moderne concept van privacy wordt van elke gebruiker met een Grindr profiel de privacy geschonden, omdat diegene geobserveerd en gestoord kan worden en daarmee niet voldoet aan het recht om alleen te worden gelaten. Als gebruiker ben je een onderdeel van de publieke aandacht, omdat het profiel niet wordt afgeschermd. Tegelijkertijd is het wel een persoonlijke keuze om een profiel aan te maken en daarom ga ik nu verder in op wat voor gevolgen deze situatie heeft voor gebruikers.

Het bewustzijn van de locatie van de gebruikers roept nieuwe vragen op over de

homogemeenschap en (geografische) grenzen.52 Het wordt door Blackwell co-situatie

genoemd en houdt in dat de datingapplicatie Grindr de geografisch dichtstbijzijnde gebruikers co-situeert op een manier dat sociaal gedefinieerde plaatsen en buurten worden

overstegen en vermengd.53 Dit blijkt uit een onderzoek onder Grindr gebruikers. Zo maakt

een geïnterviewde gebruiker zich zorgen over het gezien worden of zichtbaar zijn voor mensen in zijn nabijheid. Daarnaast waren er ook gebruikers die behoefte voelen om hun professionele en privé levens gescheiden te houden op de datingapplicatie. Daarbij gaat het om de geografische grenzen, waarbij gebruikers een verlangen hebben om enerzijds gezien

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

52 Blackwell, C., Birnholtz, J., Abbott, C. ‘Seeing and being seen: Co-situation and impression formation using

Grindr, a location-aware gay dating app’. New media & society. 2015: p. 1117-1136.

53

Bumgarner, Brett. ‘Mobilizing the gay bar: Grind rand the layering of spatial context. Essay gepresenteerd op de Conference of the International Communication Association, Londen, 17-21 juni.

(23)

te worden door anderen, maar anderzijds een bepaald niveau van privacy willen behouden.54 Kortom, er bestaat een bepaald verlangen bij gebruikers om hun identiteit te verbergen voor andere bekenden in de fysieke omgeving, waarbij hun gedrag liever niet zichtbaar wordt gemaakt.

Een verklaring hiervoor is het gemak waarmee een online identiteit eenvoudig aan een bekend persoon kan worden gekoppeld. Woo noemt dit fenomeen ‘identifiability’, waarbij het er dus niet om gaat hoe iemand zijn eigen identiteit in een online ruimte presenteert, maar

om het koppelen van een online identiteit aan een fysiek bekende. 55 Dit heeft tot gevolg dat

er een spanning ontstaat tussen de publieke en private zelfpresentatie van een gebruiker. De reden hiervoor is dat de op nabijheid gebaseerde co-situatie in combinatie met het karakter van publiek en privé gedrag op Grindr samenkomt. Vervolgens resulteert dit in een complexe gelaagdheid van virtuele en fysieke ruimte en een samenvoeging van deze grenzen. Hierdoor kan er een bewustzijn van Grindrs openbare geografische grenzen ontstaan en kan dit resulteren in een spanning tussen publieke en private interacties.

2.4 Privacy binnen digitaal theater?

De spanning tussen deze publieke en private interacties wordt door Teresa Eyring in haar artikel ‘Outside/inside’ vergeleken met eenzelfde soort spanning die een theaterbezoeker ervaart tijdens een voorstelling. Dat wil zeggen: door onderdeel te zijn van een theaterpubliek wordt er samen gelachen en gehuild en worden bezoekers bewogen door de momentane wederzijdse empathie. Tegelijkertijd is naar het theater gaan heel privé: “Als één van velen zittend in het donker is dat een unieke ervaring die uiteindelijk helemaal alleen aan de bezoeker behoort.” Eyring noemt dit fenomeen ‘publieke privacy’, waarbij het publiek wordt geëmancipeerd om dingen over zichzelf, die anders misschien niet waren ontdekt, te achterhalen. Vervolgens vergelijkt ze dit fenomeen met de snelle ontwikkeling die gaande is op het gebied van internet. Op deze manier groeit er een spanning tussen het publieke en private zelf van een individu binnen de nieuwe media. Daarbij laten de ontwikkelingen in de online wereld snelle veranderingen zien met betrekking tot hoe we informatie delen en de grenzen die daarbij worden getrokken tussen het private en publieke zelf. Volgens Eyring kan het theater uitkomst bieden voor deze opkomende spanning, aangezien het theater in staat is om ons innerlijk leven te veranderen en wordt dit alleen maar belangrijker door de

snelle technologische veranderingen van buitenaf.56

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

54 Blackwell, Birnholtz, Abbott 2015: p. 1129-1131 55

Woo 2006: p. 961

56

Eyring, Teresa. ‘Outside/inside.’ American Theatre Mar. 2012: Literature Resource Center. Web. 24 Sept. 2015.

(24)

Volgens Christopher Baugh is er altijd een belangrijke relatie geweest tussen “wetenschappelijke ontdekkingen, technologische ontwikkelingen en hun presentatie en gebruik binnen het theater”. Baugh stelt dat technologieën binnen het theater betekenissen met zich mee dragen en tegelijkertijd op zichzelf staan en dus niet alleen “bedienden zijn van de mechanische behoeftes van een scenische representatie”. Daarmee zijn ze een expressie van een relatie met de wereld en een reflectie op complexe menselijke normen en waarden. Dat wil zeggen dat technologie binnen het theater de maatschappij laat zien, waarbij

technologie verschillende betekenissen en rollen invult.57 Zo is een gevolg van virtueel

theater dat de presentatie en de performance van het zelf er voor zorgt dat er betekenisvolle

alternatieven gecreëerd worden voor bestaande narratieve vertelwijzen,

representatievormen, dramaturgieën, en fysieke ruimtes van de performance. Hieruit concludeert Baugh dat binnen deze nieuwe vormen van performances de virtuele acteur kan

bestaan en nieuwe ruimtes binnen het theater kunnen worden gecreëerd.58

Ook volgens Dixon en Smith leidt de opkomst van het digitaal theater tot nieuwe vormen van interactieve performance. Daarbij wordt digitaal theater in zijn boek Digital

Performance zo breed mogelijk benaderd, zodat alle performances en theatervoorstellingen

met computer technologieën als sleutelrol, in plaats van een ondergeschikte rol, hieronder vallen. Onder digitaal theater verstaan Dixon en Smith dus niet de internetcommunicatie die in het algemeen ook wel getheoretiseerd wordt als een vorm van virtuele performance van het zelf. In dit kader wordt ‘digitale performance’ door velen als alomtegenwoordig beschouwd door diverse communicatieve en presentatie aspecten binnen de nieuwe media in het alledaagse leven. Voor Dixon en Smith gaat het er juist om dat digitaal theater een samensmelting van performance en nieuwe media is en meedoet aan “nieuwe stilistische en esthetische manieren die leiden tot unieke en ongekende performance ervaringen, genres en

ontologieën”.59 Met andere woorden, het digitaal theater wordt niet gezocht binnen het

gebruik van de bestaande nieuwe media, maar juist in de vraag hoe het theater daarmee

omgaat met deze media en ze samenbrengt met theater. 60

2.5 Ontmoeting tussen mens en machine

Hoe het theater omgaat met recente technologische ontwikkelingen onderzoekt Matthew Causey in zijn boek Theatre and Performance in Digital Culture uit 2006, waarin theater

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

57 Baugh, Christopher. Theater, performance and technology: the development of scenography in the twentieth

century. Basingstoke: Palgrave Macmillian. 2005: p.2

58 Baugh 2005: p.219 59

Dixon, Steve & Smith, Barry. Digital Performance: a history of new media in theater, dance, performance art and installation. Cambridge: MIT Press. 2007: p.3

(25)

wordt gepositioneerd in de huidige ‘technocultuur’. Een belangrijke vraag binnen de contemporaine ontwikkelingen is hoe theater een substantieel antwoord kan geven op de netwerksamenleving. Daarbij is het een reflectie op hoe theater en performance worden uitgedaagd en uitgebreid binnen de nieuwe culturele, technologische fenomenen. Een samenleving, waarin theater een geschikte plaats is om het systeem van de huidige ‘technocultuur’ te onderzoeken en de discussie over de technologische ontwikkelingen door gebruikers te laten plaatsvinden. Causey concludeert dat het belangrijk is dat er ruimte wordt vrijgemaakt binnen het systeem, zodat theater in relatie tot ideeën over waarheid en vrijheid binnen de netwerksamenleving opnieuw gedefinieerd kan worden.

Ook Rainer Hofman beschrijft het theater als een belangrijke plaats om de ontmoetingen tussen mens en machine met elkaar te discussiëren. Het is volgens hem een urgent onderwerp, waarbij de focus ligt op wat de effecten zijn van een ontmoeting met het ‘Web 2.0’ voor de gebruiker. Daarbij verandert het internet ons leven, waardoor de discussie over de grenzen van wat openbaar mag worden gemaakt moet worden gevoerd. Volgens Hofman is het theater hiervoor geschikt, aangezien het theater niet alleen op onze maatschappij en onze tijd reflecteert, maar ook een expressie is van dat wat, tot op zekere hoogte, gewoon ‘gebeurt’. Met andere woorden, theater kan het publiek leren omgaan met de invloed van de digitale wereld op het individuele zelf. Een goed voorbeeld daarvan is Verhoevens Wanna Play?. Daarbij noemt hij Verhoeven het meest uitdagende theater ten opzichte van de nieuwe media in de programmering van het SPRING Festival 2015. Een reden hiervoor is dat Verhoeven vragen stelt over onze manieren om menselijk contact te maken online en op deze manier onze omgang met online privacy en de veiligheid van data ter discussie stelt. Ook creëert de Nederlandse kunstenaar een “extreem sterk visueel

statement en commentaar op onze relatie met technologie”.61 Kortom, Hofman beschouwt

het theater als een geschikt medium om de relatie van het theaterpubliek met de invloed van

technologie op het alledaagse leven te onderzoeken en bevragen.62

Daarbij is een belangrijke vraag hoe er moet worden omgegaan met anderen en met de interactiviteit van digitale kunsten. Dixon en Smith stellen dat in principe alle kunst tussen een toeschouwer en een kunstwerk interactief is, maar dat er een verschil is met interactiviteit binnen digitaal theater. Zo is ten eerste de toeschouwer van een fysieke, offline theatervoorstelling niet in dezelfde staat van een ‘gedistantieerd aanschouwen’ als diegene die zich achter een scherm bevindt. Ten tweede noemt hij dat de meeste theaterbezoekers het zouden verafschuwen om deel te moeten nemen aan een voorstelling en op het toneel

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

61

Hofman, Rainer. ‘EAT IT! Spring on theatre, web and globalization. Mei 2015. Online. Juni 2015. <https://www.springutrecht.nl/artikel/eat-it-spring-theatre-web-and-globalization>

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Bij slachtoffers en hun naasten kan wat betreft de ruimtelijke privacy worden gedacht aan onder meer het, als gewenst, vermijden van confrontaties met de verdachte, pers en

Dit is een bijzondere uitkomst voor een procedure waarin partijen tegengestelde belangen kunnen hebben, zoals echtscheiding, en het is een aanwijzing dat de benadering die door

Ouders verwoorden verschillende essentiële aspecten in de grondhouding die zij verwachten van professionele hulpverleners: de vragen en wensen van ouders ernstig

De centrale vraagstelling van dit onderzoek was: ‘Welke ondersteuningsbehoeften hebben ouders van een kind met een handicap op vlak van opvoeding en op welke wijze kan daar zowel

Ook de rol van sociale problemen in de relatie tussen emotionele competentie en de ontwikkeling van psychische problemen (hoofdstuk 4) en de invloed van sociale vaardigheden op de

Door meer betrokken te zijn in het leerproces van hun kinderen verbeteren ouders hun eigen basisvaardigheden en ontwikkelen ze het vertrouwen en de kennis die ze nodig hebben